JED

30 mrt. 2017 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Tergend langzaam dooft het rode lampje en wordt de kamer pikdonker. Het is voorbij. Hij is weg. Ik sta op en zoek de lichtschakelaar naast de keukendeur. Een vaal geel peertje floept aan boven de stapel vuile borden in de wasbak. Els zit met vochtige ogen voor zich uit te staren. Ze kan het niet geloven. Ik eigenlijk ook niet. Ik zucht en zet een ketel op het vuur. De nacht is zwart. Over enkele uren begint het te schemeren. Ik ga bedremmeld naar haar toe en plaats wat onhandig mijn hand op haar schokkende schouder. Ze huivert. Ik vind het oprecht verschrikkelijk, zeker voor haar.

‘Hypocriet,’ sist ze, ‘nu tevreden?’

Ze staat op met een ruk en stuift de keuken uit. Ik blijf. De hoop ijzer op het aanrecht recht voor me staart me grijnzend aan. Hij beweegt niet meer. Voorgoed gedaan. De rode ogen definitief gesloten. Jed, onze allerliefste huis- tuin- en keukenrobot  heeft zijn laatste digitale adem geblazen.  De ketel begint te fluiten. Ik glimlach en zet een kopje thee. 

Ik voel me vreemd genoeg opgelucht, na twee bizarre jaren vol achterdocht. In het begin was het wel leuk. Een hobbyprojectje. Iets waar Els en ik samen aan konden werken. Na zeven jaar huwelijk en onze gedwongen verhuis naar deze achterhoek waar we niemand kenden, stapelden de ergernissen zich op. We leefden op elkaars lip en maakten overal ruzie. Tot ik die handleiding vond. We bouwden hem samen. En we hadden er lol in. Het gaf ons een gezamenlijk doel, opnieuw. Een mooie bliksemafleider voor de sleur. We lachten, knutselden, sleutelden en soldeerden, maanden aan een stuk. Langzaam kreeg Jed vorm. Een metalen mannetje, onze ijzeren vriend. Het was Els haar idee om hem een naam te geven. Ze koos Jed. Dat had ze in één of ander magazine gelezen en vond ze wel passen voor een robot. Belachelijke naam.

Ik kijk door het raam en drink van mijn kopje. Ik hoor Els boven met de deur slaan. Ik haal mijn schouders op. Buiten wordt het al een beetje licht. Of beeld ik me dat in?

Jed was plezierig. Zeker de eerste weken. De dag dat zijn ogen voor het eerst oplichtten en hij zijn hoofd naar ons draaide was, hoe zal ik het zeggen, magisch. We waren verbijsterd en liepen over van trots. Toen kwam een krakerig ‘Goedendag’ uit zijn mond, een oude speaker van een klokradio. We sprongen een gat in de lucht. We vierden die avond uitgelaten de geboorte van onze nieuwe vriend. Els, ik, flessen champagne en Jed, die ons goedkeurend aanschouwde vanaf de keukentafel. Ik kuste Els die avond zoals ik al een lange tijd niet meer had gedaan en ook een lange tijd niet meer zou doen. Die eerste dagen leerde Jed razendsnel bij. We amuseerden ons te pletter. We gingen van eenvoudige woord- en zoekboekjes voor kleuters over naar jeugdboeken en algauw kleppers als Kafka, Tolstoj en Claus. Hij verslond televisie, vooral reality-tv programma’s. En hij was handig. Jed nam alle vervelende taken in huis voor zijn rekening. Was, plas en gras. Die lekkende kraan werd na vier maand eindelijk gerepareerd. Een fluitje van een cent voor onze metalen huisgenoot. Die kadertjes die al een half jaar smeken om aan de muur te hangen. Zo gefikst. Wat een kerel zeg. Els in haar nopjes, wat had je gedacht.

Ik zet mijn lege kopje op het aanrecht en kijk hem aan. Die razendsnelle metalen beentjes hangen er nu wat lullig bij. Naast hem ligt mijn Engelse sleutel. Enkele draadjes pulken uit het verwrongen metaal aan de zijkant van zijn hoofd. Ik neem de sleutel vast en weeg hem in mijn hand. Waar had ik mijn werkbak nu weer gelaten?

Nu, na enkele weken begon die hele robot mij wel al wat te vervelen. Ik vond nieuw werk in de suikerfabriek aan de andere kant van de stad en had lange werkdagen. Wanneer ik thuiskwam wou ik vooral een fris pintje en met de voetjes op de salontafel voetbal kijken. Geen gezeik. Het interesseerde me niet welke hilarische avonturen Els en Jed die dag beleefd hadden of wat voor geniale prestatie die ijzerhoop nu weer gedaan had. Gewoon mijn bier brengen en niet te veel praatjes. Mijn kop liep zo al om.

 

Ik loop naar de kelder. Mijn werkbak staat op het rek. Ik leg de Engelse sleutel weg en hijs me loom de keldertrap op. Eerst een klein dutje doen en dan onze vriend naar het containerpark brengen.  Ik loop de keuken in met een glimlach. Jed zit me levenloos op te wachten. Ik moet lachen.


Els werd kribbiger tegen me. Die blikken trommel was blijkbaar veel interessanter. Ze keek me soms aan met een blik vol afkeuring en walging. Ze kon niet wachten tot ik naar mijn werk vertrok. Telkens ik de kamer binnenkwam stopte het gesprek. Jed en Els keken dan wat verveeld weg, mompelden een excuus en gingen weg. Mij kon het niet schelen. Ik haalde mijn schouders op en probeerde mijn irritatie te negeren. Ik trok een blikje open en ging zitten sudderen in mijn zetel. Ik voelde me het vijfde wiel aan de wagen, of beter het derde aan de fiets. Ik was vervangen. Overbodig gemaakt door boutjes en draadjes. Een machine met praatjes maakte nu het mooie weer bij mij thuis. Ik stond er bij en werd hooguit geduld. Voorlopig toch. Els en Jed begonnen me steeds meer te mijden. Ze staken hun ontgoocheling niet weg als ik onverwachts thuiskwam. Soms gingen ze hele weekend op stap, god weet waarnaar toe. Mijn aanwezigheid werkte op hun zenuwen. Jed fluisterde dan iets in mijn vrouw haar oor waarna ze giechelend naar mij keek. Dan schudde ze haar hoofd en nam ze Jed mee naar de andere kamer. Ik voelde me niet meer op mijn gemak. Toen ik twee weken geleden de keuken inliep stond Jed net een groot vleesmes te slijpen. Een karweitje waar ik me nooit aan gewaagd heb. Ik bleef staan en wou me net omdraaien. Hij keek me recht aan en wees met de punt van het mes in mijn richting. Hij zei niets. Misschien is het mijn verbeelding maar na enkele gespannen seconden zag ik een grijns op zijn metalen smoelwerk komen. Ik staarde hem bevroren aan. Jed liet het mes weer zakken en sleep luchtig verder. Ik liep de keuken uit met een bonzend hart.  

Na twee zenuwslopende weken had ik gisteren eindelijk de moed gevonden. Ik had de hele avond in de garage gewerkt aan mijn motor. Daar liet ik die eikel niet aan prutsen. Vol olie en met een zware Engelse sleutel nog in de hand kwam ik de keuken binnengewandeld om een pilsje te nemen. Het olijke duo zat schaterlachend bij kaarslicht monopolie te spelen. Els was duidelijk teut. Naast haar glas stond een halflege fles rode wijn. Op het aanrecht stond nog een lege fles. Jed zat met zijn rug naar mij. Hij nam zelf de moeite niet om zich om te draaien, maar praatte gewoon verder met Els. Die proestte het uit bij elk woord van hem. De arrogante klootzak. Ik had er genoeg van. Ik zwaaide de sleutel de lucht in en ramde hem los op zijn blikken kop. Hij viel voorover op de tafel. De kaars rolde op de grond en doofde. Zijn twee rode ogen gaven de kamer een sinistere gloed. Langzaam werd de keuken pikdonker. Ik kon weer ademen.


Ik was het kopje af en zet het opnieuw in de kast. Ik loop langs Jed en knip het licht uit. Ik blijf staan aan de keukendeur. In het ochtendschemer zit een rode gloed. Ik durf me niet omdraaien maar voel de ogen van Jed op mijn rug branden.

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

30 mrt. 2017 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket