Nog niet zo heel lang geleden
-ondanks wat haar kleinere broer later zou beweren-
Werd kleine Anna geboren.
Ze was het eerste kind van twee ouders
Die graag een groot gezin wouden
Dat stevig aan elkaar zou hangen.
Ze werd veilig omhuld en grootgebracht
Op een mooie plek
Die ook voor haar ouders nieuw was.
Niet ver van hun huis
Lag een uitgestrekt woud
Toch was er zelden iemand heen gegaan.
Het werd iedereen verboden
Horrorverhalen deden de ronde
Zelfs de dappersten gingen er niet in.
Werkmensen hadden er wekenlang
Gewerkt om het volledige woud te omheinen
En aan de ingang een waarschuwing neer te poten.
“Je staat op het punt het slecht-nieuws-bos te betreden”
Betreden op eigen risico,
We staan niet in voor de gevolgen, etc., etc.
Kleine Anna groeide op
En hoorde vrijwel nooit iets over het bos
Of mensen die erheen geweest waren.
Toch groeide in haar een nieuwsgierigheid
Want wat kon er nu zo slecht zijn
Aan zoiets moois en immens groen?
Toen mama’s buik bol stond met een kindje
Was kleine Anna alleen buiten aan het spelen
Ze duwde haar knuffels voort op de schommel.
Er kwam iemand hun erf op gestrompeld
Het leek een oudere vrouw
Gehuld in lompen.
Ze liep mank,
Iets wat kleine Anna nog nooit eerder gezien had
Ze kon niet anders dan ernaar staren.
Veel verstaanbare woorden kon de vrouw niet uitbrengen
Ze gromde en mompelde aan een stuk door
Het klonk niet bepaald vrolijk.
Het vrouwtje vervolgde haar weg
En kleine Anna besloot op een veilige afstand
Toch een stukje mee te lopen.
Ze was nog gekleed in haar pyjama
Droeg pantoffels met hondenkopjes op
En anti-slip nopjes onderaan.
Ze was niet gewapend tegen de ruwe ondergrond
Maar de curiositeit was groter dan het ongemak
Ze sloop het vrouwtje achterna.
Haar knuffels bleven eenzaam op de schommel
Om hen heen had ze een sjaal gebonden
Zodat ze zeker niet zouden vallen.
Papa en mama zouden ze daar in hun eentje zien hangen
Zoeken naar het kind op de honden slofjes
Nog niet eens aangekleed, toch de wijde wereld al ingetrokken.
Ze volgde het vrouwtje tot aan de bosrand
Daar woekerden intussen bramen en netels
Want niemand wou zich het onderhoud riskeren.
Het vrouwtje bleef even stilstaan, zuchtte
Kleine Anna verstopte zich achter een boom
En sloeg het tafereel voor zich heen gade.
Ze zag hoe het bos de vrouw opslokte
Verwachtte zelfs bijna dat het bos nu zou boeren
Maar er gebeurde verdacht weinig, alles stil.
Ze kwam tevoorschijn van achter haar boom
En slenterde stilletjes naar de plaats
Waar de vrouw net nog stond.
Alsof ze hier aanwijzingen zou kunnen vinden
Dat een sporenonderzoek haar vragen zou beantwoorden
Of de vrouw opeens weer zou verschijnen.
Ze besloot eerst even te wachten
De waarschuwingen over het bos indachtig
Bovendien waren haar pantoffels niet bos-geschikt.
In eerste instantie ijsbeerde ze wat in het rond
Aan de verlaten bosrand
Zocht spelletjes op de grond.
Die steentjes mocht ze niet geraken.
Tot aan dat takje moest ze in één keer springen.
Ze zou 10 verschillende blaadjes verzamelen.
De vrouw liet op zich wachten
En kleine Anna’s benen werden moe
Ze ging zitten op een stukje gras uit het zicht.
Hoeveel tijd er voorbij ging
Kan ik je niet vertellen
Het werd een beetje koud in haar pyjama.
Net toen ze het wachten op wou geven
Hoorde ze geritsel tussen de bramen
En ging op haar knieën zitten, zodat ze alles kon zien.
Daar was de vrouw weer
Ze kwam in stevig tempo
Zelfzeker en rechtop wandelend op haar af.
Ze mankte niet langer
Was schijnbaar haar lompen in het bos kwijtgespeeld
Nadat ze de bosrand had overwonnen, huppelde ze zelfs bijna.
Kleine Anna kon haar ogen niet geloven
En begaf zich toch nog eens naar de ingang van het woud
Ze probeerde de verte in te turen maar zag enkel donker.
Het grommen van haar maag
Schrikt haar terug de realiteit in
En ze begeeft zich weer naar hun huisje toe.
Aan tafel vertelt ze niet wat ze gezien heeft.
‘s Avonds, wanneer mama een verhaal voorleest, ook niet.
‘s Ochtends nog niet. Een week lang koestert ze haar geheim.
De volgende ochtend ziet ze de vrouw haar weer
Ze is weer in lompen gehuld
Ze lijken minder grauw dan de vorige keer.
Deze keer mankt ze niet
Ze wandelt sneller dan de vorige keer
Kleine Anna moet haar best doen om te volgen.
Gelukkig heeft ze schoenen aan
Waarmee ze snel kan lopen
Dat had ze in de winkel getest.
Ze verliest de vrouw bijna uit het oog
En wanneer die aan de bosrand staat
Roept kleine Anna uit: “Wacht!”
De vrouw schrikt op
Alsof er een betovering verbroken wordt
En ze ineens beseft waar ze is.
Ze draait zich rustig om
En blijft als aan de grond genageld staan
Kijkend hoe het kind naar haar komt gelopen.
Ze zeggen verder niks tegen elkaar
Keren zich beiden, synchroon, om
Zodat ze naar het dichte bos kijken.
De vrouw ademt diep in
Haar schouders kruipen helemaal omhoog
En zakken weer naar beneden wanneer ze uitademt.
Kleine Anna doet haar na
Al is het niet met dezelfde overgave
Ze verliest de vrouw niet uit het oog, wilt niks missen.
Wanneer ze merkt dat de vrouw het bos in gaat stappen
Grijpt ze snel haar hand beet
Daarvoor lijkt de vrouw dankbaar.
Hand in hand overwinnen ze de bodembedekkers
En wandelen een stukje het bos in
Tot ze aan een open plek komen.
Er staan houten kruisjes op de grond verspreid
Er liggen grote stenen bij elk kruisje
En kaarsjes.
De vrouw hurkt neer
Kleine Anna doet hetzelfde
En wacht af wat de vrouw nu zal doen.
Die kijkt haar aan en zegt zacht
“Je weet toch waar we zijn?”
Kleine Anna knikt zachtjes ja.
“Je bent waarschijnlijk de enige andere persoon
Die hier ooit gekomen is”
Ze fluistert het bijna.
Vervolgens haalt ze de lompen van haar schouders
Drapeert ze voor zich heen mooi de grond op
Legt er zachtjes een foto in die ze uit haar zak haalt.
“Ik kom naar hier om aan mijn kindje te denken”
Kleine Anna begrijpt het niet zo goed
Waarom denk je niet aan je kindje als je erbij bent?
De vrouw schudt zachtjes haar hoofd
“Mijn kindje is niet meer bij mij”
Kleine Anna wilt vragen waar het dan wel is.
De vrouw gaat verder voor ze dat kan doen
“En ik zal misschien wel nooit weten waar hij wel is”
Er rolt een traan over haar wang naar beneden.
Ze steekt een kaarsje aan
Mompelt wat tegen de lompen
Kleine Anna neemt haar hand vast.
Ze voelt hoe de vrouw er zachtjes in knijpt
Er verschijnt een lach om haar mond
Door het tranen gordijn heen.
De vrouw begint een putje te graven
Legt er de lompen zorgzaam in
Dekt het toe en zoekt twee takjes bijeen.
Daarvan maakt ze een kruisje
Dat ze aaneen sjort met wat gras
Ze plaatst het op het verse hoopje aarde.
Ze ademt weer diep in
En vervolgens uit
“Mag ik je een verhaal van hem vertellen?”
Kleine Anna vindt het een prachtig verhaal
En ze vindt het spijtig dat ze de jongen niet kent
Ze zou er graag mee spelen, denkt ze.
“Hier kan ik verdrietig zijn”
Legt de vrouw uit
“Zodat ik daarna weer vrolijk kan zijn”.
En kleine Anna denkt wel dat ze het begrijpt,
Ze vraagt zich af waarom iedereen zo bang is
Van het slecht-nieuws-bos, als het ook geneest.
Het luistert.
Het oordeelt niet.
Het omhult.
Samen keren ze terug
Onderweg zet de vrouw kleine Anna thuis af
Mama schrikt even maar lacht als ze ziet dat het oké is.
Wanneer mama’s buik stopt met bewegen
Omdat de broer toch niet wilt komen
Gaan ze samen naar het bos.
Kleine Anna pakt mama’s hand vast
Zoals toen die van de vreemde vrouw
En toont haar de weg naar de kruisjes.
Ze vraagt of ze de broer een naam mag geven
En vertelt het verhaal van de vrouw
Op haar beurt aan mama.
Op de terugweg vraagt ze
“Mogen we nu wel meer naar het bos komen”
En mama vindt het een goed idee.
Het bordje vervangen ze
Er staat nu
Het mooie-herinneringen-bos.
Want na regen komt zonneschijn
Na verlies komt onvermijdelijk pijn
Maar naast dat alles vooral ook samen zijn.

