Lezen

5. Het Kleurloze Kasteel.

En hoewel hij, volgens de verhalen en getuigenissen een drukbezet spook was, had Elion nog nooit zijn pad gekruist. Hij gleed van de stoel en sloop geluidloos naar de hoge, robuuste vitrinekast. Ze stond plompverloren in het midden van de zaal. De opdracht was simpel: kast openbreken, ding ophalen, kast afsluiten, wegwezen en pakje afleveren op de ontmoetingsplek. Hij slenterde met een kennersoog rond de kast en viste zijn spullen uit de rugzak.  De vlameik verspreidde nog steeds een aangename gloed wat hem genoeg licht bezorgde, iets waar Elion bijzonder dankbaar voor was. Hij knipoogde naar de stoel voordat hij zich op het slot toelegde. Zijn vingers zochten naar de handtekening van de smid. Elion kende zijn sloten: het was vakliteratuur en hij was dol op de puzzels. Hij wiste het zweet uit zijn ogen en zette zich aan het werk: hier was hij goed in, glimlachte hij bij zichzelf. Maar hij slaakte een zucht van opluchting toen het slot openklikte, hij brak al jaren in en voor het eerst besloop hem het bijzonder onaangename gevoel dat hij niet alleen was. Hij gluurde snel over zijn schouder waar hij min of meer de concurrent verwachtte. 'Waar is die gast gebleven?' Hij veegde zijn bezwete handen af aan zijn broek. De kastdeuren waren zwaar: donker glas in loden kaders. 'O, dat is onverwachts,' fluisterde hij, met een vriendschappelijk blik op de vlameik. 'Kijk eens aan.'  Op iedere plank stonden er een aantal schedels keurig uitgestald, ze staarden hem aan met hun lege kassen, de ene hoopvol, de ander vol verwijt. 'De derde op de derde schap is mijn opdracht.' Zijn vingertoppen lieten smerige, bloederige afdrukken na op het witte bot. 'Sorry daarvoor, ik ben Elion. Ik breng je naar huis.' Hij trok zijn trui uit, wikkelde de schedel er stevig in en stopte het pakje in zijn rugzak. Daarna sloot hij de kast weer af. 'Tot later. Licht me nog even bij tot ik weg ben, goed?' Hij salueerde naar de stoel, raapte het gevallen touw op en propte dat eveneens in zijn ruzak. Daarna koos hij dezelfde richting als waarin Niet Aanwezige Serafijn was verdwenen. Elion begon te rennen, zijn innerlijk klok vertelde hem, nogal opdringerig, dat zijn tijd erop zat. 'Dief!' De muren kraakten onder de brul. Elions hart sprong tot in zijn keel. De angst gierde door zijn lijf. Het stuwde hem vooruit, langs de vlameik, dieper de donkere buik van het Kasteel in waar licht een onbekend fenomeen was. De duisternis was compleet. Hij vloog, met bonkende hoofdpijn, door gangen en kleine kamers en struikelde over de gebarsten tegels. Hij belandde plat op zijn buik op de grond, vervloekte alle tegelleggers en krabbelde overeind. Hij was zijn richting kwijt. Er was alleen zwart, de geur van stof en zijn eigen dreunende hartslag. Elion aarzelde slechts één tel. KNIP De knetter sputterde onwillig. Daar in de hoek van de nauwe gang waarin hij gestrand was, zat een deur. Of er had een deur gezeten, er bleven slechts enkele planken over. Elion kreunde van opluchting en koos zonder aarzelen voor het ongastvrije deurgat. Hij gooide zijn rugzak over één schouder en sloeg er beschermend zijn armen omheen. Als de buit brak, kon hij zijn geld wel vergeten. Dief! Het rolde als een donderslag langs de muren. Elion kromp in elkaar toen het geluid hem bereikte. Het sloeg letterlijk de lucht uit zijn lijf. Hij schopte tegen de losse planken en wurmde zich door het gat. De lucht rook vochtig en zuur. Elion ademde zwaar, het zweet droop van zijn gezicht en prikte in zijn ogen. Hij gluurde, vanuit zijn plekje achter de deur. Er was niks te zien. 'Rustig maar,' prevelde hij, met zijn ene hand op zijn borst gedrukt. Zijn hart ging wild tekeer.  Hij haalde het plan van het Kasteel voor de geest en kwam tot de conclusie dat hij in één van de wachttorens stond. Hij holde de trap op, het was een eindeloze stenen draaitrap. De wanden en onregelmatige treden waren begroeid met weelderige klimplanten. Hij vocht zichzelf een weg naar boven, grommend van inspanning en frustratie toen zijn voet voor de zoveelste maal bleef hangen. 'Uit mijn weg,' siste hij nijdig. De plant had er geen oren naar: hoe hoger hij klom, hoe moeilijker het werd. Eénmaal boven wachtte hem een grote ontgoocheling: de trap eindigde zo goed als tegen het houten plafond. Er was geen uitweg. 'Getver!' Elion keek in paniek rond. Zijn knetter vulde de ruimte rond de bovenste treden. Hij spitste zijn oren: het regende buiten, hij hoorde het zachte tikken, vlak boven zijn hoofd. Elion hief zijn hoofd op en grijnsde breed. Boven hem sloten de oude, rotte planken niet zo goed aan. Hij volgde met zijn vingers de groeven tussen het hout en begon te wrikken maar hield daar al snel mee op. Hij spitste zijn oren. Onder hem klonken lichte, snelle voetstappen. Iemand rende de trap op, ongehinderd door welke plant dan ook. Elion hield zich doodstil. Zijn ogen flitsten over de trap waarop hij koortsachtig aan de planken begon te sjorren. ´Komaan, komaan...´ smeekte hij wanhopig. 'Dief!' Elions keel snoerde dicht van angst: Azamerik was, zo had hij in Tras gelezen, verzot op de laatste hartklop van een door Energie doordrenkt hart. Elions hart was nu vooral doordrongen van paniek, wat waarschijnlijk ook heerlijk smaakte voor een hongerig spook. 'Ik heb daar geen zin in,' fluisterde hij tegen Niet Aanwezige Serafijn, die nonchalant met zijn handen in zijn zakken, tegen de muur geleund stond.  'Dan zorg je beter dat je wegkomt, lief,' glimlachte hij. 'Ze komt eraan.' (Wordt vervolgd)

Kat.
9 1

4. Het Kleurloze Kasteel.

Elion lachte breed: 'Ik doe die klim al jaren, ik val niet.' 'Goed, je kreeg wat hulp maar dat is mijn punt niet. Je kunt niet doodgaan op deze plek. Buiten wacht de Put op jou en eerlijk,' Serafijn kwam soepel overeind en kuste hem. 'Ik zal het niet waarderen als één of andere samengestelde kerel jouw lichaam verminkt omdat die nood heeft aan een nieuwe navel of linkerhand. Ik ben op beide lichaamsdelen gesteld.' Elions wenkbrauwen schoten verbaasd de hoogte in. Hij had nog niet aan de Put gedacht. Hij keek Serafijn meewarig aan. 'De Put bestaat niet meer,' zei hij op belerende toon. 'Er worden echt geen lichamen meer gedumpt. Heb jij niet opgelet in de les?' 'Wat ben jij toch naïef, best charmant maar een gevaarlijke combinatie met jouw levensstijl, jongen.' Er speelde een glimlach rond Serafijns mond. 'Niemand zal je terugvinden als Azamerik jouw lijk in dat massagraf dropt. Hou je ogen open, lief, de huisspoken roeren zich. Wel, ik moet nu weg en jij hebt trouwens een taak te volbrengen.' 'Weg? Kan je niet blijven? Je kunt niet in onheilspellende raadsels uitbarsten en dan verdwijnen,' piepte Elion nerveus. 'Toch wel, wees voorzichtig, ik verwacht je thuis deze avond. Liefst in één geheel.' Serafijn slenterde de ruimte in, door een oude, scheefhangende deur in de hoek van de zaal. Elion keek hem wazig na. De pijn bonkte, recht in het midden van zijn schedel. 'Auw.' Hij kwam enkele tellen later bij, languit op de koude tegels van het Kleurloze Kasteel, verstrengeld met zijn touw. Hij rook bloed en tastte voorzichtig aan de pijnlijk schrijnende bult, net achter zijn oor. 'Auw,' kermde hij nogmaals, voor de zekerheid. Er zat bloed aan zijn vingers, er zat bloed in zijn hals en op zijn trui maar hij leefde, al de rest was bijzaak. Hij zocht zijn muts in zijn rugzak en schoof die behoedzaam over zijn gekneusde hoofd. Egga zou hem wel oplappen. Elion kroop overeind, de wereld deinde op en neer en hij stak zijn hand uit, op zoek naar houvast. Hij vond het, in de vorm van een stevig aanvoelend stuk hout. Het spon als een tevreden das onder zijn aanraking. Zijn handen gleden onzeker over het hout, tot hij de vorm herkende. Stoel, het was een stoel. 'Wie zet die hier nu ook in het midden, dat is toch geen plek,' mompelde hij. De stoel knorde zachtjes. Elions mond viel open van ongeloof toen de nerven in het hout vurig oplichtten. Hij schoof onzeker achteruit, spiedde links en rechts op zoek naar de niet aanwezige Serafijn die zou verkondigen dat dit ook niet echt was. Geen Serafijn. Elion kon het niet laten, hij stak zijn hand uit en legde die op het zitvlak. Hij had hitte verwacht, een steekvlam of iets in de die aard maar er gebeurde niks, op het zachte, vriendelijke snorren van het hout na. 'Vlameik,' prevelde hij, zwaar onder de indruk. Levende vlameik bestond al eeuwen niet meer, zo had hij toch op school geleerd. Zijn gezicht bloeide open in een brede lach. 'Zo mooi.' Hij spoog op zijn shirt en probeerde met het natte hoekje de bloedvlekken die zijn vingers hadden achtergelaten weg te schrobben. Hij maakte het alleen maar erger en keek nerveus naar de vegen op het hout. Hij zette behoedzaam een stapje dichterbij en drukte zijn oor tegen het hout. Het ronkte.Het snorde. Het fluisterde zijn naam, hij wist het zeker. De stoel zat heerlijk comfortabel, de nerven in het hout gloeiden en het voelde als een warm bad na een zware dag. Elion zakte onderuit, nestelde zich tegen de leuning en... Hé, niet slapen, lief, je hebt nog zeven minuten, steek er wat vaart achter.' Niet Aanwezige Serafijn zat onaangekondigd op de armleuning van de stoel. Elion schonk hem een duistere blik. 'Juist. Kast zoeken, slot kraken, ding ophalen en wegwezen. Ik heb hoofdpijn,' klaagde hij. Hij sloot een poosje zijn ogen om er aan te ontsnappen. 'Elion!' Hij kon zich niet meer herinneren dat hij was gaan zitten. Hij sperde geschrokken zijn ogen wijd open en keek op, plots op zijn hoede. Hoog in de nok van het dak, onzichtbaar in de duisternis, lag de balk. Iemand had geprobeerd hem te vermoorden. En die iemand liep hier hoogstwaarschijnlijk ook nog ergens rond. 'Gestoorde gek,' mompelde Elion, nog steeds verontwaardigd. Het was nog nooit bij hem opgekomen om de concurrentie uit de weg te ruimen. Hij ging rechtop zitten en keek aandachtig rond. De Grote zaal was bijzonder sober ingericht om een Grote zaal te zijn. Het Kleurloze kasteel was, volgens Tras, het laatste wisselkind, de handleiding voor dieven en smokkelaars, het meest drukbespookte spookkasteel ter wereld. De schrijver had natuurlijk geen enkel woord neergepend over hoe je moest omgaan met die spoken. Elion schoof de gedachten aan de laatste kasteelheer resoluut aan de kant: Azamerik de Boze was op nogal bloederige wijze aan zijn einde gekomen, meerdere malen, zo vertelden de naslagwerken. En hoewel hij, volgens de verhalen en getuigenissen een drukbezet spook was, had Elion nog nooit zijn pad gekruist...   (Wordt vervolgd)

Kat.
3 1

3. Het Kleurloze Kasteel

Knip De knetter, zijn vorm van Energie verlichtte nauwelijks één donkere hoek maar dat was meer dan genoeg. Hij keek op, wreef stevig in zijn ogen maar het beeld veranderde niet: pal boven hem, recht op de balk, precies op de plek waar hij enkele hartslagen eerder had gezeten, wiegden twee voeten heen en weer. Het drong bijzonder snel tot hem door: concurrentie!   En hij hing meters boven de grond, in een bijzonder nadelige positie. Elion sloeg zijn benen rond het touw en begon verwoed te klimmen.  'Hé! Blijf van dat touw... Waaaaa!' Hij zakte prompt nog eens een meter naar omlaag en het koude zweet brak hem uit. Wie het ook was, was overeind gekomen en leunde nonchalant tegen de pilaar, een diepe kap hulde het gezicht in duisternis. 'Komaan, we kunnen de buit gewoon verdelen, ik neem niks mee, ik heb een specifieke opdracht. Wat beneden ligt, is voor jou,' zei Elion zo rustig mogelijk. '….isssssssssss al van mij,' sliste de stem. 'Wat?' Hij zette zich schrap. 'Als je ook voor De Liga werkt, dan kunnen we wel iets... Oooooo!' Hij zakte nog eens een halve meter waarop zijn gegil beantwoord werd met een zacht, gemeen gniffelen. Elion dwong zichzelf tot kalmte en stuurde de knetter naar beneden. De grond was nog heel ver weg. De figuur op de balk, Elion kon onmogelijk zien of het een man of een vrouw was, hield het touw moeiteloos in één hand. 'Komaan, we kunnen toch iets regelen? Dit is nergens voor nodig,' smeekte hij wanhopig. 'Laat me alsjeblief niet... Aaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaaahhhhhhhh!' Elion viel met een ijzingwekkende kreet de duisternis in. Hij smakte hard tegen een meubelstuk voordat hij de grond raakte. De pijn schoot door zijn schouder en hoofd alvorens het zich verspreidde in zijn hele lijf. Witheet en aan een rotvaart. Hij hoorde ergens iemand jammeren, het was een bijzonder triestig geluidje dat hem vaag deed denken aan de verloren gelopen pup van een donkerdas. Hij had het beestje in zijn trui gewikkeld. Cornélia had het daarna in een emmer verdronken. Zo klonk het. Zo klonk hij, besefte Elion en hij klemde zijn kaken op elkaar. Zijn knetter doofde uit.  'Auw.' Hij hees zich op zijn knieën overeind en wreef in zijn ogen. Het was aardedonker.  'Smeerlap! Lafaard! Laat jouw gezicht zien, klootzak! Ik had wel dood kunnen zijn!' brulde hij boos naar boven, ziekelijk opgelucht dat hij niks gebroken had. Hij bleef nog een hele poos razen en schreeuwen, tot zijn handen ophielden met trillen en kreeg toen pas aandacht voor zijn omgeving. Tot zijn grote verbazing brandde er een gezellig licht in de zaal, die netjes was aangekleed en knusjes bemeubeld. Hij zou durven zweren dat hij enkele meubelstukken herkende uit zijn favoriete kroeg. Elion kwam overeind, trok zijn overige handschoen uit en draaide een toertje rond zijn as. 'Euh, hallo? Is er hier iemand?' 'Natuurlijk niet, al eeuwen niet meer. Je bent met je hoofd tegen de stoel geslagen,' sprak een warme stem. Er zat een jongeman in kleermakerszit op het tapijt. 'O, hey. Ik wist niet...' Elion krabde verward in zijn haar. 'Ik wist niet dat jij hier ook was, Serafijn.' De jongeman schonk hem een scheef lachje waarvan Elions bloed tintelde.  'Ik ben hier niet, niet echt.' Serafijn was de barman van Elions favoriete herberg, wat hem al tot uitstekend gezelschap maakte maar minstens zo belangrijk: Elion had de eer en het genoegen om hem zijn lief te mogen noemen, tot op heden één van de betere beslissingen in zijn leven. Serafijn droeg nog steeds dezelfde kleren als gisteravond: een bijzonder goed zittend hemd, met de mouwen opgestroopt en het bovenste knoopje open. Hij zag er heel smakelijk uit, een beetje verhit, haar in de war van het zweet en met glinsterende ogen. Hij rook naar bier, de geur van de haard in De Donderklif en naar een vleugje zweet. Ook precies zoals gisterenavond.  'Ik ben in de war,' gaf Elion schoorvoetend toe. 'Wat doe jij hier?'  'Ik ben hier niet, Elion, wees redelijk. Donkere, gevaarlijke plekken zijn meer jouw ding.' Serafijn wees naar boven. 'Je bent gevallen en van je sus gegaan. En dan droom je mij erbij, ik voel me vereerd.' Elion lachte breed: 'Ik doe die klim al jaren, ik val niet.' 'Goed, je kreeg wat hulp maar dat is mijn punt niet. Je kunt niet doodgaan op deze plek... (Wordt vervolgd...)

Kat.
11 1

2. Het Kleurloze Kasteel (❤oprecht bedankt aan wie deel 1 las ❤)

Hij zette zijn innerlijke klok op 23 minuten. Elion was geen negentien geworden door roekeloos te zijn en hij was vast van plan om de twintig te halen. Hij viste een paar op maat gemaakte handschoenen uit zijn broekzak, schoof zijn rugzak op één schouder en zocht de bundel touw. Beide uiteindes waren verzwaard met een metalen laagje. Elion hurkte neer en legde een stevige lus rond de balk, het hout sidderde onder zijn voeten voordat het luid kraakte. Het gekraak, vals en oorverdovend luid in de volkomen stille zaal, deed hem ineenkrimpen. 'Stttt,' fleemde hij poeslief. 'Sttt, ik ben zo terug weg.' Hij liet het touw langs de balk naar omlaag zakken, het gleed doorheen zijn handen, langzaam de diepte in. Elion maakte geen haast, sommige dingen vroegen tijd, hij was een grote voorstander van een goede voorbereiding. In gedachten legde hij de weg af naar een kast, met deuren van zwart glas. Dat waren precies negen stappen, had hij uitgerekend, en zijn doel voor deze nacht. Daarna, als hij nog drie minuten overhad, zou hij een spurtje maken naar de boekenkast, tegen de muur. Hij kwam hier regelmatig om boeken op te halen, jaren geleden al had hij zijn oog laten vallen op de boekencollectie van wijlen Azamerik de Boze, die gekend stond als analfabeet maar graag deed alsof. De collectie boeken was indrukwekkend, stuk voor stuk waren die boeken een fortuin waard en het doorverkopen ervan was Elions grootste bron van inkomsten. Smokkelen, tijdens een opdracht van de Liga maar zonder Cornélia's toestemming, was strikt verboden maar Elion had, vlak onder haar neus een stevig spaarpotje aangelegd. De tijd was rijp om uit de Liga te stappen en voor zichzelf te beginnen. Nu Felix niet langer in Grensstad woonde, zag Elion het nut er niet van in daar nog veel rond te hangen. Elion fantaseerde een poosje over het moment waarop hij Cornélia, zijn bazin, de zak met geld zou overhandigen. Hij had genoeg bij elkaar gespaard om schuldenvrij opnieuw te beginnen. In een verloren boerengat, duidelijk.  Hij hoorde de zachte 'tik' van het metalen uiteinde: het touw had de vloer bereikt. Elion glimlachte tevreden, tot hier liep alles netjes op schema. 'Dit is de laatste keer,' mompelde hij, voordat hij, als een duiker die onder water verdween, automatisch zijn adem inhield. Hij gleed geluidloos van de balk, schommelde wat heen en weer tot zijn voeten de pilaar vonden en hopte zo langzaam naar beneden. Hier was hij voor gemaakt, niet om tarwe te zaaien of binnen te halen, dacht hij somber terwijl hij centimeter voor centimeter naar beneden gleed. 'Kssjjj....ksjjjjj...' Er klonk een akelig schurende geluidje, recht boven zijn hoofd.  'Wow!' Het touw zakte abrupt enkele centimeters. De schok daarvan benam hem de adem. Hij sloeg zijn benen rond de pilaar en luisterde aandachtig. Het enige wat hier leefde waren verdwaalde ratten en een zeldzame vleermuis. Die sneden geen touwen door, voor zover Elion wist. Hij trok met zijn tanden één handschoen uit, propte die in zijn zak want het waren dure dingen en kauwde besluiteloos op zijn lip. Buiten, aan de grote poort die toegang gaf tot het Kleurloze Domein waren precies geteld elf borden in de grond geslagen, ieder van hen was volgekribbeld. Nog geen uurtje terug was hij langs die borden het Domein binnengedrongen.  Voorbij deze borden:  verboden Energie te gebruiken.  Overtreders hangen we op.  Dank u voor uw begrip Bij ieder bezoek aan het kasteel lapte Elion de regel aan zijn laars. Vandaag was niet anders dan de andere dagen, maakte hij zichzelf wijs... (Wordt, eventueel, vervolgd)

Kat.
9 1
Tip

1. Het Kleurloze Kasteel (voor, door en met Alice, met inzicht op fruit en legendes is dit dus poging twee)

Inleiding: Tienerzorgen Hoe groot is de kans dat ik zal sterven voor de komende oogst, vroeg Elion zich af terwijl hij geluidloos een loodzware doorweekte bundel stro optilde en tegelijk de dagen telde die hem nog restten voordat hij, met een zeis over de schouder, op een modderig veld werd verwacht. Vier dagen, het was een eenvoudige rekensom. De kans op een ingrijpende gebeurtenis, de eerstkomende vier dagen was klein. Na deze nacht stond er niks meer op zijn planning behalve richting 'boerenbuiten' reizen. Hij zag er tegenop en vervloekte het moment waarop hij had toegestemd met het stomme plan om zijn broer te helpen met het binnenhalen van de laatste oogst. Elion legde inmiddels de tweede losse bundel stro behoedzaam op de eerste. 'Ooemf.' Zijn voet schoof weg op het spekgladde dak en het koude zweet brak hem uit. Hij zette het beeld van zijn nabije toekomst aan de kant, hier en nu vroegen om al zijn aandacht. Na drie bundels was het gat groot genoeg. Hij klopte tevreden op zijn strakke buik: de enige reden waarom hij niet dik wilde worden, was dit. Hoe dikker de dief, hoe groter het gat, hoe meer er gewerkt moest worden, zo had Alex hem van jongs af geleerd. Elion controleerde zijn stapeltje bundels, bij zijn vertrek kon hij de ingang gewoon weer afdekken. 'Netjes.' Hij was tevreden: ondanks het pokkenweer liep alles bijzonder vlot. Hij manoeuvreerde zich zodanig dat hij plat op zijn buik lag om door het vrijgekomen gat naar beneden te kijken. De lucht die opsteeg was wak, met geur van talloze schimmels. Elion trok zijn sjaal voor zijn gezicht. Hij snoerde zijn rugzak stevig aan en liet zich behoedzaam door het vrijgemaakte gat in het dak zakken. Hij bengelde secondelang in de leegte, voordat zijn voeten houvast vonden op een dikke, houten balk. Elion ademde uit. En liet zijn handen voorzichtig los. De balk kreunde ontevreden maar maakte niet onmiddellijk aanstalten doormidden te breken. Hij zette zijn muts af en woelde door zijn natte haar tot het alle kanten opstond. Hij had vrije oren nodig, ook deze wijze les had hij meegekregen op zijn eerste inbraak ooit in het kasteel. Ogen waren hier niks waard. Hij hurkte neer en wachtte geduldig tot het kraken wegtrok: de balk legde zich, met een beetje tegenzin, neer bij Elions gewicht.  Twee minuten waren voorbij, de volgende twee spendeerde hij met rondkijken in de duisternis. Alert voor de kleinste verandering sinds zijn vorige bezoekje hier. Dit was zijn laatste keer in naam van de Liga. Falen was geen optie. Rondom hem voelde alles aan zoals altijd: leeg, doods, stoffig met ergens een kleine stip van Energie, waar hij de de bron niet van wilde kennen. Hij kwam overeind, balanceerde over de balk tot aan een massieve steunpilaar en bevroor: een ijskoude huivering kroop langs zijn rug, alsof iemand in zijn nek had geblazen. 'Getver,' fluisterde hij. 'Niet het moment om jezelf bang te maken. Je verliest tijd, stomkop.' Zeven minuten waren er intussen voorbij. Het was een verhaaltje. Zo'n soort verhaal dat iedereen wist, ondanks het feit dat de getuigen ervan het niet konden navertellen. Elion had nooit gesnapt hoe dat in zijn werk ging maar hij was niet van plan om de betrouwbaarheid ervan te testen. Inbreken in het Kleurloze Kasteel werd aangeraden tussen half drie en drie uur in de nacht, om confrontaties met eventuele spoken, geesten en andere onsympathieke, op bloed beluste aanwezigheden te vermijden. Hij zette zijn innerlijke klok op 23 minuten... (Wordt vervolgd)

Kat.
130 3

wit en zwart.

"Wat is het hier toch met al dat wit?" vroeg mijn Afrikaanse vrouw."Wit?" zei ik. "Ja, al dat wit. Ik ben er bang van. Je moest eens weten hoe het is in de Afrikaanse zon, het bloedhete licht dat onze krachten opslorpt. Ik heb het meer voor valavondzon, getemperd licht, de zwartheid van de nacht, de koelte van de nacht". "Het zit in onze cultuur. Voor ons is dat miezerig straaltje zon een verrassend welgekomen vriend die maar zelden, op zijn volle sterkte bij ons, op bezoek komt. Wat we niet hebben, wat zeldzaam is, dat vereren we. Amerikanen houden zo van hun filmhelden die, met angstaanjagende snelheden, over het filmdoek razen. In het echt worden ze al bij negentig kilometer per uur in de gevangenis gestopt", grinnikte ik. "Veel Europeanen denken dat Amerikanen als hun filmhelden zijn. We zien de dromen van de Amerikanen". "Jammer", zei mijn Afrikaanse vrouw. "Jammer”. FOTO GALLERY verf ed https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/ Rond 1995 heb ik dat werk gemaakt. Ik noem het "altaar der culturen."Links ziet men een tv, onze gemeenschappelijke identiteit valt van het - silicium - glas - zand.De gemeenschappelijke informatiebronnen zijn verdwenen.De wijzen van vroeger opgevolgd door radio en uiteindelijk als laatste de tv die een ongeveer gemeenschappelijke boodschap uitdragen is niet meer.De informatie is versplinterd.Rechts ziet men een gietijzeren kandelaar daar in een mensenhoofd in papier. Stukken teksten. Krantenpapier "De encyclopedische mens".Gietijzer = nationalistenKandelaar = religieIn het midden staat de hedendaagse mens. Opgesloten. "de encyclopedische mens".Dit deel is gemaakt van een reclame voor lippenstift.Regeneratie KosmetikIn de dubbele wand gaan luchtbellen in het water de hoogte in.In die dubbel - transparantie - plexiglas zit diezelfde "encyclopedische mens".Het geheel staat op dunne platen, glas = chips = zand = silicium.Het geheel steunt op een gietijzeren pilaar = industriële cultuur.De gietijzeren plaat staat op de grond = landbouwcultuur.HET ALTAAR DER CULTUREN. Ik woonde toen in de Aalmoezenierstraat in Antwerpen. De jaren 90 tig. http://www.anamorfose.be/verf/misc-images/verf-t-i-r-e

verf ed: Contemporary ArtTIST
14 0

Voor kwantum-groepies.

  Kwantum. Weet je wat het betekent dat het heelal zich uitbreidt? In de verre toekomst, in een onvoorstelbare ruimte, ver weg in de tijd, zullen de atomen in ons lichaam zo ver van elkaar gescheiden zijn als nu de afstand tussen de zon en de aarde. Misschien is er wel een uiterste rekbaarheid in de kwanta, de kleinste deeltjes van de kleinste deeltjes. En misschien, als die uiterste rekbaarheid is bereikt, krimpt het heelal in een minimum van tijd terug naar zijn oorsprong. Een punt met daarin alle materie van het heelal. Daarna, een nieuwe BIG BANG. Op een moment waarop tijd geen menselijke betekenis meer heeft, zal plotseling een blauwe planeet ontstaan. Met daarin het allerkleinste van het alerkleinste uit mijn lichaam.   FOTO GALLERY verf ed https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/   Rond 1995 heb ik dat werk gemaakt. Ik noem het "altaar der culturen."Links ziet men een tv, onze gemeenschappelijke identiteit valt van het - silicium - glas - zand.De gemeenschappelijke informatiebronnen zijn verdwenen.De wijzen van vroeger opgevolgd door radio en uiteindelijk als laatste de tv die een ongeveer gemeenschappelijke boodschap uitdragen is niet meer.De informatie is versplinterd.Rechts ziet men een gietijzeren kandelaar daar in een mensenhoofd in papier. Stukken teksten. Krantenpapier "De encyclopedische mens".Gietijzer = nationalistenKandelaar = religieIn het midden staat de hedendaagse mens. Opgesloten. "de encyclopedische mens".Dit deel is gemaakt van een reclame voor lippenstift.Regeneratie KosmetikIn de dubbele wand gaan luchtbellen in het water de hoogte in.In die dubbel - transparantie - plexiglas zit diezelfde "encyclopedische mens".Het geheel staat op dunne platen, glas = chips = zand = silicium.Het geheel steunt op een gietijzeren pilaar = industriële cultuur.De gietijzeren plaat staat op de grond = landbouwcultuur.HET ALTAAR DER CULTUREN. Ik woonde toen in de Aalmoezenierstraat in Antwerpen. De jaren 90 tig.   http://www.anamorfose.be/verf/misc-images/verf-t-i-r-e

verf ed: Contemporary ArtTIST
17 0

Een paradijs met klootzakken

God schiep een paradijs en in Haar oneindige goedheid besloot Zij dat alles er mocht zijn. Ze blies in elke mogelijke bestaansvorm bewustzijn, alsook voorzag Zij elk wezen van een vrije wil. Zowel het duister als het licht kreeg een plaatsje, in Haar hart was er altijd plaats voor beide, daar Zij volledig vrij van oordeel was en gevuld met onvoorwaardelijke liefde. Alles wat Ze schiep, was op een ingenieuze manier met elkaar verbonden. Het was een beweeglijk geheel van komen en gaan, van creëren en vernietigen en van liefde en angst. En zo vonden hardheid en zachtheid aarding in dezelfde bodem. De Moeder zag hoe pure liefdevolle wezens werden getergd door kwaadaardige creaturen. En hoe er uit zulke confrontaties nog meer bewustzijn groeide. Zij deed niets dan alles in zijn volledigheid laten bestaan en genoot van de oneindige veelzijdigheid waaruit Haar creatie bestond. Met goddelijk mededogen aanhoorde Zij de ontelbare smeekbedes van de wanhopige wezens die hun armen ten hemel richtten. Vragend waarom Zij zo onverschillig scheen te zijn tegenover al dat leed. De absolute en alles omvattende liefde van God, geheel neutraal en vrij van enige voorkeur of weerstand, werd dus verward met onverschilligheid. Zij voelde geen aandrang om deze misvatting recht te zetten, want wist dat wanneer het bewustzijn zou blijven groeien dit inzicht vanzelf zou verschijnen. Het was niet zo dat God nooit sprak met haar kinderen. Dat deed Ze wel en zelfs quasi constant. Maar Ze koos ervoor om enkel zacht te fluisteren. Want ze wou dat Haar kinderen aandachtig leerden luisteren. Ook liet Zij zich niet zien, maar wel voelen. Als een observerende aanwezigheid in elk atoom. Ieder die de Moeder niet voelde en Haar bestaan zelfs ontkende, woonde even warm in Haar hart als elkeen die haar eerde. Omdat alle verderfelijke en vernietigende krachten van evenveel ruimte en creatiekracht genoten, gingen veel zachtaardige wezens gebukt onder de grootsheid van die onvoorwaardelijke liefde van de Moeder. Ze schreeuwden hun ongenoegen uit. Ze noemden Haar meedogenloos en hard. Zagen geen rechtvaardigheid noch evenwicht. Pijn leek immers veel uitdrukkelijker door te wegen dan vreugde. ‘Moeder,’ zeiden ze. Laat alstublieft het licht zegevieren! Verlos ons van het kwade!’ Terwijl ze dit uitspraken, voelden sommigen onder hen dat dit verlangen het einde van alles wat ze kenden en van zichzelf inhield. Want het duister kon nooit volledig verdwijnen zonder het licht mee te nemen. Er was slechts de keuze: bestaan in dualiteit of niet bestaan. En dus nuanceerden sommigen: ‘Moeder, geef ons de kracht en inzichten om in vrede en gezondheid te kunnen leven te midden van het duister.’ Dat ze reeds over die kracht beschikten. En dat de gevraagde inzichten voortkwamen uit het contact met het duister, fluisterde ze heel zacht. Het duister was daar ten dienste van het licht. Het bood de kortste weg naar verlichting. Telkens wanneer het duister van schemering overging naar zwarte massa, werd het licht aangemoedigd om feller te schijnen. Het vergeten van de Moeder stond ten dienste van de herinnering aan haar, hoe vreemd dat ook mocht klinken. De vernietiging van schoonheid gaf alleen maar meer waarde aan Haar bestaan. ‘Fuck that!’ riepen de experts in kommer en kwel. ‘Wij willen leven en niet overleven! Laat ons groeien en stralen op een manier die niet zo’n pijn doet! Kunnen wij onszelf niet ontplooien in een paradijs zonder klootzakken? Er moet toch een andere mogelijkheid zijn?!’ En jazeker, andere mogelijkheden waren er. Oneindig veel zelfs. De Moeder had ze allemaal geschapen en Ze aanschouwde, enthousiast als een kind, hoe deze zich als een kleurrijke caleidoscoop voor zich ontvouwden. Hoe ze zichzelf heruitvonden en transformeerden. Absoluut perfect op elkaar aansluitend en elkaar aanvullend. Als je al het verdriet, onmacht en pijn zou wegnemen, zou dit goddelijk kunstwerk gaten vertonen en in elkaar storten. De Moeder had nooit gewild dat Haar kinderen iets ontbraken. En als er niets ontbrak, dan was werkelijk alles er. Ook intenties die liefde wilden smoren. De antwoorden van de Moeder waren als dunne dekentjes voor Haar rillende kinderen. Sommigen onder hen ontdekten gestaag hoe ze zich konden laven aan het warme licht in zichzelf. Anderen bleven tasten in het duister, waar ze ook uiteindelijk altijd iets bruikbaar vonden, al was het maar iets kleins. En ze leefden nog relatief lang en gefragmenteerd gelukkig in het paradijs waar alles mogelijk was.

KarolienDeman
13 0

VOORSTELING ACT I senne

    ACT I een FLITS die de donkere zaal met een flits in een helder wit licht doet baden, zo wit dat de witheid een nevel veroorzaakt, die de toeschouwers omringt. FLACH;;;;;;;;;;;;FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;applaus;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;O/;;;;;;;;;;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;O/;;;;;;;;;;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ ;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;O/;;;;;;;;;;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ ;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;   white separate atwhite apartments color witkleurniets aan de murenniets in de hand kleur witniets aan de muren niets die de geest kan verstoren grijsgrijze hersencellendoor nietsverstoord ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ H;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/;white separate at, white separate at, white separate at, white separate at, white separate at, white separate at, \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ white separate at, white separate at,;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;O/;;;;;;;;;;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ ;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;O white separate at, white separate at, /;;;;;;;;;;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ ;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;; Mag ik u voorstellen aan mijn muzikant, met wie ik al jaren bevriend ben. Toen ik hem leerde kennen, speelde hij op vele instrumenten op een geniale manier waardoor ik stil werd van bewondering. Hij speelde zo mooi dat iedereen zijn adem inhield en geraakt werd door de gevoelens die hij met zijn spel wist op te wekken. Voor hem was wat hij deed zo simpel en gemakkelijk dat hij er verveeld van werd. Maar op een dag besloot hij smid te worden en zijn vingers, die met zoveel passie piano speelden en basgitaar verminkten, werden nu dagelijks gebruikt in het dagelijkse leven. In zijn cultuur, die gelukkig steeds minder aanhangers telt, is muziek niet voor mannen. IJzer smeden, het liefst met de blote hand, dat is hun lust en hun leven. Hij werd meegesleurd door de atletische waan en de moordende competitiedrang. Maar ik heb hem kunnen overtuigen om terug te keren naar de muziek. Met een simpele joint, haha. Een miezerige joint deed zijn werk en vernietigde het werk van de huidige moraalridders. Gelukkig is hij nu weer onder ons en is zijn dagelijkse joint zijn religieuze plicht geworden. Ik ben blij dat hij niet verslaafd is geraakt aan een religie of sekte waarin hij andere mensen zou moeten leren haten. Of erger nog, dat hij een sportman zou worden die opgehitst wordt om bevelen op te volgen en zijn gezonde leven op het spel zet. Mijn muzikant komt uit die cultuur en ik ben blij dat hij gered is. Vanavond zullen zijn vingers de toetsen en bassen weer strelen als vanouds. Mag ik daarom een applaus voor hem vragen?   ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ ;;;;;;;;;;; color ;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;O/;;;;;;;;;;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ ;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ color  \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;O/;;;;;;;;;;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ ;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;O/;;;;;;;;;;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O;;;;;;;;;;;;;;;FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ kleur witniets aan de muren niets die de geest kan verstoren \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;O/;;;;;;;;;;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ ;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;O/;;;;;;;;;;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ ;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \ grijsgrijze hersencellendoor nietsverstoord grijsgrijze hersencellendoor nietsverstoord -\O/\O/ \O/ \O/ ;………………GRIJS;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS VVVVV;………………GRIJS VVV;………………GRIJS V;………………GRIJS V;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;……………… ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ;………………GRIJS ……;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;'Ï';;;;;;;; ;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;\/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;O/;;;;;;;;;;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ ;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;O/;;;;;;;;;;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ ;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;O/;;;;;;;;;;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O;;;;;;;;;;;;;;;FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;O/;;;;;;;;;;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ ;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;O/;;;;;;;;;;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ ;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;'Ï';;;;;;;; ;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;O/;;;;;;;;;;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ ;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;O/;;;;;;;;;;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ ;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;O/;;;;;;;;;;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;'Ï';;;;;;;; ;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;Ï;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;-i*FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;O/;;;;;;;;;;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ ;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;O/;;;;;;;;;;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ ;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ ;;;;;;;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; ;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;O/;;;;;;;;;;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ ;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;O/;;;;;;;;;;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ ;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-\O/\O/ \O/ \O/ ;;;;;;;;;;;;;;OOOOO;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;iiiiiii;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;\-O/;;;;;;;;;;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O\O;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;O/;;;;;;;;;;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ \O;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;'Ï';;;;;;;; ;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; FLACH;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;; \-;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;O/;;;;;;;;;;;\;O;/;;;;;;;;;;;\O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \O/ \/O/ \/O/ ;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;\O;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;;   foto gallery https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/ T.A.V. SENNE 

verf ed: Contemporary ArtTIST
0 0

De poortjes stonden open

De poortjes stonden open.   Doordrijver die ik was Zette ik voet op niemandsland Aangespoeld op het eiland van de verstotenen De kwallen vroegen zich af Waar die nieuwe lading voedsel vandaan kwam Het was zomaar komen aanspoelen Op een strand zo veilig als het krabbenhol Een zee vol haaien Ach, het leven loopt wel los, dachten ze Maar wat hadden ze zich vergist Levenslust spoel je niet weg Het vermenigvuldigt zich met elke traan Gesmolten in zee Het groeit gestaag uit tot één élan, Een vuur dat niet te blussen valt Het eiland zal wel verlaten geweest zijn En onherbergzaam En net niet was er het wrak van een schip te vinden Dus geen schipbreukelingen Of mede-overlevenden Behalve de kwallen Stond er niemand van het welkomstcomité Zoals de naam het al zegde Want het was een niemandsland En de verstotenen hadden Elkaar verstoten Nu hadden hun lijven gezamenlijk het eiland Hoog boven het water verheven Want je moest ‘ns weten Één levenslustige was aangespoeld Ze beraadslaagden, de lijken, of ze deze ziel In leven moesten houden Opgegeten door kwallen Kwamen ze tot een besluit De verstotenen verenigden zich in een vakbond, De VVHN, de verstotenen van het niemandsland En niemand, echt niemand minder dan ik Werd hun voorzitter Voor het leven benoemd De kwallen werden geknecht Ze moesten vanaf nu af en aan zwemmen Met feestschotels, het was een zeebanket En ik, die nimmer kwallen had, Bedankte voor de eer Een huis kon hier niet gebouwd worden Zelfs geen hutje op palen Ik was veroordeeld tot verstotenheid En een zeebanket Elke dag buiten en elke dag vis Het was een gezond leven, dàt wel.

HildeA
4 0

De drie krijgers en de verloren stad

Het verhaal begint in het Kyushu Historical Museum dat nu geen museum is maar een trainingskamp om een krijger te worden als je een echte meester erin bent geworden. Er waren drie broers die deze droom wilden waarmaken. Tom, Julius en Kasper. Ze moesten taken doen van hun meester die hen leerde om een krijger te worden. Zoals houthakken in de bossen, de meester zijn kleren wassen. Zo ging het er elke dag aan toe. Op een dag werden ze het zat en vroegen ze wanneer het echte werk kwam.De meester zei dat ze op zoek moesten naar iets niet zo ver hiervandaan. Het was ergens in het bos dat ze moesten zoeken waardoor ze in een andere wereld terechtkomen. Toen verdween hun meester, hij vervaagde.Ze moesten het nu zelf uitzoeken. Ze waren nu onderweg in het bos. Tom en Kasper hadden geen idee welke weg ze op moesten dus ze volgden Julius die het wel wist. Ineens waren ze omsingeld door papegaaien. Maar Tom had een net om hen te vangen, zo konden ze verder zonder dat er papegaaien achter hen aan zaten. Onderweg vonden ze een hol. Ze sprongen erin en kwamen in een nieuwe wereld terecht. Die wereld was onbewoonbaar. Dus de broers hadden dit voor hen alleen. “dachten ze”. Want twee maanden later, toen ze het al wat hadden ingericht met alles dat ze er vonden, kwam er plots iets in hun wereld. Iemand had hun onbewoonde plek gevonden, die persoon wist veel over de verloren stad waar ze waren. Dus hij leerde hen kennen en vertelde dat hij hier ook plots was terechtgekomen. Hij was alleen de weg kwijt. De drie broers vroegen of hij hun kon trainen om krijger te worden.  Dus hij deed dat, want hij wou niet dat ze faalden. Ze leerden elke dag iets. De ene na de andere werd er sterker in. Op een dag waren ze er klaar voor en werden ze tot krijger genoemd. Ze konden hun eigen weg op, ze bleven in groep. Hun doel was om krijger te worden en de natuur te beschermen dus sommige dagen gingen ze ook terug naar het bos om te kijken of er geen sluikstorters waren want de nieuwe persoon vertelde hun dat er op dit moment veel sluikstorters waren. Dus ze moesten het vuil maar bij hem brengen. Hij had toch verschillende vuilbakken staan in de verloren stad waarvan ze nog niet wisten. Ze bleven bij de nieuwe persoon wonen die ze hebben leren kennen in de verloren stad. Het was een soort vader voor hen. Zo leefden ze nog lang en gelukkig. Einde.  

ikbenboris
3 0

Bosbeest

 Het is zaterdagavond en Laura zit ,zoals elke avond, weer eens alleen op haar kamer. Ze zit op de vensterbank en staart naar buiten. Het regent pijpenstelen. Af en toe is er een donderklap te horen en verlicht een bliksemschicht de hemel. De bomen van het bos ,die net achter het huis ligt, dansen samen heen en weer geleid door de strakke wind. Het is net alsof ze mee bewegen op de muziek die in haar kamer speelt. Dat zou wel kunnen want de muziek staat zo luid dat die waarschijnlijk wel tot daar te horen is. Niet dat ze zo verschrikkelijk fan is van de band die op de radio speelt. Maar zo hoort ze het geroep en geschreeuw niet in de kamer naast haar.  Laura haar vader stierf toen ze 8 jaar oud was. Hij was onderweg naar huis met zijn motor na een lange werkdag, toen een dronken chauffeur het rode licht negeerde aan het kruispunt en hem vol in de zij aanreed. De bestuurder reed in volle paniek aan hoge snelheid verder. Hij werd later die avond nog opgepakt en opgesloten maar voor haar vader kwam alle hulp te laat. Hulsthout is een zeer landelijk gelegen dorpje met weinig inwoners. Het was al na 21u toen het ongeval gebeurde en op dat uur van de dag is er hier niet veel geen beweging meer op straat. Het duurde dan ook nog meer dan een uur eer iemand zijn motor aan de kant van de straat zag liggen. Haar vader zelf lag 20 meter verder in de weide.  Nu 5 jaar later denkt ze nog elke dag aan hem. Ze had haar moeder nooit ongelukkig gezien, laat staan dat ze haar ooit had zien wenen.  De eerste maand na het overlijden van haar vader huilde Laura bijna elke avond in de armen van moeder tot ze er bij in slaap viel. Tijd heelt alle wonden zeggen ze. Maar ondertussen wist ze dat dit geen waar was. Tijd heelt geen wonden, ze maakt ze alleen dragelijker. Laura leefde nog altijd met de wonde die het gemis van haar vader was. Ze begreep dan ook niet hoe haar moeder zo gemakkelijk verder kon met haar leven. Zo leek het toch tenminste. Na amper een week ging ze terug gaan werken. Hoe kon ze dit zo snel terug doen? Voor Laura zelf leekt het allemaal zoveel moeilijker te gaan. Niemand leek de pijn die ze had te begrijpen. Ook op school werd liep het allemaal niet zoals het zou moeten. Ze voelde zich alsmaar minder begrepen. Ze kon nog altijd niet begrijpen hoe anderen konden lachen en plezier maken terwijl haar vader gestorven was. Ze zonderde zich dan ook meer en meer af. Ook na schooltijd liep ze alsmaar meer alleen naar huis. Ze wou dat ze iemand had die wist wat zij voelde. Iemand die haar begreep.  Ondertussen is het bijna een jaar geleden dat Max bij hen is komen inwonen. Max was een collega van haar moeder. Laura wist wel al dat haar moeder een nieuwe vriend had maar had nooit verwacht dat die na een maand al bij hen zou komen inwonen om daar de plaats van haar overleden vader te komen innemen. Laura was woedend toen haar moeder heel vrolijk het nieuws kwam vertellen. Hoe kon ze!! Waar zat ze met haar gedachten? Hoe kon ze haar dit aandoen! Laura rende huilend de tuin in, liet haar al snikkend op haar knieën vallen en begroef haar gezicht in haar handen. Oh wat haatte ze haar moeder op dit moment! Was ze de man van haar leven dan al helemaal vergeten? Hoe kon ze het in haar hoofd halen om van een andere man te gaan houden? Een paar seconden later kwam haar moeder haar achterna de tuin in gelopen. Maar Laura wilde haar niet zien. Ze stond op, liep naar het eind van de tuin, sprong over de omheining en liep rechtdoor het bos in. Achter haar hoorde ze haar moeder haar naam roepen maar Laura keek niet achterom en bleef lopen. Omdat ze zeker wilde zijn dat haar moeder haar zeker niet zou vinden, moest ze van plan zijn om haar achterna te komen, ging Laura van het pad af en liep tussen de bomen verder het bos in.  Minutenlang liep ze tussen struiken door, ontweek ze bomen en sprong ze over rondslingerende takken. Op een kleine open plek tussen de bomen kwam ze tot stilstand. Ze keek achterom maar daar was niemand te zien.  Ze zette zich neer op een boomstronk en liet haar hoofd hangen. Nooit wilde ze nog terug naar huis!  ‘Waarom huil je kleine meid?’  Laura schrok en keer paniekerig om zich heen.  ‘Wie is daar? Doe mij alsjeblieft geen pijn! ‘  ‘Geen schrik kleine meid. Ik ben wie je maar wil dat ik ben. Ik kan groot zijn maar ook klein. Ik kan je beste vriend zijn, maar ook je ergste vijand.’ De zachte onbekende stem kalmeerde Laura beetje bij beetje.  ‘Als ik toch mag kiezen heb ik liever dat je groot bent en mijn beste vriend. ‘ ‘Zoals u wenst jonge dame,’ lachte de onbekende stem.  Voor haar ritselde er bladeren en van tussen de bomen kwam er een gigantisch groot beest tevoorschijn.    Weken en maanden gingen voorbij. Max woonde nog altijd bij hen in maar van “de lieve attente man”, zoals haar moeder hem voorstelde, was niet veel meer over. Blijkbaar had hij een berg gokschulden en kon hij maar moeilijk de dag doorbrengen zonder, op z’n minste, 1 fles whisky leeg te drinken. Na een maand verloor hij z’n job en vulde hij z’n dagen enkel nog met in de zetel liggen of met op café zitten. Laura leefde haar dagen op haar kamer. Ze moest hem niet van dag één en hoe langer hij er was hoe meer ze hem ging haten. Ze zag ook wel dat haar moeder er niet gelukkiger van werd. Ze had ondertussen een extra job aangenomen. Ze hadden het voordien al financieel niet gemakkelijk. Maar nu dat Max er woonde en geen inkomen had was het nog moeilijker. Het duurde dan ook niet lang voor er ruzie van kwam. Eerst was dat enkel wat roepen. Later ging dit over in gooien met spullen. En de laatste weken had ze haar moeder al enkele keren gezien met blauwe plekken op haar armen, benen en in haar gezicht.   Zowat elke avond ging ze onmiddellijk naar haar kamer na het eten om er niet meer uit te komen tot ‘s anderendaags als het tijd was om naar school te vertrekken. Wanneer er weer eens ruzie was, vluchtte ze via haar slaapkamerraam de tuin in, om zo het bos in te rennen naar de open plek. Daar kon ze uren blijven praten met haar bosbeest. Ze kon er geen gepaste naam voor vinden en daarom had ze hem maar Bosbeest genoemd. Eindelijk had ze iemand gevonden die haar leek te begrijpen en het was net alsof hij voelde wat zij voelde. De laatste tijd was ze meer en meer naar de open plek gevlucht. De ruzies waren nu bijna dagelijkse kost en Laura had haar moeder nu al verschillende keren horen huilen van uit haar kamer.    Ook deze avond was niet anders. Laura zat in haar kamer terwijl aan de andere kant van de deur weer eens ruzie werd gemaakt. Door het barslechte weer kon Laura het bos niet in en had ze dus maar de radio keihard gezet zodat ze het getier en geroep niet hoefde te horen. Plots werd er keihard op de deur gebonkt.  ‘Zet die verdomde muziek stiller!’ Het was Max.  ‘Hey! Ben je doof? Zet die muziek stiller!’ Weer klonk er gebonk. De klink gaat hevig op en neer en de deur trilt in z’n scharnieren.  Verstijft van de angst blijft Laura muisstil zitten op de vensterbank. Even lijkt het alsof hij het opgeeft en haar gerust laat.    Luid gekraak weergalmd door de kamer en met een hevige knal vliegt de deur open. Max staat in de deuropening en heeft een grote voorhamer in z’n handen. Z’n ogen staan wijd open en z’n kop is bloedrood.  ‘Muziek stiller zei ik!’ Hij tilt de hamer boven zijn hoofd en met een welgemikte zwaai slaat hij de stereo, die ooit nog van haar vader was geweest, in duizend stukken. De muziek stopt onmiddellijk en de kamer vult zich met een ongemakkelijke stilte.  Max kijkt Laura recht in de ogen.  ‘Ziezo. Veel beter.’ zegt hij en draait zich om.  Laura’s ogen lopen vol. Hoe kon hij? Ze kijkt hem aan terwijl hij haar kamer uit slentert. Ze kookt van woede. Zonder nadenken springt ze van de vensterbank en al schreeuwend loopt ze hem achterna.  ‘Jij ellendige nietsnut. Die stereo is nog van m’n vader geweest wie denk je wel dat je bent?!‘ Wild begint ze op hem in te slaan.  Hij schrik even, maar zonder veel aarzelen geeft hij haar een harde klap in haar gezicht. Laura valt achterover, schud even haar hoofd heen en weer en proeft hoe een bloedsmaak haar mond vult. Haar lip is direct gezwollen en begint onmiddellijk te gloeien. Maar het kan haar niet schelen. Ze springt weer recht en loopt weer naar hem toe. Maar net als ze hem naar zijn nek wil springen krijgt ze een nieuwe klap in haar gezicht. Deze keer had hij met z’n vuist vol in haar gezicht geslagen. Versuft blijft ze op de grond liggen. Haar oogkas is gebroken en haar wenkbrauw ligt helemaal open. Bloed gutst uit de wonde terwijl ze snikkend op grond ligt. Op de achtergrond hoort ze Max haar allerlei verwijten toeroepen maar ze verstaat er maar weinig van. Even denkt ze dat hier aan haar einde komt. Straks neemt hij de hamer en slaat hij haar hoofd in duizend stukjes. Zoals hij met haar stereo had gedaan. Maar zover komt het niet. Ze hoort haar moeder luid tekeer gaan en op het moment dat Laura haar omdraait om te zien wat er gebeurt, ziet ze hoe haar moeder een klap krijgt van de zware hamer op haar been. Gillend van de pijn zakt ze in elkaar. Laura staat recht en strompelt weer haar kamer in, trekt het raam open en laat haar over de vensterbank naar buiten glijden. Nog altijd valt de regen met bakken uit de lucht. Maar dat deert haar nu niet. Het is pikkendonker. Ze ziet amper een hand voor ogen maar deze weg heeft ze al zovele keren afgelegd dat ze de route met gesloten ogen zou kunnen afleggen.  Aangekomen op de open plek valt ze uitgeput en kapot van de pijn in de grond. Bosbeest komt haar snel tegemoet gelopen en helpt haar met een van z’n sterke poten recht. Maar ze is te zwak om recht te blijven en zakt weer door haar benen. Net voor ze het bewustzijn verliest hoort ze een gegrom. Een gegrom dat alsmaar sneller wordt. Net een wilde stier net voor hij de rode vlag gaat aanvallen. Dan een hels gejank, gebrul of wat het ook mag zijn. Dan sluit ze haar ogen en gaat het licht bij haar uit.    Als Laura wakker wordt schijnt de zon. De wind is gaan liggen en de vogels fluiten uit volle borst. Het lijkt alsof er een vrachtwagen over haar hoofd heeft gereden. De felle zon in haar ogen helpt niet en krampachtig knijpt ze haar ogen dicht. Ook dit doet verschrikkelijk pijn. Ze ligt nog altijd op de open plek. Achter haar klinkt geritsel. ‘Bosbeest? Ben jij dat? ‘ Van tussen de bomen komt Bosbeest naar haar toe.  ‘Geen schrik ik ben het. ‘ Hij stapt op haar af en legt z’n grote poot boven op haar hoofd.  ‘Auww!! Wat doe je? Dat doet pijn!!’ roept ze. En weer verliest ze het bewustzijn.  Hij heft z’n poot op en kijkt haar nog eens aan.  ‘Dag Laura’ Hij draait zich op en verdwijnt tussen de bomen.    Wanneer ze terug bij bewustzijn komt ligt ze nog altijd op de open plek in hebt bos. Verdwaast kijkt ze om haar heen. ‘Bosbeest! Bosbeest! Waar ben je?’   Als ze probeert op te staan beseft ze dat de pijn in haar gezicht is verdwenen. Dit kan toch niet! Met beide handen tast ze haar gezicht af maar van haar verwondingen is niets meer te merken. Alsof die er nooit geweest waren. Je zou bijna denken dat ze dit allemaal maar gedroomd had. Vol vragen vertrekt ze naar huis. Op zoek naar antwoorden. En vooral hopend dat haar moeder ok is. Maar als dit maar een droom was, dan zal ze wel ok zijn.  Laura wandelt het gekende pad af naar huis. Als ze aankomt in de tuin ziet ze dat haar slaapkamerraam nog open staat. Ze loopt er heen en springt door het raam naar binnen.  Het was geen droom. De vloer ligt nog steeds bezaaid met houtsplinters van de deur en ook  haar stereo is nog altijd vernield.  ‘Mam?’ ‘Maaaaam!’ ‘Mam waar ben je? ‘ Ze loopt de kamerdeur uit en kijkt in het rond. Er is niemand te zien. Voorzichtig loopt ze verder door het huis. Het is er stil , te stil. Net zoals in die enge films, die ze soms ziet op tv, verwacht ze dat elk moment Max van achter de hoek kan springen. Maar als ze achter de hoek kijkt is er iemand te zien. Recht over haar is de slaapkamer van haar moeder. De deur is dicht. Schoorvoetend loopt ze naar de deur. Ze ziet dat hij niet helemaal in het slot zit en duwt hem open . Haar mond valt open en ze houd haar 2  handen voor haar mond om een gil in de kiem te smoren. Heel het bed ziet donkerrood en ook op de vloer ligt er een hele plas bloed. Max ligt op het bed. Zijn oogkas is gebroken en zijn lip is helemaal gezwollen. Net zoals zij had, voor dat Bosbeest haar genas. Als ze dichter bij het bed komt ziet ze dat zijn beide knieën verbrijzeld zijn en dat er een groot gat in zijn ribbenkas zit. Aan de andere kant van het bed ziet ze haar moeder liggen. Vlug rent ze naar haar toe.  ‘Mam! Mam! Kom op mam. Laat me niet alleen achter!  De tranen stromen uit haar ogen terwijl ze haar moeder heen en weer schud. Ze neemt haar pols vast op zoek naar een hartslag. Maar nog voor ze een polsslag vind voelt ze hoe de vingers van haar moeder haar arm vast neemt en ziet ze hoe haar moeder haar ogen opent.  ‘Mam , je leeft nog!’ Laura grijpt haar stevig vast en huilt met luide snikken terwijl ze haar hoofd op de schouder van haar moeder legt.  Nog niet goed wetende wat er allemaal gaande is kijkt ze in het rond. Ze ziet het rode bed naast haar en de plas bloed op de grond.  Als Laura wat gekalmeerd is duwt ze haar voorzichtig van haar af zodat ze op kan staan. Ze schrikt van het afgrijselijke beeld van Max die zwaar toegetakeld op het bed ligt en grijpt stomverbaasd naar haar eigen benen en ribbenkas. Ze begrijpt er niets van. Toen Laura weggelopen was had Max zijn woede op haar uitgewerkt en haar nog een extra klap op haar ander been gegeven. Toen ze, kermend van de pijn, hem nog verweet voor nietsnut had hij haar nog een klap in de ribben gegeven met de hamer. Ze herinnerde zich nog levendig hoe de punt van de hamer in haar zij bleef zitten. Verder dan dit herinnerde ze zich niets meer.  Ze pakt Laura’s hand en lopen de kamer uit. Toen pas viel het hen pas op dat er vanuit Laura’s kamer een spoor van moddervlekken liep naar de andere kamer.  Laura hoefde niet lang na te denken. Bosbeest was hen komen helpen.  Ze stapte haar kamer binnen en keek door het raam . Buiten is het opvallend stil. De vogels die anders zo vrolijk fluiten lijken een pauze ingelast te hebben. Plots ziet ze de bomen en struiken voor haar bewegen. Bosbeest steekt z’n grote kop tussen twee bomen door en kijkt Laura recht in de ogen aan.  Ze wil hem roepen en naar hem toe lopen. Maar het is net alsof ze in een standbeeld is veranderd. In haar hoofd klinkt zijn stem. ‘Hey kleine meid. Ik moet je jammer genoeg verlaten. Jij en je moeder zullen het verder wel redden. Er zijn nog andere kinderen die ik moet gaan helpen. Maar wees niet bang, de open plek in het bos zal altijd onze plek zijn. Als je het moeilijk hebt kom je maar naar daar. Vaarwel kleine meid. ‘ Ze voelt haar lichaam terugkomen en ziet hoe Bosbeest met z’n grote poot naar haar zwaait. Voor het eerst sinds lang komt er weer een glimlach op haar mond.  ‘Dank u voor alles Bosbeest. Ik ga je nooit vergeten.’, zegt ze stilletjes terwijl ze naar hem terug zwaait.  Dan verdwijnt hij terug tussen te bomen en onmiddellijk gaan de vogels weer aan het fluiten.  Laura gaat naar de keuken waar haar moeder aan de keukentafel zit met een hete kop koffie voor zich. Ze geeft haar een dikke zoen op haar wang.  ‘Alles komt goed mam. Alles komt goed.’   

Bjorn Debeir
5 0

Wéris: Megalitisch Mysterieus

De regen viel gestaag neer op het verlaten dorpje Wéris, terwijl ik, Elowen, mijn aandacht richtte op het oude, gehavende hunebed dat de heuveltop domineerde. Mijn vingers streken over de verweerde stenen terwijl ik me afvroeg waarom ik hier was, waarom ik mijn leven had gewijd aan het bestuderen van deze mystieke plek. Ik stond op het punt om mijn lang bewaarde geheim te ontrafelen, een geheim dat al generaties lang in mijn familie was doorgegeven. Mijn voorouders beweerden dat ik afstamde van de reuzen die dit hunebed hadden gebouwd. Het was tijd om de waarheid te achterhalen. Het was een kille nacht, de maan wierp haar bleke licht op de stenen. Plotseling hoorde ik een fluistering in de wind, een oud lied dat in de lucht hing. Het was een mysterieuze melodie, zonder woorden. Het gevoel dat deze melodie opriep was alsof de natuur zelf sprak, een herinnering aan een tijd erg lang geleden. Het was alsof de natuur mij uitnodigde om dichterbij te komen. Toen ik dat deed, verschenen ze voor mijn ogen, de reuzen, hun gestalten gehuld in schaduwen. "Elowen," sprak een van hen, zijn stem als het geluid van donder, "je zoekt antwoorden, en we zullen ze je geven.” Toen ik me plotseling te midden van de reuzen bevond, voelde ik een mix van verbazing, ontzag en verwondering die mijn hart liet overslaan. Hun gestalten, gehuld in schaduwen en grootsheid, deden me beseffen hoe klein en nietig ik was in vergelijking met hun immense aanwezigheid. Mijn adem stokte bij de diepe klank van de stem van de reus die sprak, als donder die door de lucht rolde. Het was een geluid dat door merg en been ging, dat een onmiskenbare autoriteit uitstraalde. Toen de woorden "Elowen" uit zijn mond rolden, voelde ik een rilling over mijn ruggengraat gaan, als een oproep van eeuwenoude tijden. Hun verschijning leek onwerkelijk, als wezens uit een droom die werkelijkheid werden. Ik staarde naar hen met grote ogen, mijn hart bonzend in mijn borst. De woorden die ze spraken waren als een betovering, en ik voelde me diep verankerd in de tijd en de geschiedenis. De aanwezigheid van de reuzen omringde me als een onzichtbare mantel van kennis en geheimen, en ik wist dat mijn leven voorgoed was veranderd. Het was alsof ik in een andere wereld was gestapt, een wereld waarin verleden en heden naadloos in elkaar overvloeiden, en ik was de bewaarder van dat mysterieuze grensgebied. Ze begonnen te vertellen over de tijd dat ze dit hunebed met hun eigen handen hadden gebouwd. Reus Aelric sprak met een diepe, rijke stem. "We trotseerden alle weersomstandigheden, Elowen. We bedekten de grote zwerfkei met een laag zand en graszoden, waardoor alleen de bovenkant van de deksteen zichtbaar was." Reus Branwen, zijn ogen schitterend van herinneringen, voegde eraan toe: "Alles wat we deden, verrichtten we voor de generaties die na ons zouden komen." Terwijl de reuzen hun verhaal deelden, begon ik de diepere betekenis van het hunebed te begrijpen. Het was meer dan zomaar een graf; het was een monument voor hun geliefden, een heiligdom voor de zielen die de reuzen hadden gekend en liefgehad. De achtergrond van dit megalithische wonder werd met elke zin duidelijker. Het verhaal ontrafelde zich langzaam, met onthullingen en geheimen die diep begraven waren. De dialoog tussen Elowen en de reuzen onthulde niet alleen de geschiedenis van het hunebed, maar ook haar eigen connectie met de plek en de reuzen zelf. Terwijl ik luisterde naar de reuzen, begon ik te geloven dat de grenzen van tijd en ruimte vervaagden. Misschien was het hunebed meer dan een monument; het was een poort naar het verleden, een mogelijkheid om de geschiedenis te herbeleven. Het verhaal bereikte zijn hoogtepunt met een mystieke samensmelting van heden en verleden. Elowen werd één met de reuzen, de stenen en de geschiedenis zelf. Ze begreep nu waarom ze hier was, waarom ze de hoedster was van dit oude geheim. Met een zucht kwam ik terug in het heden, mijn vingers nog steeds rustend op de stenen van het hunebed. Ik wist dat mijn reis nog niet ten einde was, dat er meer te ontdekken viel over de bouw van het hunebed, de reuzen en mijn eigen plaats in dit verhaal. Ik keek om me heen, terug naar de vertrouwde omgeving van het hunebed van Wéris in het heden. De reuzen waren verdwenen, teruggekeerd naar de nevelen van de tijd, maar hun verhaal, de geschiedenis van dit betoverende monument, en mijn rol als hoedster van het mysterie, waren nu meer dan ooit duidelijk voor me. Dit was niet zomaar een verhaal uit het verleden. Het was een verhaal dat zich uitstrekte over de eeuwen, een verhaal dat leefde in de stenen, de aarde en in mijn eigen hart. Het was een verhaal dat verteld moest worden, niet alleen om het mysterie te onthullen, maar ook om de waarde van verbondenheid, liefde en herinnering te vieren. Terwijl ik daar stond, mijn voeten stevig verankerd in de grond van het heden, wist ik dat mijn reis nog lang niet ten einde was. Er waren nog meer geheimen te ontdekken, nog meer verhalen te vertellen, en nog meer mensen om te inspireren met het wonder van het hunebed van Wéris. En zo eindigt mijn verhaal niet hier, maar gaat het door, als een kroniek van het verleden en een belofte voor de toekomst. Mijn naam is Elowen, hoedster van het hunebed van Wéris, en mijn reis zal voortduren, eeuwig en altijd.

Sander_H
5 0