Moordenaar

Senne
24 nov. 2013 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Ik staar in de spiegel. Heel mijn lichaam staat vol met dezelfde, donkere zwarte letters die samen dat donkere, vuile woord vormen. Mijn armen, mijn buik, mijn benen. Mijn hele lichaam staat er mee vol. Naar mezelf durf ik niet kijken, wil ik niet kijken. Een zonnestraal verblindt me. Ze schijnt via de spiegel in het lemmet van het grote keukenmes in mijn rechterhand in mijn ogen. even knijp ik mijn ogen toe, vergeet ik dit alles, maar al vlug overvalt de realiteit me weer. Daar zie ik mezelf weer staan. De letters op het ontblote lichaam. In de spiegel zie ik alles. Hoe klein ik ben in de gigantische slaapkamer. Waarom zou ik deze kamer verdienen? Ik hoor hier niet! Hij hoort hier! Niet ik! Ik verdien het grote, zilverkleurig bed niet dat bijna rijkt tot aan het pas wit geverfde plafond. Of de antieke bruine kast. Een kast met al meer ervaring, al meer verhalen dan ikzelf. Maar minder dan hij er had. Minder verhalen dan de verhalen die hij nu niet meer heeft, maar heeft doorgegeven aan zijn beminden. Waarom zou ik het tapijt verdienen, het gigantische tapijt waar ik als kind wel vaker op in slaap viel. Op de uitkijk naar de monsters onder het bed. Mij zouden ze niet verrassen, ik stond altijd paraat. Hoe kon het dat zo’n lief kind was uitgegroeid tot het monster dat hier nu voor de spiegel staat. Dit monster, momenteel getekend door de letters op zijn lichaam. Eeuwig geketend door zijn herinnering. Weer schijnt de zon in mijn gezicht. Ditmaal volgt hij het traject omgekeerd: via het mes in de spiegel, tot in een traan die over mijn wang rolt. Ik laat mijn blik nog voor een laatste keer op mezelf vallen. Nat van het zweet en de tranen sta ik te trillen, te beven voor de spiegel. Lees nog één keer de woorden die mij doen beseffen dat ik het hoogtepunt van mijn monster-zijn heb bereikt. Hoe vaker ik de letters lees hoe meer ik besef wat ik gedaan heb en hoe meer ik vindt dat mijn plan de juiste daad zou zijn. Het roestvrije stalen lemmet van het keukenmes wacht. Het wacht om tussen het vet rond mijn polsen te dringen en diep in mijn slagaders te dringen. Het wacht om de redder van mijn bloed te zijn, de verlosser van mijn geheugen. Het zal zowel mijn bloed als mijn herinneringen doen ontsnappen, ze laten gaan. Ik zou wel willen, maar kan het niet. De vogels die ik hoor fluiten achter het witte raamkozijn herinneren me aan mijn familie. Wat moet ik hen schrijven, hen nalaten? Wat kan ik hen als reden geven van mijn vertrek, van mijn plotse gaan? Ik kan mijn moeder toch niet vertellen wat haar zoon gedaan heeft.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

Senne
24 nov. 2013 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket