Leer

5 jan. 2015 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Gino had een obsessie: leren jassen. Zijn kasten hingen er vol mee. Zwarte leren perfecto's, jassen uit omgekeerd schaap, jekkertjes met glitter en opschriften van motorclubs, zelfs paarse blousons uit namaak struisvogelleer met gouden kettingen. De garderobekast aan de inkomhal was voor de mannenvesten, de kapstok in de gang voor de leren regenjassen en de instapkast in zijn slaapkamer voor de damesblousons en daim jasjes. Dat was zijn buit. De schatkamer van kapitein Gino, waar hij vijf jaar aan had gewerkt.

Gino was een klein ventje met een agressiviteitsprobleem. Hij reed met een zware motor om zijn lengte te compenseren. De motor deed 250 kilometer per uur. Maar dat was niet genoeg. Elk weekend ging hij naar de discotheek, de Bocaccio en de Carré, om coke te snuiven, xtc te slikken en te dansen op de new beat van de Confetti's.

Zijn hobby was onschuldig begonnen. Eerst kon hij zijn jekker niet terugvinden in de vestiaire van het Feestpaleis in Beervelde. Eigenlijk had hij hem in de hoek van de zaal naast een luidspreker laten liggen, maar hij was te dronken om zich dat te herinneren. Daarom had hij toen op zijn dooie gemakje een andere leren vest van de kapstok gehaald toen de garderobejuffrouw even de verkeerde kant opkeek. Het bleek een betere jekker te zijn dan zijn oude, een echte Chevignon uit dik en soepel leer, een pilootmodel met een blinkende goudkleurige voering. Nu hij had begrepen hoe gemakkelijk het was, maakte hij er zaak van om ieder weekend met minstens één vest aan de haal te gaan.

In het weekend droeg hij de jassen niet. Hij droeg ze alleen tijdens de week, om naar zijn werk te gaan. Hij werkte in een bakkerij als bakkershulpje en moest om vier uur 's morgens opstaan, reed vijfhonderd meter met zijn motor en was al ter plekke. Om twee uur in de namiddag was hij klaar met werken voor de rest van de dag en van zijn collectie leren jekkers had hij uiteindelijk maar weinig plezier. De enige die ze zag, was bakker Guy, die hem vroeg of zijn moeder een klerenwinkel uitbaatte toen Gino voor de derde keer op één week met een ander jasje kwam aangesnord. Gino vond het spijtig dat hij niet wat meer de show kon stelen met zijn jasjes, want hij had er een paar mooie in zijn collectie. Wanneer hij 's namiddags thuiskwam stalde hij ze uit op zijn bedsprei, trok ze aan en bewonderde zichzelf in de kamerbrede spiegel van zijn instapkast, die zijn ouders hem cadeau hadden gedaan toen hij vorig jaar alleen was gaan wonen.

Voor één jasje had hij een zwak: dat van Carine De Gucht. Het hing in zijn kast met damesjasjes: jasjes die hij niet aantrok, maar af en toe besnuffelde naar sporen van parfums – bloemige parfums zoals Anaïs Anaïs van Cacharel en zware muskusrijke parfums zoals Poison van Christian Dior – en ook gewoon leer en zweet. Het jasje van Carine De Gucht rook naar iets anders. Het was gemaakt uit lichte daim, rozig, met de snit van een blazer. Hij had het gestolen in snookerclub Eddy's Balls in de Groendreef. Het lag op een bank die bezet werd door een gezelschap van yuppies in gestreepte hemdjes en Italiaanse schoenen. Op hun tafeltje stonden Duvels, pintjes en Gini. Ze waren in de ban van een kloot die de show wilde stelen en met zijn keu allerlei effecten met de biljartballen uithaalde, die naar hem terugkeerden en allerlei geometrische figuren beschreven op het groene tapijt. Voor Gino was het een koud kunstje geweest om het jasje van de zitbank te grissen en er vandoor te gaan.

In het jasje zat een portefeuille met een identiteitskaart, bankkaart en vijfduizend frank. Een hele hoop geld. Gino deed nooit iets met de dingen die hij vond in de jekkertjes. Meestal trof hij lipstick of condooms aan. Af en toe een halflege portefeuille. De spullen slingerden rond op zijn appartement, in schuiven en mandjes. Als er een balpen bij zat, gebruikte hij die om 's morgens kruiswoordraadsels op te lossen.

Gino was meteen weg van Carine De Gucht. Zelfs op haar identiteitskaart zag ze er adembenemend uit. Haar blik was open en leek je tegemoet te komen. Gino keek er elke ochtend naar bij het ontbijt, terwijl hij slurpte van zijn koffie en kauwde op zijn boterham met salami. Toen hij nog maar net was begonnen werken, had hij zo vroeg in de ochtend nog geen honger. Het was per slot van rekening nog maar vier uur. Na drie weken deeg kneden bij bakker Guy, tussen de heerlijke geuren van rijzend deeg, gist, opgelegde rozijnen, hete karamel en smeltende boter had hij er een gewoonte van gemaakt om 's ochtends uitgebreid te ontbijten. Anders kreeg hij rond negen uur honger, net wanneer de meeste klanten de winkel binnenkwamen. En dan moest hij van Guy overal met zijn handen afblijven.

Carine had een mooie handtekening met veel krullen. Ze woonde op de Dennenlaan in Lochristi en was geboren in Sint-Niklaas op 13 juli 1977. Haar rijksregisternummer was 770713-84912. Gino kende het van buiten.

Gino keek uit naar 13 juli. Zelfs meer dan naar 27 augustus, zijn verjaardag. Elke nacht dacht hij aan Carine, en hij hoopte haar ooit nog eens tegen het lijf te lopen. Hij zou haar herkennen in een massa van duizend mensen. Op de straat en in de supermarkt hield hij zijn ogen open, klaar voor een onverwachte ontmoeting. Op zaterdagen bezocht hij de snookerbar, maar daar trof hij haar nooit aan. Ook discotheken leek ze niet te frequenteren.

Het was 13 juli. Guy was een week geleden op zomervakantie vertrokken met zijn vrouw Sandra en zijn drie kinderen. Gino werd al de hele week elke ochtend om vier uur wakker, alleen maar om te beseffen dat hij eigenlijk verder mocht slapen. Maar hij kon de slaap niet vatten. Hij liep ongeduldig door de stad tot de winkels opengingen, kocht een groot boeket rozen en reed met zijn motor naar Lochristi.

De Dennenlaan in Lochristi was een chique buurt met villa's, lommerrijke tuinen en hoge bomen die hun schaduw lieten vallen op het asfalt van het dreefje. Gino stopte voor huisnummer 46, een bungalow in rode baksteen met een schuin zwart dak. De bungalow stond een tiental meter diep in de tuin, op een kortgeknipte gazon. Een paadje uit stapstenen leidde naar de voordeur. Gino had zijn mooiste jeans en een wit hemd aangetrokken. Zijn helm hield hij onder zijn ene arm geklemd; de bos bloemen, de zak met haar leren jekker, portefeuille en de vijfduizend frank onder de andere arm. Zijn zware cowboyboots klakten op de stenen. Carines identiteitskaart zat in zijn binnenzak: die zou hij niet afgeven.

Het was Carines moeder die opendeed.

Gino stelde zich voor en overhandigde haar het boeket.

'Carine slaapt nog,' zei ze. 'Ben jij haar vriend?'

'Ja,' zei Gino, 'zo zou je het kunnen zeggen.'

'Kom binnen voor een kop koffie.'

Nieuwsgierig stapte Gino het huis binnen. Zijn ouders woonden in een rijhuis. Ook de bakkerij was in een rijhuis gevestigd. In een wijk als deze was hij nog nooit verder dan de voordeur geraakt. Dat was overigens nog in de lagere school, wanneer hij met zijn vriend Robby voor Driekoningen van deur tot deur ging om liedjes te zingen of auto's te wassen.

Hij veegde voorzichtig zijn voeten af aan iets wat waarschijnlijk een Oosters tapijt was en volgde mevrouw De Gucht naar de grote keuken met uitzicht op de achtertuin.

'Een mooie keuken,' zei Gino, 'en wat een tuin. Hier zou ik wel willen wonen.'

'Waar woon jij, Gino? vroeg Carines moeder.

'Ik huur een studio in de Groenstraat,' zei Gino, 'ik zit op leerschool bij bakker Guy op het Stationsplein.'

'Aha', zei Carines moeder. Ze schonk hem verstrooid zijn koffie in.

De zak met Carines spullen lag op Gino's schoot en belemmerde hem aan te schuiven aan de tafel en van zijn koffie te nippen zonder op zijn jeans te morsen.

'Wil je die zak niet wegzetten?' vroeg Carines moeder.

'Hier', zei Gino, terwijl hij haar de zak aanreikte. 'Er zitten kleren in van Carine. Ik heb die gevonden.'

Carines moeder deed de tas open en haalde het jasje eruit. Verbaasd plooide ze het open en keek ze ernaar in het licht van het brede keukenvenster. Carines moeder had veel weg van Carine. Dezelfde blik. Ze had mooie borsten, maar een plat achterwerk.

'Waar heb je dat gevonden? Carine dacht dat het gestolen was. Dat is al maanden geleden. Heeft ze dat bij jou achtergelaten?'

Gino wist niet wat hij hierop moest zeggen. Hij was helemaal niet voor Carines moeder gekomen en had eigenlijk verwacht dat deze dag anders zou uitdraaien. Daarom stond hij recht. 'Uw koffie was heel lekker, mevrouw De Gucht, maar nu moet ik er vandoor. Ik denk niet dat ik ga wachten tot Carine wakker is.'

Mevrouw De Gucht stond ook recht. Terwijl ze hem naar de deur begeleidde, zei ze: 'Carine zal heel blij zijn dat haar jekker terecht is. Het was een cadeau van haar vader voor haar achttien jaar. Ik vraag haar om je op te bellen wanneer ze wakker is, om je te bedanken. Heeft ze jouw telefoonnummer?'

Gino krabbelde zijn telefoonnummer op een papiertje en nam afscheid.

Die dag reed hij op zijn Ducati door velden en bossen tot zijn tank leeg was.

De volgende dag stond de politie aan zijn deur. Ze vroegen of ze eens mochten rondkijken en Gino durfde hen niet tegen te spreken. Ze vroegen hem waar hij al die leren vesten vandaan had.

'Ik heb ze gekocht', zei Gino. 'Ze zijn allemaal van mij.'

Een van de agenten haalde tampons uit de zak van een leren jekker. 'En die, zijn die ook van jou?'

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

5 jan. 2015 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket