Lezen

Kunst is pure tijdsverspilling?

Het nut van kunst. Een bakker geeft de mensen eten, een bierbrouwer geeft de mensen drank en plezier, een kunstenaar geeft de mens een identiteit. Denken vanuit de landbouw / industriële cultuur daar is kunst nutteloos. Spierkracht is de belangrijkste kracht. In de I-T cultuur is onze geest belangrijk. Kunst is er een belangrijk onderdeel van. In het verleden was kunst nog duidelijker. Vlagen van de ene groep waren nadrukkelijk verboden bij de andere groep. Kunst was een deel van een collectivisme. De I-T cultuur is individualistisch. Zie de communicatievorm: de constant sms-ende mens. Dat een kunstenaar vanuit zijn individuele keuze het scheppingsproces ziet als nutteloos zegt meer over de kunstenaar dan over een kunstwerk.Waarom ziet men in kerken alleen religieuze en geen atheïstische kunstwerken en omgekeerd?Waarom loopt de ene in een Armani rond en de andere in een groene parka?Waarom rijdt de ene in een 2-pekaatje en een andere in een Porsche ?Omdat wanneer er contracten worden getekend een met een Porsche en een Armani meer vertrouwen wekt dan wanneer er iemand met een 2-pekaatje en een groene parka aan komt. Test het zelf, ga een bank binnen, ga een hotelkamer reserveren in een kledij van bedenkelijke staat, verschuif dan eventjes uw mouwpijp zodat een exclusief en zeer duur kunstig uurwerk te zien is. Bemerk het verschil in reactie. Men kan het uiteraard weigeren en de mens alleen zien als etend en drinkend, maar dan ziet men de mens alleen als werkend, niet als denkend wezen.Is het angst?Is een werkende mens veel controleerbaar dan de denkende mens?   foto VERF ED 1975 student Leuven Rijschoolstraat  FOTO GALLERY VERF ED https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/  

verf ed: Contemporary ArtTIST
0 0

De ecologische leugens

  Het recht op luiheid Een merkwaardige waanzin heeft bezit genomen van de arbeidersklasse van de landen waar de kapitalistische beschaving overheerst. Deze waanzin brengt de individuele en sociale noden met zich mee die sedert twee eeuwen het trieste mensdom kwellen. Deze waanzin is de liefde voor de arbeid, de morbide hartstocht voor het werk, doorgedreven tot aan de uitputting van de levenskrachten van het individu en zijn nageslacht. Paul Lafargue L.E.Z. of de corrupte Europese kleinburgerij die zich op een sociaal darwinistische manier verhindert dat de arme Europeanen nog de Europese cultuur steden betreedt.  Blijkbaar is men vergeten dat het grote succes van zowel nazi's als communisten er kwam door hun nadruk op de gezondheid. DE NIEUWE MENS. Weet u wel.  Wel te verstaan hoe zij gezondheid bepaalden.  Die gezondheid was niet meer of niet minder de gezondheid van de slaven die gezond en wel voor de nieuwe heren ras en moesten werken.    In een Afrikaans land heerste er hongersnood. Vreemd want de voorraadschuren lagen vol met graan. Amerikaans graan. De Europese groene vooral de Duitse groene gaven de boodschap aan de leiders van dat land dat ze de voorraadschuren niet mochten openen en het graan onder de bevolking verdelen. Indien ze dat wel deden dan zou er een einde komen aan de ontwikkelingshulp. Omdat die ontwikkelingshulp vooral te goede kwam aan de leiders van dat land werden het graan niet verdeeld. Resultaat honderdduizend hongerdoden.   In Azië hebben miljoenen kinderen een vitaminetekort die er voor zorgt dat ze blind kunnen worden. Een oplossing was een rijst soort die dat vitamine tekort kan opvullen. Het eerste prototype werd door een greenpeace    activist gestolen in  Genève in de World Health Organization  en verketterd. Omdat de gouden rijst via  genetisch gemodificeerd g.g.o.’s gecreëerd werden.  Het verbod op g.g.o. zorgd voor miljoenen blinde kinderen. In 2016 deden 107 Nobelprijswinnaars een dringend beroep op Greenpeace om de campagne tegen ggo's te staken, en in het bijzonder de campagne tegen Gouden rijst.  L.e.z. : Lage emissies. Ik ben eens op zoek geweest naar de berekening van de zogenaamde doden door lage emissies.Nergens gevonden, want die worden berekend met kansberekening.Het zou kunnen. Dat.......   Als ik schrijf dat er geen enkele dode valt door lage emissies is dat even onwetenschappelijk. Daar worden heldere politieke programma's mee uitgevoerd. De armen met zijn dieseltje worden uit de cultuursteden geweerd.****Er zijn er, in de ecologische gemeenschap, die arme mensen haten. Armoede vinden ze is de schuld van de armen.De in hun jeugd gepamperde kleinburgerij die minstens drie keer per jaar op citytrips gaat en minstens veertien dagen met de auto door de wereld op verlof gaan De hypocrisie: cruiseschepen die duizend keer meer lage emissies uitstoten worden vriendelijke ontvangen. Oldtimers oude stinkende voertuigen worden toegelaten. Wie betaalt rijdt opeens in een propere auto.    Korte keten:Honderden gemotoriseerde stedelingen die het  platteland bestormen voor een zakje patatjes. Terwijl diepvries groenten het ecologisch zijn.Diepvries groenten worden wetenschappelijk geteeld, gekuist gesneden en verpakt. Al het afval wordt gerecycled.Met de minste energie het maximum bereikten .Het idee dat bij de korte keten groenten veel smaakvol zijn zit tussen de oren.Weer zijn de arme mensen  die hun groenten in de plaatselijke supermarkt hun groenten kopen de dupe. Die zouden minder smaakvol en ongezond zijn.   De armen mens die van zijn 14 jaar tot zij 60 jaar laaggeschoold in vuile fabrieken werkt  krijgt in ons land  het allerlaagste pensioen van west europa. Volgens een rapport gepubliceerd in DE TIJD en DE MORGEN. Volgens datzelfde rapport werkt 18% van de belgische bevolking voor de overheid die krijgen het hoogste pensioen van west-europa. Die arme gepensioneerde mag maar 7 dagen na elkaar  zijn woning verlaten, wie langer dan 1 maand weg wil uit het land moet een kafkaiaanse administratieve hel ondergaan. ****Waarschuwingen voor overbevolking zijn even oud als de mensheid. In de moderne geschiedenis vinden ze hun oorsprong in de theorie van de Britse demograaf Thomas Malthus.Hij had het fout.   Uit een berekening van het aantal bewoners en de plaats die ze innemen;Moesten alle bewoners geconcentreerd op één plaats wonen dan zouden ze volledig Italië en Frankrijk innemen.  De rest van de planeet zou dan mensenvrij zijn.Ieder mens zou de beschikking heben over genoeg woonruimte met een kleine tuin. Er is voldoende voedsel, de hongersnoden worden veroorzaakt door politiek gekronkel.  De nazi's haden veel simpatie voor de theorie dat er te veel mensen zijn. Ze gebruikten de theorie van Charles Darwin verkeerd. Charles Darwin zei dat diegenen die zich het meest aanpassen evolueren. De nazi's spraken over de natuurlijk wet van de sterkste.  Men gebruikt die theorie om een beperkte groep alle macht en middelen  te geven zodanig dat ze grote  massa mensen kunnen onderdrukten zoals bij  communistische dictators. Of bij ultra kapitalisme zonder sociale correctie. Ironisch genoeg beroepen communistische dictators zich op het heil van  de  arbeiders, die ze onderdrukken en zo de vruchten opeisen van het werk van die arbeiders, die ze monddood maken. Het zijn niet de sterkste die overwinnen maar degene die zich het best kunnen aanpassen aan veranderingen.  Het bewijs van die theorie zowel het onveranderLIJKe nazisme als het onveranderLIJKe communisme is door de gootsteen van de geschiedenis gesjanst. Wie blijft, de veranderlijke chaos. Er is een zekerheid bij dictaturen ZE VALLEN.  Planten en dieren en mensen moeten zich aanpassen om te overleven. Ecologie is uiteraard een gevoelig thema om diktators te kweken, want zeg nu zelf sommigen in de ecologische gemeenschap pretenderen. DE WERELD TE REDDEN. Zonder zich aan wetenschap te wagen.  Wordt ecologie het nieuwe SOCIAAL DARWINISME? Het sociaal darwinisme is een term. Deze term wordt gebruikt voor ideeën die stellen dat het idee van survival of the fittest moet worden toegepast op mensen, omdat sommige rassen 'zwakker' zouden zijn dan andere. Hiervoor gebruiken of misbruiken sociaal-darwnisten de evolutietheorie. Uit wetenschappelijk onderzoek is tegenwoordig bekend dat het uitgangspunt van het sociaal-darwinisme niet klopt. Daarom is het sociaal-darwinisme een pseudowetenschap (geen echte wetenschap). Het sociaal darwinisme leverde een ideologische rechtvaardiging voor de sociale ongelijkheid die het kapitalisme met zich meegebracht had: deze zouden het gevolg zijn van de erfelijke minderwaardigheid van de armen en de erfelijke voortreffelijkheid van de rijkere klassen, die bij een systeem van laisser-faire het best tot uitdrukking zouden komen. Toegepast op volkeren en rassen werd het een rechtvaardiging voor racisme en imperialisme. Sociaal darwinisme wordt tegenwoordig niet langer als wetenschap beschouwd. foto gallery VERF ED https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/  

verf ed: Contemporary ArtTIST
14 0

De Middernachtbibliotheek

Boekrecensie: “De Middernachtbibliotheek” Auteur: Matt Haig - Publicatie: 2020               Mocht het mogelijk zijn, zou jij een ander leven willen leiden? Als je een goed boek wil lezen, kan je dat zorgvuldig uitkiezen; je snuistert rond in de bib, je doet navraag in de plaatselijke boekhandel of je bestudeert de top 10 van de bestsellerslijst.  Of… je doet je wekelijkse boodschappen en je oog valt op een boek dat je meteen aanspreekt. Zo verging het mij. Tijdens het winkelen stuitte ik op het boek “Middernachtbibliotheek" van Matt Haig: een bescheiden boekje met zwarte cover, witte letters en de afbeelding van een vreemd, wit gebouw zonder dak. Nieuwsgierig las ik de achterflap: het ging over een vrouw die de kans krijgt op een ander leven. Niet slechts één, maar talloze nieuwe levens waaruit ze mag kiezen. Ik was meteen verkocht. Of het boek ook zijn belofte zou waarmaken, moest nog maar blijken.  “Middernachtbibliotheek” start onder een somber gesternte. Nora Seed, de hoofdpersoon, is een vrouw die op het punt staat zelfmoord te plegen. Ze vindt haar leven zinloos en is ervan overtuigd dat ze iedereen tot last is. Ze voelt zich al een tijdje depressief. Als dan ook nog haar kat wordt aangereden, is dat de laatste druppel voor Nora. Zelfs voor een kat zorgen kan ze niet!  Zelfdoding lijkt de enige uitweg om van alle ellende af te geraken. Ze neemt een overdosis pillen en spoelt deze door met een fles wijn. Doodgaan blijkt echter niet zo eenvoudig. In plaats van te sterven, komt ze terecht in een soort tussenstadium, een plek tussen leven en dood. Ze stapt een zwevende bibliotheek binnen, zonder vloer of muren, gevuld met eindeloze planken vol boeken. Ze ziet er haar bibliothecaris terug met wie ze vroeger een goede band had. Deze vrouw leert haar dat elk boek een ander leven bevat dat Nora had kunnen leiden als ze andere keuzes gemaakt had.  Keuzes vormen inderdaad een belangrijk thema in dit boek. Nora wordt gekweld door spijt over keuzes die ze in haar leven gemaakt heeft. Ze lijdt onder het gevoel dat ze voortdurend de verkeerde beslissingen genomen heeft en is daardoor zo ongelukkig geworden. Ze krijgt de kans om parallelle levens te ontdekken, die ze in een ander universum had kunnen leiden. Meteen moet je als lezer stilstaan bij je eigen leven. Onvermijdelijk vraag je je af of jijzelf in het verleden de juiste keuzes gemaakt hebt. Denk jij dat je zoals Nora kansen gemist hebt?  Misschien had je wel een veel leuker, boeiender leven kunnen hebben. Natuurlijk blijft de vraag of dat in werkelijkheid wel zo zou zijn, want het gras lijkt nu eenmaal altijd groener aan de overkant.  Voor Nora lag een leven als Olympisch zwemkampioen binnen handbereik, of ze had bij haar ex kunnen blijven en samen hun eigen pub kunnen uitbaten, of ze had haar oude droom om gletsjers te onderzoeken kunnen waarmaken. Nora kan van al die levens proeven, en nog van vele andere. Telkens wanneer ze denkt een goed leven te hebben gevonden, moet ze echter op iets anders inleveren. Het perfecte leven is niet haalbaar. Of toch? Zal ze een leven vinden waarin ze weer gelukkig is en niet meer wil sterven? Of dienen er zich dan weer andere problemen aan? Je blijft als lezer geboeid door Nora’s zoektocht. Soms weet je al vanaf het begin dat dit leven niet veel beter is dan dat wat ze wil verlaten. Je wordt, net als zij, met heel wat verrassingen geconfronteerd. En al zijn de details anders, je kan je wonderwel inleven in haar. Het verhaal kent een origineel vertrekpunt en het leest heel vlot omdat het goed en doordacht opgebouwd is. De personages zijn geloofwaardig en het verhaal kent een voorspelbaar, maar zorgvuldig uitgewerkt plot. Doorheen het boek begrijp je ook dat het niet alleen gaat om de alternatieve levens, maar ook om de evolutie die de hoofdpersoon doormaakt en wat haar gelukkig maakt. Dit roept vragen op naar wat geluk betekent, en wat het leven de moeite waard maakt. De auteur Matt Haig, een Brits journalist en schrijver, schreef in 2015 al een ander boek, nl. “Redenen om te blijven leven”. Hierin deelt hij openhartig zijn eigen ervaringen met depressie. Zijn boodschap aan de mensheid is duidelijk: “Het leven is prachtig, ook al gaat het gepaard met een hele hoop shit! Haal àlles uit je leven, want je hebt er maar één!”  "Middernachtbibliotheek" is een feelgood roman, eentje die je niet alleen achterlaat met een goed gevoel maar die je ook doet nadenken. Je wordt erop gewezen dat er altijd nog andere mogelijkheden zijn in het leven als je even niet weet hoe verder te gaan. Al moet ook aangestipt worden dat we ons leven niet volledig in handen hebben:  je wordt op een bepaalde plek en op een bepaald moment in de tijd geboren, en een boel andere factoren bepalen in grote mate hoe je leven zal verlopen. Wellicht is dat iets wat de auteur bewust nalaat te vermelden, want als mens rest er je de vrijheid om bepaalde keuzes te maken in het leven dat je voorgeschoteld krijgt. Ook al zijn die keuzes achteraf gezien misschien niet de juiste. Dan is het de kunst te leren van je fouten, want fouten maken is menselijk en het is precies de manier waarop we met spijt en mislukkingen omgaan die mee ons leven bepaalt. Al met al is de Middernachtbibliotheek een meeslepende en hartverwarmende roman die lekker wegleest en aan mensen die het moeilijk hebben in hun leven de sprankel hoop en troost kan bieden waarnaar ze op zoek zijn.

HildeA
26 1

Een ode aan de wandeling in het bos

Het geluid van zingende vogels, krakende takken en stromend water. Onverharde grond onder je voeten, met verwilderd gras en hier en daar een paardenbloem of een zoemende bij. Ken je het gevoel? De rust zelve, heerlijk toch. Meer heeft ons hoofd niet nodig om bepaalde zorgen te neutraliseren of soms zelfs uit onverwachte hoek antwoorden tevoorschijn te toveren op moeilijke vragen. Menig schrijvers hebben er al over gefilosofeerd, er gebeurt iets magisch wanneer je vastzit tijdens het schrijven en beslist om de laptop dicht te klappen, de pen neer te leggen en de natuur in te trekken. En eigenlijk is dat niet abnormaal. Het is onze oorsprong, we zijn daar ooit ontstaan en we zijn er nog steeds sterk afhankelijk van. Tussen de planten en de dieren ervaren we weer even de puurheid van wie we zijn zonder al onze materiële waarden en struggels die daarbij komen kijken, maar daarvoor moeten we wel met ontzag om ons heen durven kijken. Hier in Vlaanderen is het niet altijd even evident om een plek te vinden waar je in de directe omgeving geen huizen ziet staan en waar de natuur domineert. Misschien werkt een wandeling door de stad ook, maar ik kan er in elk geval niet over meespreken. De zintuigen moeten volgens mij gevoed worden door datgene wat níet door de mens is gemaakt, door wat al eeuwenlang bestaat en bovendien al bestond voordat er sprake was van de mensheid; wat óns gemaakt heeft. Er is geen betere zalf om de vlies van de ziel te ontdoen van barstjes en droge plekjes. Probeer het maar eens, laat alles liggen en trek je wandelschoenen aan. Zoek een plek waar je door de bomen geen huis meer ziet en snuif de geur op van planten en bloemen. Observeer, doe indrukken op, aanschouw de schoonheid. Voordat je het weet ontpopt er zich een oplossing voor een probleem in je verhaal waar je voordien geen oplossing voor had. Het is niet altijd gegarandeerd, soms kom je tot het besef dat je het gewoon rustiger aan moet doen. Maar geloof me, je komt als een ander mens terug thuis.

