Het Rennerke

31 jan. 2014 · 3 keer gelezen · 0 keer geliket

Als ik niet vol in de remmen had gemoeten voor een slippende
voorganger, ik was er pardoes voorbij gefietst. Eén seconde heb ik nodig
om te weten welk klein dingetje daar van op de grond een straal zonlicht
in mijn ogen flitst. Een mini-fietser, een wielrenner van plastic, drie op drie
centimeter klein. Een rennerke. Mijn hart klopt in mijn keel zoals de fiets
van Tom Boonen over de kasseien van Parijs-Roubaix dondert. Een
rennerke!


Ik ontwijk de fietsers die achter mij komen en zet mijn mountainbike tegen
een boom. Ik doe mijn handschoenen uit en pak het rennerke vast. Hij zit
onder de modder. Ik geef hem een verkwikkende douche met mijn
speeksel en droog hem af met de mouw van mijn jasje. Hij ziet er prachtig
uit. Hij draagt een witte koerstrui met korte mouwen en een zwarte
koersbroek. Zijn sokken hebben dezelfde kleur als zijn gladde benen en
zijn schoenen hebben dezelfde metaalkleur als zijn fiets. De witte pet op
zijn hoofd verraadt dat het een rennerke uit mijn jeugd moet zijn toen er
van verplichte valhelmen nog geen sprake was.


Het is zondagochtend, nog geen negen uur en het vriest boomwortels uit
de grond. Maar ik spring niet terug de fiets op om mijn tocht door de
Herentalse bossen verder te zetten. Ik zet mij op de dichtstbijzijnde
boomstronk terwijl de andere deelnemers van de toertocht mij passeren.
Ik vang af en toe een “ça va?” en een “pech?” op maar echt registreren
doe ik dat niet. Het rennerke palmt mij zodanig in dat ik mijn handen zelfs
niet voel verkleumen.


Mijn gedachten fietsen nu in sneltempo achteruit om aan te belanden bij
mijn kindertijd in ons huis in de Marialei. Ik zit aan de eettafel en mama
spreidt het blokjestafelkleed uit. Ik open mijn doos met rennerkes.
Zorgvuldig plak ik een nummer op de rug van elke deelnemer en
nauwgezet noteer ik namen en nummers in mijn koersschriftje. En dan
klinkt het startschot. Ik gooi met de twee dobbelstenen en zet rennerke na
rennerke vooruit op het tafelkleed. In stilte geef ik commentaar en
co-commentaar bij de wedstijd. Ik zit volledig in mijn eigen koerswereld.
Drie tussensprinten, twee bergprijzen en één massale valpartij later (mijn
kleine broer vond het nodig aan het tafelkleed te trekken …) is het tijd om
de prijzen uit te delen aan de meet. En dat alleen maar omdat mama mijn
parcours nodig heeft om de avondmaaltijd op te serveren. Ach ja, dan
organiseer ik na het eten wel een nieuwe rit.


Ik ontwaak uit mijn dagdroom omdat mijn achterwerk het, ondanks dat
zemen vel in mijn broek, nu verdomd koud krijgt op die boomstronk. Ik
steek het rennerke in het sleutelvakje vooraan in mijn koersbroek en
spring gezwind op mijn fiets. Nu ben ik zelf een rennerke. Ik gooi mijn
innerlijke dobbelstenen naar tweemaal zes ogen en ga als een bezetene
tekeer. Ik vlieg elk heuveltje op om punten voor de bergprijs binnen te
halen, ik haal vol risico andere fietsers in om toch maar die ingebeelde
tussensprinten te winnen. In de laatste kilometer krijg ik mijn kompanen
waar ik die ochtend mee gestart ben in het oog. Ik haal ze in en met een
splijtende demarrage laat ik ze achter. Helemaal warm vanbinnen bereik
ik alleen de aankomst.


“Wat had jij ineens?” vraagt een vriend terwijl ik al aan het aanschuiven
ben aan de afspuitstand. “Tja, een goeie dag zeker?” antwoord ik.
Onopvallend tast ik naar het rennerke in mijn broek. Een hele goeie dag!

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

31 jan. 2014 · 3 keer gelezen · 0 keer geliket