Ik schrap, schaaf en schrijf
mijn meisje, volmaakt en
wars van de wereld
waarin ik stamelend sta.
Ze verstaat mijn gebreken
die als letters in haar kiemen,
maar met heupen incapabel
voor het baren van mijn zinnen,
stierf mijn woord vaak
in het witte van haar vel.
En als ze ongezien kronkelt
en kermt door het leven in haar
schoot, kus ik haar op de wang
naar een voorgeschreven dood.
Maar ergens loopt een meisje
zo fragiel en van de wereld
dat ik haar met mijn zinnen
weer herstellen kan.