Ruben Bultinck
102 0

De noodzaak van een nieuw zorghygiënedenkkader, een fenomeen

De noodzaak van een nieuw zorghygiënedenkkader,een fenomeen.                   Yvon Bories “Ze (de fenomenologen) waren op zoek naar een nieuwe manier om de dingen op zich af te laten komen, zonder ze toe te dekken met alles wat we al weten. Het werkelijke moet de kans krijgen zich te ‘tonen’. Wat zich daar (in het bewustzijn) toont en hoe het zich vanuit zichzelf toont, dat noemden de fenomenologen: ‘het fenomeen’.”, Safranski.“Om het aantal zorginfecties te reduceren en de ongecontroleerde verspreiding van MDRO’s een halt toe te roepen, zult ge het besef dat elke mens een eigen microbieel subsysteem, een eigen microbieel stelsel heeft dat integraal deel uit maakt van zijn zijn, eerst moeten inlijven: de noodzaak van een nieuw zorghygiënedenkkader.”, Yvon Bories.‘Als je een menselijke gedaante tegenkomt zonder een eigen microbioom, pas dan op! Die gedaante is zeker geen mens en wellicht een ‘alien’ met kolonisatieneiging.’, Yvon Bories.‘Je kunt niet doelbewust vasthouden aan illusies in dienst van het leven, wanneer je ze eenmaal als illusies hebt doorzien.’, Nietzsche.‘Als kwalitatieve zorg een burgerrecht is, is de zorg voor een nieuw zorghygiënedenkkader onze burgerplicht.’, Yvon Bories. Deel 1: De oproepDeel 2: De aanloop tot een nieuw zorghygiënedenkkaderDe noodzaak, een fenomeen.   Yvon Bories2019     Illustratie: Plaasteren beeld van Yvon Bories, leerling van Edith Ronse, naar een beeltenis van Antinous.© Yvon Bories Abstract: Ons hygiënedenkkader heeft slechts oog voor het eukaryotische gedeelte van de mens. Het erkent het menselijke microbioom niet als een essentieel subsysteem. Het erkent de mens niet als een open samenleving. Maar de werkelijkheid is wat het is of we het nu willen of niet. Er bestaat op aarde geen complex-meercellig organisme zonder een eigen microbieel subsysteem. Alle problemen gerelateerd aan het prokaryotische gedeelte, zoals de zorginfecties en de mondiale verspreiding van zorggerelateerde ‘Multi Drug Resistant Organisms’ (MDRO’s), zijn hierdoor binnen het huidige, gangbare hygiënedenkkader niet oplosbaar. Ons lichaam maakt wel een onderscheid tussen micro-organismen eigen aan de soort en micro-organismen vreemd aan de soort (wij worden bijvoorbeeld nooit immuun voor zorginfecties), nu onze geest nog.     Gezien voor ‘t leven Ecce homoKijk de mensEn ikIk heb de mens gezienNog voor hij door mijn rede stierf Geen één in stukjesDoor rede in lijkwaad gebundeldNeen, ik heb de mens gezienIn een wereld van magieEen samen één In magie getooidIk heb de mens gezienEen feit met een uitroepteken?Een vraagteken?Geen weg terug Geen weg vooruit Ik heb de mens gezienGezien voor ‘t levenDeel 12015Een oproep voor een nieuw zorghygiënedenkkader                 Yvon Bories Illustratie: beeld in klei van Yvon Bories, leerling van Edith Ronse, naar een beeltenis van Homerus. Ter inleiding Yvon Bories (°1956) is verpleegkundige van opleiding. Hij heeft gedurende 24 jaar op een intensieve eenheid gewerkt, was gedurende 5 jaar ombudsman van het Algemeen ziekenhuis (AZ) Waasland en was gedurende 24 jaar actief als ziekenhuishygiënist waarvan de laatste 10 jaren in het AZ Nikolaas. Zijn grootste verdienste tot nu toe was het verhogen van het desinfectieniveau voor bedpanspoelers. Hij was gedurende lange tijd actief als lid van het Provinciaal Interdisciplinair Overleg Ziekenhuishygiëne (PIOZ), het Federaal Platform voor Ziekenhuishygiëne (BAPCOC, Belgian Antibiotic Policy Coordination Committee), de Werkgroep infectiepreventie Nationaal Verbond van Katholieke Vlaamse Verpleegkundigen en Vroedvrouwen -NVKVV (WIN), de Hoge gezondheidsraad (HGR) en sinds 2016 ook als lid van het College van de HGR. Hij gaat op 1 november 2017 op pensioen. Een oproep voor een nieuw zorghygiëne-denkkaderVoorwoord Een nieuwe kijk op de werkelijkheid Elke mens beschouwt zichzelf in zijn wereld en in het ruimere geheel. Wie ben ik en hoe kan ik mijn leven gestalte geven. En zo heeft iedereen een eigen beschouwing, een beschouwing die mee evolueert met je leven. Maar als je op een gegeven moment geconfronteerd wordt met een aantal nieuwe ‘feiten’ die je niet langer in je beschouwing kunt integreren dan moet je je opnieuw proberen te situeren en je opnieuw proberen te oriënteren in die nieuwe werkelijkheid. En dan worden er een hele boel dingen (voorlopig) plots evident. Voor mij, bij voorbeeld, werd het duidelijk waarom de zorg-hygiënische strategieën faalden.  En nog steeds falen. De werkelijkheid bestaat niet uit ‘de mens’ en ‘de wereld’. Als het mensbeeld verandert, als de werkelijkheid een nieuw gezicht krijgt dan beïnvloedt dit niet alleen de hygiënisten. Sinds een vijftiental jaren leef ik met het gevoel dat ziekenhuishygiëne op een verkeerd spoor zit. Nu 45 jaar na het opstarten van de ‘Bronisolaties’ en 25 jaar na het opstarten van de ‘Transmission Based Precautions’ is het procentueel aantal zorginfecties nog steeds niet gedaald. Ik heb lang gedacht dat wij nood hadden aan een nieuwe aanpak, een nieuwe strategie. Een strategie die oog zou hebben en voor de bronisolatie, en voor de transmissievoorzorgen en voor de individuele bescherming van de ontvankelijke gastheer, de patiënt. Een strategie met meer oog voor aantallen, voor kwantitatieve verschillen. Sindsdien ben ik overtuigd dat een ziekenhuiskamer een eenpersoonskamer moet zijn met eigen sanitair… Mijn belangstelling voor aantallen veranderde in een fascinatie toen ik een vijftal jaren geleden mij de grootte van het aantal , dat met ons in perfecte symbiose samenleven, realiseerde. Volgens Richard P. Wenzel per menselijk individu: 1014. Als wij de gigantisch grote afstand van een lichtjaar uitdrukken in kilometers dan bekomen wij: 9,46 x 1012 km en wij herbergen elk 1014 micro-organismen. Volgens dezelfde auteur zou 90% van de cellen die we bij een mens terugvinden bacterieel zijn. Toen besefte ik dat onze commensale microbiota (in de volksmond vaak flora geheten) geen epifenomeen bij het verschijnsel mens kon zijn. De aantallen zijn zo hoog, de verhoudingen kloppen niet meer, … Ik kan deze onthullingen niet langer integreren in mijn klassieke beschouwing. De mens en al het meercellig leven blijken niet te zijn wat zij leken te zijn. Er is geen leven op aarde zonder microbieel subsysteem. Alle leven wordt door zijn microbiota verbonden met de aarde. Zelfs het voorkomen van een tertiaire, granietische korst zou wel eens diagnostisch kunnen zijn voor leven op een rotsplaneet. Hoe kan ik mij van die contingentie rekenschap geven; hoe kan ik het nieuwe beeld plaatsen, in een nieuwe ordening integreren? De mens en zijn microbieel subsysteem. De vraag van Archimedes.Dit stemde mij tot nadenken en plots realiseerde ik mij dat zorginfecties in de regel veroorzaakt worden door micro-organismen die tot onze (menselijke) microbiota horen. Wij zijn onszelf een probleem geworden. Ons traditionele ziekenhuishygiënische denkkader voorziet in het ontstaan van zorginfecties geen plaats voor de commensale microbiota. Het voorkomen en de verspreiding van multi-resistente commensale microbiota is bijgevolg binnen ons conventioneel denkkader niet oplosbaar.Het klassieke mensbeeld(1) toont de mens op aarde, de mens met zijn commensale microbiota als epifenomeen, de mens enerzijds en de natuur anderzijds. Of nog sterker: de mens versus de natuur. Dit beeld draagt nog veel sporen van onze Christelijke beschaving: “Vervolgens besloot God de mens te maken, naar zijn evenbeeld, om heerschappij te voeren over alle schepselen.”. Het tweede deel van dit zinnetje is nog steeds bijzonder actueel: de mens als heerser. Maar wat als ik nu eens, zoals Copernicus(2), het beeld zou omdraaien? Van de mens met zijn commensale microbiota als epifenomeen, naar een wereld van eencelligen met de mens als epifenomeen. Dit nieuwe beeld ligt in elk geval meer in de lijn van de natuurlijke evolutie van de Aarde. De Aarde bestaat al 4,5 miljard jaar; micro-organismen bevolken de Aarde reeds meer dan 3,8 miljard jaar; zij vormen nog steeds de grootste biomassa op Aarde en er bestaat geen meercellig leven zonder eigen commensale microbiota. De voorlopers van onze soort, de Cro-magnonmens, verscheen pas 40 duizend jaar geleden en de Aarde heeft vermoedelijk nog een levensverwachting van 4 - 4,5 miljard jaar. Met andere woorden: in de geschiedenis van de Aarde zal de mensheid niet veel voorstellen.Het klassieke beeld (A) ziet de mens als een paddenstoel op een bedje van bladgrond, mos en gras. ‘De mens op Aarde’. Aan de andere kant zie ik ook de mens als een paddenstoel (B). Maar hier vormt de paddenstoel het vruchtlichaam van de schimmel of zwam (wat is). Paddenstoelen vormen maar een klein deel van de schimmel; het grootste deel bevindt zich onder de grond in de vorm van schimmeldraden. Vergelijk dit met een beeld van de mens, door microbiota innig en immanent verbonden met de Aarde. De aanhangers van het klassieke beeld A erkennen en houden rekening met het bestaan van commensale microbiota; zij erkennen het bestaan van endogene infecties. Goede hygiënemaatregelen, de standaardvoorzorgen, moeten de verspreiding van deze micro-organismen onder controle houden. De handhygiëne is de belangrijkste standaardvoorzorg en kent twee hoekstenen, technieken, oftewel twee standaard methoden: de handontsmetting en de handwassing met water en zeep. Beide technieken zijn gericht op de afdoding of verwijdering van een transiënte microbiota. Hun invloed op de commensale microbiota is echter minimaal (1 log-reductie1) bij handontsmetting) tot nihil (bij handwassing). Bij het voorkomen van multi-resistente (MR) commensale microbiota worden in het traditionele zorghygiëne-denkkader, extra voorzorgen genomen: gekende dragers, gekoloniseerden en geïnfecteerden worden geïsoleerd, eventueel gecohorteerd (verzorgd met gescheiden behuizing, materiaal en zorgpersoneel). Zorginfecties worden in de regel veroorzaakt door micro-organismen die tot de menselijke commensale microbiota behoren en een groot aantal zijn te voorkomen. Maar als de preventie van zorginfecties faalt, dan is dit te wijten aan een tekort van middelen (centen, mensen): een maatschappelijk probleem.Van de andere kant beschouwd, volgens een tweede visie(2), is de verspreiding van commensale microbiota enorm. Ook hier erkennen sommigen een tekort aan middelen, ziet men het falen van de verspreidingspreventie als een maatschappelijk probleem. Maar hier is het falen niet te wijten aan een uitwendige oorzaak, zoals een tekort aan middelen. Hier is het falen van de preventie immanent. Terwijl in volgens de eerste visie (A) de microbiota een beperkte rol spelen (leer van infectieziekten, epidemiologie, …), spelen ze in de tweede visie (B) een fundamentele rol in alle leven. Volgens deze laatste benadering moeten we leren omgaan met een nieuwe realiteit: we leven in een wereld van eencelligen. Hoe dienen we om te gaan met onze commensale microbiota? En wat met onze MR commensale microbiota? Eens een verspreiding van MR commensalen vaak voorkomend of endemisch is, heeft het immers geen zin meer om de dragers, de gekoloniseerden en de geïnfecteerden van deze MR commensalen te isoleren, te cohorteren. Wij hebben derhalve nood aan een nieuw denkkader om onze hygiënische problemen op te lossen. Beide beelden (A en B) belichten een existentieel facet van de mens. De mens ervaart in mindere of meerdere mate een vorm van vrijheid en autonomie(1). - De mens is ook meer dan de: ‘you are your 100 trillion friends’ van prof. Jeroen Raes. Maar als wij beide concepten synthetiseren op een hoger niveau dan zal het nieuwe mensbeeld de werkelijkheid beter benaderen en zullen de emergente eigenschappen van de ‘nieuwe mens’ duidelijker worden.Mijn probleem volgt uit een reflectie op de ziekenhuishygiëne en is in die zin misschien eerder een filosofisch probleem. Deelnemen in werkgroepen die richtlijnen en aanbevelingen  uitwerken, veronderstelt een opgaan en meegaan in die activiteit. Maar als je afstand neemt van die activiteit door ze op één of andere wijze in vraag te stellen, dan ben je een spelbreker. Filosofie is eigenlijk weinig anders dan een spel maken van het spelbreker zijn. Maar het toont ons wel dat vele dingen die wij als vanzelfsprekend beschouwen, allerminst vanzelfsprekend zijn. Een filosofische reflectie kan ons van een zekere naïviteit verlossen, een naïviteit die niet altijd onschadelijk is (A. De Block). Omdat die naïviteit, volgens mij, schadelijk is, wil ik echt graag mijn oproep bekend maken.Ik heb mijn ‘visiefragmenten’ verwoord in columns. Deze bevatten heel wat overlappingen zodat ze ook apart te lezen zijn. Samen geven ze wel een beeld van mijn visie. Mijn visie, mijn kijk, niet mijn oplossing. Het is een oproep voor een nieuw ‘zorghygiëne-denkkader’.Windei hetzij volwaardig ei, het is nu tijd om mijn ei te leggen. Wees mild voor mij, vroeger hadden de Grieken mythen, Goden en Cyclopen om verschijnselen die ze niet begrepen zoals de muur rondom de burcht van Mycene, die Perseus in1350 voor Christus liet bouwen, te verklaren. Ik daarentegen… Van ‘Je suis’ naar ‘Nous sommes’ naar ‘Qui sommes-nous?’ Reeds in 1644 verscheen in ‘Principia philosophiae’ de beroemde stelling van René Descartes: “Ego cogito, ergo sum” of “Je pense, donc je suis”. Als ik de media volg dan krijg ik de indruk dat het ‘Je suis’ de laatste jaren nog nooit zo populair is geweest. Jan Modaal ziet zichzelf graag als een autonoom en zeer complex organisme, als een individu met de ongelooflijke gave het leven te kunnen controleren.  Louis Pasteur ontwikkelde de theorie dat de oorzaak van veel ziekten een minuscuul levend wezen was, een micro-organisme. Ik associeer ‘Louis Pasteur’ met ‘lang geleden’ en Einsteins ‘speciale relativiteitstheorie’ als ‘hedendaags’. En dat is hoogst eigenaardig. De speciale relativiteitstheorie dateert van 1905. De theorie van Pasteur is slechts een paar decennia ouder. De ‘moderne wetenschappen’ in de negentiende en twintigste eeuw werden bepaald door het reductionisme van René Descartes (1596 – 1650). Dit reductionisme is gebaseerd op een analytische aanpak waarbij alles herleid wordt tot zijn samenstellende delen, die afzonderlijk bestudeerd worden. Alles wordt teruggebracht tot elementaire bouwstenen en universele natuurwetten. Ook de microbiologie is het reductionisme van Descartes nog niet ontgroeid. Sinds Pasteur werden de micro-organismen intensief bestudeerd, hopen kennis werden vergaard en er is nog zoveel te bestuderen. Maar zien we door de bomen het bos nog wel? De holistische aanpak van het systeemdenken, die zijn opgang maakte in de tweede helft van de twintigste eeuw, vraagt echter de onderdelen te zien als een deel van een groter geheel, de wisselwerking tussen de onderdelen van het systeem en vooral de interne dynamiek binnen het systeem te bestuderen. Enkele voorbeelden van goed gekende systemen: een eilandfauna, een gemeenschap, de aarde, de mens, een organisme, … Stemt de perceptie van Jan Modaal overeen met de reële aard van het existentiële? Hannah Arendt2 denkt van niet. Zij is veel bescheidener en stelt dat de Aarde het wezen zelf is van de menselijke conditie terwijl wij mensen, aan de Aarde gebonden wezens, ons gaan gedragen alsof wij bewoners van het heelal zijn.De eencelligen, die onze planeet reeds 3.800.000.000 jaar bevolken, vormen de meest succesvolle levensvormen op Aarde en maken het grootste deel uit van de biomassa op Aarde. Stel dat Richard P. Wenzel3 gelijk heeft en dat derhalve een mens 1013 cellen telt, én 1014 micro-organismen (MO) herbergt, én dat deze MO zich gemiddeld om de 20 minuten zouden verdubbelen dan:    • zou de productie van MO per mens en per dag = 1014 x 272 = 1014 x 4,72 x 1021 = 4,72 x 1035     • zou de verspreiding van MO per mens en per dag = 1014 x (272 – 1) = 4,72 x 1035 = 472 quintiljard  Als wij ons de grootte van deze aantallen realiseren dan verandert onze perceptie van de mens. Wij mensen leven samen, ‘Nous sommes’, wij baden in een zee van commensalen. Het is zoals Manuel Sintubin4 stelt: “De wereld is immers aan de eencelligen, en dat was zo in het verleden, zo is het nu, en zo zal het zijn in de toekomst.” Slechts een klein deel van deze commensalen zijn van ’autochtone’ oorsprong, het gros is van ‘allochtone’ origine. Het voorkomen van nosocomiale infecties (zorginfecties) vormde tot nu toe de kerntaak van de ziekenhuishygiëne (mogelijks herdoopt tot ‘infectiepreventie’). Na vier decennia ziekenhuishygiëne zijn we er echter nog niet in geslaagd het aantal nosocomiale infecties (NI) te reduceren. En thans manifesteert zich reeds een nieuw ziekenhuishygiënisch probleem, een ’nieuw’ fenomeen: de verspreiding van multiresistente darmcommensalen (zoals de CPE5 en de VRE6). Niet alleen het voorkomen en de verspreiding van nosocomiale pathogenen wordt als problematisch ervaren, ook het voorkomen en de verspreiding van multiresistente commensalen wordt als problematisch ervaren. Dit fenomeen, deze ‘nieuwe’ werkelijkheid, is een maatschappelijk probleem met een grote impact op de zorginstellingen. Een nieuwe visie, een nieuwe aanpak, dringt zich op. De klassieke infectiepreventie is niet gelijk aan de verspreidingspreventie van commensale microbiota (flora).Daarbij komt dat MO geïsoleerd in zorginfecties (nosocomiale infectie; NI) in de regel tot onze commensale bacteriën horen.We moeten kieskeuriger worden. We moeten niet met Jan en alleman onze commensale microbiota delen. Reserveer dit voor de intimi, voor zij waar wij dicht mee samenleven.  