Een dag uit het bestaan van Kalypta

5 nov. 2014 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Vrijdag 13 juni 2014

Het hele restaurant verstijfde toen hij binnenkwam. Hij zag er dan ook angstaanjagend uit. Een gloeiend rood litteken liep van zijn haarkruin over zijn helblauwe oog tot in zijn nek, waar zijn dikke zwarte haren waren samengebonden met een felrood lint. Hij droeg een bruinleren mouwloos hemd, zodat de drakentatoeages die over zijn gebruinde biceps slingerden duidelijk opvielen. Eronder droeg hij een pikzwarte pofbroek die eindigde in zware leren laarzen.

Maar dat was niet waar iedereen naar staarde. Om zijn middel spande een brede donkerbruine riem waar een verscheidenheid aan messen instak. En aan zijn linkerheup hing een lus waarin een zwaard stak dat zo breed en krom was dat het er levensgevaarlijk uitzag.

De blauwe ogen van de man flitsten over alle inzittenden en toen liep hij op zijn dooie gemak naar een leeg tafeltje voor twee en plofte neer op de stoel, zijn ogen op de deur gericht.

Het duurde even voor de mensen zich weer herinnerden hoe te ademen. Een ober die plots besefte dat hij dienst had, ging met knikkende knieën naar de man toe en vroeg met trillende stem:

‘Wilt… wilt u iets drinken, meneer?’

Hij kreeg een onderzoekende blik terug waar hij zich duidelijk ongemakkelijk onder voelde, want hij deinsde achteruit.

‘Bier,’ zei de man met een zware raspende stem.

De ober knikte en maakte zich uit de voeten. Geen van de aanwezigen durfde te bewegen. De enkeling die het toch waagde zijn vork op te nemen omdat zijn hongerige maag en het dampende gerecht voor hem hem moed gaven, liet die kletterend weer vallen na een oplettende blik van de man. Zelfs toen hij zijn bier gekregen had, bleef hij alles en iedereen in de gaten houden. De spanning was te om snijden en even scherp als het zwaard van de man.

Toen ontsnapte er een verschrikte kreet aan een vrouw die bij het raam zat. Iedereen keek naar haar, en naar een klein meisje dat met grote ogen naar de man toe schuifelde.

‘Noortje, kom terug,’ smeekte de vrouw, maar niemand durfde een vin te verroeren om het kind te onderscheppen. Ze sloop nieuwsgierig, maar behoedzaam dichterbij tot ze vlakbij de grote man stond. Ze nam hem op van kop tot teen en vroeg toen met een fijn iel stemmetje:

‘Ben jij een piraat?’

Iedereen hield zijn adem in. De man draaide langzaam zijn hoofd tot zijn felle ogen op het kind vielen en zei met barse stem:

‘Nee.’

Het meisje schrok, maar bleef toch staan.

‘Welles,’ zei ze.

De man zette met een klap zijn glas op tafel. Hier en daar klonk een gesmoorde kreet of kreun. Hij bracht zijn gezicht tot vlakbij het meisje.

‘Waarom?’ vroeg hij.

Ze wees met trillende vinger naar het litteken.

‘En de tekeningen.’ Ze wees naar zijn armen.

‘En je zwaard.’

De man keek het meisje lang aan, leunde toen achterover en zijn mondhoeken plooiden in een grijns. Het litteken trok scheef mee, wat zijn gezicht er niet mooier op maakte. Er klonk een algemene zucht van opluchting.

‘Geen zwaard,’ zei hij, ‘zwaarden zijn recht. Dit is een Skmitar.’

‘Smitaar?’

‘Skmitar.’

‘Mag ik kijken?’

Dat was de druppel voor haar moeder, die het bestierf van de zenuwen. Ze stond bruusk recht en zei met scherpe stem:

‘Nora Verbiest, kom nu onmiddellijk hier!’

Het meisje keek verbaasd om, alsof ze uit een droom ontwaakte.

‘Niet boos zijn, mama,’ zei ze ontwapenend, ‘ik wil alleen maar die sminkar zien.’

Haar moeder wilde antwoorden, maar zweeg geschrokken toen de man zijn kromzwaard met een vlotte beweging uit de schede haalde. Hij legde het op het tafeltje en Noortje kroop op de andere stoel om beter te kunnen kijken.  Ze liet haar kleine vingers over het koele staal glijden en voelde voorzichtig aan de scherpe randen. Haar ogen glinsterden toen ze opkeek naar de man.

‘Jij bent geen piraat,’ zei ze.

‘Nee,’ antwoordde hij.

‘Wat dan wel?’

‘Wachter.’

‘Wachter?’ Ze dacht na. ‘Op wie wacht je dan?’

De man grijnsde opnieuw, maar keek het kind toen heel oplettend aan, zijn wenkbrauwen gefronst. Hij boog naar haar toe en fluisterde in haar oor:

‘Op jou.’

Noortje schoot geschrokken recht en wat er toen gebeurde, deed menig mond openvallen van verbazing. De donkere man stond op en knielde voor het meisje dat op de stoel stond.

‘Ik ben uw dienaar,’ zei hij plechtig. ‘Mijn Skmitar en mijn leven zijn de uwe, vrouwe Kalypta.’

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

5 nov. 2014 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket