Anna's rozen

Fuaran
15 mei 2015 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

"Weet je zeker dat het hier is?"
"Nog een beetje verder, we zijn er bijna." Mijn dochter zucht theatraal. Even verwachtte ik dat ze zou protesteren, maar tot mijn opluchting gaat ze zwijgend verder. Met haar ene arm houdt ze mijn krukken vast, met haar andere ondersteunt ze mij. Ik bengel als een slappe lappenpop naast haar. Hoewel zij mijn uitgemergelde lichaam goed ondersteunt, doet elke beweging pijn. Onwillekeurig vraag ik me af wat het gemakkelijkste zou breken: een arm, een rib of een heup? Of misschien scheuren spieren gemakkelijker dan botten breken? De vraag verdwijnt al snel naar mijn achterhoofd, wanneer ik de oude eik herken.

"Hier linksaf," geef ik aan.
"Hoe kan dat nu? Mam, daar is helemaal geen pad! Nee, we gaan onmiddellijk terug. Dit is gekkenwerk! Ik kan niet geloven dat je me hiertoe hebt aangezet! Waar zijn we in godsnaam beland!" Ze snuift luid door haar neusgaten. Ik ken mijn dochter goed genoeg om haar monoloog niet te onderbreken en haar te laten uitrazen.
"Kom, kom, lieverd. We zijn er bijna. Hier linksaf." Ik spreek rustig en zelfzeker. Mijn dochter kijkt me onthutst aan, maar komt wel weer in beweging. Met mijn krukken duwt ze takken van een heldergroene struik aan de kant. Samen staren we de dichte begroeiing in. Na nog een laatste klaaglijke zucht, stapt ze zijwaarts het struikgewas in, mij naast haar meeslepend. We bewegen ons traag door de groene wildernis. Ik ben zo in gedachten verzonken, dat ik enkele keren bijna struikel over wortels van de bomen die her en der staan. Gelukkig houdt mijn dochter me stevig vast.


Met een abrupte beweging die mijn lichaam doet schokken, komen we tot stilstand wanneer we eindelijk de houten constructie van de hut zien. Mijn ogen vullen zich met tranen bij de aanblik van het gammele hutje. Ik word overspoeld met herinneringen. Mijn hart gaat sneller slaan. Het lijkt alsof elke hartslag zijn naam schreeuwt. Leon, Leon, Leon.

Ik heb er nooit over getwijfeld dat de hut er nog zou zijn, maar al snel besef ik dat de belangrijkste plaats uit mijn leven, de tand des tijds maar net overleefd heeft. Nu ik ons stulpje van dichtbij bekijk, verwondert het me een beetje dat het nog steeds overeind staat. Het oogt alsof het zou kunnen bezwijken onder de kleinste windvlaag. Maar hetzelfde zou van mij gezegd kunnen worden, en ik ben er ook nog.


"Laat me nu maar even los," gebied ik mijn dochter. Ze laat mijn broze lichaam voorzichtig los en ondersteunt me tot ze zeker weet dat ik stevig op mijn benen sta, waarna ze me de krukken overhandigt. Onhandig maar vastberaden beweeg ik me naar de deur. Met een kruk duw ik ertegen, waarna deze al piepend opengaat. Samen met mijn hartslag versnelt mijn ademhaling. Even vraag ik me af of mijn lichaam het dan eindelijk zou begeven, hier aan de deurpost van onze hut. Zo dichtbij, maar net niet. Het zou me niet verwonderen, besef ik. Hier terugkeren na al die jaren, had altijd iets onrealistisch geweest. Een onmogelijke droom, waaruit ik elk  moment zou kunnen ontwaken.


Ik  wacht geduldig tot mijn ademhaling tot rust gekomen is en stap dan binnen. Als aan de grond genageld sta ik in het hutje. Ik sluit mijn ogen en snuif. Alles hier ademt zijn geur uit. Mijn adem stokt en mijn ogen openen zich wanneer mijn dochter achter mij mijn heiligdom betreedt. Ze stapt achteloos ons stulpje binnen:  haar voetstappen maken te veel lawaai, ze schraapt nerveus haar keel en neemt alles nieuwsgierig in haar op, alsof dit niet het grootste geheim is dat ik heb.  Een geheim dat ik al die jaren gekoesterd heb, maar haar ook toebehoort, besef ik.

"Lieverd, geef me mijn tasje eens aan?"
Zonder tegenpruttelen laat ze mijn tasje van haar rug glijden en overhandigt het me. Wanneer ik stabiel genoeg sta, geef ik haar de krukken in ruil. Ik open het tasje en haal de kaars en de aansteker tevoorschijn. Ik voel de nieuwsgierige blik van mijn dochter op mijn huid branden.  Hoewel het niet donker is in de hut, ontsteek ik de kaars en plaats hem in de kandelaar op het tafeltje dat voor me staat.


"Dit was ons plekje. Ons geheim." Ik fluister de woorden voor mij uit, meer voor mezelf dan voor mijn dochter, hoewel ik me er bewust van ben dat zij elk woord nauwlettend opneemt.
"Dit is het dorp waarin ik mijn jeugd heb doorgebracht. Hier heb ik de liefde van mijn leven ontmoet.", vertrouw ik haar toe.
"Ja, in het witte kerkje waar we daarnet langsreden, trouwde je met vader. Dat weet ik toch? Je vertelde me dat verhaal al honderd keer en..." Haar ogen ontmoeten de mijne. Iets in mijn blik brengt haar tot zwijgen en doet haar naar adem snakken.

"O." Mijn dochters lippen hebben dezelfde vorm als het geluid dat ze produceren. Ze heeft het eindelijk begrepen, besef ik.

"Nee, lieverd. Dit verhaal heb ik je nog niet verteld." Ik heb het nooit iemand verteld, voeg ik er in gedachten aan toe. Ik werp haar een knipoog toe en voel hoe mijn wangen kleuren. Ik neem plaats op één van de oude stoeltjes aan het tafeltje. Het harde met de hand vervaardigde meubelstuk voelt vertrouwd aan. Mijn dochter neemt plaats op de andere stoel.

"Zijn naam was Leon. Leon Biest. Ik was zestien toen ik hem ontmoette, hij was een jaar of twee ouder dan ik. We waren dolverliefd. Mijn liefde voor hem was zoals ademhalen: heel natuurlijk, en bovendien levensnoodzakelijk. We waren zo gelukkig, zo jong, zo wild. Maar natuurlijk keurden mijn ouders het niet goed. Vader was razend. Moeder wilde het er niet eens over hebben. Een Biest, daar wilde ze écht niets mee te maken hebben. Ah, ik begrijp het wel, hij was ook zo'n boef." Ik grinnik. Mijn dochter kijkt me verbijsterd aan, alsof ze niet kan geloven dat haar timide moeder een grinnik kan produceren.
"Een boef?"

"Geen echte crimineel natuurlijk, hoogstens wat kattenkwaad. Hij had toen zo'n jobje als boodschappenjongen, waarbij hij met de fiets urenlang van her naar der moest om bestellingen op te nemen of materialen te leveren. Toen hij op zijn eerste werkdag platte band had en een fiets had gestolen om zijn route verder te zeggen, had hij natuurlijk meteen naam gemaakt. De hele dag door het dorp fietsen op een gestolen fiets, dat ging niet onopgemerkt voorbij! Dat het de fiets was van de priester, was natuurlijk brute pech. En al die keren dat we aangesproken werden door mensen die we niet eens kenden! We konden nergens ongestoord samen heen! Hij had de onhebbelijke gewoonte om tuinen te betreden en kledij van wasdraden te stelen. Die droeg hij dan ongegeneerd in het openbaar! Ik kan je wel vertellen dat hem dat niet in dank werd afgenomen. Ik zat er steeds weer mee verveeld dat we werden aangesproken omdat hij de een of de andere mans broek of jasje droeg, maar hij niet. Voor hem was alles een soort grap. Hij was volkomen zorgeloos." De herinneringen aan zijn kwajongensstreken en zijn roekeloosheid, brengen vreugde in mijn hart. Het is lang geleden dat ik me zo licht en vrolijk gevoel had. Het voelt weer net als toen, zelfs na al die jaren.

"En daarom bouwden jullie dit hutje? Omdat jullie niet meer in het openbaar konden samenkomen?"
"Nee, 'tuurlijk niet. Dat was pas toen ik je vader huwde."
"Wist vader...?"
"Nee, hij heeft het nooit geweten. Bernard was zo'n lieve, oprechte man. Het was niet eens bij hem opgekomen dat ik niet zo was. Ik voelde zoveel genegenheid voor hem, dat het voor hem ook niet moeilijk was om te geloven dat ik hem liefhad. En natuurlijk was dat ook zo: ik hield van Bernard. Zelfs nu hij al bijna elf jaar dood is, hou ik nog steeds van hem. Maar niet zoals ik van Leon hield. Niet zoals ik nog steeds van Leon houd."

Ik kijk naar mijn enige dochter, mijn oudste kind. Ik heb haar gedragen, gebaard en haar leven lang gekoesterd. Ik heb altijd meer van haar gehouden dan van de jongens, al mag een moeder zulke dingen eigenlijk niet denken. Haar hele leven heb ik haar dichtbij me gehouden. Als kind was dat gemakkelijk, maar ook toen zij Tobias huwde en zelf kinderen kreeg, bleef ik erg bij haar leven betrokken. Ik denk soms dat ik haar beter ken dan zij zichzelf kent. Hoewel we als dag en nacht van elkaar verschillen, voel ik een sterke verbondenheid. Haar driftbuien, het onblusbare vuur dat in haar huist, haar hart dat op het puntje van haar tong ligt, haar impulsiviteit. Eigenschappen die ik zelf niet heb, maar door en door bij haar ken en koester. Maar op geen enkel moment had ik dit meegemaakt: ze staarde me aan, sprakeloos. Totaal verbijsterd. Mijn mondige meisje.


"Toen mijn ouders me dwongen om me te verloven met Bernard, beloofde Leon me dat hij een hut in het bos zou bouwen om samen heen te vluchten. Een toevluchtsoord waar we nooit ontdekt konden worden. Natuurlijk wist ik ook wel dat we niet de rest van ons leven onontdekt in een hutje konden wonen, maar ik was jong en ongelooflijk verliefd op hem. Ik zou hem overal heen gevolgd hebben. Ik zou de verloving afgeblazen hebben of niet opgedaagd zijn op mijn eigen huwelijk. Alles zou ik gedaan hebben, om samen met hem te zijn."


"Maar waarom ben je dan met vader getrouwd? Wat gebeurde er?" Ze zit op het randje van haar stoel. Haar ogen, wijd opengesperd uit nieuwsgierigheid, kijken me doordringend aan.
"Mijn moeder werd ziek. Dat veranderde alles. Hoewel ze niet had ingestemd met mijn relatie met Leon, was zij me zeer dierbaar. Ik hield zo van haar. Toen ze me op haar sterfbed vroeg om Bernard te huwen, kon ik niet weigeren. Dus huwde ik Bernard. En dat was dat. Dat dacht ik toen toch." Ik adem enkele keren diep in en uit, maar wanneer ik zie dat mijn dochter me brandend van ongeduld aanstaart, ga ik snel verder.


"Leon bouwde de hut die hij me beloofd had. En weet je, mij lieve dochter, ik ben altijd heel gelovig geweest, net als mijn ouders. Ook als kind hield ik me trouw aan de Christelijke waarden. Ik leefde volgens mijn geloof. Tot ik iets ontdekte dat krachtiger was. Mijn liefde voor Leon was zo onloochenbaar, dat ze mijn Christelijke waarden oversteeg. Het hutje was exact één dag voor mijn huwelijk klaar. En het was hier dat ik mijn echte huwelijksnacht doorbracht, waarna ik in de vroege ochtend het ouderlijke huis binnensloop om als een brave verloofde op mijn toekomstige echtgenoot te wachten. Bernard pikte me op, we trouwden in het witte kerkje dat ik je daarnet aangewezen had en daar zou het bij blijven. Dat had ik mezelf voorgehouden, in overeenstemming met de belofte die ik mijn moeder had gemaakt. Maar natuurlijk bleef het daar niet bij. Ik merkte al snel dat ik zonder mijn grote liefde maar een half leven leidde. En er kwamen meer momenten in de hut. Ik keerde terug, hij keerde terug. We zagen elkaar hier, kusten elkaar, hadden elkaar lief. Of we misten elkaar. Wanneer één van ons hier was zonder de ander, ontstaken we een kaars. Als je dan bij binnenkomst in de hut de brandende kaars aantrof, wist je dat de ander hier niet lang geleden geweest was. Dat hij voor jou gekomen was en je gemist had. Dat hij aan jou gedacht had. En dan werd je helemaal warm vanbinnen. Leon liet naast de kaarsen ook steeds rozen voor me achter. Hoewel ik toen niet om bloemen gaf, net omdat ze zo snel verwelkten, deed het me veel plezier dat hij die dingen speciaal voor me uit anderen hun tuin plukte. Dat hij die risico's voor mij nam, voelde heel bijzonder."


Ik kijk mijn dochter trots, maar ook wat beschaamd om mijn ontrouw aan. Ik weet dat ze ondanks haar impulsieve karakter, haar man nooit zou bedriegen. Dat ik, de rustige, timide vrouw, dat toentertijd herhaaldelijk heb gedaan en dat openlijk toegeef, lijkt haar niet van haar stuk te brengen.

Haar levendige ogen kijken me nieuwsgierig aan. Ik zie hoe ze zich probeert voor te stellen hoe het toen was. De passie, de liefde die sterker was dan alle waarden waar ik waarlijk in geloofde, het avontuur. Ze is altijd heel pienter geweest, ook als kind al. Ik vraag me af wat er achter haar schijnbaar rustige gezicht schuilgaat. Hoeveel heeft zij begrepen uit mijn verhaal? Mijn oogappel, die ik altijd gekoesterd en aanbeden heb. Mijn Rose, die altijd wat vuriger geweest is dan haar broertjes. Wanneer haar ogen, die dezelfde tint groen zijn als die van Leon, me aanstaren, vraag ik me af of ik wil dat ze het weet.


"En toen?"
"Na mijn huwelijk werd ik heel snel zwanger. Zodra mijn zwangerschap zichtbaar was, kwamen er steeds minder kaarsen en rozen. Hij hield nog steeds van mij, dat zag ik in zijn ogen, maar mij zwanger zien, te wéten dat ik Bernards kind droeg, was voor hem te pijnlijk. Hij kon het niet aanzien. Mijn zwangerschap maakte het zichtbaar dat ik niet de zijne was."

"Je herinnert het je niet, maar je bent hier eerder geweest." De bekentenis die ik haar maak, verrast me. "Toen ik net van jou bevallen was, nam ik je mee hierheen. Ik weet niet wat ik van plan was. Wat ik zou zeggen. Welke beslissingen ik zou nemen. Het was een impuls."


"En wat gebeurde er?" Rose kijkt me bedachtzaam aan.
"Niets. Er gebeurde niet. Hij was er niet. Na jouw geboorte, kwamen er geen kaarsen meer. Geen rozen. Geen Leon. Ik keerde terug, zo vaak ik kon verbergen, jarenlang. Tot Jamie geboren werd. Na de geboorte van je broer, heb ik me gesteld in mijn huwelijk. Ik heb er toen op aangedrongen om te verhuizen naar de andere kant van het land. Het deed je vader verdriet om onze geboortestreek te verlaten, maar hij weigerde niet. En zo verhuisden wij zonder duidelijke reden, met onze twee jonge kinderen. Henry werd pas anderhalf jaar later geboren."


Roses vragende blik kruist de mijne. Ik lees zoveel twijfels in haar ogen. Zoveel onbeantwoorde vragen, zekerheden die plots wegvallen. Het doet me pijn om haar zo te doen wankelen, maar anderzijds  is het een opluchting dat ze eindelijk de waarheid kent. Het is een verademing dat ze mijn diepste geheim kent. Eindelijk kent ze mij, zoals ik echt ben. Het zal tijd vergen, dat weet ik, maar ik ben er gerust in dat deze nieuwe informatie haar zal helpen ook zichzelf beter te leren kennen en te aanvaarden.


"Mam, ik denk dat het tijd is om te gaan, het wordt al bijna donker en we hebben nog een lange autorit voor de boeg." Ik knik. Ik buig voorover en doe iets wat ik nooit eerder gedaan heb: ik blaas de kaars uit. Ik weet dat Leon niet terug zal keren en ook ik zal dat niet doen. Ik neem mijn dochters hand vast en neem de laatste roos die hij me schonk voorgoed mee uit ons toevluchtsoord.


Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

Fuaran
15 mei 2015 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket