Maanzin

5 nov. 2013 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Hoewel hij in huis zat, was het koud buiten. Misschien zat hij echter niet meer in huis. Als de muren opgeblazen zijn en je op de brokstukken zit van wat je ooit je huis noemde, kun je dan nog zeggen dat je thuis bent, laat staan dat je in huis zit? Hij had een donker vermoeden dat dat niet het geval was. Al zijn vermoedens waren donker. Hij lag hier. Niet dood, niet eens halfdood, maar tegelijkertijd beroofd van alles wat hij had. Ook voordien was hij alles al kwijt geweest en nog waren ze erin geslaagd nog meer van hem weg te nemen. Hij sloot zijn ogen en probeerde zijn ledematen te bewegen. Eerst zijn benen, dan zijn voeten. De linker- en rechterkant afzonderlijk, opdat hij meteen zou weten waar de problemen zich bevonden. Links leken er geen grote problemen te zijn, maar zijn rechterknie weigerde dienst te doen. Durfde hij kijken? Was er iets engs te zien dan? Hij keek. Er was niets engs te zien. Geen bloed, geen open wonde, alleen een gescheurd en bevlekt gewaad. Hij nam zijn materiaal. Het was immers maar een knie.

Xenion stond op. Het weinige dat nog rechtstond van het huis, ontnam hem het zicht op de withete maan. De rillingen liepen over zijn armen als kleine wormpjes die met zachte prikjes werden ingebracht in zijn huid. Ze spuwden vuur en drukten hun ijzige staartjes dieper in zijn huid. In de brokstukken ging hij op zoek naar wat hij zocht, maar hij kon het niet vinden. Alles was een puinhoop. Hij lachte groen en was meteen ook verbijsterd dat hij nog kon lachen. Nu zouden de mensen terecht kunnen zeggen dat zijn huis een puinhoop was, dat hij het verknald had, letterlijk en figuurlijk. Maar hij had het niet verknald. Hij had het helemaal niet verknald! Op een haar na was zijn plan geslaagd en dat lange fijne haar leek zijn hart te doorboren. Hij wist dat de gloed van de maan dat besef alleen maar pijnlijker maakte. De maangloed vergroot immers alle emoties uit en het was nog niet eens volle maan.

Hij wist dat de blik in zijn ogen nu meer dan ooit terecht als verwilderd zou worden beschreven, maar hij kon er niets aan doen. Met gebalde vuisten bleef hij te midden van zijn brokstukken staan. Hij leek iets te zoeken, maar hij wist zelf ook dat hij het niet zou vinden. Het was een schande. Hij had blij moeten zijn dat hij het niet had kunnen vinden in de puinhoop. Anders was ze dood geweest. Hij duwde zijn lange nagels dieper in zijn handpalmen en wendde zijn gezicht naar de halve maan. Zou zijn Loena nu ook naar de maan kijken? Zou ze ook voelen wat hij nu voelde. Hij wist het niet. Hij wist niet waar ze was en hij durfde al helemaal niet te denken hoe ze het maakte. Schrikbeelden overtreffen de werkelijkheid immers altijd. Hij wist dat hij er niet aan mocht toegeven. De wormen die hij nu voelde zouden dan immers in slangen veranderen en dan was alles verloren. Als hij zich niet meer kon beheersen, zouden ze hem definitief laten opnemen en deze keer zou hij geen keuze hebben.

Xenion sloot zijn ogen. Het licht van de maan kon niet onder zijn oogleden doordringen. Zijn gedachten hadden dus nog kans op plaatselijke opklaringen. Hij deed zijn ogen niet meer open en dacht na. Hij moest het doen. Met een wilde vaart begon hij in cirkels rond te draaien, maar zijn ogen hield hij gesloten. Ze zou hem wel weten te vinden. Of hij haar. Hier blijven was geen optie. De brokstukken waren van hem en hij zou zijn toren ook weer doen verrijzen. Maar niet nu. Zijn gesloten ogen vertelden hem dat hij nu moest conserveren en vertrekken. Hij twijfelde een seconde. Hij wist welke invloed de maan op hem zou hebben. De dolgeslagen waanzin was nabij. Hij deed het toch en zag het licht. Nu pas wist hij wat zijn missie was. Hij moest de halve maan weer volledig maken. Hij wist niet waar ze was, maar hij zou Loena vinden. Met vastberaden blik verliet hij zijn vertrouwde verbrokkelde omgeving.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

5 nov. 2013 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket