De Prins en de Rimpel

Fiona
5 apr. 2015 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Heel lang geleden was er eens in een koninkrijk hier ver vandaan, een ontzettend knappe prins. Overal waar hij ging lieten jonge vrouwen zuchtend hun werk liggen en keken hem vol verlangen na, want hoewel de mooiste vrouwen van het land niets liever wilden dan met het trouwens, was de prins nog steeds alleen.

Liever bracht hij dagelijks uren door voor de spiegel, terwijl hij zichzelf bewonderde. Hij droeg steeds de duurste kleren, gebruikte de zeldzaamste oliën in zijn bad en verdroeg alleen de kostbaarste pommade in zijn haar.

Op een dag merkte hij echter iets vreemds op. Zat daar werkelijk een fijn lijntje naast zijn welgevormde oog? Hij leunde wat dichter naar de spiegel, kneep één oog dicht en haalde er tenslotte een vergrootglas bij. Vol afschuw deinsde hij weg van zijn spiegelbeeld, maar het onding bleef waar het zat. Woedend trok de prins zijn goudgelakte schoen uit en smeet hem naar de spiegel.

“Ik wil je nooit meer zien!” schreeuwde hij.

Met grote stappen verliet hij zijn kamers en liep recht naar de troonzaal waar zijn vader op dat moment audiëntie hield.

“Eruit!” riep hij tegen de edellieden die schichtig voor hem bogen terwijl hij voorbij stampte.

“Ik hoop voor jou,” sprak de koning ijzig kalm, “dat dit belangrijk is.”

“Van staatsbelang,” verzekerde de prins en hij wees hem op het miezerige kreukeltje in zijn gelaat. “Kijk.”

De koning kuchte ongemakkelijk, kwam van zijn troon af en boog zich dichter naar zijn zoon toe.

“Wat moet ik zien, jongen?”

“Een rimpel, vader! Ik heb een rimpel!”

“Oh, is dat alles,” verzuchtte de koning en hij rolde met zijn ogen. “Zoon, ik sta vol met rimpels! Beschouw het als een schilderij van levenservaring. Ik ben blij dat je eindelijk rimpels krijgt, want dat betekent dat je misschien weldra mijn taak zal kunnen overnemen.”

De prins gooide machteloos zijn armen in de lucht.

“Vader, je begrijpt er geen snars van,” zei hij en verliet de troonzaal op zoek naar iemand anders die hem wél begrijpen.

Zo belandde hij uiteindelijk in de kamers van zijn moeder. De koningin zat aan haar boudoir waar haar gezicht door de hofdames van een dun laagje wit poeder werd voorzien.

“Moeder,” snikte de prins, “het is verschrikkelijk! Ik word oud. Vanmorgen heb ik een rimpel ontdekt in de spiegel!”

“Maar lieve jongen toch,” sprak de koningin vol medelijden. Ze wenkte haar zoon dichterbij te komen, zodat ze een blik kon werpen op de gruwelijke verminking die hem getroffen had. Gehoorzaam boog de prins voor zijn moeder. Ze streek over zijn wang en fronste toen haar wenkbrauwen. Snel als een slang verdwenen haar fijne vingers in zijn wuivende haardos en plukte daar een enkele haar uit.

“En je wordt nog grijs ook,” merkte ze verbaasd op.

De prins was als de bliksem getroffen. Ongelovig staarde hij naar de haar die voor zijn neus bengelde.

“Moeder, u moet me helpen!” smeekte hij.

De koningin schudde triest het hoofd.

“Ik heb al honderden zalfjes, oliesels en kruiden gebruikt, maar uiteindelijk haalt ouderdom ons allemaal in. Als het je beter doet voelen, dan mag je van mij wat wit poeder lenen om je rimpel te verbergen.”

 

Diep ongelukkig verliet de prins het kasteel. Hij leunde over de reling van de brug en zijn bittere tranen vielen neer in de slotgracht.

“Er is geen hoop meer voor mij,” huilde hij. “Ik zal oud en lelijk worden. Ach en wee, is er dan niemand die mij kan helpen?”

“Ik ken wel een remedie,” sprak een oud besje dat langs de kant zat te bedelen. “Je hebt een slok nodig uit de Fontein der Jeugd.”

De prins keek bedenkelijk naar het vrouwtje. Ze had meer rimpels en grijs haar dan hij ooit bij iemand gezien had.

“Ik heb niet gezegd dat het makkelijk is,” verdedigde ze zich, “als het dat wél was, dan zou iedereen jong en mooi zijn!”

Ja, dat begreep de prins wel.

“En waar vind ik die fontein?”

“Dat is het lastige stukje.”

“Alsjeblieft, ik heb er alles voor over!”

“Alles?”

“Alles.”

“Je vindt de Fontein der Jeugd in de Eeuwige Tuinen, aan gene zijde.”

De prins slikte. Dat was wel even lastiger dan hij gedacht had!

“Je bedoelt... dat ik... eerst moet sterven?”

Het oude besje knikte. Dat was precies wat ze bedoelde.

“Maar, wat heb ik daaraan?”

“Ah,” sprak het vrouwtje en ze stak een knokige vinger in de richting van de prins, “maar je hoeft niet dood te blijven. De Bewaarster van de Tuinen heeft een zwak voor mooie prinsen. Jij kan er vast in slagen om haar te overreden je terug naar het leven te sturen.”

De prins knikte. Hij was wel héél knap natuurlijk en vrouwen deden werkelijk alles voor hem. De bedelaarster had vast gelijk. Hij was veel te mooi om echt dood te gaan.

“En wat zit er voor jou in?”

De bedelaarster greep in haar mouw en haalde er een flesje uit zo groot als haar geelgerande duimnagel. Er zat een groenige vloeistof in die zwart kleurde in het zonlicht.

“Dit is vergif. Het zijn slechts enkele druppels, maar dat is ruim voldoende om jouw naar de Andere Wereld te helpen. Als je het daar weer vult met het water van de fontein en aan mij terug bezorgt, dan is dat je betaling voor mijn diensten.”

De prins bedankte de vrouw en stak het flesje snel weg. Hoewel zijn hart nog vervuld was van twijfel, bleven de woorden van de bedelaarster aan hem knagen.

 

Die avond zat hij opnieuw voor de spiegel. De rimpel was er nog steeds, als een groots litteken ontsierde het zijn knappe gelaat. Wat als hij morgen een tweede rimpel ontdekte? En daarna een derde, waarna er ook nog eens meer grijze haren zouden verschijnen? De prins kon niet langer naar zichzelf kijken. De gedachte dat hij ouder werd, was voor hem ondraaglijk.

Hij ging op het bed liggen, nam het flesje van het oude vrouwtje en dronk het leeg. Na enkele tellen hield zijn hart op met kloppen en ging zijn ziel over naar gene zijde.

 

De zon scheen, vogeltjes floten hun hoogste lied, bijen zoemden vrolijk van bloem naar bloem en in de verte klonk het ruisen van een lieflijk riviertje.

De prins opende zijn ogen en merkte dat hij in het gras lag van de mooiste tuin die hij ooit in zijn leven gezien had. Niet ver van hem vandaan stond een vrouw in een tuinbroek met een grote, gebloemde strooien hoed al fluitend de heg bij te knippen. Zodra ze merkte dat hij wakker was, liet ze haar werk voor wat het was en kwam naar hem toe. Onder haar hoed zaten grijze krullen en haar lach werd gesierd door appelwangen en blauwe, twinkelende pretogen.

“Goeiemorgen!” riep ze opgewekt. “Welkom in de Eeuwige Tuinen. Ik ben de Bewaarster. Je zal het hier vast naar je zin hebben.”

De prins stond op en stofte zijn broek af.

“Ook een goeiemorgen voor u,” sprak hij, “dit is werkelijk een prachtige plek, maar ik ben hier niet zomaar. Ik hoop dat u mij kan helpen in mijn speurtocht.”

“Natuurlijk!” riep de vrouw enthousiast en de heggenschaar hipte vervaarlijk de lucht in. “Jij bent die prins die hier komen zoeken naar zijn grote liefde! Ach, dat is toch zo romantisch en ik weet precies waar je haar kan vinden. Ze is waarlijk de mooiste prinses die ooit onder de hemel gewoond heeft en momenteel is ze haar bad aan het nemen in de Zingende Rivier, daar even verderop. Wat mij betreft mag ze met je mee en dan hoop ik werkelijk dat jullie nog lang en gelukkig zullen leven.”

“Eh, bedankt,” aarzelde de prins, “maar dat is niet echt waar ik voor kwam.”

“Oh,” even klonk de Bewaarster teleurgesteld, maar toen schoot haar iets te binnen, “maar dan ben jij vast die prins die hierheen komt in de hoop het Ongeslagen Zwaard en het Ongebroken Schild te mogen dragen, zodat zijn land eindelijk verlost zal worden van de strijd die er al eeuwenlang woedt. Wel, je hebt mijn zegen. Daar, in het midden van het Woedende Woud, zal je het vinden en ik hoop dat je eindelijk weer vrede zal brengen in je land.”

“Nee.” De prins schudde heftig het hoofd. Oorlog voeren was een vreselijke aangelegenheid. Daar begon hij écht niet aan. “Ik ben hier om een heel andere reden! Ik wil een slok uit de Fontein der Jeugd!”

De Bewaarster keek even verbaasd, maar toen verscheen er een zachte uitdrukking op haar gelaat.

“Wat ben jij een fantastische zoon,” zuchtte ze, “om helemaal hierheen te komen, zodat je oude moeder en vader een tweede jeugd kunnen beleven.”

“Helemaal niet!” riep de prins verongelijkt. “Het is voor mijzelf!”

Het werd even helemaal stil in de Eeuwige Tuinen. De vriendelijke vrouw met de roze appelwangen sloeg haar armen over elkaar, waardoor de heggenschaar vervaarlijk in de richting van de prins wees.

“Voor jezelf?” vroeg ze op gevaarlijk kalm.

“Ja! Kijk maar! Ik krijg een rimpel.”

De Bewaarster kneep haar ogen tot spleetjes en tuitte haar lippen.

“Je bent naar de Eeuwige Tuinen gekomen aan gene zijde, om een slok te drinken uit de Fontein der Jeugd, vanwege één enkele rimpel?”

“Ja? Zie je hem niet? Het is verschrikkelijk! Ik word helemaal oud en lelijk!”

“Luister,” sprak de vrouw en ze zag er helemaal niet meer zo lieflijk en vrolijk uit, alsof er een schaduw over haar heen lag die haar een scherp kantje gaf. “je bent nog jong en onbezonnen. Waarschijnlijk heeft iemand je deze domheid ingefluisterd en heb je gehandeld zonder nadenken. Ik zal barmhartig zijn. Zie je die stenen boog daar bij de oude eik?”

De prins knikte.

“Dat is de weg naar het leven. Loop erdoorheen en het zal lijken alsof je hier nooit geweest bent. De poort blijft nog precies tien tellen open. En daar,” ze wees naar een gouden fontein die half verscholen lag tussen bosjes rode rozen, “is de Fontein der Jeugd. Ik ga nu verder de haag knippen. De keuze is verder aan jou.”

De Bewaarster draaide zich om en de prins aarzelde geen moment. Als een hazenwind ging hij ervandoor, recht naar de plaats die de vrouw aangewezen had en dompelde zijn gezicht onder in het water van de Eeuwige Jeugd. Hij dronk en keek vervolgens verrukt naar zijn spiegelbeeld in het glanzende goud dat de Fontein der Jeugd sierde. Zo mooi was hij werkelijk nog nooit geweest en hij zou voor altijd zo blijven!

Te laat dacht hij aan de poort. Toen hij opkeek begon ze al te sluiten en hij begreep dat het niet meer zou halen.

“U moet me helpen!” schreeuwde de prins naar de Bewaarster. Die haalde echter haar schouders op en knipte verder.

 

De volgende ochtend vonden de koning en koningin hun zoon dood in zijn bed. Ze waren verschrikkelijk bedroefd en begrepen niet hoe het zover had kunnen komen. Het hele land rouwde mee om het heengaan van de prins. Er werden liederen, gedichten en verhalen over hem geschreven en hoewel iedereen het doodjammer vond dat hij was heengegaan, was iedereen het wel over één ding eens: hij was de knapste prins geweest in de hele geschiedenis van het koninkrijk, op die ene rimpel na dan...

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

Fiona
5 apr. 2015 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket