De Orde van de Pad

23 dec. 2019 · 159 keer gelezen · 1 keer geliket

Terwijl Antonio over de donkere snelweg naar huis reed, brandde het vuur nog in zijn lijf. Hij zat rechtop in de lederen stoel van zijn BMW, beide handen om het stuur geklemd. In gedachten stond hij nog steeds achter de katheder en keek hij de overdekte arena in. Hij zag de kolossale spots, de zwaaiende vlaggen, de mensen met hun verhitte gezichten. Het was een massa die woelde en deinde en helemaal van hem was. Hij had ze opgehitst met zinnen als zweepslagen, waarvan hij elk laatste woord liet knallen door de microfoon. Hij had wetten verworpen, grenzen gesloten, andere politici ervan langs gegeven: de lafaards, de bedriegers, de verraders. Na elke uithaal had hij, met zijn vuisten bonzend op het spreekgestoelte, teruggegrepen naar het vaderland van vroeger, een plaats en een tijd die hij gekend noch beleefd had, maar waaraan hij karakteristieken had toegekend die zijn publiek hadden doen juichen van ingebeelde herkenning.

Hij had altijd geweten dat hij onweerstaanbaar was, maar vanavond, terwijl hij zijn publiek met de cocktail van zijn uitstraling, zijn woorden en zijn keiharde boodschap had opgetild tot een gezamenlijke extase, had hij zich voor het eerst in zijn leven onoverwinnelijk gevoeld.

 

Aangekomen bij de portiersloge stopte hij voor de neergelaten slagboom. Antonio had het altijd ironisch gevonden dat de portier die de toegang tot de residentiële wijk bewaakte een zwarte was.

"Dat zullen zijn vrienden wel leuk vinden," had hij tegen Sofía gezegd. "Één voetafdruk op mijn patio, en ik zorg ervoor dat hij de bak indraait."

"Jouw patio?"

"Onze patio."

De slagboom bleef neer. Antonio liet het zijraampje zakken, leunde naar buiten en tuurde het portiershok in. Daar zag hij de onbezette stoel van de portier in het licht van een bureaulamp.

Hij claxonneerde twee keer kort na elkaar. Toen nam hij zijn gsm en belde Sofía. Die nam niet op. Antonio gooide het mobieltje op de passagierszetel, legde zijn handen weer op het stuur, en tokkelde nerveus met zijn vingers op de lederen stuurbekleding. Hij keek op zijn horloge.

"Hijo de..."

Weer duwde hij op de claxon, lang en hard ditmaal.

Het voelde alsof iemand de stop uit zijn overwinningsbad getrokken had; de euforie gorgelde weg door de afvoerbuizen.

Nog steeds geen spoor van de portier.

Antonio stapte uit en liep om de wagen heen.

Opeens zat hij in een houdgreep: twee zware armen hielden de zijne achter zijn rug geklemd, en een hand met een doek bewoog naar zijn gezicht. Een prikkelende geur in zijn neus. Alles werd zwart.

 

Toen Antonio weer bijkwam, zat hij vastgebonden op een stoel, met een vochtige prop in zijn mond. Zijn hele lichaam deed pijn, zijn hoofd tolde. Hij bevond zich in wat een kelderruimte leek: slordig bepleisterde muren zonder ramen, een schamel peertje aan het plafond. Er hing een vochtige, ondergrondse geur. Wat er zich achter hem bevond, kon hij niet zien.

 

Plots ging het licht uit. Van achter zijn rug klonk het gezoem van een opstartend apparaat, en op de muur tegenover hem verscheen de projectie van een computerscherm. Alsof hij gewoon thuis voor de computer zat, zag Antonio op de blauw oplichtende muur een cursor bewegen. Het pijltje gleed naar een map met de naam Sapo. De map werd opengeklikt, en de cursor bewoog naar het enige document in de map, een video met de naam antes del ritual.

Het woord ritual deed Antonio´s nekhaar overeind komen.

Als een bezetene probeerde hij zijn handen vrij te trekken, maar de kabelbanden om zijn polsen zaten muurvast. Hij gilde in de mondprop, zette zijn voeten op de grond, viel met stoel en al voorover. Meteen werd hij weer overeind getild en op zijn plaats gezet. Er stond nu iemand achter hem; twee ruwe handpalmen drukten op Antonio´s wangen en richtten zijn gezicht naar het beeld op de muur.

"Geen paniek," zei een zware stem. "Gewoon even het filmpje bekijken."

Met tranen in de ogen keek Antonio naar de muur voor zich, waar een onzichtbare hand de video aanklikte.

Op het scherm verscheen een bruine pad in een regenplas, en op de achtergrond klonk een rustige mannenstem met een Catalaans accent.

"De Bufo Alvarius is een paddensoort die voornamelijk voorkomt in Mexico. Net zoals haar aanverwanten heeft zij gifklieren aan de zijkant van het hoofd."

Verward staarde Antonio naar het vuile dier in de modder. Zat hij nu naar een fucking natuurdocumentaire te kijken?

"Het bijzondere aan de Bufo Alvarius is dat het gif dat zij afscheidt, gebruikt kan worden als medicijn," ging de stem verder. Op het scherm had de pad ondertussen plaats gemaakt voor de afbeelding van een chemische molecule. "De stof 5-MeO-DMT die zich in de afscheiding van de Bufo Alvarius bevindt, is qua structuur chemisch verwant aan serotonine. Daarom kan zij zich probleemloos binden op de serotonine-receptoren in onze hersenen..."

Antonio sloot zijn ogen. Hij was ontvoerd door een stel amateurs. Antonio had een bloedhekel aan amateurs.      

"... waardoor onze hersenen tijdelijk bevrijd worden van de controlerende werking van serotonine. Daardoor worden onder de invloed van 5-MeO-DMT andere hersengebieden aangesproken, en andere combinaties van hersengebieden geactiveerd."

Als ik de idioten in mijn handen krijg die hierachter zitten, dacht Antonio. Ze zouden zich de dag beklagen waarop ze zich met hem hadden ingelaten, hem de stuipen op het lijf hadden gejaagd, hem van zijn kostbare tijd hadden beroofd. Ze wisten niet met wie ze te maken hadden, zoveel was duidelijk. Zodra hij uit dit circus kon ontsnappen...

Het zoemen van de projector stopte. Het licht ging weer aan.

Antonio zag een grote man met een wilde baard op zich afkomen. De man had een doek in zijn handen die hij onder Antonio´s neus duwde.

Zie je wel: amateurs, dacht Antonio, en verloor opnieuw het bewustzijn.

 

Hij lag op zijn rug in het zand. Zijn armen en voeten waren vrij. De prop in zijn mond was verdwenen.

Langzaam ging Antonio overeind zitten, steunend op zijn ellebogen.

Hij zat op een strand en zag de zon rood boven de zeespiegel hangen.

Ging ze op of onder? Waar was hij in godsnaam? Oostkust of westkust?

Op een paar meter van hem vandaan stonden vier mannen en twee vrouwen. Ze keken op hem neer. Zou hij weglopen? Zijn benen waren te zwaar.

Concentreren op die zon.

Ze ging onder. Niet?

Ja, ze ging onder.

Westkust.

Mallorca?

Ibiza?

Hijos de puta. Waar hadden ze hem heengebracht?

Portugal?

 

Opeens kwam er een vijfde man van achter het groepje op hem toelopen. Hij was kleiner en ouder dan de anderen en gekleed in wat een traditioneel kostuum leek. Iets Centraal-Amerikaans: veel parels en felle kleuren. Op zijn hoofd droeg hij een verweerde cowboyhoed.

Joder. Ze hadden hem toch niet naar Mexico gevlogen?

 

Uit het groepje maakten zich twee mannen los die het oudje vervoegden en met zijn drieën stapten ze op Antonio af. Ze gebaarden hem op te staan, namen voorzichtig zijn armen vast. Antonio liet zich gewillig overeind trekken. Het oude mannetje begon te zingen. Indianenklanken.

Toen kwam een van de vrouwen erbij staan. Ze droeg een glazen kolf met een tuit. Er wolkte rook in de kolf. "Inademen," gebaarde een van de mannen hem. Antonio schudde zijn hoofd. Het oude mannetje bleef zingen. De vrouw lachte. De mannen grepen hem vast, handpalmen op zijn wangen. Hij sloot zijn mond. Het mannetje zong, de vrouw lachte.

Venga, guapo!" riep ze. "Het zal je goed doen! La medicina del sapo, je hebt het nodig!"

Hij kon zich niet verroeren. Ze knepen zijn neus dicht; hij stikte. Glas tussen zijn tanden. Hij ademde de wolk in.

 

Antonio explodeerde. In miljarden schitterende splinters spatte hij uit elkaar, en elke splinter schoot het heelal in. Hij was het heelal. En het heelal was liefde. Liefde, liefde, liefde. Alles was verbonden en alles was liefde. Antonio was er niet meer. Antonio was alles en iedereen. En alles was liefde.

 

Toen Antonio weer bijkwam, lag hij naast zijn auto. Hij lag op zijn rug, met zijn armen naast zich, alsof hij een engel wou maken op het asfalt. De hemel boven hem was licht en helder.

"¿Señor?"

In zijn blikveld verscheen het zwarte gezicht van de portier.

"¿Qué le ha pasado, señor? "

Antonio keek de portier aan met ogen zacht van herkenning.

"Hermano..." zuchtte hij. En met zijn armen uitgestrekt naar de man die hij zonet broer had genoemd, herhaalde hij dat woord en proefde het en vroeg zich af of dat misschien het mooiste woord was dat ooit over zijn lippen was gekomen.

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

23 dec. 2019 · 159 keer gelezen · 1 keer geliket