Lezen

Kabouter Niet-zo-lui

Het is herfst. Als bij wonder verschijnen her en der paddenstoelen en met de paddenstoelen ook de kabouters. (Als de paddenstoelen weer verdwijnen, gaan de kabouters ondergronds, waar ze leven in holen en gangen – een feit dat weinig bekend is, denk ik. Ze hebben er een hele infrastructuur, compleet met sporthal en olympisch zwembad, wat een enorme verspilling is, want kabouters doen niet aan sport. Daarvoor zijn hun armen en benen te kort. Petanquen doen ze wel, maar er zijn dan weer geen petanquebanen voorzien. Typisch. Maar hier gaan we verder niet op in.) Terug naar het herfstbos. De mooiste paddenstoelen zijn in geen tijd ingenomen door de meest ijverige kabouters. Wie niet zo snel is, moet het stellen met wat overblijft, zo ook onze kabouter Lui. Kabouter Lui, een gepensioneerd postbode, neemt zijn intrek in een gebroken exemplaar. Het dak is niet helemaal waterdicht, maar dat lost hij op met een plastic potje dat hij gevonden heeft in een gracht. Niet ver van zijn paddenstoel is een put in de grond, niet groot, maar wel diep. De eerste nacht in zijn nieuw verblijf, komt er een reetje in klem te zitten. Het heeft zijn achterpootje gebroken en jammert uren aan een stuk. Tot Lui het niet meer kan aanhoren. In zijn pyjama trekt hij het diertje uit de put, verbindt zijn pootje en legt het dan onder een boom beschut met wat takken en bladeren. “Ik word hier zo moe van!” en Lui valt ter plekke in slaap. De volgende morgen wordt Lui wakker van de regen. Het reetje ligt er nog steeds, kletsnat nu. “Het kan hier niet in de regen blijven,” besluit Lui en begint te graven. Er ontstaan kamers en gangen onder de grond, een mini- ziekenhuis met consultatieruimte, een ICU en een ziekenboeg, ingenieus verwarmd door een convector met buizenstelsel.  Het kost wat moeite, maar Lui slaagt erin het reetje in zijn ziekenhuis te slepen, waar het warm en droog ligt. De ziekenboeg is meteen gevuld. Moe maar tevreden overschouwt kabouter Lui zijn harde werk. Tijd voor een dutje. Het nieuws over het nieuwe ziekenhuis doet snel de ronde en de volgende dag meldt een regenworm met een rood hoedje zich aan. Het puntje van zijn staart is geraakt door een ploegschaar en hangt nog met een velletje vast. Dat wordt een amputatie, zegt dokter Lui ferm. Kabouter Lui heeft geen idee hoe dat moet, maar YouTube weet raad. Ik bespaar u de bloederige details, maar even later ligt de regenworm in bed met zijn achtereind in de witte zwachtels. De operatie is voortreffelijk verlopen. De een na de andere patiënt komt langs en Lui loopt zich de benen onder het lijf om hen allemaal zo goed mogelijk te helpen. Intussen investeren zijn buren in zonnepanelen, schuttingen, carports en auto’s.  Tot op een dag de aarde trilt, het ziekenhuis instort, de paddenstoelen scheuren… Sommige kabouter slaan in paniek op de vlucht, hun SUV’s volgeladen. Andere raken verpletterd onder het puin. Een bulldozer maakt het hele dorp met de grond gelijk. Dit is een woonuitbreidingsgebied. Er is een vergunning om hier een wijk met 600 nieuwe huizen te bouwen. Voor mensen.

VeerleDosogne
2 1

Smurfin #Too

“Dat was de LAATSTE keer,” roept Smurfin woedend wanneer ze haar roze voordeur toegooit achter Grote Smurf. Bijna alle dagen wordt ze lastig gevallen. Of ze nu naar de bakker gaat, de apotheker, de slager of de buurtwinkel, altijd voelt ze wel een hand op haar bil, haar borst, een smurf die ‘per ongeluk’ tegen haar op botst… Soms bellen ze aan, soms staat er een hele rij wachtende smurfen voor haar voordeur, velen met een bijna smekende blik in de ogen. Ze heeft er genoeg van. Wie heeft dit bedacht zeg, één vrouw in een wereld droppen waar uitsluitend mannen wonen? Ze besluit actie te ondernemen. Wat kan ze doen? Bij Grote Smurf haar beklag doen? Per slot van rekening heeft hij haar dit uiterlijk gegeven. Helaas is hij zelf voor haar gevallen. Rik Devillé lijkt haar een veiliger optie. Hij luistert geduldig naar haar verhaal, maar kan haar niet helpen. Smurfen zijn geen geestelijken. Hij verwijst haar door naar tekenaar Peyo. Ze is tenslotte ontsproten aan zijn brein. Peyo luistert aandachtig en stelt voor een dorp te creëren met alleen maar vrouwelijke smurfen. Dat lijkt Smurfin wel wat. Opgelucht en blij gaat ze terug naar huis. Wat blijkt? Haar roze huisje is plots omgeven door keurige huisjes en villa’s met nette gazonnetjes en dito bloemperkjes. Ze herkent het dorp haast niet meer. De rivier die door het dorp stroomt, is geel en smaakt naar Fanta. De meeste bomen zijn van chocolade, inclusief de bladeren. In de hoofdstraat opent een beautyshop de deuren, daarna nog een, een nagelsalon, een tearoom die heel elegante gebakjes aanbiedt, een chique kledingzaak, een wolwinkel, een naaishop, een yoga- en dansstudio. Voor Smurfin is het nu een belevenis om door de hoofstraat te lopen. Ze weet niet wat eerst gedaan. In een mum van tijd maakt ze tientallen vriendinnen. Ze spreken af op terrasjes en kletsen erop los. Maar dan pakken de eerste wolken zich samen. Het begint met een roddel. De borsten van Sassette zouden niet echt zijn. Waarop wordt gezegd dat Juliette ergens een onecht kind verborgen houdt. Cosette zou ‘s nachts stiekem naar het mannendorp gaan, een riskante onderneming want daarvoor moet een bergketen en een ravijn getrotseerd worden. Hele groepen smurfinnen praten niet meer met elkaar, er vliegt al eens een scheldwoord over en weer. In het kapsalon wordt het haar van Cosette ‘per ongeluk’ paars gekleurd… De gemoedelijke sfeer in het dorp is ronduit toxisch geworden. Smurfin durft haast de deur niet meer uit. Wanneer in de tearoom een discussie escaleert – eerst wordt er met taartjes gegooid, vervolgens met handtassen gemept tot tenslotte de plukken haar in het rond vliegen – is het voor Smurfin welletjes.  Weer zoekt ze Peyo op en schetst hem de situatie. De tekenaar zit met de handen in haar. Hij weet het ook niet meer, hij is immers geen psycholoog. “Het enige wat ik kan doen is de twee dorpen samenvoegen en zien wat dan gebeurt.” Zo gezegd zo gedaan. Hij tekent een weg door de bergen, een brug over de ravijn en verbindt zo de twee dorpen. Vervolgens verschijnen de eerste mannelijke smurfen. Er opent een bruine kroeg waar hardrockmuziek weerklinkt, gevolgd door een elektronicazaak en een kampeerwinkel. Wat verder verschijnt de eerste garage en een doe-het-zelfmarkt. Er wordt al eens een smurf verliefd op een smurfin en omgekeerd. Er wordt getrouwd, kleine smurfjes worden geboren. De gemoederen zijn bedaard, het evenwicht is hersteld – toch voor de cisgenders onder de smurfen. Smurfin kan eindelijk in alle rust het verhaal verlaten. Ze verhuist naar de paddenstoel van kabouter Wesley, een goeie vriend. Ze leidt er nog een lang, onbezorgd bestaan en lacht zich te pletter met zijn avonturen.    

VeerleDosogne
7 1

12. Het kleurloze Kasteel (🤞)

'Ik heb het Putvolk gezien.' Hij beschreef in geuren en kleuren zijn ontmoeting met Lafyra, zijn vlucht uit het kasteel, die hem rechtstreeks naar Orfà leidde. 'Ze zag me wel zitten,' eindigde hij met een vrolijke noot zijn relaas.  'Wauw, dat klinkt als een geweldige ervaring,' lachte Alex. 'Jammer dat ik er niet bij was. Vertel ik aan Serafijn dat je hem ingeruild hebt voor een Putmeisje?' Alex deed hard zijn best de toon luchtig te houden, het brak Elions hart.  'Hoeft niet, hij vindt wel iemand anders. Hij en ik... het zit er toch niet in. Serafijn trouwt een respectabel man, geen smokkelaar van de Liga.' Elion staarde met wijdopen ogen naar het plafond.  'Denk ik niet, zoals die barman naar je kijkt, zit je geborgen voor de rest van jouw dagen... wel, ik bedoel...' Alex ademde beverig uit. 'Hoe dan ook, ik word niet de boodschapper van jouw overlijden. Ik kan me de blik op zijn gezicht al voorstellen. Om nog niet te spreken over jouw kleine broer!' Zijn ogen werden groot van ontzetting.'Nee hoor, dat kan je mij niet aandoen. Ik kan Felix toch niet gaan vertellen dat jij niet meer terugkomt?' 'Je hebt nog tijd om iets voor te bereiden, ik help je wel. Straks, nu wil ik slapen,' mompelde Elion. De hitte trok hard aan zijn ruggengraat. Hij lag doodstil, in een wanhopige poging het beest tussen zijn ingewanden in slaap te sussen. Als hij zijn ogen sloot, dan kon hij het zien: loerend naar zijn zwaar pompende hart, met zijn klauwen diep in Elions vlees geslagen. Alex leunde, met zijn handen diep in zijn zakken, tegen de deur en greep vervolgens zijn jas. 'Vergeet het,' onderbrak hij de sombere stemming. 'Echt, ik ga hier niet staan toekijken hoe jij crepeert. Je hebt nog wel enkele uren, ga verdomme niet dood. Ik ga hulp halen.' 'Nee, niet weggaan! Ik wil niet alleen blijven, Alex, wacht op mij, ik ga mee !' Elion veerde overeind, sprong van het bed en klapte dubbel. Alex duwde het vuilbakje met zijn voet zijn kant uit, net op tijd: Elions ingewanden maakten een dubbele salto en de pijn greep hem bij het strot. Toen hij uitgekotst was, was hij alleen. De stilte in de kamer bezorgde hem een enorm gevoel van eenzaamheid. Er zou niemand echt om hem treuren, als Alex er ook al vandoor muisde, dacht hij droevig. 'Hoi.' Elion opende één oog. 'Schuif eens wat op, dan kom ik erbij. Ben je ziek?' Een koele vinger streek het haar uit zijn bezwete gezicht. 'Je gloeit.' 'Hallo niet bestaande Serafijn. Ik ga dood, steenspoorvergifting. Het doet pijn.' 'Arme jongen, dat is inderdaad een rottige manier om dood te gaan. Ik had niet gedacht dat jouw dag zo zou eindigen.' 'Ik ook niet. Het moest een standaardinbraak worden. Cornélia vilt me.' 'Hmmm, ik vrees dat ze de kans niet meer krijgt, lief.' 'Bedankt, ik dacht dat jij tactvoller was.' Elion keek hem met gloeiende ogen aan. 'Ik ben hier niet, Elion, dat weet je goed genoeg. Maar laat dat de pret niet bederven.' Serafijn trok zijn schoenen uit, schopte ze tegen de muur en knoopte, met één oog op Elion, zijn hemd los. 'Je staart, lief.' 'Ik mag, ik ga dood. Staren mag als je dood gaat, zeker weten. Niet te snel, Serafijn,' fluisterde Elion dankbaar voor deze speling van zijn brein. Serafijns strakke lijf benam hem de adem en verzette toch even zijn gedachten.  'Niet te snel wat?' Serafijn schonk hem een half glimlachje. 'Niet te snel uitkleden, ik wil... o, niet weer!' Hij dook snel naar het vuilbakje en ging minuten later, hijgend en klam van het koude zweet weer liggen. 'Ik wil kijken.' 'Je wilt dat ik voor je strip?' Serafijn schoot in de lach. 'Niet waar, wil dat je jou heel langzaam uitkleedt en mij laat toekijken,' fluisterde Elion, met zijn ogen stijf dicht. Het beest in zijn buik rekte zich genietend uit en likte loom zijn lippen. Elion schoof dat beeld aan de kant en concentreerde zich op lief. 'Dat, Elion, is de definitie van strippen, ik hou het voor een andere keer, beloofd. Dan doe ik ook een gepast muziekje. Maak plaats, jongen.' Serafijn kwam naast hem liggen. Elion vleide zich tegen hem aan. Hij tekende met zijn vinger krulletjes op Serafijn buik en sloot zijn ogen. Dit was af, meer mocht hij niet eisen, dacht hij doezelig.  'Vertel me over de stoel, die was mooi. Kunnen we hem in De Donderklif zetten, bij de haard ofzo. Hij was eenzaam.' 'Het is een troon, zou Felix zeggen,' begon Serafijn zacht. 'Stoelen zijn voor het gewone volk, tronen zijn voor koninklijke achtersten. De Vlameiktroon gaat al eeuwen... Elion? Hé, lief, wakker blijven. Elion? Elion! Help, iemand? HELP!'   The end Hallo Dit is ons eerste hoofdstuk, opgedeeld in twaalf stukjes. Nu stop ik met droppen. De tekst is hier speciaal achtergelaten voor de andere helft van het duo: Alice, die intstaat voor de illustraties die u kon terugvinden bij de tekstjes. Azertyfactor was onze ontmoetingsplaats. Hartelijk bedankt om ons een plaats te gunnen op het forum: tussen de gedichten, de poëzie en betekenisvolle teksten viel ik een beetje uit de boot met een verhaal over een dief, een spookkasteel en magie, maar ik ben blij dat het kon en mocht. Schrijven voor 'onbekenden' vergroot de druk om het op zijn minst zo goed mogelijk te doen. 'Het Kleurloze Kasteel' wordt afgewerkt en dan zien we wel weer. We verkochten ons eerste en enige projectje Oudpark voor het goede doel. Misschien wordt dit ook de missie voor Azamerik en co... Ik wens iedereen nog heel veel schrijfplezier, Met vriendelijke groeten, Kat.      

Kat.
8 2

11. Het Kleurloze Kasteel

Elion overwoog of het de moeite waard was om terug te keren om de buit op te halen. Maar hij was toch al hopeloos te laat, het kon best wachten tot morgen. De straf zou er niet lichter of zwaarder op worden, dacht hij moedeloos. Cornélia hield niet van laatkomers. 'Morgen lukt even goed, dan zijn we met twee,' mompelde hij. Dat vooruitzicht, dat zijn vriend en partner in crime, hem morgen kon vergezellen, stemde hem iets vrolijker. In daglicht en in gezelschap van Alex, zou een bezoekje aan het Kleurloze Domein aanvoelen als een wandeling in het park. Elion hervatte met hernieuwde moed de terugtocht. Hij veegde zonder nadenken het zweet van zijn gezicht. Het was een snikhete nacht, zo leek het hem. Hij was er niet treurig om, na al die regen voelde opwarmen zalig. 'Ow...' Hij verstrakte toen een pijnlijke kramp door zijn buik schoot. Hij verweet, bij de volgende kramp, zijn ontbijt, want hij had nog niks anders gehad. 'Slechte melk,' mompelde hij toen zijn maag hard samentrok. Hij stommelde naar de berm, klapte dubbel en kotste, in één hete brij, het betreffende ontbijt weer uit. Hijgend bleef hij staan. Zijn oren ronkten diep en hij kreeg met moeite zijn zicht nog scherp. Er bekroop hem een onbekende angst. Hij draaide zich om, in de richting van het kasteel, maar dat was al lang niet meer te zien. De weg naar het gehucht waar ze verbleven was lang, om de haverklap werd hij overvallen door buikpijn, die hem letterlijk op zijn knieën dwong, met zijn armen stevig rond zijn buik geslagen.  Het liep al tegen de ochtend toen Elion zichzelf de trap opsleepte van de herberg, waar niemand van de vroege aanwezige gasten, druk bezig met het wegwerken van hun ontbijt, ook maar omkeek of vragen stelde. De barman, een jonge, slungelige knaap met hoogstens drie levensjaren meer op de teller dan Elion maar met de heldere blik van iemand die pas de wereld ziet, volgde hem met argusogen. Onzeker of hij misschien beleefd moest polsen naar Elions welzijn. 'Het is die smokkelaar van de Liga, hoort bij die knappe vent uit kamer zeven. Laten lopen,' bromde de waardin, met een boze blik op Elion. 'Waag het niet om dood te gaan in het bed, kereltje, dat zorgt voor gedoe.' Elion negeerde de opmerking en slofte uitgeteld door de gang, tot aan de zevende deur. Hij klopte aan en zonk, met zijn rug tegen de tegenovergestelde muur, op de grond. Op het einde van de gang sloeg snel een deur dicht. Hij kroop op zijn knieën en kotste smurrie en bloed uit op het mottige tapijt in de gang. Daarna ramde hij zijn vuist opnieuw op de deur. 'Ik kom, maak je niet druk.' De deur werd op een kier gezet. 'Waar heb jij zo lang uitgehangen,' sprak zijn leermeester zacht. 'Ik heb me ongerust gemaakt en... ' Zijn blik viel op Elion. 'Ik voel me niet goed.' Elion strompelde, in één lijn langs Alex, naar de vuilbak, zeeg op zijn knieën en kotste tot hij uitgeput was. Zijn vriend staarde hem verbijsterd aan. 'Dat lijkt me licht uitgedrukt,' mompelde hij voordat hij de deur dicht smeet, net op tijd om de schelle stem van de huishoudster buiten te sluiten, die liep te krijsen over het braaksel op haar 'dure' tapijt. Elion had een hele weg lopen piekeren over zijn plotse, snel opkomende misselijkheid. Hij had, doorsnee, een maag van beton. 'Steenspoor,' kraste hij. Alex ogen werden groot van afgrijzen. Steenspoor was een veelvoorkomende plant in oude gebouwen en al giftig voor wie er ook maar verkeerd naar keek. En de plant groeide bijzonder goed, in de vochtige, donkere wachttoren van het kasteel. Elion voelde zich ellendig en dat verbeterde niet onder Alex' geschokte blik.  'Kijk niet zo.' Hij sloeg zijn hand voor zijn mond maar kon het niet tegenhouden. Hete smurrie spoot langs zijn neus en mond naar buiten tot de tranen in zijn ogen stonden. Hij had anderen zien creperen door steenspoor en hij was niet gebleven tot het einde.  'Je bent gaan dolen in het Kasteel. Hoeveel keer moet jou iets gezegd worden voordat je luistert?' Elion schrok van de toon in Alex' stem.  'Het was niet vrijwillig.' Hij stroopte zijn doorweekte plunje van zijn verhitte lijf en ging languit op het bed liggen. Hij was buiten adem, alsof hij tien kilometer had gerend. Alex keek, van op de rand van het bed, wantrouwig toe. 'Lafyra wachtte me op, ik kon geen kant op. Getver, het doet pijn, Alex.'  Elion staarde met doffe ogen naar het plafond. Hij zou doodgaan in een mottige hotelkamer, negentien jaar jong, ver van huis en zonder de goede zorgen van zijn pleegmoeder. Hij veegde zijn neus af aan de rug van zijn hand. 'Ik ben bang, ik wil naar huis. Ik wil naar Egga.' 'Jah, ik ook.' Alex trok hem stevig tegen zich aan. Elion barstte in tranen uit, niet langer in staat zich dapper te houden.  'Sttt, jochie, stttt, het komt wel goed,' mompelde Alex in zijn haar, evenzeer om zichzelf te kalmeren. ´Leugenaar.´ Beide vrienden omklemden elkaar in een stevige omhelzing. Elion haalde diep adem en kreeg zichzelf weer in de hand toen doordrong dat Alex trilde als een rietje. Steenspoorvergifting was geen pretje. Niet voor de gedoemde en misschien nog minder voor diegene die niets meer kon doen dan wegmuizen of toekijken. ´Het spijt me,´ zei hij kleintjes. Alex gromde iets, kwam van het bed en ramde zijn vuist tegen de arme muur.  'Hé, kan het daar wat stiller, ja?' blafte een norse stem. 'De kuisvrouw,' giechelde Elion plots. Hij tuurde met een rood, vlekkerig gezicht naar zijn vriend en veegde verlegen zijn wangen droog. Alex lachte niet.  'Bedankt voor de huilbui,' zei Elion met een manhaftige poging tot een glimlach. 'Die had ik nodig en.... oooooo, wanneer houdt het op?' Zijn organen losten op, letterlijk. 'Laat maar, ik hoef geen antwoord. Het joch is al dood, dat bedoelde die ouwe heks dus, ik haat het dat ze gelijk heeft.' 'Heks?' Alex trok grote ogen en de bedrukte blik maakte plaats voor eentje van opperste verbazing. 'Over welke heks heb jij het?' 'Wordt nog één keertje vervolgd)

Kat.
4 2

10. Het Kleurloze Kasteel.

Elion tuurde nieuwsgierig langs Blauwoog naar de duisternis, hopend op één of andere Volkminnende redder die een goed woordje voor hem zou doen.  Hij liet zijn idee snel varen: de omstaanders schoven eerbiedig opzij. Blauwoog slaakte een diepe zucht: 'Glimlachen, jongen, de inspectie is er. Gegroet Kè.' Zijn gezicht vertrok van ergernis. 'Dit is Elion, hij komt hier al jaren. Lafyra vroeg om zijn hart...' 'Tssss, ik weet wie hij is. De dief, het uitschot.' Dieven waren niet geliefd, niet in Grensstad, niet in het Trappendal. Ze werden geduld zolang ze het leven van anderen niet al te moeilijk maakten. Elion verkilde bij de pure weerzin in de toon, als dikke stroop kleefde het aan zijn botten. Zelfs Hector, hoofd van de Wacht, bracht het op om beleefd te blijven. HIj kon zich niet verroeren, hij gaapte haar met open mond aan. Het wezen, een andere term kon hij niet direct verzinnen, schuifelde met verbazingwekkende snelheid op hem af. Heks, dacht Elion geschrokken, het woord schoot door hem heen en paste haar als een goed stel schoenen. Heks. Putheks. 'Ik ruik zijn angst en iets.... scherps. Heb je stuiterkruid gebruikt?' Het klonk als een zweepslag. Hij knikte, niet in staat zijn blik af te wenden van diegene die voor hem stond. Hij was doodsbang maar dat had niks te maken met het uitslurpen van zijn hart of het openbreken van zijn borstkas.  'Oh, een verslaafde. Goed werk, Blauwoog,' beet ze Blauwoog toe. Ze scharrelde razendsnel door de modder. Elion zette geschrokken een stap naar achter toen ze pal voor hem bleef staan. Ze rook naar oude, natte kleren. 'Tssss, taai joch.' Het zweet op zijn lijf verdampte in een tel zodat hij huiverde van de plotste kou. Ze sjorde zonder waarschuwing Elions doorweekte shirt omhoog waarna ze haar neus tegen zijn huid drukte en diep snuffelde. Elion hield zijn adem in. Hij balde zijn handen tot vuisten. 'Handen af,' zei hij, heel zacht en heel langzaam. De heks liet hem verbaasd los. 'Het spreekt, kijk eens aan. Wat een lef, boefje. Jij bent niet in de positie om...'  De knetter vlocht zich ongevraagd tussen zijn vingers. Ze liet hem los, schuifelde achteruit en monterde hem van kop tot teen. 'Ongeschikt, ie is al dood. Afvoeren. Jammer, hij heeft een sterke Energie maar we leveren geen vergiftigd hart af aan de baas, Blauwoog. Voor je het weet ziet Lafyra het als een aanslag.' Ze schonk Blauwoog een intense blik. 'Of was dat jouw plan?' 'Nee, Kè, dat was niet mijn plan,' zuchtte Blauwoog gelaten. 'Stuiterkuid in zijn bloed is niet zo erg.' 'Doe wat ik je zeg, dump hem. Hij haalt de ochtend niet. Hij mag niet creperen op het domein. Afvoeren.' Ze loerde met één oog, zo groot als een speldenkop naar Elion en haar gezicht spleet open in een tandloze grijns. 'Het Kasteel kent meer gevaren dan Azamerik alleen.' 'Wat?' Elion trok boos zijn shirt omlaag en hield de randen stevig vast. 'Ik voel me prima, ouwe heks!' Ze gniffelde. 'Je bent al dood, je weet het alleen nog niet. Wegwezen, boefje, jouw aanwezigheid hier brengt iedereen in gevaar. Orfà, hou op met huilen, onnozel wicht. Breng hem weg voordat het Kasteel er lucht van krijgt.' Ze maakte met haar ringvinger, die niet paste bij de rest van de hand, een draaibeweging in de lucht. Nog voordat Elion kon knipperen was hij opnieuw alleen met het meisje Orfà. 'Ik breng je naar de poort.' Ze draaide zich om en beende de nacht in. Elion greep zijn mes en holde haar, nog steeds een beetje onvast op zijn benen, achterna. Het meisje wachtte hem op en paste haar tempo aan. Ze loerde naar hem, hij voelde haar blik op zijn gezicht.  'Wat?' bromde hij ongemakkelijk. 'Kijk niet zo.'  Orfà gidste hem langs paden waarvan hij het bestaan niet eens vermoedde. Hij rook water en viste de plattegrond van het domein uit zijn geest.  'Vijver,' mompelde hij, toen hij kikkers hoorde kwaken. Orfà keek verrast op bij het geluid. 'Dat is nieuw, die kikkers. Er leeft hier al jaren niks meer.' Ze keek hem nieuwsgierig aan en haakte haar arm door die van hem. Elion gruwde, haar huid was kil en klam maar hij was dankbaar voor de steun. Zijn schedel barstte, hij hoorde het kraken. 'Kè heeft gelijk, je haalt de ochtend niet. Ik vind het echt jammer.' Kraak.... kraaaak Ze draaiden zich pijlsnel om, dat was niet het geluid van zijn barstende koppijn. Elions mes lag al in zijn hand.  De struiken kwamen met afgrijselijk veel lawaai tot leven en spogen armen en benen uit. Tientallen kromgetrokken figuren kropen, zonder zich iets aan te trekken van de doornen, van achter de haag. Hun ogen gefixeerd op Elions wild pompende hart. Orfà schoof voor hem. 'Hij is niet eetbaar,' riep ze luid. 'Die jongen ziet er heel smakelijk uit. Geef hem af. Hij zit tjsokvol Energie. O, wat een mooie kijkers. Ik kan wel een nieuw stel gebruiken.'  'O, goeie genade, stopt het dan nooit,' kreunde Elion. 'Laatste dag, ga er voor... ik vermoord hem.' Doelend op zijn voormalige leermeester, beste vriend en de man die hem had aangespoord om deze opdracht nog af te werken. De nacht werd aan stukken gescheurd door een rauwe kreet die diende als zijn startsignaal. Elion schoot de duisternis in, hij hield zich strak aan het plan in zijn hoofd. Vijver schuin achter hem, poort op pakweg 500 meter voor hem. Hij gaf alles wat hij nog had, struikelde en hoorde de bende lachen, met Orfà's geschrokken gegil er bovenop. Elion krabbelde overeind: een sprint van 500 meter leek hem eindeloos. Orfà haalde hem luttele tellen later in. Ze greep hem bij zijn hand en sleurde hem vooruit, ze was veel sneller dan hij. Achter hen onplofte het struikgewas: een heel bataljon Putters zette brullend en joelend de achtervolging in. 'Energie is hier geliefd,' hijgde Orfà. Elion knikte stom, hij had geen adem genoeg om iets te zeggen. Zijn longen stonden op barsten en hij zag niks anders dan gekleurde vlekken. Hij besefte dat rondrennen na zo'n val niet bijster slim was: hij stond hier op het punt van zijn sus te gaan! Elion wierp een blik over zijn schouder: het was ruim voldoende om hem vooruit te stuwen. Ze zwaaiden met rieken en knuppels in zijn richting. Orfà remde bruusk af bij een hoge, metalen poort met messcherpe pinnen boven iedere spijler. De poort zat op slot. Elion verwonderde zich één tel over het pracht van de sloten maar besefte al snel dat hij die niet kon kraken in de luttele seconden voorsprong die hij maar had. 'Wat sta je daar te gapen!' gilde Orfà. 'Klimmen, idioot, klimmen. Je moet erover. Pas op voor die pinnen, die rijten je open alsof.... aaaaaaah!' Ze kregen haar eerst te pakken. Elion bleef niet staan kijken: hij trok zich op en klom over de poort, er zorgvuldig oplettend dat hij zich niet sneed aan de pieken. Sommige dingen vroegen tijd, dacht hij wazig.  Hij nam drie hartslagen de tijd om op adem te komen, zocht zijn mes en draaide zich behoedzaam om. Niks. Niemand. 'Orfà? Orfàààààààà!' Elion tuurde door de spijlers. De stilte was oorverdovend. Hij hief zijn hoofd, zocht drie sterren tegen de hemel en besefte dat de nacht er bijna op zat. Hij was hondsmoe.  'Getver, ik hoop dat ze ok is,' fluisterde Elion verbijsterd. Hij zette een stap achteruit, drukte zijn hand tegen zijn buik om de pijn daar te sussen en draaide zich besluiteloos om. Richting pad dat hem naar de herberg zou brengen, waar Alex op hem wachtte en hij een bed had voor de nacht. Pas vele meters verderop drong het door: zijn rugzak lag nog bij de Put.   (Wordt vervolgd, nog voor twee deeltjes.)  

Kat.
14 2

9. Het Kleurloze Kasteel.

'Ooit stonden de jonge mannen  aan te schuiven om hun Energie aan Azamerik te geven, het is een hele eer. Energie is leven,' zei de vriendelijke stem dromerig.  'Energie is leven!' brulde de rest gehoorzaam, zo hard dat Elion ervan schrok. 'U en ik lazen een ander geschiedenisboek, meneer. Ik kan me niet voorstellen dat het helemaal vrijwillig gebeurde. Azamerik ronselde gewoon zijn maaltijden, zo stond het in mijn boek ' sputterde hij tegen, met de nadruk op 'mijn'.  'Trouwens, ik gaf mijn hart al weg aan een barman.' Deze opmerking zorgde voor enige beroering in de groep. Ze mompelden ongerust. 'Lafyra beticht ons van samenwerken met Volk als hij geen hart heeft, Blauwoog,' fezelde een geknakte gestalte bang. Blauwoog bukte zich en drukte zijn oor tegen Elions borst. 'Ik hoor het kloppen,' stelde hij tevreden vast. 'Niet liegen, jonge dief, dat is niet netjes.' 'Ik bedoelde alleen dat ik verliefd... oh, laat maar,' mompelde Elion onthutst. Het begon hem langzaam te dagen dat de groep het meende. Lafyra de waanzinnige sleep waarschijnlijk al haar hellebaard. Hij kende de beelden uit de boeken, van de krijsende slachtoffers op haar slachtbank en hoe ze met één houw hun borstkas brak. Hij zette het beeld snel van zich af... Er zat een vervelend misselijk gevoel in zijn buik, een pijnlijk heet knopje, net onder zijn middenrif. 'Kijk niet zo bang, er is niks om je zorgen over te maken. En als je heel eerlijk bent, Elion, heb je het toch ook een beetje aan jezelf te danken: de borden aan de poort zijn daar gezet met een reden. Kan jij lezen?' sprak Blauwoog vaderlijk. Elion knikte schoorvoetend.  'Dan is het arrogant om te denken dat die waarschuwingen niet voor jou gelden. Waar kwam je voor?' Blauwoog tuurde in de rugzak. Zijn gezicht vertrok in een komische grimas van pure verbazing. Elion schoot in de lach, hij kon het niet helpen. Zijn hoofdpijn explodeerde met een knal, alsof zijn ogen zo uit hun kassen plopten. Hij drukte zijn hand tegen zijn hoofd in de hoop zijn hersenen op hun plek te houden. 'Wat moet jij met een schedel?'  'Niks, het was mijn opdracht.' Cornélia onder ogen moeten komen met lege handen klonk hem even afgrijselijk in de oren als zijn hart uitgerukt worden. Blauwoog streek in gedachten verzonken langs de stoppels op zijn wangen.  ´Ik ken het lichaam dat erbij hoorde, enkele maanden terug liep het nog vrolijk rond.'  'Ie is pas dood?' hakkelde Elion ontzet, zonder zijn blik van zijn rugzak te halen. 'Hoe dan?' 'Precies zoals dat beeld in jouw hoofd, jochie. Lafyra kreeg hem te pakken. Niet iedereen kent de sluiproutes. Hij liet zich vangen, in vol daglicht. Doodsbang was die stumperd, doodsbang was hij.' Blauwoog schudde droevig zijn hoofd. 'Enkele uren laten vonden we zijn lichaam, zonder hoofd, terug in de Put. Zijn ledematen zijn intussen verdeeld.' Blauwoog wees gul naar de verzamelde Putters, de bevestigend maar met gepaste droefheid knikten.  Elions blik gleed omlaag. Zijn adem stokte in zijn keel toen hij haastig een stap naar voor zette. Hij stond op een massagraf... hij had altijd gedacht dat de laatste dode van eeuwen geleden dateerde. Hij had het mis. De groep Putvolk gniffelde vrolijk om zijn weerzin. De modder zoog zich gretig vast aan zijn schoenen.  'Het was een architect van het Trappendal.' Blauwoog krabde in zijn haar. 'Geen idee wat die hier deed.´ Het was een vraag, alle ogen keken Elion verwachtingsvol aan.  ´Kweenie, ik ben geen Trappendaler, ik woon in Grensstad. Leverde u hem ook uit?' Elion likte zijn droge lippen, de angst zat als een stevig klompje in zijn onderbuik.  'Ja, het is onze plicht om indringers af te geven.' Blauwoogs gezicht vertrok in een gekwelde grimas. 'Ik wou dat het niet zo was. Jij klimt wel uit de Put, Elion. Je kijkt koppig genoeg. Kom, Lafyra de Waanzinnige verwacht je.' 'Laat hem los, Blauwoog,' blafte een hese stem uit de duisternis.    (Wordt vervolgd, nog een stukje of drie. Bedankt om te lezen!)  

Kat.
0 1

8. Het Kleurloze Kasteel

Eén welgemikte stomp in zijn zij maakte brutaal een eind aan zijn vechtlust. Hij snakte naar adem, verloor zijn mes in de modder en gleed uit. Handen grepen naar hem, trokken hem uit de Put en pootten hem op zijn knieën in het midden van de kring. Zijn armen werden nogal ruw op zijn rug getrokken en daar gehouden.  'Bravo. Flink gevochten.' Er werd geklapt. Munten gingen over van de ene hand naar de ander, hij had het duidelijk goed gedaan.  'Laat me gaan!' brieste Elion, die ondanks zijn netelige situatie zijn oog strak op zijn innerlijk klok hield en zijn tijd snel ingekort zag. Cornélia zou het vlees van zijn botten ranselen als hij de afspraak miste. Hij schudde de druppels uit zijn haar, wat niks veranderde aan zijn beeld en het leverde hem alleen een barstende koppijn op. Ze waren allemaal, zonder uitzondering, groter dan hem. Mensen, ooit eens, zo vermoedde hij. Ook al zou geen mens hen nog als soortgenoot erkennen.  Restjes van de Put. Zijn ontzetting won het van zijn woede.  'Het spijt me,' mompelde hij, zonder te weten waarom. Dit volk, samengesteld uit ledematen en onderdelen van diegene die op de tafel stierven, of in de kooien, of aan de galg of... 'Jaja, er waren veel manieren,' onderbrak de beleefde stem hem kortaf. De spreker drong door de verwrongen lijven van zijn soortgenoten en nam pal voor Elion plaats. De benen een beetje uit elkaar, de voeten stevig in de modder. Elion keek op, hij kon niet anders en stelde zijn blik wat scherper. 'Je kent de verhalen, jonge dief. Jouw gezicht spreekt boekdelen. Het is Energie als dat van jou die ons voedt. We zien hier talloze verdwaalde sukkelaars met een verstofte vorm van magie maar jij weet er wel weg mee, is het niet? Energie is leven!' 'Energie is leven!' brulden de anderen gehoorzaam, zodat Elion stomverbaasd opkeek. 'Zet die leuze op een t-shirt en laat mij gaan, mijn Energie is verziekt door stuiterkruid,' stelde hij vriendelijk voor, met een kalmte die helemaal niet bij zijn wild kloppende hart paste. 'Ik heb een verslavingsprobleem, beweert mijn vriend. Ik heb waardeloos bloed, ik zweer het.' 'Jouw vriend heeft gelijk, ik ruik het stuiterkruid tot hier. Maar dat is niets meer dan een extra smaakje, maak je geen zorgen.' Tot zijn verbazing lieten zijn twee bewakers hem plots los. Elion wreef misnoegd over zijn pijnlijke polsen. De man hurkte voor hem neer, zijn misvormde opnieuw samengestelde gezicht op nog geen drie centimeter van Elion. Hij staarde gefascineerd naar de puzzel. Hij voelde vooral medelijden met de verwrongen figuren, niemand koos voor deze manier van leven.  'O wauw,' mompelde hij. Hij stak, zonder nadenken zijn hand uit. Zijn vingers gleden onderzoekend over het misvormde gezicht. De man grinnikte. 'Jij weet er ook wel iets van.' Hij greep Elions hand en knikte naar de vermiste vinger. 'Diefstal?' 'Hmmm, de eerste en de laatste keer dat ik betrapt werd.' Elion haalde nonchalant zijn schouders op. Hij trok zijn hand terug met het gevoel van de kouwe, taaie huid nog in zijn vingertoppen. 'Jij bent een uitermate vreemde jongen,' rommelde de man. 'Ik zag nog nooit blauwe ogen,' weerlegde Elion ademloos. Iedereen die hij kende had grijze ogen, typerend voor het Volk. Alleen zijn kleine broer had een stel groene. 'Ze zijn mooi, wel, uw rechteroog is mooi.' Het andere zakte een beetje door en was waterig. 'Blauwoog, om u te dienen,' grinnikte de man. Hij neeg het hoofd in een galant gebaar.  'Echt?' Elion giechelde opgelaten. 'U kon niets beter verzinnen dan dat?' 'Heel vreemde jongen,' herhaalde de man met een lach.  'Dit is mijn laatste job,' deelde Elion plots mee met het idee dat praten hem uitstel kon geven. 'Typisch dat die in het honderd moet lopen. Een burgerlijk leven is me niet gegund.' Zolang hij maar kletste, kwam alles goed. Hij knikte naar de rugzak. 'Het was een opdracht van het Trappendal, weet u. En mijn bazin is echt...' Blauwoog schonk hem een droeve blik. Elion viel stil, zijn hoofdpijn had helse proporties aangenomen, hij kon met moeite nog helder denken. 'Ik heet Elion.' Hij stak zijn hand uit. Hij wilde al helemaal niet naamloos doodgaan.  'Ik weet wie je bent, Elion de Dief,' herhaalde de man tot zijn verlegenheid. 'Je hebt hier een reputatie.'  'Ik voel me vereerd.' Elion keek de man strak aan. 'Mag ik dan nu gaan? Ik ben al veel te laat.' Hij raapte zijn rugzak op, trok zijn doorweekte shirt recht en glimlachte verontschuldigend. 'Kunt u gewoon niet doen alsof u mij niet hebt gezien? Ik vertel het heus niet verder.' 'Sorry, jochie, dat gaat zomaar niet. Ik zal jouw bezoekjes missen.'  Er kriebelde een ongemakkelijk idee, ergens helemaal achteraan zijn schedel. Blauwoog meende het! Dit was voor echt. Hij veegde zijn bezwete handpalmen af aan zijn vuile broek. 'Meneer De Boze verwacht je intussen. Je bent gezien door Lafyra, er is geen ontkomen meer aan. Maak dit niet moeilijker dan dat het al is.' Blauwoog zuchtte verslagen: 'Ik hou er niet van om jongeren over te dragen.' 'Doe het dan niet,' stelde Elion haastig voor. 'Ik wil uw nachtrust niet verpesten. Ik zweer dat ik nooit meer terugkom. Ik wil naar huis, meneer.' De tranen sprongen ongevraagd in zijn ogen en hij veegde ze met een vuile hand weg. 'Ik wil naar huis.' 'Daar had je iets eerder aan moeten denken, lieve jongen. Lafyra duldt geen vuile vlekken op haar meubels.' Blauwoog zijn goede oog vulde zich met oprechte warmte. 'Jij hebt zeker weten vlekken gemaakt. Bloed maakt vlekken die niet meer uitgaan. Dus je begrijpt dat ik je moet aangeven.' 'Maar... voor wat bloedvlekken?' (Wordt misschien vervolgd... deel 1 is bijna rond, bedankt voor uw aandacht.)

Kat.
2 1

De Reis van Aurion en de Sterren tranen 

In een mystiek woud genaamd Sylvana woonde een jonge elf genaamd Aurion.  Hij onderscheidde zich van zijn soortgenoten door de gave van het begrijpen van de fluisterende stemmen van de bomen en de taal van dieren.  Deze bijzondere gave vulde zijn dagen met verwondering en nieuwsgierigheid, en het was deze nieuwsgierigheid die hem op een onvergetelijk avontuur zou sturen. Op een stralende ochtend, toen het zonlicht door de dichte bladeren van Sylvana sijpelde, hoorde Aurion een fluistering in de wind.  Een oude wilg, met zijn takken als kronkelende armen, vertelde hem over een lang vergeten schat diep verborgen in het hart van het betoverde woud.  Het was een kristal, bekend als de "Sterrentranen," die de verstoorde harmonie van de natuur kon herstellen.  De roep van het avontuur weerklonk in Aurions hart, en vastberaden besloot hij op reis te gaan. Zijn eerste metgezel was een wijze havik genaamd Lyra, die hoog in de toppen van Sylvana haar nest had gebouwd en de eeuwenoude verhalen van het woud kende. Samen begonnen ze aan een reis die hen door weelderige valleien, langs kabbelende beekjes en over met dauw bedekte bergkammen voerde.  Onderweg voegde zich een nieuwsgierige wasbeer genaamd Thistle bij hun gezelschap, aangetrokken door de onverklaarbare energie die Aerion met zich meebracht. Terwijl ze dieper het woud in trokken, ontmoetten ze magische wezens die hen hielpen of hen op de proef stelden.  Soms leken de bomen zelf te spreken, hun bladeren ritselden met geheimen en wijsheid.  Elke uitdaging, elke ontmoeting, versterkte de band tussen de reisgenoten en voedde de vastberadenheid van Aerion om de Sterrentranen te vinden. Na dagen van reizen bereikten ze een betoverend meer, omringd door nachtbloemen die alleen in het maanlicht openden en een bedwelmende geur verspreidden. In het midden van het meer doemde een eiland op, omringd door een zachte gloed.  Op dat eiland stond de legendarische Zilverlinde, die met haar takken naar de sterren reikte en de bewaker was van de Sterrentranen. De boom begroette hen met een zachte bries en onthulde dat alleen een zuiver hart de Sterrentranen kon aanraken. Aurion, gedreven door zijn diepe liefde voor Sylvana, strekte voorzichtig zijn hand uit naar de glinsterende kristallen.  Op het moment dat zijn vingers de Sterrentranen aanraakten, verspreidde een stralend licht zich door het woud, verdreef de duisternis en herstelde de natuurlijke balans. Met de Sterrentranen veiliggesteld, keerden Aurion en zijn metgezellen terug naar hun elfendorp als helden. Sylvana, die eerder in een sluier van somberheid was gehuld, begon weer op te leven.  De nachtbloemen bloeiden met nieuwe pracht, en de dieren leken te dansen van vreugde. Aerion besefte dat zelfs de kleinste wezens, met moed, vastberadenheid en de steun van vrienden, een wereld van verschil konden maken. Het verhaal van Aurion, de elf met de gave van de taal der bomen, verspreidde zich als een zachte bries door Sylvana en werd een legende van moed, vriendschap en de eeuwige kracht van de natuur, doorgegeven van generatie op generatie, als een bron van inspiratie voor alle bewoners van het magische woud.  En zo leefde het verhaal voort, als een lied gezongen door de bladeren van de eeuwige bomen, vastgelegd in de geschiedenis van Sylvana.    

