Champagne voor het einde

Fiona
5 apr. 2015 · 17 keer gelezen · 0 keer geliket

De gele deuren klapten open en spuugden een brancard uit die in volle vaart de spoed op reed. Het slachtoffer was een oude vrouw die eerder op de avond door haar man levenloos op de grond gevonden was. Een verpleegkundige was haar koortsachtig aan het balloneren, terwijl de arts schrijlings over haar heen zat en reanimeerde.

“Ik dacht dat je gezegd had dat ze stabiel was!” riep de cardioloog, een verwilderde jongeman met zwart haar. Hij droeg een kraaknette, stijfgestreken witte jas en zijn stethoscoop hing nog glimmend van de nieuwigheid om zijn nek.

“Ja, vijf minuten geleden nog wel,” antwoordde de anesthesiste giftig, terwijl ze onafgebroken doorging met de ritmische bewegingen die haar patiënt in leven hielden. Er begonnen zich zweetplekken te vormen in haar groene uniform. “Was je van plan daar te blijven staan of ga je me nog een handje helpen?”

Nog voor de cardioloog kon antwoorden, kwam een spoedverpleegkundige aangesneld die vakkundig de zaak overnam.

“Traumakamer één is vrij,” wees hij.

Waarop iedereen verdween achter nog een stel klapdeuren en er slechts een oud, verschrompeld mannetje achterbleef dat met zijn hoed in de handen wezenloos stond rond te draaien.

“Bent u familie, meneer?” wenkte de secretaresse achter de ontvangstbalie hem vriendelijk.

“’t Is mijn vrouw,” knikte het mannetje aangedaan. “Al vijfenzestig jaar en ik hou nog altijd zielsveel van haar! Ze wou zo graag nog een glas champagne voor dit eindejaar, maar toen ik terugkwam van de nachtwinkel bij ons op de hoek vond ik haar op de grond. Ik heb direct gebeld, maar ’t komt precies niet meer goed.”

Hij zuchtte diep en keek verdrietig naar de deuren waarachter zijn vrouw verdwenen was. Daar had men ondertussen de LUCAS opgestart, een machine die de hartmassage overnam en daarbij een luguber geluid produceerde dat nog het meest leek op een combinatie van een stempelkussen en een wc-ontstopper.

“Ze doen wat ze kunnen, meneer, daar ben ik zeker van. Hebt u mevrouw haar identiteitsbewijs bij u?”

“Ik haar handtas in de gauwte nog meegenomen, maar ik weet niet waar ze dat steekt hoor.”

“Laat me eens kijken...”

 

De vreemdeling stond tegen de muur van de wachtzaal, onzichtbaar voor iedereen in een vlek schaduw, en bekeek het tafereel vanop een afstandje. Zijn contouren waren nogal onduidelijk onder de lange, zwarte mantel die hij droeg, maar hij leek toch wel heel, heel erg mager te zijn. Misschien was ‘knokig’ wel het juiste woord. Hij speelde met een zandloper. Een eenvoudig stukje vakwerk van grenenhout dat ongeveer twintig centimeter hoog was en waarvan het fijne zand vrijwel volledig was leeggelopen in het onderste glas. De digitale klok tegenover hem kroop naar middernacht. Zijn vingers tikten op het glas in het ritme van het hartmassagetoestel en hij floot zachtjes iets dat klonk als ‘Auld Long Syne’.

 

Er kwamen nog meer dokters aangesneld. Een arts van intensieve zorgen nam het roer over en dook de traumakamer in met een andere anesthesist en twee stagiairs in het kielzog. Een koppel verpleegkundigen kwam aangereden met het mobiele röntgenapparaat.

“Marianneke,” vroeg de oudste van de twee, “heb jij een nummertje voor ons? Anders kunnen wij geen foto’s maken hoor.”

De secretaresse legde de laatste hand aan het dossier en plofte het op de balie.

“Hier staat alles op wat je nodig hebt, Lieve, en kan je het ineens meenemen?”

“Tuurlijk, schatje.”

Het gevaarte reed de artsen achterna, waarna een plotse leegloop van de kamer volgde. De dokters stonden met elkaar de situatie te overleggen, terwijl de verpleegkundigen van het moment gebruik maakten om bloednames op te sturen naar het labo en medicatie bij te halen.

“Wat gebeurt er?” vroeg het mannetje.

“Ze maken röntgenfoto’s, meneer, vandaar dat iedereen eventjes hier staat. De straling, begrijpt u?”

Hij knikte en Marianne wenkte een stagiair die even niets om handen leek te hebben.

“Kan jij meneer eventjes naar de wachtzaal brengen?”

“Natuurlijk,” antwoordde het meisje en ze leidde het oude mannetje weg van de balie.

De secretaresse haalde diep adem. Nog eventjes en het nieuwe jaar begon, maar het zag er niet naar uit dat er veel te vieren ging zijn.

 

De man telde de laatste zandkorrels af.

“Tien, negen, acht, zeven, zes, vijf, vier, drie, twee, één,...”

 

In de traumakamer zweeg de LUCAS.

“Bon,” besloot de arts van intensieve zorgen, “tijdstip van overlijden: één minuut voor twaalf.”

Een schim van de oude dame maakte zich los van haar lichaam, bekeek zichzelf eventjes verbaasd en liep toen door de muur naar de donkere gestalte bij de wachtzaal.

“Ben ik dood?” vroeg ze. Ze was al net zo verschrompeld als haar echtgenoot, maar heel wat kwieker nu ze alle fysieke belemmeringen achter zich had gelaten.

“Daar lijkt het wel op.”

Ze wierp een blik op de klok en tuitte haar lippen.

“Was ik de laatste dit jaar?”

“Was u liever de eerste geweest?”

“Had dat wat uitgemaakt?”

“Nee, in het geheel niet. De wereld draait gewoon door. Nieuwjaar of niet.”

“Het is wel jammer. Ik had nog graag met mijn lieve, oude mannetje samen naar het vuurwerk gekeken. Hij was speciaal een fles champagne voor ons gaan halen.”

De benige gestalte diepte een tweede zandloper op uit de duistere oorden van zijn mantel en knikte.

“Als we even wachten, dan kan dat nog.”

 

Marianne wierp een terloopse blik op de wachtzaal en werd lijkbleek. Ze zag het mannetje ineen krimpen van de pijn, naar zijn hart grijpen en op de grond in elkaar zakken.

“Verpleging!” gilde ze uit alle macht, maar ergens wist ze dat alle hulp te laat zou komen.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

Fiona
5 apr. 2015 · 17 keer gelezen · 0 keer geliket