ik spuw de letters
op een te wit
blad
spijker ze op een kruis
krampachtig hunkerend
naar samenhang
onmogelijk
om de heersende chaos
in mijn getormenteerde
rommelige kop
die de onopgeloste vragen
niet meer kan schikken
te ordenen
de ouderdomsvlekken
op de rug van mijn hand
waarvan de gekromde vingers
de moker krampachtig
omklemd houden
worden opengereten
terwijl doffe gensters
uit mijn granieten
vermoeide
hersens
geslagen worden
daar
waar dromen elkaar
omarmen
zoek ik moedeloos
naar een verlossend woord
dat een gespeld gebaar
verklaart