Hongerige ogen onder polserend sterrendak,
Zeldzame aantrekking in zinnelijk, zwoele nachten,
die met ventilatorenbladen sidderend spelen.
Donker voorgevoel, dat ons laat beven.
Ik neem in jou een bad van sehnsucht,
En trek je mee in een sprakeloze zee van begeerte.
Enkel nog lichamen voelen, in een tuimel vergeten wij
Woorden en namen, zijn ver van de wereld.
Vloeiende pijn die oude herinneringen verwoest.
Jij en ik.
Onze contouren verwasemen en als de woestijn naar
Water schreeuwt, zullen wij ze met onze lust drenken.
Zweet plakt aan ons, zoet en zwaar als wilde honing.
Openbaring.
Opgave.
Ondergang.
Spieren.
Hijgen.
Vallen.
Dieper en dieper.
Opening.
Tot in de hel – tot in het niets.
Ademen.
Rillen.
Exodus, twee uur en zesenvijftig.
Monsoen.
Afscheid.