Lezen

Pepe en zijn kleinzoon

Zijn gewrichten kraken en kneuren bij elke beweging om van het zonlicht te proeven. Het is donderdagmiddag en in de fraaie rusthuistuin zit de herfst nog in de wachtzaal. Nu is hij een drieënnegentigjarige beuk maar ooit was hij kwiek en onkwetsbaar. Altijd werken, zwoegen en ploegen. Een eeuwige anekdotefabriek die onversneden hard heeft geleefd, zonder virtueel of artificieel. De kolenschoppen in de aarde, rond de spade of rond het geribbeld glas.  Nu vangt hij uiltjes naast zijn kleinzoon. Hij is moe, niet van activiteit maar van zijn CV en een knoert van een rusthuismaaltijd. De stilte biedt ruimte voor dankbaarheid en verlangen naar vroeger. Toen een fietsroute uitkiezen een levensvraag leek en na school meteen opgehaald worden omdat hij het WK in Frankrijk wilde zien, een groot probleem. Herinnert hij zich die keer dat ik hem in alle vroegte voerde om op de foto te mogen met de spelers van Essevee Waregem? Of beseft hij dat we als zeventienjarigen onironisch uitkeken om met hem op vrijdag de bierindustrie te steunen in café ‘t Salonske op de Grote Markt?  Plots schrikt hij op en laat hij een uiltje ontsnappen om zijn verontwaardiging te uiten over mijn keuze voor spuitwater. Sommige dingen veranderen niet. Water is voor de cliënten. Zo is dat bij oudgedienden van de Waterleiding. Er wordt verder niet gesproken. Anders doen we toch toertjes rond dezelfde gesprekken. Mijn slabakkende carrière, de onveiligheid van mijn woonst in Brussel, waarom mijn vriendin niet mee is of hoe ze heet, vetes met verpleegster of het verdere afglijden van den Essevee: Stuk voor stuk dienen ze ter geruststelling en afleiding. Allemaal doen ze af van de diepe onuitgesproken band tussen pepe en zijn kleinzoon.  Misschien zou het beter hier stoppen. Dat uiltjes vangen een voltijdse betrekking wordt en hij zijn vast contract straks laat ingaan. Ik wil hem niet weg maar ik ben bang voor de achteruitgang. Als levensgenieter opgesloten zitten in een opgebruikt lijf is een triest lot en dat besef hangt in de lucht. Het stoel- en bedgekluister doet af van de warme herinneringen van hoe pepe echt is.  Maar net als het gemoed richting melancholie schuift, ontdoet hij zich van zijn slaap en maken we connectie. Gewoon even lachen en laten weten dat het goed is. We wisselen een paar woorden en een achterkleinzoonvermelding doet zijn belegen staarders fonkelen. Straks kan die kleine wandelen en heeft de beuk een nieuwe tak om levensvreugde aan op te hangen.  We zien elkaar volgende week opnieuw. Hopelijk blijf je niet te lang meer, maar vooral goed.   

GinDin
0 0

Wo sind die Stühle?

Een zonnige nazomerdag in het Antwerpse Koninklijk Museum voor Schone Kunsten. In de ontvangsthal vroeg ik aan mijn vrouw of ze eerst de bovenverdieping wilde bezoeken, of de tijdelijke expo beneden, toen een mevrouw me aansprak. Ze stond vlak voor me. “Wo sind die Stühle?”, vroeg ze vrij abrupt. En dus in het Duits. Nu moet u weten dat ik de Duitse taal niet vaak in de mond neem. Het is zelden nodig. Daarom wist ik niet meteen wat zeggen. Bovendien had ik keine Ahnung waar het op sloeg. Welke stoelen? “Euh, dat weiß ich niet“, stamelde ik in het Duitsnederlands. „Die Stühle“, herhaalde ze, maar nu een stuk luider. Een andere mevrouw trok aan haar mouw en zei iets als “Er is nicht …“ en het overige ging verloren in het geroezemoes van de groep museumbezoekers. “Ze denkt wellicht dat je hun gids bent”, zei mijn vrouw. “Misschien lijk je wel op hem”? De gids? “Tja, de tocht is moeilijk, de gids ervaren”, zei ik, een oude politieke slogan citerend.  In het museum botsten we nog een paar keer op de groep. Enkelen zaten inderdaad op een soortement van klapstoel. “Da sind die Stühle”, wees ik telkens naar de groep met hun stoelen. Ik vond hun gids niet meteen op mij gelijken, maar kijk, misschien zie ik er wel gidsachtig uit.  Na het geslaagde museumbezoek trakteerden we onszelf op een terrasje in de herfstzon. Net omwille van die aangename zonnestralen was het er stikdruk. Ik kon niet meteen een vrijstaande tafel ontdekken. “Wo sind die Stühle?”, zei ik tegen mijn vrouw, iets luider dan ik het zelf bedoelde. Aan een tafeltje waar nog één stoel vrij was en waar twee ietwat oudere mannen zaten, plaatste de ene man zijn rugzak op de lege stoel. “Duitsers”, zei hij tegen de andere.

Rudi Lavreysen
7 0

Output

Ik ben er allesbehalve trots op, op het feit dat ik me bij vervelende verrassingen of tijdens stresssituaties bezondig aan het onwelvoeglijk gebruik van termen als ‘kak’ of de Engelse variant ‘shit’. Ik zou er in feite telkens een uitroepteken achter moeten schrijven, of een uitpoepteken, met wat slechte wil. Ik ben een man van gewoonten. Elke ochtend, zo rond half negen, als ik het busje van de postbode zie of hoor passeren, ga ik met lood in de schoenen de lijdensweg naar de brievenbus. Onderweg vraag ik me af welke rekeningen ik nog te verwachten heb. Vind ik zo’n rekening even later daadwerkelijk in ons postzuiltje terug, overvalt me een dubbel gevoel. Enerzijds is er berusting. Wat onafwendbaar is, is inevitabel (schitterend woord vind ik dat) en wat komen moet dat komt, denk ik dan kreunend, deels door de fysieke inspanning, want ons zuiltje leegmaken vereist een ’s ochtends niet zo voor de hand liggende vooroverbuiging. Vreemd genoeg ervaar ik het ook als positief. Alsof ik helemaal op de hoogte ben en m’n zaakjes op orde heb. Een bevestiging van mijn organisatietalent, zoiets.  Een lege brievenbus zorgt op de terugweg tegenwoordig weleens voor een klein vreugdesprongetje van mijnentwege. Het doet me ineens denken aan mijn vader. ‘Geen nieuws is goed nieuws!’ riep hij vroeger altijd toen ik als nieuwsgierig kind ging checken of er iets in de brievenbus zat en het toen nog heel teleurstellend vond als ik een grote leegte aantrof. Ondertussen begrijp ik hem maar al te goed.  Het allerergste zijn rekeningen waar je geen rekening mee gehouden hebt. Dacht ik. Tot twee jaar geleden. Toen gebeurde het voor het eerst, vandaag voor de tweede keer. Ik herkende hem niet meteen, en ik moet toegeven dat hij bij het oprapen echt wel aangenaam aanvoelde, als een dik, luchtig en bobbelig pretpakket. Tot je leest en beseft dat het om de ‘gratis stoelgangtest om dikkedarmkanker vroegtijdig op te sporen’ gaat. Nee, beste lezer, het is al een tijdje niet meer de belastingsbrief die me de daver op het lijf jaagt, maar wel de ONTlastingsbrief. Het kakzakje, de keiharde confrontatie met je kalenderleeftijd. Het patent van het oude peeke, dat om de twee jaar opgestuurd wordt, vanaf je vijftigste verjaardag. Je bent tweeënvijftig, Danny, want je krijgt ‘m nu al voor de tweede keer, ook al is je gevoelsleeftijd drieëntwintig, én je bent daarenboven onderhevig aan ernstige ziektes.  Onderhevig, onderhevig … Dat is een stijf aandoend synoniem van ‘blootgesteld’. Ik daarentegen, als kerngezonde en uiterst viriele drieëntwintigjarige ben, in een aangename setting en in het juiste gezelschap weliswaar, vooral van onder hevig en stijf als ik blootgesteld word.  Vandaag neem ik dus een staal van mijn stoelgang, zoals dat heet, van mijn uitwerpselen. Een kwestie van vijf minuten inspanning en uiterste concentratie. Stoelgang? Wat voor een verouderd woord is dat feitelijk? Wie gaat er nu nog ten stoele? Tja, beter dan het kinderlijke ‘kaka’ en het schaamteloze ‘schijt’. Maar uitwerpselen? Is werpen niet gooien? Veronderstelt dit geen tussenkomst van de handen? Vandaag kan ik niet anders, maar in normale omstandigheden blijf ik met mijn tengels ver weg van alles wat via mijn darmen het licht ziet.  Wordt het niet eens tijd dat we de waaier aan keuzemogelijkheden verbreden met woorden als ‘uitstotingen’, waarbij afvalstoffen daadwerkelijk verbannen worden uit het lichaam, duidelijk zonder manuele interventies? Of het weliswaar uit het Engels overgenomen ‘output’, lekker resultaatgericht, ietwat onbepaald (wat in dit geval best wenselijk is) en toch trendy? Om over na te denken.  Hoe het ook zij, ik ga mijn uitwerpselen opvangen. Klinkt als een inspannend partijtje honkbal. Mijn aangeboren onhandigheid in aanmerking genomen wordt het wellicht even vermoeiend.   

Danny Vandenberk
43 2

Schoon, toch?

Er wordt minder getrouwd, of alleszins veel later. In vele gevallen zijn tegenwoordig de eigen dochters en zonen de bruidsmeisjes of bruidsjonkers op het huwelijk van hun ouders. Dat maakt dat de rol van de schoonmama als officiële oma van die kinderen ook dan pas zou beginnen. Het fenomeen van de scheidingen en plusouders maakt dat kinderen in plaats van vier soms wel acht grootouders hebben. Minstens vier van die personen zijn dan moeders. “Wat is schoonmoeder in de taal van jouw vrouwtje, toch niet Bella Mamma?” vraag ik aan Sam, mijn neef die met een Italiaanse is getrouwd.“Suocera”, antwoordt hij, “maar volgens het woordenboek  betekent het woord tevens  zeurkous of bazige vrouw”, voegt hij er lachend aan toe.Als zoon van mijn schoonzus en zwager, was mijn schoonmoeder zaliger zijn grootmoeder.“Hoe was dat nog met oma als jouw schoonmoeder?” repliceert hij.Ik moet even nadenken wat ik aan Sam kwijt wil. Over de enkele keren dat  ik met haar in conflict lag, houd ik wijselijk mijn mond.“Omdat jouw opa Franstalig was werd er regelmatig Frans gesproken. Moeder in het Frans is mère, maar het homoniem mer betekent zee. Als jouw oma wat opgewonden was, zegden wij onder elkaar la mer est agitée aujourd’hui  (de zee is vandaag woelig).“Daarop haalt Sam zijn beste grap boven. Toen hij aan zijn baas zei: “Ik wil graag naar de begrafenis van mijn schoonmoeder”,  antwoordde die:  “Ja, wie wil dat nu niet graag.”Grapjes over de ‘aangetrouwde’ moeders zijn legio.“Wat vond je het grappigst aan jouw belle mère?” vraagt Sam.Ik vertel hem van die keer dat mijn schoonmama klaagde over maagkrampen. Ik had haar toen als digestief een glaasje Jägermeister ingeschonken. Het had blijkbaar geholpen want later vroeg ze mij hoe dat godendrankje weer heette.“Voor haar verjaardag heb ik haar dan een geschenkverpakking aangeboden waarin naast de fles ook twee leuke authentieke Jägermeister schnapsglaasjes zaten.”“Van al mijn schoonzonen, weet jij tenminste wat er goed is voor een mens”, had ze gezegd toen ze me bedankte en omhelsde.“Dus Sam, als je een wit voetje wil halen bij jouw suocera weet je wat je te doen staat, maar ik raad je aan het met een flesje Amaretto te proberen."

Vic de Bourg
19 4

Ik zou (het niet) zeggen

Ze zijn alomtegenwoordig, de ik-zou-zeggers. Het is bijna een plaag. Het aantal groeit dagelijks, zoals de coloradokevers op het aardappelveld van onze pa in de zomer van 1976. Toen moest vader ook maatregelen nemen. Natuurlijk heb ik het nu niet over het spuiten van biologisch gif zoals op het aardappelveld, maar een waarschuwing lijkt me aangewezen. U gelooft me niet? Een half uur tv kijken volstaat. Dan hebt u een papier vol met streepjes, telkens als er iemand de woorden ‘Ik zou zeggen’ uitspreekt. "Waar maak je je druk over?”, vroeg onze oudste onlangs. “Het klopt gewoon niet”, zei ik al een beetje luid. Die ‘zou’ wijst op de voorwaardelijke wijs van de zin. Er moet een voorwaarde aan gekoppeld zijn. Zoals in deze zin: “Indien de situatie niet zo dramatisch was, zou ik zeggen dat er alsnog vrede komt.” Maar dat gebeurt niet. Je hoort nu zaken zoals: “Ik zou zeggen, laat het smaken”. Dan heb ik goesting om naar de tv te roepen: “Je zegt het toch. Laat die ‘Ik zou zeggen’ toch weg. Gewoon ‘Laat het smaken’ is ook goed. Waarom doe je dat?” Maar het heeft geen zin om naar de tv te roepen. Eén keer heb ik streepjes gezet. Ik telde er vijftien, uitgesproken door een B&B-uitbater. Hij had zijn B&B beter ‘Bij de ik-zou-zegger’ genoemd in plaats van ‘Bij tante Loes’, want tante Loes was in geen velden of wegen te bekennen. Hij kreeg geen zin gezegd zonder die ‘ik zou zeggen’. We zijn goed op weg om er een nationaal stopzinnetje van te maken, zoals ‘Ja precies’ in Nederland of ‘Ben oui’ in het Frans. Als het niet verbetert, ga ik wel roepen. En een gewaarschuwd man is er twee waard. Of nee, want als die allebei de woorden ‘ik zou zeggen’ in de mond nemen, wordt het nog erger.

Rudi Lavreysen
39 3

Franstalige Brusselse bourzwazie

    Een vrouw.Ze woonde en werkte in Brussel en leefde in Parijs.Vlaanderen en Wallonië kende ze uit de boekskes. Ik nam haar een keer mee naar mijn geboortestreek. Ze dronk een koffie met mijn moeder. Ze was zeer beleefd. We zijn er nooit meer op teruggekomen. Ik zag het, Parijs lag haar beter. In Brussel daar woonde ze. In een gigantisch gebouw. Zo'n huis waar je via twee grote deuren binnenkomt in een gang die uitgeeft op een tuin. De gang waar vroeger de koetsen doorreden. Op dat moment stond er een auto wrak in die gang. Alles zag er nogal sjofel uit. We schrijven eind 1974. Dat soort huizen ging onder de hamer om aan de stroom nieuwe inwoners een woning te bezorgen. In het midden van die gang was er een kleine trap die naar de toegangsdeur leidde. Dan kwam je in een monumentale kamer met een monumentale trap naar de eerste verdieping. Daar woonde die vrouw. Op het gelijkvloers was haar handeltje. Ze gaf autorij lessen aan iedereen, nogal veel. Ze gaf lessen aan diegenen die onderaan de maatschappij waren geraakt.Haar handeltje draaide goed. Toen ik haar ontmoette, verschafte ze onderdak aan enkele Chilenen die gevlucht waren na de moord op Allende. Ze kende misschien niks van Vlaanderen en Wallonië. Brussel kende ze zeer goed. Ze leerde me de Griek aan het Zuid kennen. Rond het Zuidstation warende eerste migranten gehuisvest. Een kwestie van rap met de trein op hun werk te geraken.Daar waren de eethuizen waar de migranten hun maaltijden gebruikten. De Griek naast de Marokkaan naast de Turk naast de Belg. De Griek was goedkoop er was het Griekse gebruik om in de keuken de producten te kiezen. Zeer gezellig en zeer goedkoop. En de marché du midi. Een markt waar je je evengoed in Afrika als in Italië, Frankrijk, Spanje of Marokko kon wanen. Zalig.Geen enkele Belg, zelfs geen Vlaming.Zalig.En met een glas retsina.Zalig. Ik was via mijn Algerijnse huisgenoot in contact gekomen met die vrouw.Op haar verjaardag gingen we pralines halen.   ********************************************************************************************* foto gallery verf ed https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/ *****************************************************************************************   foto VERF ED: kwetsbare MAN kwetsbaar mannelijk schoonheidsideaal https://www.2dehands.be/seller/view/m2154965550

verf ed: Contemporary ArtTIST
2 0

Angst

  Niet  Goud   Of   Geld   Beperkt   ANGST   *************************************** **************************************** **************************************** Aleen  Informatie  en  Kennis   BEPERKT  ANGST      ****************************************************************************************** foto GALLERY  https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/ ************************************************************************************* foto VERF ED: BLOEMEN KLEUREN https://www.2dehands.be/seller/view/m2091039012 ***********************************************************************************   Rond 1995 heb ik dat werk gemaakt. Ik noem het "altaar der culturen."Links ziet men een tv, onze gemeenschappelijke identiteit valt van het - silicium - glas - zand.De gemeenschappelijke informatiebronnen zijn verdwenen.De wijzen van vroeger opgevolgd door radio en uiteindelijk als laatste de tv die een ongeveer gemeenschappelijke boodschap uitdragen is niet meer.De informatie is versplinterd.Rechts ziet men een gietijzeren kandelaar daar in een mensenhoofd in papier. Stukken teksten. Krantenpapier "De encyclopedische mens".Gietijzer = nationalistenKandelaar = religieIn het midden staat de hedendaagse mens. Opgesloten. "de encyclopedische mens".Dit deel is gemaakt van een reclame voor lippenstift.Regeneratie KosmetikIn de dubbele wand gaan luchtbellen in het water de hoogte in.In die dubbel - transparantie - plexiglas zit diezelfde "encyclopedische mens".Het geheel staat op dunne platen, glas = chips = zand = silicium.Het geheel steunt op een gietijzeren pilaar = industriële cultuur.De gietijzeren plaat staat op de grond = landbouwcultuur.HET ALTAAR DER CULTUREN. Ik woonde toen in de Aalmoezenierstraat in Antwerpen. De jaren 90 tig. http://www.anamorfose.be/verf/misc-images/verf-t-i-r-e

verf ed: Contemporary ArtTIST
0 0

Het printertje

Bent u een veeltevroeger, een netoptijder of een altijdtelater? Wij behoren meestal tot de eerste categorie. In het Gare du Nord van Parijs stonden we een uur voor het vertrekuur klaar. We hadden iedereen in het station, van toerist tot treinpersoneel, al drie keer ontmoet omdat ik van het stilstaan (er was geen vrijstaande stoel te bekennen) pijn in mijn rug kreeg. Met een kleine vertraging spoorden we eindelijk huiswaarts. Ik stelde voor om de verse chaussons aux pommes - gewoon appelflappen - meteen vrolijk te verorberen. Iets over de grens met België verdween die vrolijkheid. Net zoals toen ik in het derde middelbaar met Pasen mijn punten zag: een drama. De trein stond zo stil als de Zwitserse garde bij het Vaticaan. Geen beweging. Een bericht door de luidspreker over een technische storing voorspelde niet veel goeds. Twintig minuten later kwam er eindelijk beweging. De conducteur verzekerde ons dat we de aansluiting in Antwerpen, weliswaar een uurtje later, zouden halen. Om de ‘pijn wat te verzachten’ printte hij een bonnetje uit. Het printertje hing zowaar aan zijn broek. “Hiermee kan je in de bar iets drinken”, zei hij. Maar omdat we niet zover van Antwerpen waren en ik van dat drankje misschien naar het toilet zou moeten, zagen we daar van af. De Nederlanders van drie stoelen verder deden dat niet. Net toen we onze koffer van het bagagerek hadden gehaald, stonden zij in het midden van het gangpad recht. “Jij ook een biertje Frits?”, vroeg de ene. Het was misschien niet fatsoenlijk, maar ik heb de mannen lichtjes naar hun plaats geduwd om snel aan de uitgang te zijn. We sprintten als ervaren hordelopers over de roltrappen en haalden nog net de aansluitingstrein. Daar moest ik toch aan het biertje van Frits denken. Wat zou het nu hebben gesmaakt.

Rudi Lavreysen
9 1

Monsieur le roi

"Ik eet het graag", zei ik tegen mijn vrouw. "Maar ik ben het niet graag." "Sardientjes", vervolgde ik vooraleer ze kon zeggen dat ze in de tram geen zin had in raadsels. We stonden als sardientjes op elkaar geperst. Sommige mensen waren behoorlijk aan het zweten. De olie in het sardienblikje. Een man achter ons was druk pratende met de vrouw naast hem. Hij sprak Frans, droeg een kleurrijk joggingpak en had een hese stem. Op korte tijd vertelde hij drie keer hetzelfde. Hij leek me een ietwat verward. Hij zag dat ik naar hem keek en sprak me aan. Ik meende te begrijpen dat hij vroeg waar ik uitstapte. "Qui? Moi?", vroeg ik. "Non pas vous. Moi", antwoordde hij. "Ah, je ne sais pas monsieur", zei ik. Een man in een net pak die er twee stoelen naast zat, lachte hartelijk. Hij had grijs golvend haar en droeg witte sneakers. "Hij stapt aan dezelfde halte uit als ik”, zei hij. “Nog drie haltes.” Wij gingen er al aan de volgende halte uit. Een wandeltocht en dan naar de nieuwe zaak op de zeedijk voor een verfrissing. We zuchtten tegelijk. Blij dat we twee bevrijde sardientjes waren. Op het terras riep ik de ober. Het was zowaar de man met het kostuum en het grijs golvend haar van op de tram. Hij lachte om de toevalligheid. “U zegt het juist”, zei hij. “Ik hoor liever ober dan garçon. Wist u trouwens dat er een verschil is tussen een kelner en een ober? Kelner is afgeleid van keldermeester, want daar stond de voorraad. En de ober was de oberkelner of hoofdkelner. Kortom, de baas”, lachte hij. “Maar de klant is toch de koning, niet?”, zei ik knipogend. “Helemaal juist monsieur le roi”, zei hij. Nog luider lachend stapte hij naar binnen.

Rudi Lavreysen
8 0

Bromance

Onze jeugdbeweging kampeert nabij het waterkasteel van Horst, dat striplezers kennen van de reeks De Rode Ridder door Willy Vandersteen, bedenker van Suske en Wiske. Aan de oevers van het meer spelen we het spookspelletje. Iemand zegt: ‘En er verscheen een spook, aan het venster van de eerste verdieping. En wij riepen “Spring, spring!”. Maar dacht je nou werkelijk dat het sprong? Neen hoor, neen hoor.”Dan is de beurt aan de volgende, die zegt:‘En er verscheen een spook, aan het venster van de tweede verdieping. En wij riepen …’ Zo gaat het verder naar de derde, vierde, vijfde, enz … verdieping, tot iemand zich hetzij van etage vergist of de zin fout uitspreekt. Dat is de verliezer, die een taak krijgt opgelegd. Bij de negentiende verdieping stamelt Harry en staart met open mond naar het kasteel: ‘Een spook, een spook, kijk!”‘Neen, Harry, daar trappen wij niet in’, zegt Oscar, de groepsleider. ‘Je bent verloren, je taak is…’‘Het is echt’, zweert Harry en wijst: ‘Er stond een witte gedaante daar in het open raam van de toren.’‘Spijtig voor jou, Harry’, zegt Miriam: ‘het kasteel is al jaren onbewoond en de toegang is dichtgetimmerd.’Harry is lijkbleek: ‘Waarom geloven jullie mij niet? Ik verzeker jullie dat er iets bewoog.’‘Sorry, Harry, niemand heeft iets gezien. Je verliest. Straks moet je de afwas doen’, besluit de leider. Het is al laat wanneer Harry aan de afwas begint. Zijn boezemvriend Johan is een durfal en komt helpen. ‘Ik heb een plan’, zegt hij: ‘ik heb niet voor niets dezelfde voornaam als de ridder uit de stripverhalen en ik zal jou verdedigen. Als iedereen straks slaapt nemen we een van de bootjes en varen stilletjes tot aan de toren. Spoken zie je beter in het duister.’ Zo gezegd, zo gedaan. Beide vrienden sluipen weg zodra Oscars gesnurk hoorbaar is. Ze hebben een zaklamp meegenomen. Helder maanlicht verlicht het meer en miljoenen sterren fonkelen boven de slottorens.‘Romantisch’, zegt Harry.‘We zijn op spokenjacht, man, roei verder’, zucht Johan.Als ze halfweg het meer zijn richt Johan de zaklamp op het openstaande raam.Plots duikt een witte gedaante naar buiten en zweeft over het water. De jongens schrikken zich rot en tuimelen bijna uit de sloep. Dan merken ze dat het een zilverreiger is die landt tussen het riet. Bekomen van de schrik lacht Harry: ‘Ik zei het toch, romantisch!’

Vic de Bourg
18 2

Opbieden

“Wat goed, Roza dat je even langs kwam. Niet dat ik je verwacht had. Dus jouw Hector heeft werk gevonden. Van jouw drie zonen was hij wel de knapste, niet? Enfin, ik bedoel verstandelijk, hé.”“Kijk, Julia, het is niet omdat hij fysiek niet zo knap is als zijn oudere broer, dat hij het niet gemaakt heeft.  Weet je dat hij directeur wordt?”“Echt? Directeur? Onze Hannes is ook directeur. Wist je dat? Maar sorry, ik moet nu echt mijn maaltijd verder gaan afwerken.”“Zo, was je aan het koken? Wat schaft de pot? Mag ik raden? Ik dacht al dat ik een bekende geur opsnoof.”“Waar is het dat Hector directeur wordt, ergens in de buurt?”“In Hertekamp, daar hebben ze toch een nieuwe gevangenis gebouwd?”“Hertekamp? Nooit van gehoord. Mijn Hannes is directeur van een viersterrenhotel. Dat is wat anders dan een gevangenis natuurlijk.”“Ik vermoed dat het jouw eeuwige spaghetti Bolognese is. Zeg, doe jij ook wortels in de saus? Ik wel,  flinterdun geraspt, tot grote ergernis van Antonia, mijn nieuwe buurvrouw.  Italianen kunnen het niet hebben dat wij hun keuken naar onze smaak aanpassen.““Roza, nu moet ik echt …”“Nochtans serveren ze in die Trattoria in het dorp wel frieten bij hun steak Pizzaïola.”“Als dat zo is, zal jouw vriendin Antonia er niet snel over de vloer komen”“Oh,  ze is mijn vriendin niet, hoor. Ik denk dat onze werelden daarvoor te ver uit elkaar liggen. Gingen jullie vroeger niet regelmatig naar Rimini op vakantie?”“Rimini, ja, maar dat is lang geleden. Tegenwoordig kan je er over de koppen lopen. Zo druk, naar het schijnt nog erger dan in Benidorm waar jullie toch kind aan huis zijn?”“Zeg, die Hannes van jou, werkt die dan in zo een, hoe heet het weer, een keten van hotels?”“Zijn hotel maakt inderdaad deel uit van een hotelketen, waarom vraag je dat?”“Wel, misschien kan hij dan ook directeur worden van een resorthotel in Spanje of Italië. Kunnen jullie bij hem op vakantie gaan.”“Dat geldt evengoed voor jouw Hector. Hij zou directeur kunnen worden van Alcatraz. Dat is een pracht van een eiland, alleen weet ik niet of het er zo luxueus zal zijn als in een resort.”“Dat ding werd gesloten toen wij nog kleuters waren. Ik ga eens opstappen. Doei, vergeet de worteltjes niet, geschraapt zijn ze het beste.”

Vic de Bourg
10 1
Tip

Normaal - metrorit door Parijs tijdens de Olympische Spelen

Deze tekst schreef ik op 30 juli, bij het begin van de Olympische Spelen. Ik reisde van de Gare du Nord naar Gare de Montparnasse in Parijs. Dit is het verslag van mijn impressies en herinneringen.   Parijs blinkt als een paars-roze bonbon. Vorig jaar moest je in de Gare du Nord hopen dat twee uitgebluste automaten wat metrotickets zouden uitspuwen als je aan hun afgesleten rol draaide. Ik hielp toen een zwarte vrouw die naar Lourdes trok, maar niet wist of ze een passe Navigo of een t+ticket moest kopen om haar aansluiting in de Gare de Montparnasse te halen. Nu word je onthaald door een legertje jobstudenten in paarse vestjes, en schuif je aan tussen linten. Assistenten wijzen je de weg naar een van de gloednieuwe automaten. Ze kijken toe hoe toeristen hun plan trekken bij het scherm, terwijl je ook gewoon uit de hand een carnet metrotickets kan kopen. Wat ik niemand zag doen. Veel tijd heb je vervolgens niet om de metrolucht in te ademen die vroeger uit de pokdalige vloer leek op te stijgen, iets mufs dat aan snelheid en vrijheid deed denken. Ik weet niet hoe ze het geflikt hebben, maar de toegang tot metro 4 is een stuk korter geworden, alsof iemand een paar gangen uit het labyrint heeft geknipt of een ondergronds olifantenpaadje heeft gevonden. Metrotegels lijken gepoetst met een tandenborstel. Metrolijn 4 is ondertussen geautomatiseerd. Schermen geven aan in welke wagon van deze metro je zit, en ik bedenk op welke manier dat nuttig kan zijn. Lijn 4 loopt langs heel wat volkse buurten, zoals de vlooienmarkt bij Porte de Clignancourt, de Afrikaanse wijk Barbès de Rochechouart, de stations Gare du Nord en Gare de l’Est. Toen ik hier zeventien jaar geleden werkte, zag je op lijn 4 vermoeide kantoorklerken, jonge vrouwen in een strakke jeans en Afrikaanse oma’s met boodschappentassen van zwart plastic waar bakbananen en gedroogde vis uit staken. De geur van specerijen vulde de wagons, en ik herinner me het Roemeense jongetje van een jaar of tien dat vaak opstapte en obsceen rond de palen van de wagon danste, zijn ghettoblaster op het maximum. Wat zou er van hem geworden zijn? Vandaag zat tegenover mij een man met een fijne brilmontuur. Hij zou ook in Londen of New York kunnen wonen. Ik zag nog steeds allerlei huidskleuren maar niemand met boodschappentassen. En het rook nergens naar. Misschien komt het omdat een ticket nu 4 euro kost, bijna het dubbele van vorig jaar. Nemen mensen met bakbananen nu de bus, of is dat even duur? Een gratis bus was er wel voor de duizenden daklozen die uit Parijs verplaatst zijn, naar Straatsburg of Marseille. Wat ook verdwenen is, is de galanterie. Vorig jaar stelde een Parijse jongeman me nog voor om mijn koffer te dragen. (Aan het zwarte meisje dat naar Lourdes ging, stelde niemand dat voor). Vandaag moest ik mijn koffer zelf de trap op zeulen. Zeventien jaar geleden twijfelde ik of galanterie behulpzaamheid dan wel seksisme was. Toen mijn nieuwe collega’s in de lift bleven hoewel we onze verdieping bereikt hadden, was ik zelfs wat in paniek. Waarom stapten we niet uit, ons bedrijf was toch op het vijfde? ‘Jij bent de enige vrouw in de lift, jij gaat als eerste’, verklaarde een collega. Ik voelde me een beetje belachelijk toen die mannen achter me aan drentelden als een bende poedels, omdat ik als vrouw voorrang kreeg. Maar in deze perfecte wereld zal ik het ‘Après vous, Madame’ nog missen. Ik kocht alcoholgel en merkloos water dat ‘Normal’ heet, in een winkel in de Gare de Montparnasse. Ik had speciaal thuis boterhammen klaargemaakt omdat ik me het station niet herinnerde als een plek met veel propere eetgelegenheden. Maar nu zitten Exki, Prêt-à-porter en bakker Paul in een nieuw jasje.Wat die Olympische Spelen al niet teweeg brengen. Doen we binnenkort de afwas in de Seine?  

Pons
156 5

AFSPIEGELINGEN

Toen ik hem zijn vergeten drinkbus aanreikte door de tralies van de ijzeren poort van de atletiekpiste, waar het laatste sportkampje van de zomervakantie uit de startblokken was geschoten, zag ik mezelf in drievoud. De poort was reeds gesloten. Onhandig voor vaders die de drinkbus van hun zoon komen brengen, maar wel veilig. De meeste kinderen van tegenwoordig zijn naast ongeleide projectielen ook vrijpostige mini-volwassenen met een sterkere eigen mening dan die van de gemiddelde HLN-commentator. Er durft er wel eens eentje ontsnappen. Omdat ik niet binnen kan, schal ik de naam van mijn zoon over de sportvelden, waar de dauwdruppels zich nog verstoppen voor de talloze sportschoentjes. Met armwieken en wat ostentatief op en neer springen lukt het me om de aandacht te vangen van een van de begeleiders, nadat ze me waarschijnlijk verwarde met een jogger die op een bizarre plek zijn stretchoefeningen kwam uitvoeren. ‘Mijn zoon was dit vergeten’, zeg ik. Zij en ik weten dat ik bedoel dat ik dat vergeten ben. Maar we verstaan elkaar. Ik overhandig haar de fles en zij geeft hem meteen aan mijn zoon, die er gelijk uit drinkt, om te controleren of zijn vader hem wel heeft gevuld. Dat bleek zo te zijn. Voordat ik huiswaarts keer, blijf ik even staan. Ik zie drie versies van mezelf. Zo gebeurde het wel eens dat ik als negenjarige jongen dingen vergat, zowel thuis als op school of op sportkamp. In de ogen van het zwarte meisje zag ik mezelf op vijftienjarige leeftijd als begeleider van jongere kinderen. Dezelfde vreemde cocktail van een aarzelend voorkomen en korte, vranke woorden. Zoals zij droeg ik toen de boodschap uit: wereld, help mij! en wereld, laat me met rust!Ten slotte zag ik mezelf als mijn eigen vader, die in mijn herinnering altijd blij was dat hij ons ergens kon afzetten. Wellicht moet hij ook deze knagende dualiteit in zijn binnenste hebben gevoeld, want hoewel ik graag even kinderloos ben, mis ik ze al.

Lennart Vanstaen
46 3