BrameetHam
5 0

7. Het Kleurloze Kasteel

'Je had best eerder mogen komen, je bent knap,' ritselde het stemmetje opgelaten. 'Mag ik dat zeggen of breng ik je nu in verlegenheid?' 'Euh...' Elion wist helemaal niet meer hoe hij het had. Hij drukte zijn hand bezorgd tegen de schijnende bult achter zijn oor. 'Dat mag, vermoed ik. Bedankt.' 'Ik heet Orfà, trouwens,' ging het vrolijk verder. ' En jij? We kunnen beter vrienden worden, nu je hier bent.' 'Uw dienaar, Orfà, ik heet Elion.' Hij maakte een lichte buiging waarop ze giechelde. 'Dit was bijzonder verrassend en vleiend maar ik moet echt weg. Mijn bazin slaat me halfdood als ik te laat kom.' Hij knipte met zijn vingers. De knetter vormde een kring van vonkjes. Elion kneep zijn ogen tot fijne kiertjes: daar, net buiten zijn knetter, stond een lange donkere figuur naar hem te kijken. Ze was akelig mager en in een vormeloze jurk gehuld. Haar lange, bleke ledematen hadden een huidskleur die hij alleen kende uit verhalen: wit met blauwachtige vlekken op de huid.  Hij hapte naar adem. Putvolk. Het woord hamerde pijnlijk aan de binnenkant van zijn schedel.  'O,' kirde Orfà opgewonden zonder zich iets aan te trekken van zijn blik. 'Jij bent de Knetterdief.' 'De wat?' Hij trok grote ogen.  'De Knetterdief! Het is de Knetterdief! Hierheen, ik heb de Knetterdief!' 'Stttt, Orfà, alsjeblieft, niet zo luid,' piepte Elion angstig. Hij keek omlaag en zijn hart miste een tel of drie: hij stond pal op de Put.  Alle bloed trok uit zijn wangen: aan de rand van de modderpoel, onttrokken aan het zicht door de gietende regen, herkende hij de vage omtrekken van de typische, uit afval opgetrokken hutten. Hij kon zichzelf wel slaan, in al zijn haast had hij dit detail over het hoofd gezien. De bult op zijn hoofd pulseerde zachtjes mee op het snelle roffelen van zijn hart, het maakte hem een beetje misselijk.  'Ik ruik bloed.' Zijn nieuwe kennisje snuffelde overdreven. 'Ben je gewond?' 'Nee, alleen wat gedeukt. Ik ben gevallen en tegen een stoel geknald. Er zit een gat in mijn hoofd,' antwoordde Elion zonder erbij stil te staan. Egga moest er zeker naar kijken, dacht hij. Hij zou een uitbrander krijgen, ze was een overbezorgde moeder, maar daarna misschien chocomelk, gevolgd een heerlijk warm bad. 'Misschien kan ik voor zonsopgang nog naar De Donderklif,' maakte hij het rijtje van leuke vooruitzichten af. Hij glimlachte bij het idee van Serafijns handen onder zijn hemd, zijn stem in zijn haren, die hem zou vertellen dat hij Elion gemist had en... BENG  Hij veerde plots recht, brutaal uit de roes gewekt. 'Wat was dat?' Elion wreef ruw over zijn gezicht om bij de les te blijven, wegdromen op de Put was een superslecht idee! Hij kon jammer genoeg geen enkel goed idee bedenken. Er volgde een twee luide knal en hij hopte geschrokken op: het was het geluid van een dichtslaande deur.  En nog ene. En nog ene. Elion wenste dat hij kon oplossen in de regen, zachtjes verdwijnen zonder sporen na te laten. 'Orfà, alsjeblieft, laat me gaan. Ik doe alles wat je wil maar laat me gaan,' smeekte hij, intussen een beetje wanhopig, er leek geen einde te komen aan deze nacht. 'Niet bang zijn.' Ze klonk oprecht bezorgd. 'Het doet geen pijn. Lafyra weet hoe het moet, ze doet het al eeuwen.'  Hij kon zijn eigen angst ruiken, scherp en nieuw. Ze keek hem met grote, droeve ogen aan. 'Ik hoop dat ze je daarna in het graf gooit. Volk met een sterk gestel klimt er meestal weer uit als Lafyra genoeg heeft overgelaten, Elion de dief.' De nonchalante toon joeg pijnlijke rillingen langs zijn rug. 'Dan word je eentje van ons.' Ze wees naar de grond onder zijn voeten. Elion opende zijn mond, vond niet genoeg speeksels om een geluid de maken en klapte het weer dicht. 'Het is zo slecht nog niet. Je mag bij mij wonen tot je een eigen stekje gemaakt hebt.' Aan de rand van de Put, net buiten de kring van zijn knetter, doken steeds meer reusachtige, kromgetrokken figuren op tot ze in een kring rond de modderpoel stonden, rond hem. Ze droegen dikke stokken, hooivorken en kapmessen. Elion tastte naar zijn eigen mes, woog het in zijn hand en zette zich schrap. De misselijkheid golfde door zijn lijf en hij klemde zijn kaken op elkaar om niet toe te geven aan de angst.  'Laat me door,' snauwde hij, zwaaiend met zijn mes, met een dapperheid die hij helemaal niet voelde.  'Kijk eens aan. Volk kruipt meestal huilend en jammerend in elkaar. Dus jij bent het diefje. Hoe oud ben je, jochie?' Het was een verrassend beschaafde stem die het woord nam. Elions ogen gleden over de groep, hij had geen idee wie gesproken had. Tientallen gezichten loerden naar hem, hongerig. Gretig, alsof ze zijn lichaamsdelen al aan het verdelen waren. De ene zijn ogen, de ander zijn pink... 'Oud genoeg om geen jochie meer genoemd te worden,´ bromde Elion ´n beetje gekwest. ´Kom maar op!' Hij keek hen uitdagend aan. 'Je hebt de snotneus gehoord, pak' em.' Ze stormden, dwars door zijn kring van licht naar voor om zich als één man bovenop hem te storten. Elion vocht, schreeuwde, stampte, stak waar hij kon maar was helemaal niet opgewassen tegen hun enthousiasme. Orfà gilde geschrokken maar ze was dan ook de enige. Er werd gejoeld en gelachen. Hij verweerde zich met alles wat hij nog in zich had, niet van plan hier op zijn bek te gaan terwijl er in zijn ooghoeken weddenschappen werden afgesloten of hij het al dan niet nog een minuut zou volhouden. 'Maak er een eind aan. En neem die rugzak mee, wat hij ook gestolen heeft, we brengen het terug,' beval de zachte stem, niet onvriendelijk. 'Lafyra de Waanzinnige verwacht hem.'   (Wordt, overmorgen, vervolgd)

Kat.
2 1

6. Het Kleurloze Kasteel

Hij hurkte neer op de bovenste trede, met zijn armen gestrekt boven zijn hoofd en veerde plots overeind. Boven hem knalden de planken uit elkaar. Elion stootte een kreet van vreugde uit en wrong zich door het versplinterde hout een weg naar buiten. Hij stond op de oude wachttoren en de regen sloeg hem in het gezicht.  Piep.... krak....piep... krak... piep... Hij spitste zijn oren: er hing een metalen kooi, droevig heen en weer te schommelen in de wind. In de kooi lagen de restanten van de laatste pechvogel, die er duidelijk langzaam in was vergaan. Elion wierp een opgejaagde blik naar het luik.  'Sorry maat,' fluisterde hij. Hij klom op de muur, balanceerde op de houten balk waar de kooi met ringen aan was vastgemaakt en ging boven op de kooi zitten. De wind rukte aan zijn vel. Hij zette zich schrap, bestudeerde de ringen en besloot dat die hem wel zouden houden. Hij bond zijn touw rond de spijlen van de kooi, trok zijn handschoenen weer aan en sloeg zijn voeten rond het touw. 'Hier gaan we.' Hij gleed langzaam naar beneden, voorbij de dievenkooi, waar een schedel hem stomverbaasd aangaapte. 'Dief!'  Hij keek als gestoken op. Het zweet gutste van zijn gezicht en vermengde zich met de regen tot zijn ogen prikten van het water, maar niet voordat hij de donkere figuur boven op de muur had gezien. Hij schatte de afstand tot de grond en besloot dat het niks uitmaakte, hij stortte liever te pletter dan te eindigen op de snijtafel. Hij liet los en landde onhandig op zijn voeten waarbij de zompige bodem gelukkig de grootste klap opving.  'DIEF!' Elion vloog ervandoor, het Kleurloze Domein over, dwars door beekjes en velden zonder zich echt te bekommeren om zoiets onbenulligs als richting. Hij sprong over een grachtje, schatte de afstand verkeerd in waardoor hij pardoes op zijn rug in de modder belandde. 'Jakkes!' Elion spoog de drek uit. Hij onderschepte zijn muts, die als een dood diertje ronddobberde en gebruikte hem om zijn ogen uit te wrijven. 'Mijn rugzak!' Elion kroop op handen en knieën door het beekje en tastte blind in het rond. 'Waar is die rugzak?' Hij ploeterde nerveus rond en vond de rugzak wat verderop, dobberend tegen de rand. Hij kreunde van opluchting, hij kon en mocht Cornélia niet onder ogen komen zonder buit. Elion frunnikte nerveus met de slotjes. Hij tuurde in de rugzak: de schedel lachte hem toe, veilig in zijn nestje van Elions trui. Die had het duidelijk naar zijn zin.  'O goeie genade, doe dat nooit meer.' Elion keek de schedel bestraffend aan en snoerde de rugzak stevig dicht. Hij klauterde uit het beekje, druipend tot en met. Elion trok met een zucht zijn shirt uit en wrong die goed uit. De regen beukte nu op hem neer. Hij staarde dwaas naar het natte shirt en trok het huiverend weer aan. Hij was verkleumd tot op het bot. 'Waar ben je mee bezig, het regent, idioot, het wordt zo weer nat.' De hoofdpijn knetterde aan de binnenkant van zijn schedel. Hij drukte behoedzaam tegen de jaap achter zijn oor en keek beteuterd naar het bloed aan zijn vingertoppen. 'Ik heb koud,' klaagde hij, tegen niemand in het bijzonder. 'Waarom regent het nooit met lekker warm water?' 'Ik zal het navragen.' Hij dook pijlsnel in elkaar, speurde de omgeving af maar het was onmogelijk om scherp te zien.  'Wie is daar?' Hij schraapte zijn keel, verjoeg de kikker die er zat en vroeg het nogmaals, op vastere toon. 'Warme regen, leuk idee, ik zal het navragen,' herhaalde het stemmetje vrolijk.  Elion grabbelde naar de rugzak.  'Niet weggaan, dief. Bezoek is hier zeldzaam. En je bent leuk om naar te kijken als je jouw shirt uittrekt. Doe nog eens.' Elion verslikte zich, zijn angst maakte plaats voor het gevoel dat hij in het ootje werd genomen.  'Ik heb een afspraak.' Hij toverde een glimlach op zijn gezicht, als hij dan toch communiceerde met onzichtbare of niet aanwezige aanwezigheden, kon hij beter vriendelijk voor de dag komen. Hij zou zweren dat hij iemand diep hoorde zuchten, van dat zwijmelend zuchten. Zijn wantrouwen groeide. 'Niemand verlaat de Put, schatje,' gniffelde de wind. 'Toch niet in één geheel. Volk of mens?' 'Euhm... ik wist niet dat er opties waren.' De vraag zorgde voor een kortsluiting in zijn brein. 'Natuurlijk wel. We krijgen hier van soorten. Je ziet er Volk uit, ik herken de huidskleur en dan dat rode haar, zo grappig. Heeft al het Volk rood haar of alleen jij?' 'Euh...' Elion trok verlegen aan een lok die vanonder zijn muts kwam gekropen. 'Er zullen er nog wel zijn.' 'Ben je hier uit de buurt, zoals die andere?'  'Nee, niet echt. Luister... wacht even, welke andere?' Elion wreef ruw over zijn gezicht om alert te blijven. 'Bedoel je de concurrent, want die is nog binnen. Zal wel dood zijn intussen.' Alle haartjes op zijn lijf stonden overeind. Hij slikte moeilijk en negeerde het beeld dat zich ongevraagd aan hem opdrong. 'Niet mijn schuld, toch?' 'Dacht ik al,' ging het onverstoorbaar verder, zonder zich iets aan te trekken van Elions gebrabbel. 'Je bent een beetje klein en mager voor een Trappendaler. Die dwalen hier de laatste tijd regelmatig rond. Maar jou heb ik nog nooit gezien. Ben je nieuw?' 'Nee, ik ken de weg. Ik laat me meestal niet zien,' bromde hij. Hij rechtte zijn rug in een poging er enkele centimeters bij te doen. 'Vandaag is gewoon geen goede dag. Ik ben geen Trappendaler dus mag ik nu gaan?' 'O, natuurlijk niet,' lachte het stemmetje. 'Je bent er pas...' (Wordt vervolgd, anderhalve pagina per keer)

Kat.
14 3

5. Het Kleurloze Kasteel.

En hoewel hij, volgens de verhalen en getuigenissen een drukbezet spook was, had Elion nog nooit zijn pad gekruist. Hij gleed van de stoel en sloop geluidloos naar de hoge, robuuste vitrinekast. Ze stond plompverloren in het midden van de zaal. De opdracht was simpel: kast openbreken, ding ophalen, kast afsluiten, wegwezen en pakje afleveren op de ontmoetingsplek. Hij slenterde met een kennersoog rond de kast en viste zijn spullen uit de rugzak.  De vlameik verspreidde nog steeds een aangename gloed wat hem genoeg licht bezorgde, iets waar Elion bijzonder dankbaar voor was. Hij knipoogde naar de stoel voordat hij zich op het slot toelegde. Zijn vingers zochten naar de handtekening van de smid. Elion kende zijn sloten: het was vakliteratuur en hij was dol op de puzzels. Hij wiste het zweet uit zijn ogen en zette zich aan het werk: hier was hij goed in, glimlachte hij bij zichzelf. Maar hij slaakte een zucht van opluchting toen het slot openklikte, hij brak al jaren in en voor het eerst besloop hem het bijzonder onaangename gevoel dat hij niet alleen was. Hij gluurde snel over zijn schouder waar hij min of meer de concurrent verwachtte. 'Waar is die gast gebleven?' Hij veegde zijn bezwete handen af aan zijn broek. De kastdeuren waren zwaar: donker glas in loden kaders. 'O, dat is onverwachts,' fluisterde hij, met een vriendschappelijk blik op de vlameik. 'Kijk eens aan.'  Op iedere plank stonden er een aantal schedels keurig uitgestald, ze staarden hem aan met hun lege kassen, de ene hoopvol, de ander vol verwijt. 'De derde op de derde schap is mijn opdracht.' Zijn vingertoppen lieten smerige, bloederige afdrukken na op het witte bot. 'Sorry daarvoor, ik ben Elion. Ik breng je naar huis.' Hij trok zijn trui uit, wikkelde de schedel er stevig in en stopte het pakje in zijn rugzak. Daarna sloot hij de kast weer af. 'Tot later. Licht me nog even bij tot ik weg ben, goed?' Hij salueerde naar de stoel, raapte het gevallen touw op en propte dat eveneens in zijn ruzak. Daarna koos hij dezelfde richting als waarin Niet Aanwezige Serafijn was verdwenen. Elion begon te rennen, zijn innerlijk klok vertelde hem, nogal opdringerig, dat zijn tijd erop zat. 'Dief!' De muren kraakten onder de brul. Elions hart sprong tot in zijn keel. De angst gierde door zijn lijf. Het stuwde hem vooruit, langs de vlameik, dieper de donkere buik van het Kasteel in waar licht een onbekend fenomeen was. De duisternis was compleet. Hij vloog, met bonkende hoofdpijn, door gangen en kleine kamers en struikelde over de gebarsten tegels. Hij belandde plat op zijn buik op de grond, vervloekte alle tegelleggers en krabbelde overeind. Hij was zijn richting kwijt. Er was alleen zwart, de geur van stof en zijn eigen dreunende hartslag. Elion aarzelde slechts één tel. KNIP De knetter sputterde onwillig. Daar in de hoek van de nauwe gang waarin hij gestrand was, zat een deur. Of er had een deur gezeten, er bleven slechts enkele planken over. Elion kreunde van opluchting en koos zonder aarzelen voor het ongastvrije deurgat. Hij gooide zijn rugzak over één schouder en sloeg er beschermend zijn armen omheen. Als de buit brak, kon hij zijn geld wel vergeten. Dief! Het rolde als een donderslag langs de muren. Elion kromp in elkaar toen het geluid hem bereikte. Het sloeg letterlijk de lucht uit zijn lijf. Hij schopte tegen de losse planken en wurmde zich door het gat. De lucht rook vochtig en zuur. Elion ademde zwaar, het zweet droop van zijn gezicht en prikte in zijn ogen. Hij gluurde, vanuit zijn plekje achter de deur. Er was niks te zien. 'Rustig maar,' prevelde hij, met zijn ene hand op zijn borst gedrukt. Zijn hart ging wild tekeer.  Hij haalde het plan van het Kasteel voor de geest en kwam tot de conclusie dat hij in één van de wachttorens stond. Hij holde de trap op, het was een eindeloze stenen draaitrap. De wanden en onregelmatige treden waren begroeid met weelderige klimplanten. Hij vocht zichzelf een weg naar boven, grommend van inspanning en frustratie toen zijn voet voor de zoveelste maal bleef hangen. 'Uit mijn weg,' siste hij nijdig. De plant had er geen oren naar: hoe hoger hij klom, hoe moeilijker het werd. Eénmaal boven wachtte hem een grote ontgoocheling: de trap eindigde zo goed als tegen het houten plafond. Er was geen uitweg. 'Getver!' Elion keek in paniek rond. Zijn knetter vulde de ruimte rond de bovenste treden. Hij spitste zijn oren: het regende buiten, hij hoorde het zachte tikken, vlak boven zijn hoofd. Elion hief zijn hoofd op en grijnsde breed. Boven hem sloten de oude, rotte planken niet zo goed aan. Hij volgde met zijn vingers de groeven tussen het hout en begon te wrikken maar hield daar al snel mee op. Hij spitste zijn oren. Onder hem klonken lichte, snelle voetstappen. Iemand rende de trap op, ongehinderd door welke plant dan ook. Elion hield zich doodstil. Zijn ogen flitsten over de trap waarop hij koortsachtig aan de planken begon te sjorren. ´Komaan, komaan...´ smeekte hij wanhopig. 'Dief!' Elions keel snoerde dicht van angst: Azamerik was, zo had hij in Tras gelezen, verzot op de laatste hartklop van een door Energie doordrenkt hart. Elions hart was nu vooral doordrongen van paniek, wat waarschijnlijk ook heerlijk smaakte voor een hongerig spook. 'Ik heb daar geen zin in,' fluisterde hij tegen Niet Aanwezige Serafijn, die nonchalant met zijn handen in zijn zakken, tegen de muur geleund stond.  'Dan zorg je beter dat je wegkomt, lief,' glimlachte hij. 'Ze komt eraan.' (Wordt vervolgd)

Kat.
9 1

4. Het Kleurloze Kasteel.

Elion lachte breed: 'Ik doe die klim al jaren, ik val niet.' 'Goed, je kreeg wat hulp maar dat is mijn punt niet. Je kunt niet doodgaan op deze plek. Buiten wacht de Put op jou en eerlijk,' Serafijn kwam soepel overeind en kuste hem. 'Ik zal het niet waarderen als één of andere samengestelde kerel jouw lichaam verminkt omdat die nood heeft aan een nieuwe navel of linkerhand. Ik ben op beide lichaamsdelen gesteld.' Elions wenkbrauwen schoten verbaasd de hoogte in. Hij had nog niet aan de Put gedacht. Hij keek Serafijn meewarig aan. 'De Put bestaat niet meer,' zei hij op belerende toon. 'Er worden echt geen lichamen meer gedumpt. Heb jij niet opgelet in de les?' 'Wat ben jij toch naïef, best charmant maar een gevaarlijke combinatie met jouw levensstijl, jongen.' Er speelde een glimlach rond Serafijns mond. 'Niemand zal je terugvinden als Azamerik jouw lijk in dat massagraf dropt. Hou je ogen open, lief, de huisspoken roeren zich. Wel, ik moet nu weg en jij hebt trouwens een taak te volbrengen.' 'Weg? Kan je niet blijven? Je kunt niet in onheilspellende raadsels uitbarsten en dan verdwijnen,' piepte Elion nerveus. 'Toch wel, wees voorzichtig, ik verwacht je thuis deze avond. Liefst in één geheel.' Serafijn slenterde de ruimte in, door een oude, scheefhangende deur in de hoek van de zaal. Elion keek hem wazig na. De pijn bonkte, recht in het midden van zijn schedel. 'Auw.' Hij kwam enkele tellen later bij, languit op de koude tegels van het Kleurloze Kasteel, verstrengeld met zijn touw. Hij rook bloed en tastte voorzichtig aan de pijnlijk schrijnende bult, net achter zijn oor. 'Auw,' kermde hij nogmaals, voor de zekerheid. Er zat bloed aan zijn vingers, er zat bloed in zijn hals en op zijn trui maar hij leefde, al de rest was bijzaak. Hij zocht zijn muts in zijn rugzak en schoof die behoedzaam over zijn gekneusde hoofd. Egga zou hem wel oplappen. Elion kroop overeind, de wereld deinde op en neer en hij stak zijn hand uit, op zoek naar houvast. Hij vond het, in de vorm van een stevig aanvoelend stuk hout. Het spon als een tevreden das onder zijn aanraking. Zijn handen gleden onzeker over het hout, tot hij de vorm herkende. Stoel, het was een stoel. 'Wie zet die hier nu ook in het midden, dat is toch geen plek,' mompelde hij. De stoel knorde zachtjes. Elions mond viel open van ongeloof toen de nerven in het hout vurig oplichtten. Hij schoof onzeker achteruit, spiedde links en rechts op zoek naar de niet aanwezige Serafijn die zou verkondigen dat dit ook niet echt was. Geen Serafijn. Elion kon het niet laten, hij stak zijn hand uit en legde die op het zitvlak. Hij had hitte verwacht, een steekvlam of iets in de die aard maar er gebeurde niks, op het zachte, vriendelijke snorren van het hout na. 'Vlameik,' prevelde hij, zwaar onder de indruk. Levende vlameik bestond al eeuwen niet meer, zo had hij toch op school geleerd. Zijn gezicht bloeide open in een brede lach. 'Zo mooi.' Hij spoog op zijn shirt en probeerde met het natte hoekje de bloedvlekken die zijn vingers hadden achtergelaten weg te schrobben. Hij maakte het alleen maar erger en keek nerveus naar de vegen op het hout. Hij zette behoedzaam een stapje dichterbij en drukte zijn oor tegen het hout. Het ronkte.Het snorde. Het fluisterde zijn naam, hij wist het zeker. De stoel zat heerlijk comfortabel, de nerven in het hout gloeiden en het voelde als een warm bad na een zware dag. Elion zakte onderuit, nestelde zich tegen de leuning en... Hé, niet slapen, lief, je hebt nog zeven minuten, steek er wat vaart achter.' Niet Aanwezige Serafijn zat onaangekondigd op de armleuning van de stoel. Elion schonk hem een duistere blik. 'Juist. Kast zoeken, slot kraken, ding ophalen en wegwezen. Ik heb hoofdpijn,' klaagde hij. Hij sloot een poosje zijn ogen om er aan te ontsnappen. 'Elion!' Hij kon zich niet meer herinneren dat hij was gaan zitten. Hij sperde geschrokken zijn ogen wijd open en keek op, plots op zijn hoede. Hoog in de nok van het dak, onzichtbaar in de duisternis, lag de balk. Iemand had geprobeerd hem te vermoorden. En die iemand liep hier hoogstwaarschijnlijk ook nog ergens rond. 'Gestoorde gek,' mompelde Elion, nog steeds verontwaardigd. Het was nog nooit bij hem opgekomen om de concurrentie uit de weg te ruimen. Hij ging rechtop zitten en keek aandachtig rond. De Grote zaal was bijzonder sober ingericht om een Grote zaal te zijn. Het Kleurloze kasteel was, volgens Tras, het laatste wisselkind, de handleiding voor dieven en smokkelaars, het meest drukbespookte spookkasteel ter wereld. De schrijver had natuurlijk geen enkel woord neergepend over hoe je moest omgaan met die spoken. Elion schoof de gedachten aan de laatste kasteelheer resoluut aan de kant: Azamerik de Boze was op nogal bloederige wijze aan zijn einde gekomen, meerdere malen, zo vertelden de naslagwerken. En hoewel hij, volgens de verhalen en getuigenissen een drukbezet spook was, had Elion nog nooit zijn pad gekruist...   (Wordt vervolgd)

Kat.
3 1

3. Het Kleurloze Kasteel

Knip De knetter, zijn vorm van Energie verlichtte nauwelijks één donkere hoek maar dat was meer dan genoeg. Hij keek op, wreef stevig in zijn ogen maar het beeld veranderde niet: pal boven hem, recht op de balk, precies op de plek waar hij enkele hartslagen eerder had gezeten, wiegden twee voeten heen en weer. Het drong bijzonder snel tot hem door: concurrentie!   En hij hing meters boven de grond, in een bijzonder nadelige positie. Elion sloeg zijn benen rond het touw en begon verwoed te klimmen.  'Hé! Blijf van dat touw... Waaaaa!' Hij zakte prompt nog eens een meter naar omlaag en het koude zweet brak hem uit. Wie het ook was, was overeind gekomen en leunde nonchalant tegen de pilaar, een diepe kap hulde het gezicht in duisternis. 'Komaan, we kunnen de buit gewoon verdelen, ik neem niks mee, ik heb een specifieke opdracht. Wat beneden ligt, is voor jou,' zei Elion zo rustig mogelijk. '….isssssssssss al van mij,' sliste de stem. 'Wat?' Hij zette zich schrap. 'Als je ook voor De Liga werkt, dan kunnen we wel iets... Oooooo!' Hij zakte nog eens een halve meter waarop zijn gegil beantwoord werd met een zacht, gemeen gniffelen. Elion dwong zichzelf tot kalmte en stuurde de knetter naar beneden. De grond was nog heel ver weg. De figuur op de balk, Elion kon onmogelijk zien of het een man of een vrouw was, hield het touw moeiteloos in één hand. 'Komaan, we kunnen toch iets regelen? Dit is nergens voor nodig,' smeekte hij wanhopig. 'Laat me alsjeblief niet... Aaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaahhhhhhhh!' Elion viel met een ijzingwekkende kreet de duisternis in. Hij smakte hard tegen een meubelstuk voordat hij de grond raakte. De pijn schoot door zijn schouder en hoofd alvorens het zich verspreidde in zijn hele lijf. Witheet en aan een rotvaart. Hij hoorde ergens iemand jammeren, het was een bijzonder triestig geluidje dat hem vaag deed denken aan de verloren gelopen pup van een donkerdas. Hij had het beestje in zijn trui gewikkeld. Cornélia had het daarna in een emmer verdronken. Zo klonk het. Zo klonk hij, besefte Elion en hij klemde zijn kaken op elkaar. Zijn knetter doofde uit.  'Auw.' Hij hees zich op zijn knieën overeind en wreef in zijn ogen. Het was aardedonker.  'Smeerlap! Lafaard! Laat jouw gezicht zien, klootzak! Ik had wel dood kunnen zijn!' brulde hij boos naar boven, ziekelijk opgelucht dat hij niks gebroken had. Hij bleef nog een hele poos razen en schreeuwen, tot zijn handen ophielden met trillen en kreeg toen pas aandacht voor zijn omgeving. Tot zijn grote verbazing brandde er een gezellig licht in de zaal, die netjes was aangekleed en knusjes bemeubeld. Hij zou durven zweren dat hij enkele meubelstukken herkende uit zijn favoriete kroeg. Elion kwam overeind, trok zijn overige handschoen uit en draaide een toertje rond zijn as. 'Euh, hallo? Is er hier iemand?' 'Natuurlijk niet, al eeuwen niet meer. Je bent met je hoofd tegen de stoel geslagen,' sprak een warme stem. Er zat een jongeman in kleermakerszit op het tapijt. 'O, hey. Ik wist niet...' Elion krabde verward in zijn haar. 'Ik wist niet dat jij hier ook was, Serafijn.' De jongeman schonk hem een scheef lachje waarvan Elions bloed tintelde.  'Ik ben hier niet, niet echt.' Serafijn was de barman van Elions favoriete herberg, wat hem al tot uitstekend gezelschap maakte maar minstens zo belangrijk: Elion had de eer en het genoegen om hem zijn lief te mogen noemen, tot op heden één van de betere beslissingen in zijn leven. Serafijn droeg nog steeds dezelfde kleren als gisteravond: een bijzonder goed zittend hemd, met de mouwen opgestroopt en het bovenste knoopje open. Hij zag er heel smakelijk uit, een beetje verhit, haar in de war van het zweet en met glinsterende ogen. Hij rook naar bier, de geur van de haard in De Donderklif en naar een vleugje zweet. Ook precies zoals gisterenavond.  'Ik ben in de war,' gaf Elion schoorvoetend toe. 'Wat doe jij hier?'  'Ik ben hier niet, Elion, wees redelijk. Donkere, gevaarlijke plekken zijn meer jouw ding.' Serafijn wees naar boven. 'Je bent gevallen en van je sus gegaan. En dan droom je mij erbij, ik voel me vereerd.' Elion lachte breed: 'Ik doe die klim al jaren, ik val niet.' 'Goed, je kreeg wat hulp maar dat is mijn punt niet. Je kunt niet doodgaan op deze plek... (Wordt vervolgd...)

Kat.
11 1

2. Het Kleurloze Kasteel (❤oprecht bedankt aan wie deel 1 las ❤)

Hij zette zijn innerlijke klok op 23 minuten. Elion was geen negentien geworden door roekeloos te zijn en hij was vast van plan om de twintig te halen. Hij viste een paar op maat gemaakte handschoenen uit zijn broekzak, schoof zijn rugzak op één schouder en zocht de bundel touw. Beide uiteindes waren verzwaard met een metalen laagje. Elion hurkte neer en legde een stevige lus rond de balk, het hout sidderde onder zijn voeten voordat het luid kraakte. Het gekraak, vals en oorverdovend luid in de volkomen stille zaal, deed hem ineenkrimpen. 'Stttt,' fleemde hij poeslief. 'Sttt, ik ben zo terug weg.' Hij liet het touw langs de balk naar omlaag zakken, het gleed doorheen zijn handen, langzaam de diepte in. Elion maakte geen haast, sommige dingen vroegen tijd, hij was een grote voorstander van een goede voorbereiding. In gedachten legde hij de weg af naar een kast, met deuren van zwart glas. Dat waren precies negen stappen, had hij uitgerekend, en zijn doel voor deze nacht. Daarna, als hij nog drie minuten overhad, zou hij een spurtje maken naar de boekenkast, tegen de muur. Hij kwam hier regelmatig om boeken op te halen, jaren geleden al had hij zijn oog laten vallen op de boekencollectie van wijlen Azamerik de Boze, die gekend stond als analfabeet maar graag deed alsof. De collectie boeken was indrukwekkend, stuk voor stuk waren die boeken een fortuin waard en het doorverkopen ervan was Elions grootste bron van inkomsten. Smokkelen, tijdens een opdracht van de Liga maar zonder Cornélia's toestemming, was strikt verboden maar Elion had, vlak onder haar neus een stevig spaarpotje aangelegd. De tijd was rijp om uit de Liga te stappen en voor zichzelf te beginnen. Nu Felix niet langer in Grensstad woonde, zag Elion het nut er niet van in daar nog veel rond te hangen. Elion fantaseerde een poosje over het moment waarop hij Cornélia, zijn bazin, de zak met geld zou overhandigen. Hij had genoeg bij elkaar gespaard om schuldenvrij opnieuw te beginnen. In een verloren boerengat, duidelijk.  Hij hoorde de zachte 'tik' van het metalen uiteinde: het touw had de vloer bereikt. Elion glimlachte tevreden, tot hier liep alles netjes op schema. 'Dit is de laatste keer,' mompelde hij, voordat hij, als een duiker die onder water verdween, automatisch zijn adem inhield. Hij gleed geluidloos van de balk, schommelde wat heen en weer tot zijn voeten de pilaar vonden en hopte zo langzaam naar beneden. Hier was hij voor gemaakt, niet om tarwe te zaaien of binnen te halen, dacht hij somber terwijl hij centimeter voor centimeter naar beneden gleed. 'Kssjjj....ksjjjjj...' Er klonk een akelig schurende geluidje, recht boven zijn hoofd.  'Wow!' Het touw zakte abrupt enkele centimeters. De schok daarvan benam hem de adem. Hij sloeg zijn benen rond de pilaar en luisterde aandachtig. Het enige wat hier leefde waren verdwaalde ratten en een zeldzame vleermuis. Die sneden geen touwen door, voor zover Elion wist. Hij trok met zijn tanden één handschoen uit, propte die in zijn zak want het waren dure dingen en kauwde besluiteloos op zijn lip. Buiten, aan de grote poort die toegang gaf tot het Kleurloze Domein waren precies geteld elf borden in de grond geslagen, ieder van hen was volgekribbeld. Nog geen uurtje terug was hij langs die borden het Domein binnengedrongen.  Voorbij deze borden:  verboden Energie te gebruiken.  Overtreders hangen we op.  Dank u voor uw begrip Bij ieder bezoek aan het kasteel lapte Elion de regel aan zijn laars. Vandaag was niet anders dan de andere dagen, maakte hij zichzelf wijs... (Wordt, eventueel, vervolgd)

Kat.
9 1
Tip

1. Het Kleurloze Kasteel (voor, door en met Alice, met inzicht op fruit en legendes is dit dus poging twee)

Inleiding: Tienerzorgen Hoe groot is de kans dat ik zal sterven voor de komende oogst, vroeg Elion zich af terwijl hij geluidloos een loodzware doorweekte bundel stro optilde en tegelijk de dagen telde die hem nog restten voordat hij, met een zeis over de schouder, op een modderig veld werd verwacht. Vier dagen, het was een eenvoudige rekensom. De kans op een ingrijpende gebeurtenis, de eerstkomende vier dagen was klein. Na deze nacht stond er niks meer op zijn planning behalve richting 'boerenbuiten' reizen. Hij zag er tegenop en vervloekte het moment waarop hij had toegestemd met het stomme plan om zijn broer te helpen met het binnenhalen van de laatste oogst. Elion legde inmiddels de tweede losse bundel stro behoedzaam op de eerste. 'Ooemf.' Zijn voet schoof weg op het spekgladde dak en het koude zweet brak hem uit. Hij zette het beeld van zijn nabije toekomst aan de kant, hier en nu vroegen om al zijn aandacht. Na drie bundels was het gat groot genoeg. Hij klopte tevreden op zijn strakke buik: de enige reden waarom hij niet dik wilde worden, was dit. Hoe dikker de dief, hoe groter het gat, hoe meer er gewerkt moest worden, zo had Alex hem van jongs af geleerd. Elion controleerde zijn stapeltje bundels, bij zijn vertrek kon hij de ingang gewoon weer afdekken. 'Netjes.' Hij was tevreden: ondanks het pokkenweer liep alles bijzonder vlot. Hij manoeuvreerde zich zodanig dat hij plat op zijn buik lag om door het vrijgekomen gat naar beneden te kijken. De lucht die opsteeg was wak, met geur van talloze schimmels. Elion trok zijn sjaal voor zijn gezicht. Hij snoerde zijn rugzak stevig aan en liet zich behoedzaam door het vrijgemaakte gat in het dak zakken. Hij bengelde secondelang in de leegte, voordat zijn voeten houvast vonden op een dikke, houten balk. Elion ademde uit. En liet zijn handen voorzichtig los. De balk kreunde ontevreden maar maakte niet onmiddellijk aanstalten doormidden te breken. Hij zette zijn muts af en woelde door zijn natte haar tot het alle kanten opstond. Hij had vrije oren nodig, ook deze wijze les had hij meegekregen op zijn eerste inbraak ooit in het kasteel. Ogen waren hier niks waard. Hij hurkte neer en wachtte geduldig tot het kraken wegtrok: de balk legde zich, met een beetje tegenzin, neer bij Elions gewicht.  Twee minuten waren voorbij, de volgende twee spendeerde hij met rondkijken in de duisternis. Alert voor de kleinste verandering sinds zijn vorige bezoekje hier. Dit was zijn laatste keer in naam van de Liga. Falen was geen optie. Rondom hem voelde alles aan zoals altijd: leeg, doods, stoffig met ergens een kleine stip van Energie, waar hij de de bron niet van wilde kennen. Hij kwam overeind, balanceerde over de balk tot aan een massieve steunpilaar en bevroor: een ijskoude huivering kroop langs zijn rug, alsof iemand in zijn nek had geblazen. 'Getver,' fluisterde hij. 'Niet het moment om jezelf bang te maken. Je verliest tijd, stomkop.' Zeven minuten waren er intussen voorbij. Het was een verhaaltje. Zo'n soort verhaal dat iedereen wist, ondanks het feit dat de getuigen ervan het niet konden navertellen. Elion had nooit gesnapt hoe dat in zijn werk ging maar hij was niet van plan om de betrouwbaarheid ervan te testen. Inbreken in het Kleurloze Kasteel werd aangeraden tussen half drie en drie uur in de nacht, om confrontaties met eventuele spoken, geesten en andere onsympathieke, op bloed beluste aanwezigheden te vermijden. Hij zette zijn innerlijke klok op 23 minuten... (Wordt vervolgd)

Kat.
173 3

Het spinnetje dat ze niet ving.

Hopelijk ben je niet bang voor spinnen. Want dit verhaal gaat over een lief klein spinnetje. Jawel, spinnen kunnen ook lief zijn. Ze vangen bijvoorbeeld die lastpakken van muggen voor je. En wie weet eet jij wel eens graag een stuk van een varkentje of schaapje maar ben je ook lief. In ieder geval deed het spinnetje heel erg zijn best om goed te zijn. Maar wat is goed? Wat de één goed vind, vind de ander misschien weer slecht … Muggen vangen zodat we lekker kunnen slapen vinden we goed. Veel poten hebben en er griezelig uitzien vinden we dan weer niet zo leuk. Hoe dan ook, ik had als kind een vreselijke angst voor spinnen. Maar als ik dit spinnetje zie, vind ik het vooral schattig.  Het spinnetje woonde in een bos. Laten we hem Sjarel noemen. Sjarel kon niet goed webben weven en dat vond hij een groot probleem. Ze waren zo belabberd dat hij er geen mugjes en vliegjes, laat staan grotere beestjes, mee kon vangen. Zijn webben namen de meest vreemde en onhandige vormen aan. Terwijl het web van een spin op zich al een kunstwerk is, voelde hij het verlangen dit te overstijgen. Maar als hij zag dat het bijna zo ‘n kunstwerk werd, probeerde hij het weer praktisch te maken. In een poging bij de andere spinnen te horen en in de hoop zo zijn eigen eten te kunnen vangen.  Hij was zo schattig en lief dat sommige andere spinnen, ondanks hun oordelen over zijn onkunde, hem verwelkomden in hun statige web en van hun overvloedige vangst lieten smullen. Daarvoor was hij hen heel dankbaar. Maar Sjarel was best wel trots. Hij wou graag zijn eigen eten kunnen vangen.  Dus ondernam hij eindeloos veel pogingen om een deftig web te maken. Volgde ook lessen daarin. Sommige onderwijzers hadden veel geduld met hem. Anderen vonden hem reeds op het eerste gezicht een hopeloos geval. Wat hij ook probeerde: het lukte hem niet.  Af en toe ving hij wel een draaierige vlieg of verdwaasde hommel, maar dat was dan eerder een toevalstreffer. Toch was hij dan enorm trots op zijn vangst en pronkte ermee.  Het ontbrak hem volkomen aan gevoel voor symmetrie en praktische infrastructuur. En als het hem al eens lukte een aanvaardbaar stukje web te maken, werd hij plots heel moe. Of kreeg een onweerstaanbare drang iets anders te gaan doen. Iets dat hij veel leuker vond, zoals zonder doel op stap gaan of het web van een buur als trampoline gebruiken. Of hij stopte zijn werkzaamheden omdat hij wegdroomde bij wat voor reusachtig, indrukwekkend en uiterst functioneel web hij zou maken waar de andere spinnen jaloers op zouden zijn.  Van dat alles kon hij boos worden. Boos op zichzelf. Boos op de andere spinnen die met hun web en hun vangst pronkten, boos op de insecten die hem uitlachten, boos op de wereld. Dan was hij niet meer zo schattig en lief. Maar gelukkig duurde dat nooit lang. Dan had hij weer een leuke ontmoeting of kreeg een lekker dikke vlieg van een barmhartige buur.  Soms viel het hem op dat sommige van zijn buren ervan konden genieten hem te zien weven. Ze nieuwsgierig waren naar welke gekke vormen hij nu weer uit zijn hoedje toverde. Ondanks dat ze hun web piekfijn op orde hadden, waren ze vaak verveeld, gespannen of moe door het vele en routineuze werk dat het onderhoud ervan vergt. En als hij weer eens een glinstering in de talrijke ogen die een spin heeft had gespot of een stiekeme glimlach bij een vermoeide buur deed ontluiken, kreeg hij vaak een extra grote hap van hen.  Maar daarna voelde hij zich weer eenzaam in zijn onverbeterlijke klunzigheid. Vaak viel hij zelfs op de grond omdat hij niet meer aan zijn eigen web uit kon. Werd zo een gemakkelijke prooi voor een vogel. Spinnen zijn enorm kwetsbaar, dat mag je vooral niet vergeten als je er schrik van zou hebben en daar mag je bovendien zeker geen misbruik van maken.  Tijdens zijn dooltochten ontmoette hij spinnen die net zoals hem waren. Maar hadden opgegeven en ergens in een hoekje lagen weg te kwijnen. En vaak allesbehalve lief en schattig maar boos op alles en iedereen waren. Ergens kon hij hen volkomen begrijpen. Maar dat vertelde hij niemand. Zijn lieve, begripvolle blik deed hen goed.  Af en toe moest hij op zoek vriendelijker buren. Omdat sommige buren zijn gedrag soms gewoonweg niet meer konden verdragen of hem te hard uitlachten.  Op een dag was Sjarel het allemaal zo beu dat hij zomaar, zonder enig plan of doel, een web begon te weven. Het was echt allesbehalve een poging er iets fatsoenlijks van te maken. Hij kreeg plots heel veel energie en weefde en weefde heel de dag door. Van de hoogste toppen van bomen tot aan de laagste plantjes en paddenstoelen. Hij besefte het niet eens dat de nacht viel. Misschien schonk de maan hem wel veel licht.  Toen de eerste zonnestralen de dauw op zijn web deed glinsteren, bekroop het ongelooflijke gevoel hem dat het af was.  Hij zette zich op een afstandje ervan en genoot van de meest onmogelijke vormen die hij tevoorschijn had getoverd. Zoiets had hij nooit eerder gezien. Bovendien zag het er ook grappig uit, waardoor hij luidkeels begon te lachen. Daardoor werden de hem omringende spinnen wakker. Ze keken eerst verstoord en fronsten met al hun ogen tegelijkertijd, maar toen begonnen ook zij, bij het overweldigende aangezicht van Sjarel’s te gekke web, het op een lachen te zetten. Schaterlachen deden ze. Heel het bos vulde zich met het gelach van spinnen. Ook de vogels, een vos en een paar konijnen voegden zich bij het orkest van verwondering en gelach. Door dat alles had Sjarel de indruk dat hij aan het dromen was. Hij werd plots heel moe en viel in een diepe slaap.  Een tijdje later werd hij wakker door gelach en dacht dat hij nog steeds aan het dromen was. Talrijke zoemende insecten omringden zijn web en schaterden het uit. Sommigen onder hen vielen door overmaat aan verwondering flauw of lachten zich dood.  Zijn web deed nog steeds allesbehalve wat een spinnenweb hoort te doen, maar insecten vielen neer op de weinige functionele stukjes van zijn web of op de blaadjes en takken van de bomen waartussen het hing. Zo kon Sjarel ze gemakkelijk overmeesteren en nuttigen als hapje. Het was de allerleukste dood die een insect zich kan toewensen.  Sindsdien maakt Sjarel alleen nog prachtige knotsgekke webben.         

Delacre
12 1