De ziel van Verloren Adem

Fiona
5 apr. 2015 · 3 keer gelezen · 0 keer geliket

Ergens in een uithoek van het land, verdrongen tussen beschermde bossen en uitgemolken weilanden, ligt een petieterig dorpje dat Verloren Adem heet. Je zal het niet in een atlas vinden. Het staat niet meer op de kaart. Zo klein is het. Het gehucht telt net geen honderd inwoners en er is slechts één straat. Oorspronkelijk heette het gewoon Adem, maar sinds het als dorp officieel geschrapt werd, noemen de inwoners hun dorp spottend Verloren Adem.

 

Het is een grijs dorp. Alles is er grijs en doods. De sfeer, de mensen die er wonen, de gesprekken die men voert, de fontein die al jaren geen water meer spuit... Zelfs uit de zomergroene bomen, die her en der de Hoofdstraat sieren, lijkt elke kleur weggetrokken. De zon is hier maar een vaalgele schaduw van zichzelf en bij de kruidenier klinkt elke dag dezelfde klaagzang. Het weer is niet meer wat het vroeger was. Er gebeurt nooit wat in het dorp. Altijd diezelfde sleur en niemand die er wat aan doet.

 

In Verloren Adem had de vergrijzing jaren geleden al ingezet. De jonge mensen trokken naar de stad en kwamen niet meer terug. Wat overbleef waren ouden van dagen en bijna-gepensioneerden die bleven steken in het verleden. Het dorp werd een levende herinnering. Met de kinderen was ook de ziel van Verloren Adem verdwenen.

 

Op één van die grijze ochtenden deed het geraas van een enorme verhuiswagen het dorp schudden op zijn grondvesten. Hier en daar bewogen er gordijnen en verschenen er nieuwsgierige gezichten achter de vensters. Alleen de kruidenier had die ochtend de moed om het gebeuren in ogenschouw te nemen.

 

Vijf verhuizers waren er nodig om de inhoud van de vrachtwagen naar het oude postkantoor te brengen. Dat gebouw stond al jaren leeg en hoewel er al maanden een bordje “VERKOCHT” op hing, verwachtte geen enkele dorpsbewoner dat er ook effectief iemand zou gaan wonen. Dat was dus wél het geval. Het verhuizen nam de hele voormiddag in beslag. Buurman Jos deed een nonchalante poging om één van de werkmannen uit te horen, maar dat liep op niets uit. De verhuizers hadden wel andere dingen te doen, dan luisteren naar een grijzende tuinier met een passie voor tomaten.

 

Tegen de middag arriveerden de nieuwe bewoners. Een wit busje kwam het dorp ingereden. Met veel lawaai stapte het gezin Vandooren hun nieuwe leven in. Vader Dirk liet een zucht van opluchting horen en strekte zijn schouders na de lange rit. Hij sloeg geen acht op zijn jengelende zoon van drie die moe was en alweer zijn teddybeer op de grond had laten vallen. Moeder Sarah haalde opgelucht adem toen ze het huis zag. Het was beter dan ze gedacht had. Op de foto’s van het immobiliënkantoor had het oude postkantoor echt vervallen geleken. De baby in haar armen huilde en met zachte geluidjes probeerde ze hem te sussen. Op de achterbank van het busje vocht de tweeling een gewelddadige strijd uit om de enige gameboy die het gezin rijk was. Alleen Désirée was stil. Met een verwachtingsvolle blik nam het zevenjarige meisje het dorp in zich op. Zonder acht te slaan op haar broers of haar ouders verliet ze de auto en dwaalde meteen af naar de dode fontein die het kleine dorpsplein sierde. Verwonderd bleef ze staan kijken naar het beeld van de meermin. Het leek haar zo triest toe, zo zonder water. Ze keek naar haar hand waarin ze nog steeds het flesje water vasthield dat ze van mama gekregen had. Er zat niet veel meer in, slechts enkele slokken. Zonder aarzelen schroefde ze het flesje open en goot het kleine beetje vocht uit in de stenen fonteinkuip. Ze lachte, het klonk als zilveren belletjes, en huppelde even later terug naar de auto. Vrolijk zwaaide ze naar de kruidenier die haar doen en laten verbaasd gevolgd had. Houterig glimlachend zwaaide hij naar haar terug tot hij besefte waar hij mee bezig was en gegeneerd zijn hand liet zakken. Hij zag hoe ouders en kinderen in het huis verdwenen. De rust daalde weer neer over Verloren Adem.

 

Het was vreemd om weer kinderstemmen te horen in het dorp. Er werd weer gevoetbald in de straat en bij de bakker werd er druk geklaagd over het lawaai en de stress dat al dat klein grut gaf. De sfeer in het dorp werd er niet echt beter op. De kruidenier zag zich gedwongen om zijn assortiment uit te breiden met luiers en babyvoeding, maar hij deed dat met plezier. Telkens als Sarah langskwam, nam ze Désirée met zich mee. Het kind gaf de kruidenier een warm gevoel. Telkens als ze naar hem keek met die grote helderblauwe kinderogen en hem ongedwongen een vrolijke glimlach schonk, voelde hij opnieuw dat hij leefde.

 

Op een vroege ochtend werd de kruidenier wakker door een snikkende gehuil dat van buiten kwam. Hij stond op en schoof het gordijn weg voor het raam om te kijken wat er aan de hand was. Tegen de rand van de fontein zag hij Désirée zitten. Ze huilde erbarmelijk en er was niemand op straat die zich om haar kon bekommeren. Vlug sloeg hij zijn kamerjas om zich heen en ging naar buiten, naar haar toe. Toen hij zich over haar heen boog, zag hij dat haar knie bloedde. Haar betraande gezichtje keek triestig naar hem op.

“Je bloedt.” merkte hij op. “Ben je gevallen?” Hij deed zijn best om vriendelijk te klinken.

Ze knikte en wees op de kleine plastic fles die naast haar lag. Gedeukt, kapot en leeg.

“Het is weg. Allemaal weg.” snikte ze. De kruidenier fronste zijn wenkbrauwen.

“Wat is er weg?”

“Het water!”

Toen zag de kruidenier de natte plek op de grond.

“Waar was je mee bezig, Désirée?”

Verdrietig keek ze achterom naar de meermin die versteend naar de opkomende zon keek. “Ik wilde de zeemeermin water geven, zodat ze terug kan zwemmen.”

Haar kinderlijke antwoord verraste de kruidenier.

“Doe je dit elke dag, Désirée? De zeemeermin water geven?”

“Ja, maar nu kan het niet meer.” Ze barstte opnieuw in snikken uit.

Onhandig probeerde de oude man het kleine meisje te troosten. Zonder veel succes. Tot hij zich iets herinnerde.

“Weet je wat, Désirée? Ik denk dat ik weet hoe we je zeemeermin terug water kunnen geven.”

Meteen hield het kleine meisje op met wenen. Verwachtingsvol keek ze naar hem op.

“Hoe dan?”

“Wacht hier even.” zei hij en haastig liep hij terug naar zijn huis. Even later stommelde hij rond in zijn winkel, verwoed zoekend naar die verloren herinnering. Uiteindelijk vond hij het kleinood in een vergeten lade onder de kassa. Via de rinkelende winkeldeur ging hij weer de straat op. Désirée rende naar hem toe zodra ze hem zag. Hij sloeg geen acht op haar vragende blikken, maar leidde haar mee naar de overkant van de straat, waar naast een lantaarnpaal een ijzeren bak stond. Op het eerste gezicht leek het een elektriciteitskast, maar de kruidenier wist wel beter. Met de sleutel in zijn hand opende hij de kast. Hij zag koperen leidingen, een rood wiel en een bordje met instructies. Even aarzelde hij, maar doen draaide hij resoluut aan het wiel dat slechts langzaam knarsend aan zijn krachten toegaf. Er gebeurde niks. Beteuterd keek hij naar het binnenwerk van de kast. Er was niks anders om aan te draaien of te prutsen. Hij had exact gedaan wat het bordje zei.

“Luister!” riep Désirée plots. En dat deed hij. De kruidenier spitste zijn oude oren en hoorde toen een diep gerommel vanuit de aarde omhoog komen. Even hoestte de meermin nog een bruin vocht op, maar even later werd ze omringd door hoge, klaterende waterstralen.

Désirée’s oogjes schitterden en ze klapte opgewonden in haar handjes. De kruidenier lachte hardop. Het was lang geleden dat hij zich nog zo gelukkig had gevoeld.

 

Algauw lokte het geluid van het spetterende water het dorp de straat op. Mensen lachten en wezen naar het kleine meisje en de oude kruidenier die elkaar met het water bespatten. Plots leek het alsof de zon weer feller scheen. Het gouden zonlicht weerkaatste fel in de flikkerende druppels en het dorp leek overspoeld te worden met een veelheid aan kleuren. De bomen werden groener, de mensen opgewekter. De fontein leefde weer. De Ziel van Verloren Adem leefde weer.

 

Ergens in een uithoek van het land, verdrongen tussen beschermde bossen en uitgemolken weilanden, ligt een petieterig dorpje dat Verloren Adem heet. Je zal het niet in een atlas vinden. Het staat niet meer op de kaart. Zo klein is het. Het gehucht telt net geen honderd inwoners en er is slechts één straat. Oorspronkelijk heette het gewoon Adem, maar sinds het als dorp officieel geschrapt werd, noemen de inwoners hun dorp vrolijk Verloren Adem.

 

Het is een kleurig dorp. Alles is mooi groen of goudgeel. De sfeer zit goed, de mensen die er wonen voelen zich gelukkig, de gesprekken die men voert zijn licht, de fontein spuit elke dag hoge, schitterende waterstralen de lucht in... Zelfs de zomergroene bomen, die her en der de Hoofdstraat sieren, lijken meer kleur te hebben dan elders. De zon is hier helder en warm, en bij de kruidenier klinkt elke dag een ander lied. De tomaten van Jos zijn nog nooit zo groot geweest. Wie gaat er straks mee voetballen? Heeft er iemand zin in een ijsje?

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

Fiona
5 apr. 2015 · 3 keer gelezen · 0 keer geliket