De zin van waanzin

Fuaran
18 mrt. 2015 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Als ik niet op exact het juiste moment gekeken had, zou ik niet eens geweten hebben dat hij er nog was. Daar stonden we dan, ik ademloos kijkend naar hem, terwijl hij me zelfzeker doch betrapt aanstaart. Slechts één ogenblik duurde onze ontmoeting. Daarna was het moment alweer voorbij. Verbijsterd staar ik naar het raam, in wiens weerspiegeling zijn aanwezigheid even geleden nog onthuld werd.

Ik draai me om, razendsnel, maar zie enkel wat ik verwachtte te zien: ik ben alleen. En zo gaat het elke keer. Eén kort moment van onthulling, waarna ik soms maandenlang geen teken van hem zie. Soms denk ik dat hij voorgoed weg is, dat hij eindelijk rust gevonden heeft. Tot hij me weer het tegendeel bewijst, natuurlijk. Want rust vindt hij niet.

In mijn borstkas gaat mijn hart als een razende tekeer. Ik leg mijn hand erop, om het te sussen. Sssssssst..sssssst....sssssst. Mijn ritmisch sussen stemt mij rustig, maar mijn hart laat zich niet voor de gek houden. Of beter nog: zijn hart laat zich niet voor de gek houden. Het is vreemd hoe het hart dat al meer dan een jaar in mijn borstkas huist, nog steeds vreemd aanvoelt. Alsof mijn mankerende hart, wiens slagen van bij mijn geboorte geteld waren, beter bij mij hoorde dan deze perfect functionerende vervanger.

Ik denk wel eens dat ik dit nieuwe hart tekort doe. Dat het te fel voor me is, te levenslustig. Ik ben niet avontuurlijk genoeg, te braaf misschien. Ik zou kunnen zeggen dat dat zo is omdat ik mijn hele leven geleefd heb als een kasplantje, bang dat de kleinste opwinding het einde van mijn fragiele hart betekenen zou, maar dat zou een leugen zijn. De waarheid is: ik had me al neergelegd bij mijn noodlot. Ik had mijn einde reeds aanvaard. De kans dat er een functionerend hart voor mij zou zijn, een hart dat door mijn lichaam geaccepteerd zou worden... daar had ik nooit op gerekend. Ik had er niet eens van durven dromen. Mijn hoop op een lang leven had ik al begraven.

Wanneer ik een hand voel op mijn schouder, weet ik dat hij voor mij is gekomen. Deze keer draai ik me niet om. Ik weet dat daar niets dan leegte op mij wacht.
"Ik ben in de kamer hiernaast, kom maar wanneer je er klaar voor bent." Hij fluistert de woorden in mijn oor. Daarna voel ik hoe de hand van mijn schouder verdwijnt. "Neem je tijd," voegt hij geruststellend toe, maar die heb ik niet nodig, ik heb al zoveel meer tijd gehad dan verwacht. Tijd om na te denken. Ik ben er klaar voor.

Vastbesloten ga ik naar de slaapkamer. In een oogopslag neem ik de ruimte in me op. Op de grond ligt een eenvoudige matras zonder bedframe. De muren zijn kaal en leeg. In een hoek staat een aantal onuitgepakte kartonnen dozen. In tegenstelling tot mijn nieuwe hart, past deze kamer uitstekend bij mij. Ze sluit aan bij de manier waarop ik in het leven sta. Ik ben slechts een voorbijganger, niet in staat me te vestigen, ik blijf hier niet.

In het midden van de kamer ligt hij. Hij is mooi op een onopvallende manier, realiseer ik me. Het soort mooi dat je niet in tijdschriften of in films ziet. Zijn bleke gezicht heeft iets vriendelijks, een ondefinieerbare trek waardoor je hem wel sympathiek moet vinden. Zelfs nu zijn lichaam volledig ontspannen neerligt, verhult zijn kleding de vorm van zijn spieren niet. Aangedaan door het serene beeld van de onbeweeglijke jongeman, kniel ik naast hem neer. Zelfzeker plaats ik mijn in elkaar geslagen handen op zijn borstbeen. Met korte stoten pomp ik het bloed door zijn lichaam. Dertig keer op rij. Ik voel geen angst om mijn lichaam te overbelasten, want het is zijn gezonde hart dat in mij huist. Ik maak zijn luchtweg vrij door zijn hoofd te liften, knijp zijn neus dicht en plaats mijn lippen op de zijne. Zijn lippen voelen koud en slap aan. Bijna verwijder ik mijn mond van de zijne, maar dan herneem ik me. Twee keer laat ik verse lucht in zijn longen stromen. Daarna verlaten mijn lippen de zijne. Wanneer ik mijn handen weer op zijn borstbeen plaats om de hartmassage te hervatten, proest hij het uit. Zijn heldergroene ogen openen zich en staren me verbijsterd aan. Onder de palm van mijn hand pompt nu zijn herleefde hart weer bloed door zijn lichaam. Mijn ademhaling stokt. Mijn eigen zwakke hart protesteert hevig tegen de net uitgevoerde inspanning. Het duizelt me. Ik heb een jaar de tijd gehad om na te denken, spreek ik mezelf moed in. Ik ben er klaar voor.

Met mijn laatste kracht verplaats ik mijn handen van zijn borst naar zijn keel. Zijn ogen sperren zich wagenwijd open wanneer ik mijn volledige gewicht gebruik om zijn luchtweg toe te knijpen. Zijn armen grijpen wanhopig om zich heen, maar slagen er niet in mijn handen van zijn keel te verwijderen. Net zoals bij de hartmassage tel ik tot dertig. Opnieuw en opnieuw, tot zijn lichaam al lang geen verzet meer biedt. Zijn ogen staren me angstig aan, maar zijn hart bonkt energiek en levenslustig in mijn borstkas. Ik sta op en adem drie keer diep in en uit. Mijn lichaam giert nog na door de adrenaline van de inspanning. Mijn hart gaat als een razende tekeer en ik volg het. Voor het eerst zijn wij werkelijk één. Ik stap naar de stapel kartonnen dozen en haal het eerste voorwerp eruit. Zonder veel aandacht te besteden aan de afbeelding op het doek, hang ik het schilderij aan de muur. Ik neem een aantal stappen achteruit om het te bestuderen. Wanneer ik weer naar de kartonnen dozen toeloop om het volgende voorwerp uit te pakken, zie ik dat het lichaam van de jongeman verdwenen is. Ik weet dat hij niet terug zal keren. Ik voel het aan het krachtige hart dat in mijn borstkas slaat. Het hart dat nu eindelijk echt van mij is. Ik ben er klaar voor. Ik leef.
 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

Fuaran
18 mrt. 2015 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket