Output
Ik ben er allesbehalve trots op, op het feit dat ik me bij vervelende verrassingen of tijdens stresssituaties bezondig aan het onwelvoeglijk gebruik van termen als ‘kak’ of de Engelse variant ‘shit’. Ik zou er in feite telkens een uitroepteken achter moeten schrijven, of een uitpoepteken, met wat slechte wil.
Ik ben een man van gewoonten. Elke ochtend, zo rond half negen, als ik het busje van de postbode zie of hoor passeren, ga ik met lood in de schoenen de lijdensweg naar de brievenbus. Onderweg vraag ik me af welke rekeningen ik nog te verwachten heb. Vind ik zo’n rekening even later daadwerkelijk in ons postzuiltje terug, overvalt me een dubbel gevoel. Enerzijds is er berusting. Wat onafwendbaar is, is inevitabel (schitterend woord vind ik dat) en wat komen moet dat komt, denk ik dan kreunend, deels door de fysieke inspanning, want ons zuiltje leegmaken vereist een ’s ochtends niet zo voor de hand liggende vooroverbuiging. Vreemd genoeg ervaar ik het ook als positief. Alsof ik helemaal op de hoogte ben en m’n zaakjes op orde heb. Een bevestiging van mijn organisatietalent, zoiets.
Een lege brievenbus zorgt op de terugweg tegenwoordig weleens voor een klein vreugdesprongetje van mijnentwege. Het doet me ineens denken aan mijn vader. ‘Geen nieuws is goed nieuws!’ riep hij vroeger altijd toen ik als nieuwsgierig kind ging checken of er iets in de brievenbus zat en het toen nog heel teleurstellend vond als ik een grote leegte aantrof. Ondertussen begrijp ik hem maar al te goed.
Het allerergste zijn rekeningen waar je geen rekening mee gehouden hebt. Dacht ik. Tot twee jaar geleden. Toen gebeurde het voor het eerst, vandaag voor de tweede keer. Ik herkende hem niet meteen, en ik moet toegeven dat hij bij het oprapen echt wel aangenaam aanvoelde, als een dik, luchtig en bobbelig pretpakket. Tot je leest en beseft dat het om de ‘gratis stoelgangtest om dikkedarmkanker vroegtijdig op te sporen’ gaat.
Nee, beste lezer, het is al een tijdje niet meer de belastingsbrief die me de daver op het lijf jaagt, maar wel de ONTlastingsbrief. Het kakzakje, de keiharde confrontatie met je kalenderleeftijd. Het patent van het oude peeke, dat om de twee jaar opgestuurd wordt, vanaf je vijftigste verjaardag. Je bent tweeënvijftig, Danny, want je krijgt ‘m nu al voor de tweede keer, ook al is je gevoelsleeftijd drieëntwintig, én je bent daarenboven onderhevig aan ernstige ziektes.
Onderhevig, onderhevig … Dat is een stijf aandoend synoniem van ‘blootgesteld’. Ik daarentegen, als kerngezonde en uiterst viriele drieëntwintigjarige ben, in een aangename setting en in het juiste gezelschap weliswaar, vooral van onder hevig en stijf als ik blootgesteld word.
Vandaag neem ik dus een staal van mijn stoelgang, zoals dat heet, van mijn uitwerpselen. Een kwestie van vijf minuten inspanning en uiterste concentratie. Stoelgang? Wat voor een verouderd woord is dat feitelijk? Wie gaat er nu nog ten stoele? Tja, beter dan het kinderlijke ‘kaka’ en het schaamteloze ‘schijt’. Maar uitwerpselen? Is werpen niet gooien? Veronderstelt dit geen tussenkomst van de handen? Vandaag kan ik niet anders, maar in normale omstandigheden blijf ik met mijn tengels ver weg van alles wat via mijn darmen het licht ziet.
Wordt het niet eens tijd dat we de waaier aan keuzemogelijkheden verbreden met woorden als ‘uitstotingen’, waarbij afvalstoffen daadwerkelijk verbannen worden uit het lichaam, duidelijk zonder manuele interventies? Of het weliswaar uit het Engels overgenomen ‘output’, lekker resultaatgericht, ietwat onbepaald (wat in dit geval best wenselijk is) en toch trendy? Om over na te denken.
Hoe het ook zij, ik ga mijn uitwerpselen opvangen. Klinkt als een inspannend partijtje honkbal. Mijn aangeboren onhandigheid in aanmerking genomen wordt het wellicht even vermoeiend.