Het ijs zou breken. Haar neus koud, vingers warm verpakt in rode wantjes. Ze wist ervan, wist wat verwacht werd. Liep, omdat gaan voor haar niet ging. Opnieuw slalommen.
Gisteren was nieuw, plots was het daar. Zo simpel.
De takken krasten in haar zachte huid. Haar gele laarsjes zogen zich constant vast. Toch volgde ze, gefocust, haar wil. De vijver lag er eenzaam bij. Meestal trok hij de aandacht van zovelen, vandaag lieten ze hem in de steek. Zij niet. Ze nam haar attributen. Nog amateuristisch geklop, dus hard labeur. Het dikke ijs bood weerstand. Geen hulp, op zichzelf aangewezen. Een doorzetter. Zij won.
Nog nooit zoveel zin in alle facetten van het leven. Vanaf morgen lag de wereld aan haar laarsjes.