Lezen

Tip

MAN MET LANYARD

Terwijl ik me weer eens zat te verliezen in een reflectieve zelfkastijding, stapte er ter hoogte van Stadshagen een man op. Hij droeg een lanyard rond zijn nek, met zo’n typische naambadge waarop naam en functie prijkten. Ik kon geen van beide lezen — hij stond net iets te ver — maar als ik mijn ogen toekneep, meende ik ‘Simon’ te lezen. Ik was niet de enige die naar hem keek; ook mijn reisgenoten leken ontvankelijk voor zijn onverklaarbare aantrekkingskracht, al had hij niets bijzonders. In zijn zwarte jeans en lichtblauwe polo, met daarover een bruin jasje dat leek te horen bij het seizoen dat nooit helemaal begint, had hij iets nonchalants. Zijn donkerblonde haar, kort en al iets dunner boven de slapen, verried een tijd die sneller liep dan zijn leeftijd — ik schatte hem amper dertig. De rechthoekige bril op zijn neus gaf zijn gezicht een haast bedachtzame strengheid. Zijn blik was gefixeerd op zijn telefoon. Hij had niet door dat er naar hem werd gestaard. Er leek een gemak van hem uit te gaan — haast benijdenswaardig, alsof het leven zich naar hém schikte. Het was die idiote lanyard. Het maakte hem belangrijk. Maar wat betekent dat eigenlijk, belangrijk zijn? En is het belangrijk om belangrijk te zijn? Iedereen is voortdurend op zoek naar betekenis. En belangrijk zijn betekent dat je iets betekent. Hoewel niemand met zekerheid wist wat deze man had gepresteerd om die badge rond zijn nek te verdienen, snakte al deze mensen op dat moment naar die lanyard rond hun nek, ze verlangden er allemaal naar om iets te betekenen. De man droeg een letterlijke, ofschoon oppervlakkige, representatie van dat woord ‘betekenis’. Maar misschien had hij daarvoor helemaal niets moeten doen. Hij kon een toevallige bezoeker zijn geweest van een beurs, of een vrijwilliger op een of ander evenement. Wie weet vond de man het gewoon een mooi ding om aan te doen, er bestaan gekkere vestimentaire keuzes, alleen al op deze metro. En toegegeven, het donkerblauwe lint en de zwart-met-witte badge staken mooi af tegen zijn lichtblauwe shirt. De glazen van zijn bril waren ook, voor zover ik vanop een afstand kon inschatten, exact even groot als de badge. Misschien was deze badge een herinnering aan een speciale dag. Hij had haar voor het eerst gezien op een conferentie en ze hadden naast een passie voor hun werk ook een passie voor elkaar gevoeld. Zij stelde voor om ertussenuit te knijpen. Hij kende een kroeg met een pooltafel, vlakbij. Ze dronken iets, hij dolf tot driemaal toe het onderspit bij het poolen en toen nam zij hem mee naar haar appartement. Dat was precies drie jaar geleden, vandaag. Hij had zijn lanyard als verrassing aangetrokken en was nu op weg naar de kroeg, terwijl hij haar een bericht stuurde. De metro stopte aan T-Centralen, het drukste knooppunt van Stockholm. Hier moest ik overstappen op de rode lijn naar Fruängen. Bij het afstappen passeerde ik de man even, en het leek alsof zijn aura me iets toefluisterde.  Nee, het zat anders. Hij kwam niet van een beurs, en een romanticus — nee, dat was hij ook niet. Hij had deze lanyard gevonden op een evenement waar enkel belangrijkheid toegang verschafte. Terwijl hij de champagneglazen afruimde, had hij er eentje zien liggen. Ik vond hem al geen Simon om eerlijk te zijn, maar hij droeg zijn badge met trots. Ik heb spijt dat ik de weinige lanyards die ik ooit mocht ontvangen, heb weggegooid.

Lennart Vanstaen
95 6

Kantoor

De vergaderzaal is zielloos. Witte muren, geen ramen. Een licht zoemende klimatisatie-systeem zorgt voor de gepaste Soundtrack. Zacht monotoon gezoem waarlangs elk beetje zuurstof langzaam wordt afgevoerd. Enkel verstikkende lucht achterlatend, kweekvijver van barstende hoofdpijn en koppig darmflora. De muren zijn wit geschilderd. Symbool van onschuld, kalmte. Geassocieerd met goddelijkheid en perfectie. Wat een grap. Het is een daad van ongebreideld sarcasme om vergaderzalen wit te schilderen. Wit zou zich zwaar beledigd moeten voelen. Alle symboliek die ze wordt toegeschreven elke keer weer opnieuw verpletterd door een doodse kudde vergaderende wezens. Een complete donkere kamer past beter als vergaderzaal. Zoveel mogelijk zintuigen uitgeschakeld. Voordeel is dan ook dat de zorgvuldig uitgekozen, op hun lelijkheid en hun compleet gebrek aan inhoud ,kunstwerken niet te zien zijn. Het duurde drie werkgroepen en één poll alvorens de verschrikkelijkste creaties werden uitgekozen. Het zijn ingekaderde kadavers van compleet mislukte schepsels, die meer functie hebben als laxeermiddel dan als wandversiering. Nu ik er over nadenk, een hoop uitgesmeerde uitwerpselen was een veel betere optie geweest. Het meubilair in de vergaderzaal is apathisch.  Symbool van deze plek. Het ziet er vanop afstand behoorlijk uit. En eigenlijk zou het daar moeten bij blijven. Dit bedrijf koopt enkel materiaal dat vanop een afstand enige waarde en nut schijnt te hebben. Zodra je dichter komt, en de ware aard van de dingen naar boven komt, slaat de gelatenheid je met een kletsnatte dweil in het gezicht. Eens je in de persoonlijke ruimte van het meubilair komt is echt alle hoop verloren. De tafels schijnen van karton, de stoelen papier-maché. Een blackboard waar een hele geschiedenis van vergaderen op af te lezen valt. Elke vergaderleider is opgewonden om zijn nonsens op het bord te schrijven, lucht uitgeschreven in vier kleuren. Hun neergepende gevoeg verwijderen kunnen ze niet, alsof ze een deel van zichzelf zouden uitwissen. Iets waar ik altijd weer vurig op hoop, dat ze zichzelf uitwissen. De flip-overs zijn aan de magere kant. Elke keer opnieuw. Twee blaadjes nog en dan niets meer. De oeroude verlichting, ondertussen in drie verschillende varianten van pipi-geel, omsingelen mij alsof ze in plaats van licht zure regen over me heen druppelen. Het is een hel, waar door sadistische dik betaalde boosdoeners, heel lang is over nagedacht. Hoe krijgen we de wil van de leidinggevende zo snel mogelijk wet voor zijn ondergeschikten? We richten een ruimte zo in dat de ondergeschikten bereid zijn om hun ziel te verkopen om zo snel mogelijk uit die ruimte kunnen. Alle vergaderzalen, waar ik al als samengedreven vee richting slachthuis een glimp van de hel opving, hebben geperforeerde plafondpanelen. Respectievelijk, volgens de grote van de vergaderzalen, zijn er in de gehele oppervlakte van het plafond 12574 perforaties, 8941 perforaties en 4210....

Piet V.
21 1

Entre chiens et loups

Ik lig in de hangmat en doe een poging om het lawaai van de auto’s die op de kasseibaan omhoog klimmen te negeren. Drie seconden stilte, meer krijg ik niet. Ik hou het niet. Ik word knettergek van dat constant lawaai. En nu? Heb ik nu alles opgegeven voor rust in mijn hart en krijg ik constant lawaai in mijn hoofd in de plaats? Exact zes maanden geleden veranderde een uitnodiging voor een wandeling in het parkbos mijn leven. Ik had hem twee jaar eerder ontmoet, als het lief van mijn zus. We stuurden om de paar maanden eens een berichtje en hij kwam een aantal keren langs op mijn werk in functie van zijn werk. Ik werd warm en blij van de bezoekjes. Maar meer was het niet maakte ik mezelf wijs, ook niet toen hij mijn zus verliet. En toch liet ik twee maanden na die wandeling in het park de partner waar ik 23 jaar mee samen leefde en de straat waarin ik 45 jaar had gewoond achter omdat die ontmoeting veel meer was, misschien wel alles. De eerste dag dat hij mij meenam naar zijn woning was mijn reactie “waaaaw, wat een uitzicht”. Ik voelde mij een beetje Heidi in de bergen, zeker als het donker werd en de lichtjes van de stad beneden aan de berg verschenen. Vandaag kijk ik vanuit mijn hangmat naar dat uitzicht en probeer ik het binnen te laten, maar alleen het lawaai komt binnen. "Focus! Filter het lawaai toch gewoon weg", zeg ik mezelf. Ik concentreer mij op de twee bomen met een bankje tussen. Rechts ervan de eerste witte bloesems en iets meer op de achtergrond een geveerde boom. Ik bedenk dat ik graag alle bomen bij naam zou willen kennen. De kruin waait wat open en de wind brengt ook het grasveld van de boer in beweging. Mijn ogen genieten, maar mijn hersenen willen niet mee. Het geluid van de auto’s is er nog steeds. Ik bedenk een plan om dat geluid te stoppen. De stad een brief sturen om de snelheid te minderen, nog hogere bomen plaatsen, leuke plakkaatjes op de weg zetten zodat de bestuurders automatisch vaart minderen of elke dag mijn toekomstige schapen loslaten. Mijn blik verplaatst zich naar de vijver. Misschien moet ik onder water gaan en daar blijven. Dan stopt het geluid eindelijk. De vijver is donker, vol gevallen takken en gifgroene wieren. De kikkers die dagen geleden op elkaar zaten zijn niet meer te horen of te zien. De zwarte ondergrond heeft hun wellicht opgeslokt. Alleen hun nageslacht drijft nog aan de oppervlakte. Dat nageslacht wordt elke avond uiteen gedreven wanneer een eendenkoppel landt om er de nacht door te brengen en er binnenkort ook nageslacht achter te laten. Naar die gele donsjes kijk ik uit, naar kleine groenzwarte kikkertjes ook, maar niet naar de vele lijkjes die dan in het gras en op de oprit achterblijven en ook niet naar het verdriet wanneer een geel donsje het toch niet blijkt te halen. Ver achter de vijver staan gigantische bomen die het geluid niet tegenhouden. Hun kale kruin met dikke donkere kronkelende takken zien er bij avondlicht een schilderij van de Latemse school uit, maar bij daglicht doet het me eerder denken aan de horrorversie van sneeuwwitje. Sneeuwwit was het hier enkele maanden geleden. Ik hou van elk seizoen, maar als er sneeuw ligt en de zon de hele dag aan een helblauwe hemel staat kan mijn geluk niet op. Ik denk terug aan die dag hoe we uren door de sneeuw de voor mij nieuwe omgeving verkenden. Volkomen gelukkig, niet wetend wat er ging komen en nog niet goed beseffend hoe hard het gemis plots zou binnen komen. Zoals vanavond. En daarom lig ik in de hangmat. Net zoals jaren geleden toen er maandenlang mist mijn hoofd werd ingeblazen en ik werkonbekwaam werd verklaard. Echt bekwaam ben ik niet meer geworden. Op mijn nieuwe werk viel dat niet op. Maar ik wist het, er was iets kapot. Kapot was ook mijn relatie, al van in het begin. Met wat positivisme, relativeringsvermogen en vele kleine gelukjes zijn we toch 23 jaar ver geraakt.  Ik draai me op mijn buik zodat mijn rug omgekeerd kan rekken. Ik probeer mijn lief achter het raam te zien, wil hem eigenlijk graag bij me, maar hij moet werken en ik niet, ik ben werkloos, voor de tweede keer. Qua timing hebben ze dat goed gedaan bij ’t stad. Ik had nog maar net aangegeven dat mijn werk mijn houvast was in de periode van de scheiding of ze kondigden al mijn C4 aan. Bad getimed zijn ook mijn dipjes, mijn gemis, mijn verdriet, mijn thuisloos verdwaald gevoel. Dat zei mijn lief. Bad omdat ze opduiken zodra ik in bed zit. In bed wil hij slapen. Als ik gevoelens kon timen had ik de afgelopen twee jaren vast geen tranen gelost op de bus, was ik niet verliefd geworden toen hij twee jaar geleden gehurkt naast mijn bureau op mijn scherm meekeek, had ik nog voor de eerste woede mijn vorige relatie stop gezet. Maar gevoelens zijn niet te timen. De stand van de maan wel. En vanavond staat ze daar als helder fijn lijntje. De lucht krijgt weer alle kleuren alvorens over te gaan naar donker. Dit is mijn favoriet moment van de dag, entre chiens et loups. Ik kan beginnen met uitkijken naar de nacht. Dan wordt het eindelijk stil buiten. En met een beetje geluk ook in mijn hoofd.

Fien SB
26 3