De Panda's

Fuaran
4 apr. 2015 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Wij waren altijd drie handen op één buik geweest. Mabel, Noa en ik. Wij hadden altijd samen gehoord, al vanaf het moment dat wij elkaar ontmoetten. Misschien zelfs al vóór dat moment, het zou me niet verwonderd hebben als onze vriendschap voorbestemd was. Ondanks onze verschillen, waren wij altijd een onscheidbare eenheid geweest. Mabel: lief, rustig en eerlijk. Noa: extravert en grappig, altijd haantje de voorste en energiek. En ik, eerder verlegen. Drie totaal verschillende meisjes, allen die eerste schooldag opgedaagd in dezelfde trui met daarop een panda afgebeeld. Die dag werden wij het pandatrio, de pandameiden, of simpelweg "de panda's". En dat waren we altijd gebleven.

Als mensen echt bij elkaar horen, is er niets dat hen kan scheiden. Dat hebben wij altijd geweten. Ik herinnerde me nog hoe juf Annabel ons na Mabels ongeluk even apart riep. "Ik vind het zo erg. Niets zal ooit nog hetzelfde zijn.", had ze ons al snikkend toegesproken. Ze had ons één voor één aangekeken met een gezicht waarop het medelijden te lezen stond, alvorens ze met haar handen voor haar gezicht het klaslokaal was uitgevlucht. We hadden er nadien hartelijk om gelachen, want voor ons was er niets veranderd. Ongeluk of niet.

Alles was gewoon bij het oude gebleven. Het kon Mabel niet schelen en ons al zeker niet. De eerste maanden wilde iedereen er steeds met ons over spreken, tot vervelens toe. De eerste dagen, weken zelfs, stonden we dan met z'n drietjes wat verlegen te knikken, ons gewicht van het ene been naar het andere verschuivend uit ongemak of zenuwachtig met onze vingers wriemelend. Na een maand vonden we het wel welletjes. Het was Mabel die met het idee kwam om een spectaculaire niesaanval te faken toen Stefaans moeder voor de zoveelste keer op rij ons kwam vervelen met een gesprek over "het fameuze ongeluk". Mevrouw Edith, Stefaans moeder, negeerde de niesaanval, alsof het er niet vingerdik bovenop lag dat Mabel niet écht niesde. Noa en ik daarentegen, konden ons helemaal niet serieus houden. We moesten zo hard lachen dat onze buiken pijn deden en Stafaans moeder stampvoetend van woede wegstormde. Daarna wisselden we elkaar af: telkens wanneer iemand zich geroepen voelde om met ons te praten over Mabels ongeluk, bedacht één van ons iets om de anderen aan het lachen te brengen. Het werd ons niet in dank afgenomen, maar uiteindelijk kregen we wel wat we wilden: iedereen liet ons met rust.

Mabels ongeluk was doorheen de jaren steeds meer naar de achtergrond verdwenen, zodat het leek alsof het nooit gebeurd was. Na verloop van tijd voelde niemand nog de aandrang om er met ons over te spreken. We zwegen en vergaten. Misschien wel omdat we de hele tijd plezier maakten. Er was altijd wel iets om te doen. Boomhutten bouwen, zwemmen, door de velden rennen, op avontuur trekken, samen winkelen of naar de cinema gaan... we verveelden ons nooit. En alles deden we met ons drieën.

Niets haalde ons uit elkaar. Niet Mabels ongeluk of Noa's openbeenbreuk, waarna ze wekenlang in een rolstoel moest doorbrengen. Of de zomervakantie die ik bij mijn tante in Oostenrijk door moest brengen. Tot Bastiaan op het toneel verscheen. Hij was het soort jongen dat niet onopgemerkt voorbij gaat. Hij was knap, sportief, twee jaar ouder én verliefd op Noa. Natuurlijk begreep ik ook toen al dat een jongen als hij zich niet zomaar laat afwijzen, maar ik had niet verwacht dat hij zo belangrijk zou worden in Noa's leven.

Mabel, Noa en ik waren de eerste dag in de middelbare school samen in een hoekje op de speelplaats gaan zitten onder een reusachtige wilg. Ik had me voorgesteld dat het altijd zo zou zijn. Wij, de Panda's, samen vanuit de schaduw glurend naar de andere tieners die luid door elkaar liepen of balsporten speelden. Maar zo geschiedde het niet, alvast niet als het van Bastiaan afhing. En zo gebeurde het dat Mabel en ik daar steeds vaker met z'n tweetjes zaten, kijkend naar de rest van de speelplaats, en vooral naar Noa en Bastiaan, die zich als een onscheidbare eenheid over de speelplaats bewogen. Natuurlijk zaten we wel samen in de klas. Daar kon Bastiaan gelukkig niet tussenkomen. Maar het was niet meer hetzelfde als vroeger. De Panda's, zoals ze eens geweest waren, waren geen vaste waarde meer.

Het was op een vrijdag tijdens de namiddagspeeltijd dat Noa eindelijk nog eens naar ons toekwam. Zonder Bastiaan, wat me verwonderde. Het was al lente, maar nog steeds heel koud. Mabel en ik hadden dikke jassen aan en zaten tegen elkaar, zodat onze armen elkaar raakten, om zo warm mogelijk te blijven. Noa droeg enkel een hippe sweater en bleef voor ons staan, ze leek niet de neiging te voelen om naast ons te komen zitten, zoals we als kind altijd gedaan hadden. Toen hadden we er soms zelfs om geruzied wie in het midden mocht zitten en zo het warmst kon blijven. Het ging als een steek door mijn hart dat zij bleef staan. Noa, die met haar hippe sweater uit een tv-commercial ontsnapt leek te zijn, terwijl wij er uitzagen als eskimo's in onze ruime, vormloze jassen.

"Hoi", begroette ze ons, alsof het een doodnormale zaak was dat zij ons kwam opzoeken tijdens de speeltijd. Mabel en ik wisselden een veelzeggende blik. "Zaterdagavond gaan we met wat vrienden naar De Paparazzi, dat is dat nieuwe café op de markt. Elena, Jeroen, Michiel, Thomas, Saskia, Bastiaan en ik. Als je zin hebt mag je ook komen..." "Mabel mag van haar moeder niet naar cafés, dat weet je best." Ik moest niet overleggen met Mabel om te antwoorden. Haar moeder had er een hekel aan dat haar kleding naar sigarettenrook stonk. Ze had haar altijd verboden om op café te gaan, dus hadden Noa en ik dat ook nooit gedaan. Toen we nog de drie Panda's waren dan toch, Bastiaan en zijn vrienden gingen regelmatig op café, ook net na school. En waar Bastiaan was, was Noa.

"Mabel...?" Ik dacht eerst dat Noa de vraag nu rechtstreeks aan Mabel stelde, maar toen haar blik onbegrijpelijk op mij bleef rusten, kreeg ik een argwanend gevoel in mijn borst. Alsof iets niet klopte, al kon ik er de vinger niet meteen op leggen wat het was.
"Mabel is dood, al vijf jaar, dat weet je, Lotte." Noa's grote, groene ogen lieten me niet los. Ze leken me zoveel te willen vertellen, maar ik luisterde niet naar hun onuitgesproken woorden. Het enige wat ik kon was naar Mabel kijken. Mijn mooie, lieve Mabel, die op haar vaste plekje onder de wilg naar de grond zat te staren met ogen gevuld met tranen.
"Zeg dat niet, zeg dat niet!", schreeuw ik Noa toe, boos om het verdriet dat ze Mabel deed. Noa keek me nog enkele seconden betekenisvol aan, knikte toen berustend en liep zonder nog een woord te zeggen van ons weg. Troostend sloeg ik mijn armen om Mabel heen.

 

 ***

Het voelde onnatuurlijk om alleen door de gangen van de school te lopen. Ik miste Mabel aan mijn zijde, maar zij had me ook verzekerd dat dit de enige oplossing was. We hadden er een hele week samen over gebrainstormd. Er waren geen andere mogelijkheden. Ik moest dit doen en ik moest het alleen doen, daar was Mabel het mee eens.

Het kostte me geen moeite om Noa te vinden. Zij was waar ze altijd was, bij de populaire groep. Ze leunde nonchalant tegen een locker en lachte om een grap die één van de anderen gemaakt moest hebben. Terwijl ze lachte, gooide ze haar haren wild in haar nek, waardoor ze net een filmster leek. Gehypnotiseerd door deze vertoning vergat ik bijna waarop ik hierheen was gekomen. Bijna. "

Noa?", zei ik luid terwijl ik naar de groep toeliep, hun gesprek onderbrekend. Vele ogen keken me verbijsterd aan, maar voor mij bestond enkel Noa, die me met licht geopende mond verbaasd aanstaarde.
"Hoi," antwoordde ze me. Haar stem klonk verveeld, maar haar ogen keken me nieuwsgierig aan.
"Gaan jullie ook deze week weer naar dat café? De Papa-dinges?"
"De Paparazzi," verbeterde ze me.
"Ja, dat."
"Uhm....ja," zei ze ongemakkelijk.
"Goed, dan ga ik deze week met jullie mee. Heb je zin om die dag na school nog even iets bij me te eten?" Mijn vraag leek haar wat van haar stuk te brengen. Ze knipperde nerveus met haar ogen en er ontstond een kleine frons tussen haar wenkbrauwen. Miss populair viel even van haar troon door de verwijzing naar een vroegere traditie. Als kind aten we elke zaterdagavond bij mij thuis. Eerst koekjes die mijn moeder bakte, maar nadien bereidde ik zelf kleine maaltijden voor hen. Eieren, pannenkoeken, cakes, maar nadien ook hele maaltijden.
"Oké," zei ze. Eén kort woord, waarin zoveel emoties doorklonken. Nostalgie, verdriet, maar ook opluchting, vond ik. Zonder verdere afspraken te maken, draaide ik me om en ging terug naar waar ik hoorde: bij Mabel onder de wilg.

"Zie je nu wel, het lukt vast," Noa ze. "We kunnen vriendinnen blijven én met nieuwe mensen omgaan. Je vindt mijn vrienden vast leuk." Ik kauwde zwijgzaam op een stukje wortel. Terwijl ze wat eten bijnam, liet ik mijn blik even richting Mabel glijden. Die had het gehele etentje nog geen woord gezegd en keek me afwachtend aan.
"Ik ga even het dessert halen," zei ik, terwijl ik in de keuken verdween.

"Hmmmmmm! Chocomouse, mijn favoriet! Dat je dat onthouden hebt!" Noa's ogen keken me groot en vol verwachting aan.
"Ja, hoe kon ik dat vergeten. Ik wilde iets speciaals voor je maken, vandaag is tenslotte een bijzondere dag."
"Absoluut," bevestigde ze, met haar mond vol dessert.
"Je vindt hen vast leuk, dat moet haast wel! Je hoeft helemaal niet meer op je eentje onder die stomme wilg te zitten, Lotte. Nooit meer! En dan is er nog iets, één van de jongens toonde een bijzondere interesse in je, hij is best schattig, ik stel je straks aan hem voor..."

Maar wie die schattige jongen die mij leuk vond was, kwam ik nooit te weten, want Noa greep naar haar borst. Haar gezicht vertrok van pijn. Geschrokken keek ik naar Mabel.
"Het duurt vast niet lang," stelde ze me gerust. En ze kreeg gelijk. Het duurde amper vijf minuten voor Noa's lichaam levenloos op de grond lag. Op haar lippen prijkte nog wat van het fatale goedje waar ze zo dol op was. Een speciaal gerecht voor een bijzondere gelegenheid, bedacht ik me. Mabel en ik wisselden geen woorden uit. Het was de enige oplossing, daar waren we het over eens geweest.

En eigenlijk heb ik het altijd geweten, dat niets ooit tussen ons zou kunnen komen. Wij waren de Panda's, beste vrienden vanaf onze allereerste ontmoeting, en zo zal het altijd zijn. Al snel zag Noa in dat Bastiaan helemaal niet zoveel van haar hield als ze gedacht had, na de chocomouseavond negeerde hij haar volkomen. Het was alsof ze voor hem helemaal niet meer bestond. Hij kwam ook niet veel meer naar school na die avond, hij was vast van school veranderd of verhuisd.

Het deed me plezier dat na haar relatie met Bastiaan alles weer was zoals vanouds, het was alsof hij nooit tussen ons gekomen was. Noa wisselde zelfs haar trendy kleding voor de gemakkelijke varianten die ze vroeger droeg. En daar zaten we dan weer met z'n drieën onder onze wilg, aan de rand van de speelplaats, in onze vormloze jassen. Noa, Mabel en ik. Drie vriendinnen voor altijd. Ik warmpjes in het midden. 

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

Fuaran
4 apr. 2015 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket