Je legt je vinger op mijn wimper
streelt mijn ooglid toe
en doet dat nog eens.
Je fluistert zoekertjes mijn linkeroor in,
sluit mijn rechteroor voor
al te grote zorgen van de wereld.
Je wroet je vingertoppen in mijn borsthaar vast
en neuriet melodietjes
uit mijn kinderjaren.
Je heft mijn boycots op
en ziet me minzaam knipogen naar het waggelend voorbij gaan,
daarna dankbaar tellend wat bleef kleven aan mijn haren.
Je trekt me weer de baan op,
helpt me er-zijn als het langzaam dalend laken
dat ik uitwierp.
Je leert me weer te geeuwen.
Je vindt de balsem voor mijn
suizend, tollend hart uit.