Wist u dat het DNA van de mens en de chimpansee amper 2% verschilt terwijl het DNA van de chimpansee en de gorilla 3% verschilt. Genetisch gezien is de chimpansee nauwer verwant met de mens dan met de gorilla. Van alle soorten die ooit geëvolueerd zijn in de aardse geschiedenis (we zijn wellicht halfweg deze geschiedenis), is 99% al uitgestorven. Herleidt dit het ‘meercellig leven’ niet tot een epifenomeen? Het besef dat er geen meercellig leven is zonder eencelligen en dat 90% van de cellen die de mens herbergt bacterieel zijn en dat wij in een wereld van eencelligen leven, vergruizeld ons zelfbeeld van de mens volkomen. Vanop afstand bekeken vormt de commensale microbiota geen epifenomeen, gehuisvest in het menselijk lichaam. Zij vormt een essentieel subsysteem bij alle meercelligen. Van de mens als individu naar de mens als samenleving, naar de mens als ‘epifenomeen’ in een wereld van eencelligen. Vanop afstand bekeken neemt de vraag de plaats van de stelling in: van ‘Je suis’ naar ’Qui sommes nous?’.   Frikandon met kriekjes op grootmoeders wijzeAls er eenmaal tastbaar bewijs is voor het bestaan van iets, ongeacht hoe indirect, is de discussie gesloten (Isaac Newton7). De commensale microbiota vormt een essentieel en volwaardig subsysteem bij alle meercelligen, ook bij de mens. De mens is een complex systeem, telt maar liefst 1013 eukaryotische cellen en herbergt daarenboven een 10x hoger aantal micro-organismen (MO) (Wenzel8). Op een goede voedingsbodem, zo neemt men aan, delen (of verdubbelen) de bacteriën zich om de 20 minuten. Met andere woorden, indien deze propositie waar is, produceert en verspreidt de mens elke 20 minuten 1014 MO. Een eenvoudige rekenoefening leert ons dat dit overeenkomt met een productie en een verspreiding per mens en per dag van 472 quintiljard (1033) MO. Elk levend organisme is een zelfregulerend, open systeem uit thermodynamisch evenwicht. Iedere levensvorm is een soort doorgeefluik waar energie met lage entropie in wordt gestopt en waar energie met hoge entropie (warmte) uitkomt. Omwille van het behoud van energie (eerste wet van de thermodynamica) zal elke verandering in de interne energie aanleiding geven tot warmte uitwisseling met de omgeving. Is het dan niet hartverwarmend te weten dat er dagelijks 472 quintiljard (1033) MO in de weer zijn om ons gedurende 20 minuten een warm gevoel te geven. En we ontvangen nog meer warmte want volgens de tweede hoofdwet van de thermodynamica gaat het vormen van orde (zoals de celdeling, opbouw …) over het algemeen gepaard met een ruimschoots compenserende productie van chaos (warmte). Onze flora beschermt ons niet alleen, ze helpt mee ons te verwarmen. Leven, stofwisseling, produceert warmte. En er is een hele biosfeer op Aarde. De Verenigde Naties schat de mondiale populatie op 31 oktober 2011 op 7 miljard. Reken daarbij nog de dieren, de planten, de schimmels, de MO … En vergeet niet dat de bacteriën het grootste deel uitmaken van de biomassa op Aarde. De hele biosfeer is een open subsysteem van de Aarde. Er is dus uitwisseling van en materie, en energie. Een zwarte straler is een object dat alle inkomende elektromagnetische stralen absorbeert en vervolgens terug uitstraalt. Het spectrum van de elektromagnetische straling die een zwarte straler weer uitzendt, is enkel afhankelijk van de temperatuur van het object. Zo benadert de Aarde een zwarte straler met een temperatuur van 255 Kelvin ( -18°C) (Sintubin9). De gemiddelde globale temperatuur op Aarde bedraagt maar liefst 15°C, dat is meer dan 30°C meer. Opwarming van de Aarde ….Als ik dit even beschouw dan welt in mij het beeld op van de frikandon met kriekjes op grootmoeders wijze. De frikandon is dan de aarde, de krieken zijn wij, en het gebonden kriekensap de MO. Stelt U zich voor: een dikke snee frikandon, daar bovenop de warme krieken badend in het gebonden sap. Fantaseer daar wat brood en een glas wijn bij en Jeroen Meus zou zeggen: “ Perfect, meer moet dat niet zijn.” Maar vergeet niet: er is altijd meer saus dan krieken.  De schaakleerling Naar verluidt vond een wijze uit India ongeveer 1500 jaar geleden het schaakspel uit. Hij leerde de koning het spel. Deze was zo enthousiast over het spel dat hij besloot dat het als voorbeeld voor het hele volk moest dienen: het schaakspel had hem geleerd dat de boeren (pionnen) en de adel (de stukken) als een eenheid moesten samenwerken. De schaakleerling leert al vlug dat als hij een schaakpartij tegen een waardig tegenstander wilt winnen hij niet alleen een goede aanval moet opbouwen, een goede verdediging is even essentieel. Een paar decennia geleden leerde ik dat we van een infectieziekte konden spreken als de interacties tussen de (aanvallende) micro-organismen (MO) en de gastheer resulteerden in klinisch waarneembare verschijnselen. En ook, vergelijk met de landing in Normandië of met de verovering van het Westen, dat een bacteriële infectieziekte start met het settelen van de kolonisten. De kolonisatie is de eerste stap in de ontwikkeling van een bacteriële infectie. Bijgevolg is de eerste veldslag die de kolonisten dienen te winnen gericht tegen de residente, commensale microbiota, de eerste verdedigingslinie. Wilt de gastheer geen onnodige risico’s nemen en ook winnen en is het gebruik van antibiotica (AB) geïndiceerd, dan zal niet alleen de serumspiegel voldoende hoog moeten zijn, ook de verstoring van zijn commensaal ecosysteem, de collateral damage, zal zo minimaal mogelijk moeten zijn.In 2000 verscheen in de ‘International journal of Antimicrobial Agents (16 (2000) 191 – 197)’ de review: “Development and persistence of multi-resistance to antibiotics in bacteria; an analysis and a new approach to this urgent problem”. Hierin legt Dirk van der Waaij het begrip ‘colonisation resistance’ (CR) uit. CR is een natuurlijk adaptatieverschijnsel bij MO. Het zorgt ervoor dat de lokaal beschikbare nutriënten beschikbaar blijven voor de eigen soort en niet met anderen, vreemden, gedeeld moeten worden. Volgens de auteur is de belangrijkste reden voor een daling van CR in de darm de aanwezigheid van metabool actieve AB ter plaatse. Dus doordat de antibiotica (AB) de darm bereikt, daalt de kolonisatieresistentie (collateral damage). Hierdoor kan het aantal AB-resistente opportunistische MO in de darm toenemen. We zouden de kolonisaties en de verspreiding van resistente stammen kunnen milderen door de CR op peil te houden door middel van inactivatie van AB in de darm (de CR theorie). Dit is een mooie analyse van het deelsysteem ‘ecosysteem intestinale microbiota’. Hieruit blijkt de complexiteit en de schoonheid van deze microflora. Maar dit gedrag wordt beschouwd als een ‘simpele’ keten van oorzaak-gevolg-relaties die gegenereerd worden door / bij de MO. Het subsysteem ‘darmweefsel’ komt hier niet aan te pas, enkel het subsysteem ‘commensale flora’ wordt beschouwd als actief, adaptief en controlerend. Als onze commensale microbiota een subsysteem zou vormen, wat is, dan leidt het gebruik van AB niet alleen tot de ontwikkeling van multiresistente commensalen maar speelt het ook een determinerende rol in de kolonisatie van multiresistente commensalen (door negatieve terugkoppeling tot herstel van de homeostase, evenwicht in het ecosysteem – als antwoord op de aanval op de commensale microbiota, in een poging om de commensale microbiota op peil te houden door de kolonisatie van de commensalen te bevorderen en de enige commensalen die in aanwezigheid van AB het milieu gunstig vinden, zijn resistente commensalen). De negatieve terugkoppeling is een essentieel kenmerk van elk zelfregulerend, open systeem uit thermodynamisch evenwicht, van elk levend organisme. Met andere woorden het bestaan van een ‘colonisation resistance’ (Dirk van der Waaij) impliceert het bestaan van een ‘colonisation stimulation’ (Yvo). Samengevat, als metabool actieve AB de darm bereikt dan daalt het aantal gevoelige commensalen, dan faciliteert dit de kolonisatie (en de verspreiding) van opportunistische MO in ’t algemeen en van resistente MO in het bijzonder en doordat de kolonisatie gefaciliteerd wordt, neemt ook het risico op infectieuze schade toe. In de veterinaire geneeskunde vindt men tal van publicaties terug die deze stellingen bevestigen. De ‘moderne medische wetenschappen’, zowel de humane- als de veterinaire medische wetenschappen, worden bepaald door het reductionisme van René Descartes (1596 – 1650). Dit reductionisme is gebaseerd op een analytische aanpak waarbij alles herleid wordt tot zijn samenstellende delen, die afzonderlijk bestudeerd worden. Alles wordt teruggebracht tot elementaire bouwstenen en universele natuurwetten, wetmatigheden. Als alle onderzoeksresultaten in de veterinaire geneeskunde uitgevoerd bij tal van diverse diersoorten, waarbij men de impact van dezelfde AB op dezelfde MO onderzoekt, dezelfde wetmatigheden aantonen dan zijn die wetmatigheden (gereduceerd tot op het niveau van de MO), zolang ze niet gefalsifieerd worden, algemeen geldend. Zonder Einsteins quote: “Not everything that counts can be counted, and not everything that can be counted counts”, in twijfel te trekken, vind ik dat ‘aantallen’ soms heel verhelderend kunnen werken. Op 28 april 1979 verscheen in de Lancet een artikel van M.R.B. Keighley met de titel: “Comparison between systemic and oral antimicrobial prophylaxis in colorectal surgery”. In deze gerandomiseerde studie kregen 93 patiënten preoperatief metronidazole en kanamycin oraal (O) of parenteraal (P) toegediend. Metronidazole wordt peroraal zeer goed geabsorbeerd en is actief tegen strikt anaërobe kiemen. Kanamycin wordt peroraal niet geabsorbeerd en is actief tegen aërobe Gram-negatieve MO, tegen stafylokokken en tegen bepaalde mycobacteriën, maar niet tegen de meeste Gram-positieve MO en tegen anaëroben. Nu volgen enkele getallen:# Escherichia (E.) coli voor AB: 5x107, na parenterale toediening: 9x106 en na perorale toediening: 8x102. De toediening van kanamycin parenteraal leidt tot een 1 decimale logreductie, peroraal (niet resorbeerbaar) tot een 5 decimale logreductie.# Bacteroides sp. voor AB: 3x107, na parenterale toediening: 7x107 en na perorale toediening: 5x10. De toediening van metronidazole parenteraal leidt tot geen reductie, peroraal (goed resorbeerbaar) tot een 6 decimale logreductie.Bij de promotie van de sequentiële therapie (switch van P naar O) houdt men rekening met de farmakinetiek van de AB. Men gaat ervan uit dat indien de perorale absorptie groter is dan 90% de serumconcentraties vergelijkbaar zijn met deze na parenterale toediening en dat de verstoring van de darmmicrobiota (flora) beperkt is. De cijfers hierboven tonen aan dat deze propositie vals is.In dezelfde studie worden ook de gevolgen van de ‘collateral damage’ aangetoond: de postoperatieve complicaties.Sepsis kwam bij 36% van de ‘O’ patiënten voor en bij (slechts) 6,5% van de ‘P’ patiënten voor.Klinisch waarneembare dehiscentie van de anastomose kwam bij 6% van de ‘O’ patiënten voor en bij (slechts) 2% van de ‘P’ patiënten voor. Postoperatieve diarree kwam bij 57% van de ‘O’ patiënten voor en bij (slechts) 33% van de ‘P’ patiënten voor. Zorginfecties worden bij een ontvankelijke patiënt in de regel veroorzaakt door MO die tot de menselijke commensale microbiota horen, al of niet afkomstig van zijn eigen microbieel subsysteem en ontstaan (niet zozeer als gevolg van hun pathogeen vermogen maar) na een aberrante kolonisatie ten gevolge van een overdracht, via de handen (van een zorgverlener) of rechtstreeks via de zorgomgeving. In de preventie van zorginfecties moet men zich niet richten op de onderdrukking van de normale bacteriën, men moet de verplaatsing naar niet-commensale sites voorkomen. We moeten de hygiëne in de zorgverlening opwaarderen. De toediening van AB in de preventie van zorginfectie leidt steeds tot een ‘collateral damage’ van ons microbieel subsysteem en verhoogt de kans op de ontwikkeling van multiresistente commensale microbiota. Daarom is een AB profylaxe alleen te verantwoorden als er evidentie bestaat dat deze profylaxe wel degelijk leidt tot een reductie van het aantal zorginfecties. Het toedienen van AB voor een asymptomatische kolonisatie is even onethisch als het bombarderen van burgerdoelwitten om eventuele terroristische haarden te elimineren. De medische wereld heeft geen nood aan ‘Gargamel’s of ‘Eichmann’en, wel aan ‘Kasparov’s.   Alleen de doden hebben het einde van de oorlog gezien (Plato 472 -347 v. Chr.)De titel klinkt wijs maar is heel triest. Zeker voor de ziekenhuishygiënist die er de analogie met de zorginfecties in ziet: “Alleen de doden hebben het einde van de zorginfecties gezien”.Stel dat de Nobelprijswinnaar Literatuur Albert Camus, Frans filosoof 1913 – 1960, een ziekenhuishygiënist was geweest dan had hij het volgende geschreven: “Er is slechts één fundamenteel ziekenhuishygiënisch probleem en dat is de decontaminatie, het reinigen/het reinigen en desinfecteren, van de omgeving van de patiënt, de omgeving in de meest ruime betekenis van het woord. Of er nu 3 transmissiewegen zijn, of 4 determinanten voor kolonisatie/infectie zijn, is van later zorg.” Hij zou uitgelegd hebben dat dergelijke vragen deel uit maakten van het spel dat door de hygiënisten gespeeld werd, maar daaraan moest pas aandacht worden besteed nadat het enige ware probleem was afgehandeld: de decontaminatie van de patiëntenomgeving. Albert Camus was geen ziekenhuishygiënist en hij heeft dit niet geschreven. (Neemt niet weg dat de hierboven geschreven implicatie volgens de logica waar is. Uit een valse propositie volgt immers alles.) In de laatste decennia beschreven veel rapporten de rol van de omgeving in de transmissie van Multi Drug Resistant Organisms (MDRO’s). Als de commensale microbiota zich om de twintig minuten deelt dan wisselt de mens in dezelfde tijdspanne gemiddeld 1014 micro-organismen (MO) uit met zijn omgeving. Dat is een ongelooflijk groot aantal. Hygiëne beoogt deze uitwisseling te controleren, in goede banen te leiden. De MDRO-gekoloniseerde of geïnfecteerde patiënt wisselt deze micro-organismen ook uit met zijn omgeving, vaak ongecontroleerd. De patiënt is vaak erg zorgbehoevend, zorgafhankelijk. Hierdoor is zijn omgeving steeds zwaar microbieel gecontamineerd. Deze MO overleven lang genoeg in de omgeving om door de handen van mensen die in contact kwamen met de patiëntenomgeving verspreid te worden. De patiënt is ook vaak ontvankelijk. Zijn ‘portes d’ entrées’ staan vaak open. Zijn ecosysteem is vaak verstoord en MDRO’s zijn vaak aanwezig.  Reiniging en desinfectie leiden tot een reductie van het uitgangskiemgetal, nooit tot een eliminatie van alle kiemen. Reiniging is de standaard voor de decontaminatie van de patiëntomgeving. Dat was zo, dat is nog steeds zo en dat zal waarschijnlijk altijd zo blijven. Maar het voorkomen van symptoomloze-MDRO-verspreiders in ziekenhuizen (ZH) en woonzorgcentra (WZC) maakt dat voor bepaalde omgevingen, zoals de kritische oppervlakken (highly touch/highly contaminated), de ‘high risk’ zones (sanitaire ruimten, de utility, …) en de isolatiekamers, de standaard niet langer volstaat en dat er nood is aan een bijkomende decontaminatietechniek: de intermediaire desinfectie (Ao 600). Een intermediaire desinfectie leidt tot een irreversibele inactivatie van de metabool-actieve bacteriën. Een desinfectie wordt steeds voorafgegaan door een reiniging. “Reiniging vooraf is noodzakelijk omdat desinfectantia door organisch materiaal, zoals bloed (eiwitten), gedeeltelijk onwerkzaam worden gemaakt. Is desinfectie noodzakelijk, dan moet men beseffen dat een desinfectans sneller en beter werkt naarmate het te desinfecteren oppervlak schoner is.” De patiëntenomgeving fungeert als een reservoir voor verspreiding, de handen als transportmiddel. Studies toonden aan dat de prevalentie van gecontamineerde handen van zorgverstrekkers sterk gecorreleerd is met de intensiteit van de omgevingscontaminatie. Anderzijds bestaat er geen lineair verband tussen de compliantie voor handhygiëne en de prevalentie van zorginfecties tenzij de compliantie voor handhygiëne 0 of 100% bedraagt. Voor alle andere compliantiewaarden bestaat er geen lineair verband. De patiënt voedt het reservoir en zorgende handen zijn alom tegenwoordig ineen ZH.Waarom duurt de burgeroorlog in Syrië nu al 5 jaar? We vullen hun reserves aan. We noemen dit steun verlenen. En wij scanderen het uit: ‘Stop de oorlog’. Het einde van de oorlog begint echter met de ontmanteling van de reservoirs. De preventie van zorginfecties begint met het saneren, het decontamineren van de patiëntenomgeving. En wij scanderen: ’Handhygiëne, Handhygiëne’. En de geneesheren roepen het luids. Handhygiëne, ik zeg volmondig: ‘Ja’, maar zolang wij niet eerst bereid zijn om te investeren in adequate reiniging en desinfectie van een hiervoor geschikte patiënteninfrastructuur zullen alleen de doden het einde van de zorginfecties zien. De dodentocht van Bornem, de quantummechanica en het alHoewel volgens de speciale relativiteitstheorie de werkelijkheid verleden, heden en toekomst gelijkelijk omvat, met andere woorden dat de tijd niet ‘stroomt’, ervaar ik of besef ik intuïtief het tegenovergestelde. Voor mij stroomt de tijd heel snel. In die zin ontving ik lang geleden een artikel van Blanc DS; Lugeon C; Wenger A; Siegrist HH; en Francioli P dat verscheen in Journal of Clininical Microbiology (1994 Oct;32(10):2505-9) met de titel: ‘Quantitative antibiogram typing using inhibition zone diameters compared with ribotyping for epidemiological typing of methicillin-resistant Staphylococcus aureus.’ De auteurs stelden: “ … both methods were able to discriminate epidemiological clusters, with only a few discrepancies. In conclusion, quantitative antibiogramtyping, although not necessarily based on genomic markers, is a simple method which enables a reliable workup of methicillin-resistant S. aureus (MRSA) epidemic when sophisticated molecular typing methods are not available.” In de veronderstelling dat de hierboven gestelde propositie waar was, concipieerde ik een eenvoudig software programma dat mij real time in staat stelde om de 22 gevoeligheidstesten respectievelijk, door Vitek II gemeten, titers (twee-aan-twee) met elkaar te vergelijken, hun verschillen door codering te kwantificeren en de bekomen reekssommen in een matrix weer te geven. Hierdoor achtte ik mij in staat om real time de waarschijnlijkheid van de (nosocomiale) transmissie(weg) te evalueren. Op een gegeven ogenblik werd de Vitek II vervangen door de Sirscan 2000. Ik ontwikkelde een nieuw programma en onderzocht 318 antibiogrammen. Vervolgens werd het programma viermaal herwerkt.  De conclusie wijzigde niet: geen van de kwantitatieve antibiogramtyperingen bleek in staat te zijn om de bekomen clusters (van ‘identieke’ MRSA species, klonen) op een voldoende wijze van elkaar te discrimineren of om voldoende coherente clusters te vormen om relevante data te bekomen. Een betrouwbare, kwantitatieve antibiogramtypering van methicillin-resistant Staphylococcus aureus species bleek niet verenigbaar met de elementaire principes van de Newtoniaanse fysica. Een kwantitatieve antibiogramtypering die gebruik maakt van de metingen van de respectieve groei-inhibitiezones steunt op de propositie dat de grootte van de inhibitiezone genetisch bepaald wordt en dat derhalve klonen gelijke, overeenkomende inhibitiezones vertonen. Eén van de elementaire principes van de Newtoniaanse fysica stelt dat indien men eenzelfde werkelijkheid exact en op dezelfde wijze 1000 maal zou meten, men duizend maal hetzelfde resultaat zou bekomen. Klonen zouden telkens dezelfde grootte van inhibitiezones vertonen. Mocht dit zo zijn dan zou een kwantitatieve antibiogramtypering een eenvoudige tool zijn om MRSA-clusters van elkaar te discrimineren en om de waarschijnlijkheid van een kruisbesmetting te bepalen.  Mijn pogingen om MRSA-species te typeren hadden niet tot doel na te gaan of hoger vermelde propositie al dan niet waar was. Ik ging ervan uit dat ze waar was. Ik had enkel de bedoeling om mijn MRSA surveillance te verbeteren. Het klonk logisch. Een dergelijke redenering komt door een conventionele manier van denken. We zijn het reductionisme van Descartes nog niet ontgroeid. We herleiden grote- en heel kleine dingen tot elementaire bouwstenen en natuurwetten. Dit leidt tot vereenvoudiging, tot een vertekening van de werkelijkheid. Het conventionele denkkader is armoedig. Ik geef u nog een voorbeeld. Stel: een Staphylococcus aureus (SA), een kleine bolvormige bacterie met een diameter van 1 micron (μm), deelt zich, in goede omstandigheden, om de 20 minuten. De omstandigheden zijn gunstig. We starten met 1 SA. Na 20 minuten hebben we 2 SA, na 1u 23, na 24u 272 en na 48u 2144SA. Maar 2144 (2^144) is een behoorlijk groot getal. 2^144 = 22 300 745 198 530 623 141 535 718 272 648 361 505 980 416 = 22,3… x 10^42 of in woorden 22 septiljoen 300 sextiljard… Als we die 2^144 bolvormige SA optimaal zouden stapelen tot 1 bolvormige kolonie wat zou die diameter van deze kolonie dan zijn? De berekening vindt U terug in de bijlage. Het antwoord op die vraag is (afgerond) 311 192 km (of ongeveer 1 lichtseconde). Om te vergelijken de diameter van de aarde bedraagt 12 756 km, een kolonie SA op een Petri schaaltje na 48u enkele millimeter. Onze conventionele manier van denken simplificeert het uitermate complexe leven zodanig dat meten niet langer gelijk is aan weten.  Voor ons is de mens een onbegrijpelijk complex systeem. Zo’n 90% van de cellen die we bij een mens aantreffen zijn bacterieel. De mens vormt een samengesteld leven op verschillende niveaus te bekijken, met verschillende ruimte- en tijdschalen, verschillende wetmatigheden en elementaire bouwstenen. Elk beeld, hoe verschillend ook, is volgens Einstein even waardig en even waar. Op grote schaal beantwoordt de mens aan het klassieke mensbeeld: de mens als het meest complexe organisme op aarde, de mens als individu. Maar wanneer we de mens ‘kleinschalerig’ bekijken dan stellen we vast dat zijn commensale microbiota een fundamenteel subsysteem vormt en geen bijkomend epifenomeen van onafhankelijke micro-organismen (MO) en dat zijn verbondenheid met de aarde allesomvattend is. Onze commensale microbiota bestaat niet uit een massaal aantal onafhankelijke MO. Onze commensale microbiota is een verenigde samenleving van verschillende samenlevingen met complexe communicatiesystemen. Een min of meer gekend voorbeeld is de quorum sensing. Quorum sensing is een mechanisme waarbij meerdere bacteriën hun gen expressie kunnen afstemmen op de populatiedichtheid aan de hand van signaalmoleculen. Een mens, een bacterie, elk levend organisme vormt een zelfregulerend, open systeem. Een systeem is een geïntegreerd geheel dat bestaat uit een aantal onderdelen die met elkaar in wisselwerking treden en /of van elkaar afhankelijk zijn. In een open systeem is er een uitwisseling van materie en energie met de omgeving. Deze uitwisseling veroorzaakt wisselwerkingen tussen de systeemonderdelen. Een systeem uit thermodynamisch evenwicht tracht de toename in entropie tegen te werken. Een zelfregulerend systeem zal de fluctuatie in entropie maximaal trachten te minimaliseren. Dit vormt de basis van de terugkoppelingsmechanismen. Omwille van het behoud van energie (eerste wet van de thermodynamica) zal elke verandering in interne energie aanleiding geven tot warmte-uitwisseling met de omgeving of tot ‘arbeid’; in een opensysteem ook tot materie-uitwisseling met de omgeving. Dit geldt zowel voor het gehele systeem als voor de subsystemen. Elk subsysteem kan op zich een open systeem vormen enzovoort, enzovoort. Dit verklaart de innige verbondenheid van het leven met de aarde. De aarde van nu, niet de aarde van toen of de aarde van later, is het wezen zelf van de menselijke conditie. Met betrekking tot de tijdschalen kunnen we stellen dat door de snelle celdeling van de MO de kleine verschillen tussen de quantumfluctuaties in chemische processen op menselijke tijdschalen kunnen leiden tot aanzienlijke wijzigingen. Het verschil tussen de gemiddelde geboortedatum van individuen van een generatie en die van de volgende generatie is in onze streken ongeveer 35 jaar. Bij bacteriën duurt een generatie theoretisch 20 minuten. Op 48u kunnen theoretisch 144 generaties tot ontwikkeling komen. 144 menselijke generaties geleden, ook al neem je aan dat de mens vroeger veel vlugger kindjes kreeg, kom je al vlug uit in een tijdperk voor de Gouden eeuw van Perikles. Het klassieke Newtoniaanse wereldbeeld was heel bevredigend. Het beschreef de natuurverschijnselen met verbluffende nauwkeurigheid en de details van de beschrijving sloten nauw aan bij de ervaring. Maar met zijn twee relativiteitstheorieën toonde Einstein aan dat Newtons beschrijving van de werkelijkheid, gebaseerd op de opvatting dat ruimte en tijd absolute en onveranderlijke entiteiten waren die het heelal een star en onveranderlijk kader boden, fout was. In de jaren ’30 ontdekten natuurkundigen dat alleen quantumwetten in staat waren om een hele reeks vragen op te lossen en een scala van gegevens die net verkregen waren uit het atomaire en subatomaire onderzoeksgebied, te verklaren. De quantummechanica gooit ons persoonlijke, individuele idee van de werkelijkheid in gruzelementen. In de quantumtheorie wordt de werkelijkheid op een fundamenteel andere manier benaderd dan in de klassieke natuurkunde, waarin ervan wordt uitgegaan dat er een waarnemer-onafhankelijke werkelijkheid is en natuurlijke grootheden continue variabelen zijn, die in elke gewenste combinatie gemeten kunnen worden. In de quantumtheorie variëren natuurkundige grootheden stapsgewijs en is er geen waarnemer-onafhankelijke werkelijkheid. Het is principieel uitgesloten om het effect van de waarneming uit te schakelen. De quantumwerkelijkheid kent ook geen lokaliteit (Einstein noemde dit ‘spookachtig’). De fundamentele onmogelijkheid om tegelijkertijd met zekerheid alle grootheden van de microscopische wereld te bepalen is de onzekerheid die aan het licht werd gebracht door het principe van Heisenberg. Het onzekerheidsprincipe geeft haarfijn kwantitatief aan hoezeer de waarschijnlijkheid deel uit maakt van de structuur van een quantumheelal. Onzekerheid is altijd aanwezig, maar speelt alleen op microscopische schaal een rol van betekenis (het correspondentieprincipe). In tegenstelling tot wat Newton verwacht zou hebben leiden identieke experimenten en beginvoorwaarden niet automatisch tot dezelfde meetresultaten. De Quantummechanica laat zien dat het beste wat we ooit kunnen bereiken, het voorspellen is van de kans dat een experiment op een of andere manier uitpakt. Omdat het kansen zijn leren we dat bij het voorspellen van de toekomst het toevalselement niet te vermijden is. In een quantumwereld is niets ooit volstrekt uniform vanwege de fluctuaties die inherent zijn aan het onzekerheidsprincipe. Massa’s levensprocessen, interacties zijn te herleiden tot chemische processen. Maar geen enkele chemische reactie is momenteel verklaarbaar zonder de quantummechanica. Er komen ook steeds meer aanwijzingen dat quantumeffecten zoals verstrengeling en coherentie op moleculaire schaal een rol spelen in biologische organismen. Zo maken planten bij fotosynthese gebruik van verstrengeling (instantane verbondenheid, quantumverbindingen).  Zowel de algemene relativiteittheorie, toegepast op grote dingen, als de quantummechanica, toegepast op heel kleine dingen, claimen universeel te zijn en op alle dingen betrekking te hebben. Gecombineerde vergelijkingen van algemene relativiteitstheorie en quantummechanica leiden tot onmogelijke antwoorden. Dit betekent dat de verklaring voor de onderliggende werkelijkheid onjuist is.Wij verarmen de werkelijkheid omdat we willen begrijpen, omdat we zekerheid, controle, macht willen hebben. Hoe vaak horen we niet: “De medische wetenschap is geen wiskunde”,  met een ondertoon van ‘was het maar zo eenvoudig’. “ Wat zijn mijn kansen, dokter?” Wie kent de 90-60 regel (wanneer een infectie met een bepaalde bacterie behandeld wordt met een antibioticum waarvoor het (antibiogram) gevoelig is, zal er in 90% van de gevallen een succesvolle afloop zijn, maar ook in 60% van de gevallen zal bij resistentie een succesvolle afloop zijn) niet? Maar o wee, hij die het conventionele denkkader in twijfel durft te trekken. Evidence based medicine! In het dagelijkse leven is ‘evidence ‘, zekerheid, een illusie. De werkelijkheid bestaat niet uit grote of hele kleine dingen, de werkelijkheid is samengesteld. Een geünificeerde wet die toepasbaar is op alle dingen groot en klein en bovendien toepasbaar is op het samengesteld geheel… is nog niet voor morgen. ‘Onze’ midlife aarde heeft nog enkele miljarden jaren tegoed, de mens echter niet. Zoals Newton al zei : ‘Eén triomf van weten bergt honderd bekentenissen van niet-weten in zich.’ Voor de mens zullen er nooit zekerheden in het dagelijkse leven zijn. De werkelijkheid die wij waarnemen biedt ons slechts een glimp van de echte werkelijkheid.In conclusie of een dodentocht in Bornem succesvol zal verlopen, hangt niet alleen af van mijn potentieel loop- en stapvermogen en van mijn H2O en En (energie) voorraad. Nuanceert een systeemblik de perceptie van zorginfecties? Volgens Thomas S. Kuhn, wetenschapsfilosoof (1922 – 1996), is de hele feitelijke wetenschapsbeoefening niet zozeer een weergave van empirische feiten, maar eerder de explicitering van een paradigma. Dit paradigma bestaat uit een reeks grondovertuigingen waarover bepaalde wetenschappers met autoriteit het eens zijn. Het paradigma vormt het kader waarbinnen de wetenschap concreet wordt beoefend. Binnen dit kader doet de wetenschapper aan ‘puzzle solving’. Zijn onderzoek betracht de verwachtingen die door het paradigma gewekt zijn in te lossen. Maar op een bepaald ogenblik botst men op hardnekkige problemen die binnen het paradigma niet op te lossen zijn. Na veel palaver erkent men dat het denkkader niet langer deugt. Het wordt in zijn geheel gefalsifieerd. Na nog veel meer palaver en strijd geraken de wetenschappers met autoriteit het eens. Het nieuwe paradigma is geboren. De termen krijgen een nieuwe betekenis … Ons conventionele denkkader erkent in het ontstaan van zorginfecties drie pijlers: de bron van pathogene micro-organismen (MO), in de regel de geïnfecteerde patiënt (pt); de transmissie van deze MO en, als derde, de voor zorginfecties ontvankelijke patiënt. Binnen dit denkkader ontwikkelde men strategieën voor de preventie van zorginfecties: in de jaren ’70 de ‘bronisolaties’ en in de jaren ’90 de ‘Transmission Based Precautions’. Nu, na 25 jaar ‘Transmission Based Precautions’, zijn we er nog steeds niet in geslaagd om het aantal zorginfecties significant te doen dalen. De compliantie voor de toepassing van de belangrijkste infectiepreventievoorzorg, de handhygiëne, blijft onvoldoende hoog om tot meetbare resultaten te komen: hoe we het draaien of keren, procentueel blijft het aantal zorginfecties stabiel. Maar er is meer, veel meer. We zijn op een nieuw fenomeen, een nieuwe werkelijkheid, een groot, hardnekkig, probleem gestoten: het ongemerkt voorkomen van multiresistente commensalen. Men ervaart de verspreiding van deze multiresistente commensalen als een groot maatschappelijk en wereldwijd probleem. Nu zijn het vooral de multiresistente darmcommensalen zoals de CPE en de VRE die ons parten spelen. De verspreiders van deze kiemen zijn in de regel symptoomloos. En omdat het om darmbacteriën gaat, zijn de verspreidingsaantallen steeds hoog en zijn de verspreide bacteriën optimaal geschikt voor de kolonisatie van andere darmen. Ons gezondheidsbeleid laat ons niet toe hen allemaal tijdig te detecteren. We kunnen de gedetecteerde dragers zelfs niet dekoloniseren. Onze gezondheidsinfrastructuur laat ons niet toe om de potentiële verspreider in een eenpersoonskamer met eigen sanitair te verplegen. Mede door deze factoren wordt de rol van de omgeving in de transmissie van multiresistente kiemen zeer belangrijk. De (patiënt)omgeving, in de ruimste betekenis van het woord, fungeert als een reservoir, de handen als transportmiddel. Een reiniging, ook in combinatie met een low level desinfectie, volstaat niet om een transmissie te voorkomen. En, wat in mijn ogen zeer belangrijk is, elke faeco-orale overdacht, en geloof me vrij het zijn er vele, resulteert niet per se in een darmkolonisatie … Het ontvankelijk zijn is niet gekoppeld aan de status van patiënt zijn. De determinanten voor kolonisatie zijn niet of niet goed gekend. Wel lijkt het evident dat zowel de kiem als de mens als zijn omgeving hierin bepalend zijn. En, en , en … elke bacteriële infectie start met een bacteriële kolonisatie. Hierboven sprak ik van een ’nieuw’ fenomeen, een ‘nieuwe’ werkelijkheid en van een ‘hardnekkig’ probleem. Dat ‘nieuw’ en dat ‘nieuwe’ zijn, zoals vele begrippen, relatief. Het ‘hardnekkige’ is letterlijk te interpreteren. We worden al enkele decennia geconfronteerd met het voorkomen van ESBL+ Enterobacteriaceae (extended spectrum betalactamase producerende Gram-negatieve darmbacteriën). We hebben de verspreiding van deze bacteriën niet kunnen voorkomen. Deze verspreiding lijkt nu gestabiliseerd te zijn. Die oorlog hebben wij met andere woorden verloren. Sindsdien is onze strategie ongewijzigd gebleven. Onze middelen zijn niet wezenlijk verbeterd. In tegendeel, er wordt meer en meer bespaard in de gezondheidszorg. Of misschien juister uitgedrukt: de ziekenhuizen beschikken nu over minder financiële middelen. Er wordt bespaard in de ziekenhuizen. De gelijkenis tussen besparing en kwaliteit en de complementaire grootheden van de quantummechanica is sprekend. Met de CPE zal de geschiedenis zich herhalen. Ons conventionele denkkader biedt niet langer een vertrouwde probleemoplossing en dient, à la Popper, gefalsifieerd te worden.In de regel ontstaat een zorginfectie bij een ontvankelijke pt na een aberrante kolonisatie door commensale microbiota, al of niet afkomstig uit zijn eigen subsysteem, die via (de handen van) een zorgverlener of rechtstreeks via de zorgomgeving wordt overgebracht. In het nieuwe paradigma  zullen de termen een nieuwe betekenis krijgen. De ‘bron’ beperkt zich niet langer, in hoofdzaak, tot de geïnfecteerde patiënt. De bron wordt de mens, in ’t algemeen, en zijn omgeving. De mens is niet langer een individu op zich maar een samengesteld leven, een levende herberg met 1014 bacteriële cohabitanten als volwaardig subsysteem. Deze cohabitanten kennen een heel ander levensritme. Bij elke opeenvolgende generatie verspreidt de mens 1014 bacteriën. En bacteriën zijn veel, veel straffer dan konijnen. Het voor de zorginfectie verantwoordelijke agens heeft niet langer de status van een ‘pathogeen’, maar hoort in de regel tot de commensale microbiota van de mens. De rol van de zorgomgeving wordt van ‘minimaal’ naar ‘cruciaal’ gebracht. De handhygiëne blijft uiterst belangrijk. De algemene hygiëne, en in het bijzonder de faecale hygiëne, stijgt in belang (en bereikt ongeziene hoogten). Onderzoek moet zich vooral richten op de kennis van de determinanten voor kolonisatie/infectie. Verspreidingspreventie wordt een essentiële pijler. De aandacht richt zich nu niet zozeer op de ‘geïnfecteerde patiënt’ maar op elke patiënt. Elke patiënt heeft het recht op bescherming, op zorginfectiepreventie. Om in schoonheid te eindigen: Binnen het nieuwe paradigma is er slechts één fundamenteel ziekenhuishygiënisch probleem en dat is de decontaminatie, het reinigen/het reinigen en desinfecteren, van de omgeving van de patiënt, de omgeving in de meest ruime betekenis van het woord. Of er nu 3 transmissiewegen zijn, of 4 determinanten voor kolonisatie/infectie zijn, is van later zorg. Dit is, naar ik hoop, mijn aanzet tot ‘ziekenhuishygiënisch palaver’. ‘Alleen wat vanzelfsprekend is, wordt niet overdacht’ (Cornelis Verhoeven)Misschien zou Wilfried Martens het als volgt uitgedrukt hebben: “Het is toch evident dat wij, na 45 jaar ziekenhuishygiëne, een internationaal erkend denkkader en twee opeenvolgende, wijd verspreidde, strategieën, ons niet langer de vraag stellen wat we moeten doen als we opnieuw geconfronteerd worden met nieuwe, bedreigende, contactoverdraagbare, multiresistente bacteriën. De vragen die we ons stellen zijn: Wie plaatsen we in contactisolatie; wie gaan wij screenen; wanneer gaan we screenen …?” Wij gaan ervanuit dat ziekenhuisinfecties ontstaan door de interacties tussen nosocomiale pathogenen en de vatbare gastheer, de medepatiënt; dat de belangrijkste bron van deze micro-organismen de geïnfecteerde patiënt is en dat de belangrijkste overdrachtweg verloopt via de handen van de zorgverstrekkers. Het lijkt evident maar is het evident? Wat als deze ‘nieuwe, bedreigende, contactoverdraagbare, multiresistente bacteriën’ tot onze commensale darmmicrobiota (darmflora) behoren? Het ontvankelijk zijn is niet gekoppeld aan de status van patiënt zijn. De determinanten voor kolonisatie zijn niet of niet goed gekend. Wel lijkt het evident dat zowel de kiem als de mens als zijn omgeving hierin bepalend zijn. En, en , en… elke bacteriële infectie start met een bacteriële kolonisatie. In feite ontstaat een zorginfectie bij een ontvankelijke patiënt na een aberrante kolonisatie door commensale microbiota, al of niet afkomstig uit zijn eigen subsysteem, die via (de handen van) een zorgverlener of rechtstreeks via de zorgomgeving wordt overgebracht. En wat als de mens niet langer een individu op zich is maar een samengesteld leven, een levende herberg met  1014 bacteriële cohabitanten als volwaardig subsysteem? Wat als het anders is dan wij dachten?‘Het denken ontstaat vanuit de ontdekking dat het gegevene niet is wat het lijkt’ (G. Van Riel). CPE (carbapenemase producerende enterobacteriërn) en  VRE (vancomycine resistente enterokokken) zijn geen (conventionele) nosocomiale pathogenen. De ‘bron’ beperkt zich niet langer, in hoofdzaak, tot de geïnfecteerde patiënt. De bron wordt de mens, in ’t algemeen, en zijn omgeving. De mens is niet langer een individu op zich maar een samengesteld leven, een levende herberg met 1014 bacteriële cohabitanten als volwaardig subsysteem. Deze cohabitanten kennen een heel ander levensritme, en een vermenigvuldigingscyclus van Escherichia (E.) coli -één van de best bestudeerde darmbacteriën - duurt ongeveer 15 minuten. Bij elke opeenvolgende generatie verspreidt de mens 1014 bacteriën. En bacteriën zijn veel, veel straffer dan konijnen. Het voor de zorginfectie verantwoordelijke agens heeft niet langer de status van een ‘pathogeen’, maar hoort in de regel tot de commensale microbiota van de mens. De rol van de zorgomgeving is niet langer ‘minimaal’ maar wordt ‘cruciaal’ ... Als wij, zoals nu, geconfronteerd worden met ‘nieuwe, bedreigende, contactoverdraagbare, multiresistente commensale microbiota dan is de vraag wat we hiermee moeten doen opportuun.  Gaan we een patiënt die op een gewone verblijfsafdeling ligt en waarbij wij (bij toeval) een CPE/VRE positief klinisch staal ontdekken in contactisolatie plaatsen? Voor elke nieuwe CPE-patiënt die wij via een klinisch staal ontdekken, ontdekken wij twee nieuwe CPE-patiënten via screenings. En daar we niet iedereen screenen (wat niet mogelijk is) maar alleen een beperkte deelpopulatie (‘onze minimale risicopopulatie’), zullen we een deel van de CPE/VRE dragers niet ontdekken. Alle dragers, de gekende en de niet-gekende, zij met en zij zonder positief klinisch staal, verspreiden grote aantallen darmbacteriën. De ‘faecale hygiëne’ is vaak ver te zoeken. De meeste patiënten op een gewone verblijfsafdeling delen het sanitair en toilet. Deze zone wordt in de regel alleen gereinigd en blijft, in de regel, in gebruik. En zo vormt de patiëntomgeving, de patiëntenkamer, een rijk reservoir van commensale microbiota. Een tijdje geleden ontdekten wij, bij toeval, in de urine van een geriatrische patiënte een hoogresistente - carbapenemase producerende - Klebsiella oxytoca. De patiënte werd overgebracht naar onze cohortafdeling. Haar kamer op de geriatrie werd manueel gereinigd en gedesinfecteerd. Daarna onderging deze kamer een aanvullende automatische ruimtedesinfectie op basis van waterstofperoxide. Alle gedeelde medisch-verpleegkundige materialen werden eenmalig gereinigd en ontsmet. Alle patiënten van deze geriatrie werden gescreend. Alle high touch oppervlakken van de afdeling werden dagelijks ontsmet tot alle screenings bekend waren. Een coaching handhygiëne werd opgestart… Twee dagen later waren alle screeningsresultaten bekend. Eén screening was CPE positief, een carbapenemase producerende Enterobacter cloacae complex. Hierna werden alle kamers manueel gereinigd en gedesinfecteerd. Daarna, u raadt het al, ondergingen alle kamers een aanvullende automatische ruimtedesinfectie op basis van waterstofperoxide. De hoofdverpleger was aangedaan en stuurt mij volgende mail: ”Bedenking: de helft van mijn populatie heeft dementie, doolgedrag en incontinentie. Als je dit samengooit, krijg je een type patiënt die ronddoolt, in alle kamers binnengaat, daar in de bedden kruipt (ook bij andere patiënten), stoelgang en urine maakt in andere kamers op de vloer, in bed (zelden in ’t toilet) …Dan zet deze zijn ‘toer’ verder met bevuilde handen en kledij en geraakt hij, na zeven andere kamers te zijn binnengegaan, uitgeput in zijn eigen bed. Hierop belt zijn buurman de verpleging. Dit is dagelijkse kost. Honderd procedures en evenveel liters handalcohol wegen niet op tegen 10 minuten vrije loop van één patiënt.” Wie gaan we screenen? Als we de CPE-input willen controleren dan moeten we alle patiënten bij, en liefst voor, opname screenen. Maar dat kunnen we niet realiseren. Gaan we enkel de overige patiënten van de afdeling screenen als wij bij toeval in een klinisch staal een CPE/VRE ontdekken? Onlangs ontdekten wij in een urine van een urologische patiënt een carbapenemase producerende Escherichia coli. Dezelfde, hierboven beschreven procedure werd ingesteld. Nadat alle overige patiënten gescreend werden, ontdekten we, twee dagen later, een ‘nieuw geval’, een cabapenemase producerende Klebsiella oxytoca. Opnieuw werden alle overige patiënten gescreend en opnieuw ontdekten we twee dagen later een ‘nieuw geval’, een cabapenemase producerende Enterobacter cloacae complex bij een pas opgenomen dame. (Nadien volgden er geen positieve screenings meer.) Wat hadden deze drie casussen gemeen? Het zouden drie toevallige vondsten kunnen zijn. Of misschien vormt deze afdeling een rijk reservoir. Of … Hadden we niet gescreend dan hadden wij die twee casussen niet ontdekt. Maar ze zouden wel CPE verspreid hebben. En hadden we op een ander moment de afdeling gescreend dan hadden wij mogelijks ook bij toeval een nieuwe CPE positieve verspreider kunnen ontdekken. Uit een beperkt onderzoek dat ik uitvoerde bleek dat één op de drie patiënten met een CPE positieve anamnese, bij heropname na één jaar nog steeds CPE positief screende. Nu lijkt het erop dat de kans op een positieve screening bij een patiënt met een positieve anamnese toeneemt met de hospitalisatie(behandelings)duur. Moeten we de langliggers op gewone afdelingen screenen en de ‘input’ negeren?Misschien moeten we toch de CPE/VRE positieve patiënten cohorteren? De geschiedenis toont aan dat dit zeer zinvol kan zijn bij het begin van een ‘nieuwe symptoomloze’ uitbraak. Naarmate het ‘nieuwe’ verdwijnt, krimpt het nut van deze zeer dure maatregel. Als de input niet controleerbaar is en de verspreiding niet altijd te vermijden is, als de omgeving een reservoir vormt, dan zullen we ons vroeg of laat moeten neerleggen bij het feit dat een deel van onze bevolking gekoloniseerd zal zijn.  Uiteindelijk zullen we onze gewone patiënt in de huidige gezondheidszorgomstandigheden niet kunnen behoeden van het kolonisatierisico met ‘nieuwe, bedreigende, contactoverdraagbare, multiresistente bacteriën’ die tot onze commensale microbiota behoren. Maar we zouden nu al onze kwetsbare patiënten die op een eenpersoonskamer/box verzorgd worden (onze intensieve zorgen-patiënten, …) kunnen behoeden door de standaardvoorzorgen, de reinigings- en desinfectievereisten drastisch te verhogen en door zeer omzichtig om te gaan met het volwaardig microbieel subsysteem van alle meercelligen en van de mens in het bijzonder. We moeten de verplaatsing naar niet-commensale sites voorkomen. We moeten de hygiëne in de zorgverlening opwaarderen. En op langere termijn zouden we dit moeten kunnen uitbreiden voor alle patiënten, in alle zorgomstandigheden.  ‘In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister’ (Johann Wolfgang von Goethe, 1749 – 1832)We doen wat we kunnen tot wij tot het besef komen dat wij, met de middelen waarover wij beschikken, niet in staat zullen zijn om het probleem op te lossen. En een probleem is als een neurose: hoe langer een effectieve aanpak uitgesteld wordt, hoe groter het wordt, hoe moeilijker het wordt om het op te lossen. Het weten en toch geen hulp, geen steun, vragen en niet communiceren … zijn tekenen van verwaandheid, van domheid.Julius Caesar kwam, zag en overwon. Hij was een man van de daad. Hij was een man met een visie, met een strategie. En hij was een man met macht. Maar hij was bovendien ook moedig, onwrikbaar en plichtsgetrouw. ‘Alea iacta est’ sprak hij en hij stak met zijn leger de Rubicon over.Ziekenhuishygiënisten zijn geen caesars. Outbreaks zijn problemen. In geval van een uitbraak is alle hulp, alle steun van een ‘Outbreak Support Team’ meer dan welkom. In 2011 werden wij geconfronteerd met een uitbraak. Het was echter geen klassieke uitbraak met ‘lichaamsvreemde pathogene micro-organismen’. Het was een uitbraak met multiresistente  darmcommensalen, met Carbapenemase Producing Enterobacteriaceae (CPE). De eerste adviezen van de Hoge Gezondheidsraad hieraangaande (HGR nr. 8791 van 07 December 2011) verschenen pas een jaar later en bleken niet evident uitvoerbaar te zijn, meer nog, ze waren niet bij machte om een dergelijke uitbraak te beheersen. Wij communiceerden heel open en met de goedkeuring van de directie en vroegen om hulp en steun bij de experten van het referentie laboratorium (kennis), bij de afdeling Epidemiologie van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (strategie, overheid), bij Zorg en Gezondheid (toezicht, overheid), bij ervaringsexperten uit Nederland enz. Uit deze groep van mensen, waarvan sommigen al lang de nood aan een ondersteunend team aanvoelden, ontstond jaren later officieel het ‘Outbreak Support Team (OST)’. En al wist ik vanaf het prille begin dat we deze oorlog zouden verliezen, zonder het OST zou ons ZH niet staan op de plaats waar het nu staat. Dank zij hun steun en hulp hebben wij enorm kunnen investeren in hygiënebewustwording, in handhygiëne (in het bijzonder), in decontaminatie (reiniging en desinfectie) van de patiëntenomgeving, in cohortering (wat zeer effectief bleek in het voorkomen van nosocomiale transmissies), in surveillance, … Het OST katalyseert de betrokkenheid van de directie en we weten nu allemaal: ‘Een betrokken directie maakt het verschil’. Ziekenhuishygiëne werd een zorg van het gehele ziekenhuis.Het is zo als Hegel stelde. Het verstand analyseert, scheidt wat samenhoort en fixeert de onderscheiden en doet hun eenheid teniet. Het zit vastgekluisterd aan kunstmatige abstracties en tegenstellingen, terwijl de realiteit altijd een concrete eenheid is. We mogen niet blijven staan bij het onderscheid maar moeten de tegengestelden samen denken in een synthese.  De samenwerking met het OST brengt theorie en praktijk samen en katalyseert zo de ontwikkeling, de maturatie, van ons werkelijkheidsdenken, van onze visie, van ons denkkader. Meerderen van ons zijn tot het besef gekomen dat het probleem van de verspreiding van multiresistente (darm)commensalen niet oplosbaar is binnen ons conventionele ‘infectiedenkkader’. Ons conventionele kader laat onze commensale microbiota buiten beschouwing. Sommigen onder ons spraken van ‘een  nieuwe werkelijkheid’. De massale verspreiding van commensale microbiota door de mens speelt in ons conventionele denkkader geen rol, noch in de infectiepreventie, noch in de infectietherapie. De gestelde vereisten in zake reiniging en desinfectie zijn gericht naar de ‘pathogenen’, naar pathogene micro-organismen, micro-organismen als mensvreemde organismen. De holistische aanpak van het systeemdenken werpt een heel ander licht op de mens. De commensale microbiota vormen niet langer een bijkomend epifenomeen in de zin van een ‘normaal en natuurlijk en in symbiose voorkomende ‘verontreiniging’ bij de mens (en bij alle meercelligen)’. Het gaat verder dan dit. Onze commensale microbiota vormen een volwaardig, groot (90% van onze cellen zijn bacterieel), zelfregulerend en open menselijk subsysteem (uit thermodynamisch evenwicht), een microbieel stelsel (naast ons zenuwstelsel, ons spijsverteringstelsel, …) … en het systeem ‘ mens’ op zich maakt deel uit van het subsysteem biosfeer … (alle organismen zijn aan de Aarde gebonden levende materie en maken deel uit van de ‘levende planeet’). De commensale microbiota die wij massaal verspreiden is niet het gevolg van een opportunistisch sluikstorten maar het gevolg van heel complexe en voor het leven noodzakelijke wisselwerkingen tot behoud van de homeostase. Het mensbeeld vanuit het systeemdenken is veel, veel, complexer dan het complexe mensbeeld van ons klassiek, conventionele denkkader. Zorginfecties ontstaan niet zozeer door het pathogeen vermogen van de micro-organismen ( MO) maar door een aberrante kolonisatie van commensale microbiota gefaciliteerd door onzorgvuldig-hygiënische zorgverlening, het voorkomen van reservoirs, door antibioticatherapieën enz. We kunnen de zorginfecties en de verspreiding van commensale microbiota met onze ‘Transmission Based Precautions’ niet voorkomen zolang de zorgbehoevenden kamers, sanitair en toiletten met elkaar moeten delen, zolang wij de reservoirs, door effectieve reiniging/desinfectie, niet kunnen elimineren. Door ons analytische denken beschouwen wij de materie, de werkelijkheid als een veelheid van afzonderlijke, op zich staande eenheden, particuliere substanties, en verliezen wij de allesomvattende verbondenheid uit het oog. Willen wij zorginfecties voorkomen en overwinnen dan zullen wij alle diverse expertises moeten samen denken in een synthese. De samenwerking met het OST vormt hierin een eerste stap in de goede richting. En wie weet misschien groeien ziekenhuishygiënisten ooit uit tot ware caesars. Van Kuhn naar Aristoteles, naar vijf vóór twaalfVolgens Thomas S. Kuhn, wetenschapsfilosoof (1922 – 1996), is de hele feitelijke wetenschapsbeoefening niet zozeer een weergave van empirische feiten, maar eerder de explicitering van een paradigma. Het paradigma vormt het kader waarbinnen de wetenschap concreet wordt beoefend. Maar op een bepaald ogenblik botst men op hardnekkige problemen die binnen het paradigma niet op te lossen zijn. Na veel palaver erkent men dat het denkkader niet langer deugt. Het wordt in zijn geheel gefalsifieerd . Alle zorghygiënische problemen zijn potentieel oplosbaar binnen een geldig zorghygiënedenkkader.Het probleem van de verspreiding van multiresistente commensale microbiota is niet oplosbaar in het huidige zorghygiënedenkkader.Het huidige zorghygiënedenkkader is niet langer geldig.Mijn oproep: Bent u een expert en voelt u zich geroepen, bedenk dan samen met uw collega’s een nieuwe zorghygiënedenkkader. Alvast bedankt.In 1968 sprak William Anders, astronaut van Apollo 8, volgende woorden en ik quote: ” We came all this way to explore the moon, and the most important thing is that we discovered the Earth”. Ook wij hebben een lange weg afgelegd om het denken over een nieuwe zorghygiënedenkkader te initiëren maar het belangrijkste dat wij ons onderweg realiseerden was dat de mens en de Aarde niet zijn wat zij leken te zijn.Ik heb geprobeerd om mijn boodschap zo duidelijk mogelijk te formuleren. Hiervoor heb ik gebruik gemaakt van vele wijsheden. Deze wijsheden, met uitzondering van het begrip ‘colonisation stimulation’ (en afgeleiden), zijn niet afkomstig van mij maar van de auteurs die vermeld staan in de lijst ‘Referenties’. De stijl en de boodschap zijn wel van mij. Met een vriendelijke groet,Yvo. Referenties    • Manuel Sintubin, De wetenschap van de aarde – over een levende planeet, Acco 2012.    • De ontrafeling van de kosmos – over de zoektocht naar de theorie van alles, Brian Greene, Het spectrum 2007.    • Prevention and Control of Nosocomial Infections, Richard P. Wenzel, fourth edition, Lippincott Williams & Wilkins.    • Wenzel RP. Minimizing Surgical-Site Infections. Editorial. New England Journal of Medicine 362;1.    • Vita activa, Hannah Arendt, Boom Amsterdam, 1999.    • Fundamentele wijsbegeerte, Prof. Dr. G. Van Riel, Acco 2010.    • Fundamentele wijsbegeerte, Prof. Dr. A; Cloots, Acco 2012.    • A. De Block, Filosofische reflectie op de biomedische wetenschappen, acco 2008.    • Logica: formeel en informeel, W.A. De Pater, R.M.A. Vergauwen, Universitaire Pers Leuven 2005.    • Jeroen Raes, Jeroen Raes talks about gut flora at TEDx Brussels, October 2015. BijlageDe vraag is dus: als we 2^144 bolvormige Staphylococcus aureus (SA) optimaal stapelen tot een bolvormige kolonie, wat is dan de diameter (en het volume) van deze kolonie? We duiden met  B de kleinst mogelijke bol aan waarin 2^144 SA kunnen gestapeld worden. V_B staat voor het volume van B en r_B voor zijn straal.Verdere notatie:V_sa is het volume van één SA;V_SA is het volume van de volledige kolonie van 2^144 SA (het volume van de ruimte tussen de SA niet meegerekend!!).Bon. De straal van één SA is 0,5µm = 5*10^-7 m = 5E-7 m.Het volume van één SA is bijgevolgV_sa = (4/3)*π*(5E-7)^3 m^3 =~ .5235987666E-18 m^3Het volume van de volledige kolonie (excl. tussenruimte) bedraagt dusV_SA = 2^144*V_sa =~ 2^144*.5235987666E-18 m^3 =~ .1167664268E26 m^3 Bij optimale stapeling neemt de kolonie pi/(3*sqrt(2)) =~ 74% in van het volume van de kleinst mogelijke bol B die haar omvat:V_SA = 0,74*V_BHet volume van de bol in kwestie is dusV_B = V_SA/0,74 =~ .1167664268E26/0,74 m^3 =~ .1577924686E26 m^3Hieruit kan de straal worden berekend:V_B = (4/3)*pi*(r_B)^3Dus r_B = derdemachtswortel van (3/4)*V_B/pi=~ (derdemachtswortel van (3/4)*.1577924686E26/pi) m=~ .1555962848E9 m=~ 155596285 m=~ 155 596 kmDe diameter van de bolvormige kolonie SA bedraagt dus ongeveer311 192 km (of ongeveer 1 lichtseconde :-)).   Deel 22018Een aanloop tot een nieuw zorghygiënedenkkader               Yvon Bories Pas in de schemer ontplooien de uilen van Minerva hun vlucht (Hegel)       Illustratie: ‘De droom’, plaasteren beeld van Yvon Bories, leerling van Edith Ronse.   Yvon Bories (°1956) is een verpleegkundige ziekenhuishygiënist op rust en een actief lid van het college van de Hoge Gezondheidsraad. Hij is geen autoriteit in theoretische kennis maar in de loop der jaren is hij tot het voor ons belangrijke besef gekomen dat een nieuw zorghygiënedenkkader absoluut noodzakelijk is als we het aantal zorginfecties willen reduceren en de ongecontroleerde verspreiding van MDRO’s een halt willen toeroepen. Wat vooraf ging. Individuum est ineffabile. Op thee bij Albert Einstein en Friedrich Nietzsche.    Ecce homo. De recepten van Jeroen Meus.Volgens Albert Einstein zijn er slechts twee manieren om je leven te leven: doen alsof niets een wonder is, en doen alsof alles een wonder is. Hij geloofde het laatste. ‘We zijn echter ons lichaam zo gewoon dat we ons nauwelijks kunnen voorstellen dat er iets mysterieus met dat lichaam aan de hand zou zijn’ (A. De Block). Maar wat vooraf ging, deel 1, begon ook bij mij met verwondering. De mens is niet wat hij lijkt te zijn. Die ontdekking initieerde mijn denken. De mens is niet alleen veel complexer, hij is niet als afzonderlijk, op zichzelf staand geheel te vatten. Volgens Friedrich Nietzsche bestaat de wereld uit louter singulariteiten, opgebouwd uit louter verdere singulariteiten. ‘Er zijn alleen singulariteiten, zij zijn alles, maar geen geheel. Elk geheel zou voor de overvloed van singulariteiten te weinig zijn. Het individuum est ineffabile, het individu is onuitsprekelijk, de ondoorgrondelijkheid van het singuliere. Maar een zekere vergroving, reductie en vereenvoudiging bij de kennis is een vereiste voor de praktijk.’ En zo kwam ik bij het systeemdenken. Het systeemdenken bood voor mij de juiste vergroving, reductie en vereenvoudiging van de werkelijkheid om mijn theorietje voor de praktijk bruikbaar te maken. Het systeemdenken vraagt de onderdelen te zien als een deel van een groter geheel, de wisselwerking tussen de onderdelen van het systeem en vooral de interne dynamiek binnen het systeem te bestuderen. Onze commensale microbiota vormt geen epifenomeen. Zij vormt een (open) subsysteem (uitwisseling van en materie, en energie), een microbieel stelsel. Om het met Kant’s woorden te verduidelijken: voor alle meercellige organismen heeft het microbieel subsysteem aprioristische werkelijkheid. Het is algemeen en noodzakelijk en maakt meercellig leven mogelijk. We leven in een wereld van eencelligen. Alle organismen vormen open (zelfregulerende) subsystemen in de biosfeer, een subsysteem van ‘de levende Aarde (Gaiatheorie). De organismen zijn de vruchten van de Aarde, door microbiota innig en immanent verbonden met deze Aarde, de Aarde van nu. Deze verbondenheid is cruciaal. Er is geen leven op Aarde, het leven is verbonden met de Aarde. Voor de praktijk laat ik deze verbondenheid ter zijde. Het besef dat er geen meercellig leven is zonder eencelligen en dat 1014 ,of 90%, van de cellen die een mens herbergt bacterieel zijn en dat wij in een wereld van eencelligen leven vergruizelde mijn zelfbeeld van de mens volkomen. (Leven is stofwisseling; samenleven is uitwisseling, delen van materie en energie.)‘Je kunt niet doelbewust vasthouden aan illusies in dienst van het leven, wanneer je ze eenmaal als illusies hebt doorzien.’ Ecce homo, zie (kijk) de mens.Ons mensbeeld is in de loop van de jaren sterk geëvolueerd. Van bijna Goddelijk naar op God gelijkend, van een autonoom redelijk individu naar een individu met onbewuste driften en met een gemeenschappelijke voorouder als de aap, van een mens als geheel naar een vrucht van de Aarde. Het mensbeeld devalueert. Het wordt gereduceerd. Zoals Carl Sagan, astronoom, zei: “We are all star stuff.” Het is juist dat elementaire dat het leven zo wonderlijk en ongelooflijk complex maakt. De mens, zo zegt Nietzsche, moet van tijd tot tijd geloven te weten waarom hij bestaat, zijn soort kan niet gedijen zonder een periodiek terugkerend vertrouwen in het leven! Zonder geloof in de rede in het leven! In de mens wordt het leven geraffineerd en vindt het middelen en manieren om zich interessant voor te doen. We spannen een imaginaire tijdshorizon om ons heen, die niet de werkelijke is, maar die ons toestaat van onze eigen gewichtigheid overtuigd te blijven.Niet alleen de mens is niet wat hij lijkt te zijn. Zorginfecties zijn ook geen ‘gewone, klassieke’ infecties. Zorginfecties worden in de regel veroorzaakt door micro-organismen die tot onze menselijke microbiota behoren. In feite ontstaat een zorginfectie bij een ontvankelijke persoon na een aberrante kolonisatie door commensale microbiota al of niet afkomstig uit zijn eigen microbieel subsysteem, die via (de handen van) een zorgverlener of rechtstreeks via de zorgomgeving wordt overgebracht. De massale verspreiding van commensale microbiota, en vooral de ongecontroleerde verspreiding in dichte leefgemeenschappen, en de hieraan verbonden uitwisselingen zijn (nu zeker met het voorkomen van multiresistente commensale microbiota) problematisch geworden. Wij zijn onszelf een probleem geworden.Als de basishypothese, als het mensbeeld wijzigt, wijzigen de menswetenschappen, de hygiëne, de zorghygiëne, de preventie en de aanpak van infecties, in het bijzonder die van de zorginfecties, … Dan hebben we nood aan een nieuwe theorie. Een theorie is een redelijk model dat onze waarnemingen beschrijft en formaliseert, het verklaart en voorspelt en kan getoetst worden aan waarnemingen van de werkelijkheid. Mijn theorietje is meer omvattend (onze microbiota vormen geen epifenomeen maar een fundamenteel microbieel subsysteem, een volwaardig microbieel stelsel en zorginfecties worden in de regel veroorzaakt door micro-organismen (MO) die tot onze menselijke microbiota behoren) maar blijft wel consistent met de gangbare theorie. Het laat ons toe om zorginfecties te discrimineren van de ‘klassieke’ infecties, infecties die veroorzaakt worden door MO vreemd aan de menselijke microbiota. Dit is voor de praktijk belangrijk. De aanpak, de preventie en de behandeling, zijn voor beide soorten infecties verschillend. Het verklaart het succes van de strijd tegen de ‘klassieke’ infecties en het falen van de strijd tegen de ‘zorginfecties in de ziekenhuizen, de WZC en in de thuiszorg’, de ongecontroleerde mondiale verspreiding van Multi Drug Resistant Organisms (MDRO’s) en een hoop dwalingen en fantasieën. Mijn kritiek is niet slecht bedoeld. Beschouw mijn kritiek eerder in de geest van Mencius: ‘Hij die gelooft in het goede in de mens wordt criticus van de maatschappij en bijna revolutionair’.De basishypothese, het mensbeeld, is als het hoofdingrediënt in een recept. Ik ben er zeker van dat Jeroen Meus mij gelijk zou geven als ik stel dat je ongestraft wat meer peper of wat minder zout mag toevoegen als hij in zijn recept voorschrijft en het resultaat toch ‘stoofvlees met friet à la Jeroen Meus’ mag noemen. Maar mocht je het rundsvlees vervangen door varkensvlees, of nog straffer, door kip dan denk ik dat Jeroen het resultaat niet als zijn ‘stoofvlees met friet’ zal erkennen. Het zou een andere menu zijn, wellicht of mogelijks ook heel lekker maar het zou geen ‘stoofvlees met friet à la Jeroen Meus’ meer zijn. Mijn ‘klassiek mensbeeld’ is vergruizeld en dat kan ik niet langer negeren. Mijn ‘nieuw’ mensbeeld is verruimd, zo ook het fundament van mijn theorietje. Een theorie vormt geen op zichzelf staand, geïsoleerd geheel. Het is bepalend voor de praktijk. Een goede praktijk is het gevolg van een goede strategie, een strategie gededuceerd uit een denkkader welke gebaseerd is op een theorie. Een goede theorie is het wetenschappelijk uitgangspunt voor een goede praktijk.Om de ontplooiing van mijn theorie en de hieraan gekoppelde praktijk mogelijk te maken, richtte ik met mijn deel 1 een oproep tot u. In dit deel neem ik een aanloop tot een nieuw zorghygiëne denkkader. Om tot een nieuw denkkader te kunnen komen moeten we eerst de theorie kunnen ‘inlijven’. En er is meer: een theorie is bepalend maar blijft een theorie, de geldigheid is beperkt in tijd, het is vergankelijk.Nog, ter overweging, een quote van Victor Hugo in ‘t Engels en een toemaatje van mij:     • Quote: An invasion of armies can be resisted but not an idea whose time has come.    • Toemaatje: tot nu toe is mijn theorietje nog niet gefalsifieerd.‘De wereld is mijn voorstelling’ (Schopenhauer). Op thee bij Immanuel Kant en Friedrich Nietzsche. De relativiteit van de wetenschap.Door middel van het denken probeert de mens de wereld aan zijn begripsvermogen aan te passen. Het geloof maakt hem zeker van de wereld die hij om zich heen creëert. Einstein stelde: “Het geloof in een externe wereld, onafhankelijk van het waarnemend subject, is de basis van alle natuurwetenschap. Omdat, evenwel, zintuiglijke waarneming slechts indirect informatie geeft van deze externe wereld, kunnen we deze laatste alleen vatten met speculatieve middelen. Dientengevolge kan onze notie van de materiële werkelijkheid nooit definitief zijn.” ‘Het is de bedoeling van de fysica de logica van de natuur te achterhalen. De wetenschap is niet zozeer een afspiegeling van de werkelijkheid dan wel een strategie van de wetenschapper ten aanzien van de werkelijkheid met het oog op de beheersing ervan.’ (A. Cloots). Of zoals Friedrich het formuleerde: “Men wil de dingen omlaaghalen en zo mogelijk aanpassen aan het eigen schriel formaat. … In die lange geschiedenis hebben de mensen uit ontelbare ogen naar de wereld gekeken en er handelend in opgetreden, met hartstocht, fantasie, moraal, kennis. Daardoor is de wereld de onze geworden, wonderbaarlijk bont, verschrikkelijk, diepzinnig, bezield. Wat wij thans de wereld noemen is het resultaat van een hoop dwalingen en fantasieën die in heel de ontwikkeling van de organische wezens geleidelijk zijn ontstaan en met elkaar zijn vergroeid, en die thans als de opgetaste schat van heel het verleden aan ons worden overgeërfd, – als schat: want de waarde van ons mensdom berust daarop.” Voor de natuurkundige Brian Greene, bekend van de snaartheorie, is de ruimtetijd onze werkelijkheid. ‘Voor ons is slechts datgene toegankelijk wat wij ervaren als onze waarnemingen en gedachten. Natuurkundigen zoals Brian Greene zijn zich er sterk van bewust dat de realiteit die wij waarnemen weinig met de realiteit buiten onszelf, zo die er al is, te maken hoeft te hebben. De allesomvattende les die uit het wetenschappelijk onderzoek van de afgelopen eeuw getrokken kan worden, is dat de menselijke ervaring vaak een misleidende gids is voor de ware aard van de werkelijkheid. De werkelijkheid die we waarnemen biedt ons slechts een glimp van de echte werkelijkheid.’ Zo vereist de supersnaartheorie 9, de M theorie 10, ruimtelijke dimensies en 1 tijdsdimensie terwijl wij ons slechts 3 ruimtedimensies kunnen voorstellen. Ook Einstein vermoedde het bestaan van meer dan 3 ruimtelijke dimensies. Dit niet waarnemen van meer dan 3 ruimtelijke dimensies is op het eerste zicht helemaal niet verwonderlijk. Door de beperktheid van onze zintuigen zijn onze waarnemingen bijzonder selectief en zijn we tot waarnemen in staat. Mochten wij alles kunnen zien, we zouden blind zijn, wij zouden visueel niets kunnen onderscheiden. Maar het impliceert ook dat andere zintuigen andere waarnemingen doen van ‘dezelfde werkelijkheid’. Andere waarnemingen, andere voorstellingen, andere werelden. ‘De wereld is mijn voorstelling’, Schopenhauer. Op het ‘tweede zicht’, als wij Kant hierbij betrekken, wordt het voor mij plots heel wonderlijk, schoon. Ik zou het simplistisch complex noemen. De ruimte, zegt Kant, heeft empirische werkelijkheid en is de zuivere aprioristische (algemeen en noodzakelijk) voorstellingsvorm van onze uiterlijke zintuigen. De ruimte is dus niets anders dan de ‘vorm’ waarin ons alle verschijnselen van de zintuigen geboden worden. Tijd is algemeen en noodzakelijk, hij is de apriori gegeven vorm van onze innerlijke aanschouwing. Tijd is de zuivere vorm (is de voorwaarde zonder welke wij zelfs geen ervaring van onszelf en onze innerlijke toestanden kunnen hebben) van ons innerlijk zintuig (beschouwt onszelf – onze innerlijke toestanden). Ook al het uiterlijke is ons slechts gegeven in de vorm van voorstellingen in ons. Met andere woorden alle verschijnselen zijn in de tijd. Ruimte en tijd zijn dus de constituerende beginselen van alle ervaring: ruimte en tijd maken ervaring eerst mogelijk. Want geen naast of na elkander in waarnemingen en verschijnselen is begrijpelijk, zonder dat de voorwerpen beschouwd worden in hun verband en met een algemene, alles omvattende ruimte en met een algemeen, alles omvattende tijd. Alles wat geschiedt, alles wat ervaarbaar is, geschiedt in de tijd; alles wat ervaarbaar is, heeft zijn plaats in de ruimte. Maar misschien, zegt Kant, is de natuur niet zo redelijk als wij denken. Misschien zijn het veeleer wij die er redelijkheid inleggen. Ook Nietzsche dacht zo: “Misschien is die redelijkheid van de werkelijkheid een constructie van ons om ons een weg te banen in de chaos. Kant’s beschrijving van ruimte en tijd is heel redelijk en wij kunnen het ons best voorstellen dat zijn beschrijving met de werkelijkheid correspondeert omdat het nauw aansluit bij de ervaring. In 1905 toonde Einstein aan dat zowel de ruimte als de tijd relatief waren, dat de werkelijkheid verleden, heden en toekomst gelijkelijk omvat (met andere woorden dat de tijd niet ‘stroomt’). Tien jaar later toonde dezelfde Einstein aan dat ruimte en tijd niet alleen door je bewegingstoestand worden beïnvloed maar dat ze ook kunnen vervormen en krommen in reactie op de aanwezigheid van materie en energie. Vervolgens toonde hij aan dat andere fysische eigenschappen van de wereld ook al onverwacht met elkaar verweven zijn (E= MC2). De iets jongere kwantummechanica die in staat bleek om een hele reeks vragen op te lossen en ons technologisch kunnen een enorme boost gaf (en nog geeft) gooide ‘ons persoonlijke, individuele idee van de werkelijkheid in gruzelementen’. In de kwantumwereld bestaat er geen waarnemer-onafhankelijke werkelijkheid en zijn de natuurlijke grootheden geen continue variabelen. De kwantumwerkelijkheid kent ook geen lokaliteit. Zij kent het onzekerheidsprincipe van Werner Heisenberg, verstrengeling en coherentie (instatane verbondenheid, kwantumverbindingen), Feynmans ‘sommering van wegen’, het tunneleffect, … ‘Volgens de kwantummechanica evolueert het heelal volgens een streng en wiskundig precies formalisme, maar dit kader bepaalt alleen de kans dat een speciale toekomst zal plaatsvinden – niet welke toekomst er in werkelijkheid uit volgt. … In een in de natuurkunde klassiek geworden uitspraak waarschuwde Einstein de trouwe kwantumaanhangers dat ‘God niet dobbelt met de kosmos’. … De Britse theoretisch fysicus Stephen Hawking heeft gezegd, hierover ‘was Einstein in de war, niet de kwantumtheorie’. Nobelprijswinnaar Steven Weinberg schreef in zijn ‘Dreams of a Final Theorie’: “Het reductionistische wereldbeeld is beklemmend en onpersoonlijk. Het moet worden aanvaard als wat het is, niet omdat we dat prettig vinden maar omdat de wereld zo nu eenmaal in elkaar zit.” En hoewel de algemene relativiteitstheorie in een theoretisch raamwerk voor het begrijpen van het heelal op grote schaal voorziet en de kwantummechanica in een theoretisch raamwerk voor het begrijpen van het heelal op de allerkleinste schaal voorziet en beide theorieën onderling onverenigbaar zijn, zijn beide (wiskundig coherente en geverifieerde) theorieën nog steeds niet gefalsifieerd en voor de praktijk enorm nuttig gebleken en dat zijn ze nog steeds. En toch, en dit vind ik cruciaal voor mijn betoog en voor wat volgt, stelde Richard Feynman in 1965, en ik geloof hem graag: “Anderzijds meen ik rustig te kunnen zeggen dat niemand iets begrijpt van de kwantummechanica.”‘In de vroegere wetenschap en filosofie verkeerde men in de veronderstelling dat men rotsvaste, ware en absolute kennis kan opdoen van de ons omliggende wereld, en dat deze kennis beantwoordt aan de werkelijkheid: de zogenaamde correspondentietheorie. Kant benadrukte dat niet kan worden aangetoond dat de kennis die wij over de wereld bezitten direct op die wereld betrekking heeft. De huidige moderne opvatting omtrent kennisverwerving heeft de nuancering van Kant niet overgenomen. Bij de vraag of kennis al dan niet correspondeert met, of verwijst naar, de werkelijkheid, staat men in de dagelijkse praktijk niet stil. Kennis beoordeelt men niet zozeer naar absolute waarheid, maar (pragmatisch) naar empirische juistheid en effectiviteit. (‘Wat iets is’ wordt vervangen door ‘hoe iets functioneert. Het gaat erom verklaringen te vinden, niet om te verstaan, om wetmatigheden, niet om zin.) Kennis van de werkelijkheid beschouwt men ook niet meer als absoluut, maar als waarschijnlijk. Volgens Thomas Kuhn is elke theorie en de hele feitelijke wetenschapsbeoefening niet zozeer en weergave van empirische feiten, maar eerder de explicitering van een paradigma, d.w.z.: een reeks grondovertuigingen waarover de leden van een bepaalde wetenschappelijke gemeenschap het eens zijn. Wat als ‘waar’ (of als feit) wordt beschouwd hangt af van het heersende paradigma. De wetenschap werkt dus niet zozeer inductief als wel hypothetisch-deductief. Met andere woorden feiten worden maar relevant vanuit een bepaalde hypothese of elke realiteit is maar een realiteit voor een bepaald denken. Waarheid in objectieve zin bestaat niet. Waarheid is een soort illusie dat nuttig blijkt voor het leven. Of met de woorden van Husserl: de wetenschap geeft de werkelijkheid niet weer zoals die is (‘Het is niet omdat de werkelijkheid mathematiseerbaar is dat de werkelijkheid mathematisch zou zijn.’, A. De Block), het is een ideële constructie met een groot praktisch nut. Het probleem: ‘We hebben weliswaar een copernicaans wereldbeeld- en vandaag de dag een einsteiniaans wereldbeeld (en een kwantummechanisch wereldbeeld) – maar wat inlijving betreft zijn we nog altijd Ptolemeïsch (geocentrisme). Dat weten we allemaal (‘allemaal’ zou ik toch wat nuanceren) met ons hoofd, maar het is niet ingelijfd.’ En dat leidt tot dwalingen en fantasieën. Nietzsche zegt dat het verkeerd is om de macht van de driften in het kennen te loochenen en de rede als een volledige vrije, aan zichzelf ontsproten activiteit op te vatten. ‘Een inzicht hangt bijvoorbeeld af van de contingente omstandigheden van het weer en de invloed daarvan op iemands fysiologische en verdere conditie. Het is de oneindige menigvuldigheid van driftgronden die de kennis, de motieven, de energie, de richting en de stemmingsmatige kleuring aanreiken, die de grondlaag en het begeleidende gevoel aanbrengen die inlijving mogelijk maken, vertragen of verhinderen. Als op die manier de driftgrond van de wil in de kennis present blijft, betekent dit: wil en waarheid zijn nooit te scheiden.’ ‘De kracht van de kennis hangt af van de mate waarin ze is ingelijfd. … Als nieuwe inzichten opduiken komt alles eerst in een maalstroom terecht. ‘Waarheden’ waaraan we gewend waren en waarin we ons hadden ingeleefd worden twijfelachtig. Dat heeft weinig gevolgen zolang het bij zuiver intellectuele twijfels en vernieuwingen blijft. Maar als het om inzichten gaat die inbreuk maken op het bestaande leven en de zeden en gewoontes van een cultuur, als ze tegen de ingelijfde aspecten van het tot dan toe geldende weten indruisen- dan ontstaat de strijd om een nieuwe inlijving. Daarbij kan het gebeuren dat de nieuwe inzichten als waanzin worden aangemerkt en heftig verweer oproepen, omdat ze op eclatante wijze de levensvoorwaarden van een hele cultuur in twijfel trekken, zonder dat de ontvankelijkheid daarvoor in de cultuur evenredig toeneemt of al sterk genoeg is om uit zichzelf de inlijving te kunnen bewerkstelligen. Inlijving betekent dus: dat de waarheid van de waarheid haar kracht is om zich waar te maken. In de inlijving wordt de waarheid bewaarheid.’Toemaatje: een quote van Feynman: “Phylosophy of science is about as useful to scientists as ornithology is to birds” ‘Maar wij willen de dichters van ons leven zijn’ (Nietzsche).Het immense. Wat volgt is hypothetisch-deductief. Praktijk.Ooit heb ik een column ‘De ziekenhuishygiëne zit op een verkeerd spoor’ geschreven en intern in werkgroepen verspreid. Velen vonden dit een blijk van betweterigheid, van kritiek, maar het was bezorgdheid. Ik wilde mijn inzicht, voor wat het waard was, delen.We plukken allemaal de vruchten van de kwantummechanica maar negeren flagrant haar wetmatigheden. Willen wij in de gezondheidszorg vooruit gaan dan moeten wij nieuwe theorieën ‘inlijven’ Nog heel veel zorgverleners denken nog newtoniaans en dwepen te pas en te onpas met ‘evidence based’, ‘meten is weten’, ‘voor de zekerheid’, … en ‘het is’. Ook de zorgvrager heeft lak aan het onzekerheidsprincipe, aan waarschijnlijkheid. Hij wil zekerheid en wil absoluut niet dat er ‘gedobbeld’ wordt met zijn gezondheid. Hij heeft recht op een goede zorgverlening. Maar het is waar dat er in de medische wereld meer en meer over ‘onzekerheid’ gesproken wordt al heb ik de indruk dat dat meer te maken heeft met ‘het zich indekken voor de verzekeringen’ dan met de inlijving van de kwantummechanica. Om dwalingen en fantasieën te beperken, voor een goede praktijk is de inlijving van de theorie belangrijk. Het stond reeds in de Stoa geschreven: “We staan niet zozeer onder invloed van de dingen als wel van onze meningen over de dingen.” Het geloof maakt de mens zeker van de wereld die hij om zich heen creëerde. En al kan hij niet gedijen zonder een periodiek terugkerend vertrouwen in het leven, hij moet het ‘immense’ aanvaarden als wat het is ‘omdat de wereld zo nu eenmaal in elkaar zit’. Willen we vooruit geraken dan mag ons denken niet verstarren. Dan moeten we het vertrouwde durven loslaten en onze geest openen voor creatief denken. Zo niet dan leidt dit, naar mijn mening, tot wat Nietzsche noemt: “De algemene verspilling van kracht aan detailproblemen die alleen het zelfbehoud van het wetenschapsbedrijf dienen.”Wat volgt voor de praktijk:Enkele ‘hypothetisch- deductieve columns (en opmerkingen):In gedachten gevangen, uitroepteken.Mijn commentaar als deelnemer van het regionaal platform ziekenhuishygiëne inzake het werkdocument ‘Aanbevelingen MDRO’s’.Op naar de bevrijding! Over MDRO’s, zorginfecties en WZC.Een beleid inzake preventie van zorginfecties opstarten is een kwestie van al of niet investeren in de decontaminatie van de patiëntomgeving.Enkele columns (en artikels) met betrekking tot de ‘verstarring van ons denken’:Bedpanspoelers, centrale vaatwassers in ziekenhuizen en woon-en zorgcentra en de verspreiding van multiresistente darmcommensalen, NOSO-info, vol. XVII nr 4, 2013Instrumenten na manipulatie met blote handen zijn, ondanks een gevalideerde sterilisatie, niet gegarandeerd steriel, NOSO-info . Vol.XIX n°4, 2015WG 9256 Good practices voor sterilisatie van medische hulpmiddelen – Minderheidsstandpunt van Yvon BoriesWat is de zin van screenen als de incidentie laag is, de specificiteit geen 99,995% is en men niet bereid is om elke positieve screening te laten bevestigen door een test met een specificiteit van minimaal 99,995%? Het gaat hier over een zuivere mathematische benadering. Er wordt zelfs geen rekening gehouden met ‘waarnemer-afhankelijke’ werkelijkheid en toch kan men zich vragen stellen bij deze (te) veelvuldig toegepaste praktijk.Enkele columns met betrekking tot dwalingen en fantasieën:Microbiële reiniging in ziekenhuizen – een fragment uit mijn commentaar van 2010Zelfs met ‘microbenkillers’ in de maak blijft de kans dat de gezondheidszorg terug naar de jaren 1940 gekatapulteerd zal worden reëel – Mijn reactie op artikel: ‘Resistentie tegen antibiotica stijgt: microbenkillers in de maak’ van Dirk Draulans‘We zijn té proper geworden!’??? – Mijn reactie op artikel: ‘Maag-darmspecialiste Séverine Vermeire: ‘We zijn té proper geworden. Ons immuunsysteem raakt in de war’ Toemaatje: ‘Als Descartes zegt dat de mens geen dier is, dan is dat omdat hij geen dier wil zijn’ (Friedrich Nietzsche). 'Wat vooraf ging,een samenvatting met andere woorden.' In gedachten gevangen, uitroepteken. Eind negentiende eeuw ontwikkelde Louis Pasteur de theorie dat de oorzaak van veel ziekten een minuscuul levend wezen was, een micro-organisme. Louis Pasteur had geen geneeskunde gestudeerd. Maar mede door hem vierde de geneeskunde in de tweede helft van vorige eeuw enorme triomfen. De hoogvluchten van de strijd tegen infectieziekten, tegen epidemieën, spraken en spreken nog tot de verbeelding. Deze hoogvluchten brachten eer, roem en glorie en macht, veel macht. En macht moet beschermd worden en zo werd de geneeskunde een bastion. Met het bastion verloor het echter zijn vrijheid. In gedachten gevangen beschouwde, en beschouwt men nog steeds, een zorginfectie als een infectieziekte. Als de interacties tussen de (aanvallende) micro-organismen (MO) en de gastheer resulteren in klinisch waarneembare verschijnselen spreken we over een infectieziekte, dus … In de reclamewereld weet men al heel lang dat je niet zomaar banaan moogt zeggen tegen een ‘Chiquita’ maar in de geneeskunde discrimineert men de zorginfecties niet ( of onvoldoende) van de klassieke infectieziekten zoals TBC, Hepatitis B, Griep, Cholera, Malaria, Ebola, … Gemeenschappelijk delen zij de definitie maar dat is ongeveer alles. Er is wel degelijk een fundamenteel onderscheid: het verantwoordelijke agens, de verantwoordelijke MO. Bij een klassieke infectieziekte zijn de verantwoordelijke MO lichaamsvreemd (vreemd aan de soort), bij een zorginfectie zijn de verantwoordelijke MO lichaamseigen (eigen aan de soort). Zorginfecties worden in de regel veroorzaakt door micro-organismen die tot onze menselijke microbiota behoren. In feite ontstaat een zorginfectie bij een ontvankelijke persoon na een aberrante kolonisatie door commensale microbiota al of niet afkomstig uit zijn eigen microbieel subsysteem, die via (de handen van) een zorgverlener of rechtstreeks via de zorgomgeving wordt overgebracht.Gevangen in gedachten kennen we maar één infectiebeleid zowel voor de preventie als voor de behandeling. Dat ene beleid heeft ertoe geleid dat het procentueel aantal zorginfecties nu,  45 jaar na het opstarten van de ‘Bronisolaties’ en 25 jaar na het opstarten van de ‘Transmission Based Precautions’, nog steeds niet gedaald is. Zorginfecties komen hier vaak voor. Ze leiden niet alleen tot een langere hospitalisatie en aanzienlijke kosten, maar verhogen ook de morbiditeit en de mortaliteit onder de patiënten. Alle MO worden als lichaamsvreemd beschouwd. We erkennen de symbiose met een groot aantal MO maar we negeren het feit dat 90% van de cellen die we bij de mens terugvinden bacterieel zijn. Liever discrimineren we ‘de meerderheid’.We negeren het feit dat elk meercellig organisme een microbieel subsysteem heeft, dat iedere soort door zijn commensale microbiota verbonden is met de Aarde. We leven in een wereld van eencelligen. Wij zijn niet de heersers der Aarde, wij zijn haar vruchtjes.Het hoofdaccent in de preventie van zorginfecties ligt op het voorkomen van aberrante kolonisaties door commensale microbiota, op het voorkomen dat commensale microbiota zich koloniseren op een niet-commensale site. Elke site op de uitwendige oppervlakken van meercelligen heeft zijn eigen commensale microbiota. Alleen op die sites gedragen zij zich als commensalen. Op alle andere sites gedragen zij zich als pathogenen waardoor zorginfecties kunnen ontstaan. We moeten vooral verstandig leren omgaan met onze commensale microbiota, met ons microbieelstelsel, en met de MO in ‘t algemeen. Het voorkomen van ‘Multi Drug Resistant Organisms’ (MDRO’s) wordt nu wereldwijd als problematisch beschouwd. De mens en zijn gedomesticeerde dieren zijn echter de natuurlijke gastheren van de MDRO’s.Willen we in de ziekenhuizen de MDRO-verspreiding onder controle houden, beheersen, dan dienen wij de bron te isoleren, de overdrachten te voorkomen, de vatbare patiënt te beschermen en vooral verstandig leren omgaan met onze commensale microbiota, met ons microbieelstelsel, en met de MO in ‘t algemeen.De bron is niet zozeer de ‘geïnfecteerde patiënt’ maar de ‘mens’. De bron isoleren in een ziekenhuis komt neer op de patiënt verplegen op een kamer alleen; de overdrachten voorkomen op het opwaarderen van de standaardvoorzorgen (handhygiëne, urofaecale hygiëne, reinigen/desinfecteren, …); de vatbare patiënt beschermen op kennis van de determinanten voor kolonisatie/infectie en het nemen van specifieke voorzorgen; en het verstandig omgaan met MO op een verstandig antibioticabeleid, een verstandig microbieelbeleid.Met andere woorden    • We moeten streven naar éénpersoonskamers;    • We moeten de standaardvoorzorgen opwaarderen;    • We moeten investeren in wetenschappelijk onderzoek.Maar, zoals Nietzsche zei, we willen de dichters van ons leven zijn. Maar een mens wordt het niet zomaar, en ook de liefde voor het eigen lot maakt de mens nog niet tot auteur van zijn levensverhaal. Max Stirner, nominalist van de 19de eeuw, wilde ‘door het denken de gedachten tenietdoen’. Hij wilde vrijheid  voor het creatieve denken, wat betekent dat je niet voor de macht van de gedachten buigt. ‘Het levende denken mag zich niet door de gedachte gevangen laten nemen’. Ook ik wil vrijheid voor het creatieve denken. Daarom schreef ik ‘Een oproep voor een nieuw zorghygiënedenkkader’ en zorgde Boudewijn Catry voor de lay-out en de prachtige illustraties. Hierin stelde ik dat we hiervoor geen nood hebben aan ‘Gargamel’s, voor toverdrankjes, of ‘Eichmann’en, voor een holocaust van MO te organiseren, maar wel aan ‘Kasparov’s. … Ook ik heb geen geneeskunde gestudeerd. Vijfhonderd jaar geleden zei Maarten Luther: “Hier sta ik, ik kan niet anders.” Ik zeg nu: “Ik  heb het nu nog maar eens gezegd, ook ik kan niet anders.”    'Wat evident is, wordt door 'klassieke professionelen' gemakshalve genegeerd.'  Mijn commentaar als deelnemer van het regionaal platform ziekenhuishygiëne inzake het werkdocument ‘Aanbevelingen MDRO’s’.De mens en zijn gedomesticeerde dieren zijn de natuurlijke gastheren van de MDRO’s.Willen we in de ZH de MDRO-verspreiding onder controle houden, beheersen, dan dienen wij de bron te isoleren, de overdrachten te voorkomen, de vatbare pt te beschermen en vooral verstandig leren omgaan met onze commensale microbiota, met ons microbieelstelsel, en met de MO in ‘t algemeen.De bron is niet zozeer de ‘geïnfecteerde pt’ maar de ‘mens’. De bron isoleren in een ZH komt neer op de pt verplegen op een kamer alleen; de overdrachten voorkomen op het opwaarderen van de standaardvoorzorgen (handhygiëne, urofaecale hygiëne, reinigen/desinfecteren, …); de vatbare pt beschermen op kennis van de determinanten voor kolonisatie/infectie en het nemen van specifieke voorzorgen; en het verstandig omgaan met MO op een verstandig AB-beleid, een verstandig microbieelbeleid.Met andere woorden    • We moeten streven naar éénpersoonskamers;    • We moeten de standaardvoorzorgen opwaarderen;    • We moeten investeren in wetenschappelijk onderzoek.                   'Van ziekenhuishygiëne naar zorghygiëne. Over de preventie van zorginfecties in WZC.' Op naar de bevrijding!Over MDRO’s, zorginfecties en WZC.Het voorkomen en de verspreiding van MDRO’s10 wordt wereldwijd, ook in België, als een majeur probleem beschouwd voor de volksgezondheid. En meer algemeen gesteld: de zorginfecties vormen , in heel de zorgsector, een groot maatschappelijk probleem. Dat zorginfecties vaak voorkomen in onze ziekenhuizen weten we al lang. Ze leiden daar niet alleen tot langere hospitalisaties en aanzienlijke kosten, ze verhogen ook de morbiditeit en de mortaliteit onder de patiënten. Daarenboven leiden ze tot de vergrijzing van de ziekenhuishygiënisten. Het probleem van de zorginfecties beperkt zich echter niet tot onze ziekenhuizen. De HALT-2 studie van 2013 berekende de prevalentie (%) van bewoners in Belgische WZC met minstens één ‘healthcare-associated infection’ op 3,6. Met betrekking tot de thuiszorg zijn nog geen cijfers bekend (ze zijn in de maak). Maar ook daar lijkt de toekomst van de zorginfecties verzekerd. In de ziekenhuissector implementeerde de wetgever diverse structuren die een zorginfectiebeheersingsbeleid mogelijk dienden te maken. Sinds 22 augustus 2002 regelt 1 wet de rechten van de patiënt. Een eenvoudige en duidelijke wet die enkel de individuele rechten van de patiënt regelt. Zo onder meer heeft de patiënt:    • Recht op kwaliteitsvolle dienstverlening die beantwoordt aan zijn behoeften    • Recht op een zorgvuldig bijgehouden en veilig bewaard patiëntendossier    • Recht een klacht in verband met de uitoefening van zijn rechten toegekend door deze wet neer te leggen bij de bevoegde ombudsdienst    • …Die structurele elementen die de zorginfectiebeheersing in ziekenhuizen mogelijk dienden te maken werden kwaliteitsindicatoren. Die indicatoren worden jaarlijks gescoord en gepubliceerd.Maar wat met de patiënt in de thuiszorg? Wat met de bewoner van een WZC? Hebben zij als ‘zorgbehoevende’ burgers niet dezelfde rechten? Het recht op een kwaliteitsvolle zorgverlening is een universeel burgerrecht. De maatschappij moet hiervoor garant staan.De infecties met een collectieve impact vereisen bijzondere aandacht in WZC, in ziekenhuizen, in alle zorgverlenende instanties. De federale overheid was van oordeel dat er een coherent en aangepast beleid moet opgezet worden om deze problematiek in de specifieke leefomgeving van de RVT’s en ROB’s aan te pakken. “Er moeten gevalideerde, duidelijke en precieze maatregelen worden genomen en dit op het vlak van te volgen procedures, in te zetten personeel en middelen, en te gebruiken materiaal.” In 2009 plande deze overheid een haalbaarheidstudie. Het coördinerend ZH diende samen met de WZC van het consortium binnen elk WZC een structuur uit te bouwen die infectiepreventie binnen de instelling mogelijk maakte (eerste, primaire doelstelling). Zo diende elk WZC een team infectiepreventie te hebben, een comité voor infectiepreventie enz. Het team bestaat minstens uit een verpleegkundige en een CRA. Het comité vergadert minstens 4 maal per jaar. …In 2013 had de overheid opnieuw middelen ter beschikking voor een tweede pilootproject. Dit project had als doel het ontwikkelen van een voorstel (voor de verschillende deeldomeinen) voor een wetgevend initiatief met het oog op de beheersing van zorginfecties in WZC. De specifieke opdrachten van de teams en de comités werden door de overheid (FOD) bepaald. Met de overhandiging van een paar-honderd-pagina’s-dik rapport op 15 december 2014 aan de overheid eindigde ook dit tweede pilootproject. Maar ondertussen was de federale overheid, sinds juli 2014, niet langer bevoegd in deze zaken.Mede hierdoor is de regelgeving in zake infectiebeheersing in de WZC tot op heden nog heel summier en heel vaag. We kunnen het kort samenvatten in drie puntjes:    • Woondecreet, Art. 20: ‘Het WZC voert een beleid ter preventie van infectieziekten.’    • Erkenningsnormen, norminterpretatie RVT, norm B10-h: ‘Elk WZC moet de kwaliteit en de efficiëntie van de verzorging van de bewoners systematisch evalueren, in dit kader moet elke instelling de ligwonden, de nosocomiale infecties, de valincidentie en het aantal incontinente personen registreren.’    • KB van 9 maart 2014: Hierin staat letterlijk dat de hoofdverpleegkundige en de CRA instaan voor een beleid rond de beheersing van zorginfecties. Voorts staan er richtlijnen vermeld  betreffende handhygiëne en isolatie van besmette bewoners.Zorginfecties worden in de regel veroorzaakt door micro-organismen die tot onze menselijke microbiota behoren. In feite ontstaat een zorginfectie bij een ontvankelijke persoon na een aberrante kolonisatie door commensale microbiota al of niet afkomstig uit zijn eigen microbieel subsysteem, die via (de handen van) een zorgverlener of rechtstreeks via de zorgomgeving wordt overgebracht of na penetratie door de falende natuurlijke barrières zoals de plaatselijke aanwezige commensale microbiota, de slijmvliezen en de huid. De massale verspreiding van commensale microbiota, en vooral de ongecontroleerde verspreiding in dichte leefgemeenschappen, en de hieraan verbonden uitwisselingen zijn (nu zeker met het voorkomen van multiresistente commensale microbiota) problematisch geworden. De mens verspreidt veel meer MO in zijn omgeving dan hij door reiniging (en/of ontsmetting) verwijdert. Een goede reiniging leidt tot een ééndecimale logreductie van het uitgangskiemgetal. Met andere woorden 90% van de aanwezige micro-organismen worden verwijderd, 10% blijft aanwezig. Zo wordt de omgeving een reservoir. Vroeger, en velen nu nog, ging men ervan uit dat als een infectie veroorzaakt werd door een micro-organisme eigen aan de soort dat dit micro-organisme afkomstig was van de patiënt zelf. Men sprak van een endogene infectie. Nu met de grote verspreiding  van ‘Multi Drug Resistant Organisms’ (MDRO’s) blijken die verantwoordelijke micro-organismen veelal niet van ‘autochtone’, maar van ‘allochtone’ origine te zijn (afkomstig van medepatiënten, van de omgeving, van de zorgverleners, bezoekers ...). De mens en zijn gedomesticeerde dieren zijn de natuurlijke gastheren van de MDRO’s. En zoals hoger gezegd: ‘Het voorkomen en de verspreiding van MDRO’s11 wordt wereldwijd, ook in België, als een majeur probleem beschouwd voor de volksgezondheid.’Een WZC is echter geen ziekenhuis. Ze kampen beiden met dezelfde MO maar de condities zijn totaal anders. De bewoners van een WZC verblijven daar niet, zoals een patiënt in een ziekenhuis, zij wonen daar in een dichte leefgemeenschap met zeer beperkte privacy. Vrijheidsbeperkende maatregelen zijn al snel ethisch niet te verantwoorden. Door de grote zorgbehoevendheid, door het feit dat vele bewoners voor hun hygiëne afhankelijk zijn van hun hulpverleners, door het veelvuldig voorkomen van incontinentie, van decorumverlies, van dementie … onder de bewoners, door het tekort aan zorgverleners, aan schoonmaakpersoneel … is ongecontroleerde verspreiding van commensale MO, inclusief MDRO’s, eerder regel dan uitzondering. Het is nu al duidelijk dat de volgende zorghygiënepreventiemaatregelen cruciaal zullen zijn overal waar zorgen toegediend worden:    • De urofaecale hygiëne;    • De reiniging en desinfectie;    • De handhygiëne;    • Het antibioticabeleid.Dit zijn 4 peilers van de zorginfectiepreventie.We moeten ons echter van de gedachte bevrijden dat, hoe lovenswaardig ook, het opwaarderen van deze basisvoorzorgen en met wat goodwill van de zorgverstrekkers wij tot een volwaardig infectiebeheersbeleid in alle WZC zouden kunnen komen. Voor een volwaardig, effectief, zorginfectiebeheersbeleid hebben we heel wat meer nodig:    • We moeten structuren uitbouwen, federaaal, regionaal en binnen elk WZC, die zorginfectiebeheersing binnen elk WZC mogelijk moeten maken. Voor een haalbare structuur binnen de WZC verwijzen wij naar het eerste pilootproject, infectiepreventiebeleid in de WZC, van de federale overheid van 2009.    • We moeten een beleid organiseren. Hiervoor verwijzen we naar het tweede pilootproject van de federale overheid van 2013. Volgende items werden hier uitvoerig behandeld:         ◦ Preventie van zorginfecties            ▪ Werkkleding            ▪ Handhygiëne            ▪ Gebruik van preventiemateriaal            ▪ Standaard preventiemaatregelen            ▪ Bijkomende voorzorgsmaatregelen            ▪ Isolatie en opsporingspolitiek            ▪ Onderhoud van de lokalen            ▪ Onderhoud van het medisch materiaal            ▪ Hygiëne van de bewoner            ▪ Hygiëne en voeding            ▪ Het linnenbeheer            ▪ Het afvalbeheer            ▪ Antiseptica            ▪ Vaccinatie tegen respiratoire aandoeningen            ▪ Preventie voor contactongevallen met bloed        ◦ Registratie en toezicht            ▪ Registratieformulier            ▪ Rapportage        ◦ Gevalideerde procedures en werkwijzen            ▪ Transferbeleid            ▪ Epidemiebeleid            ▪ Beheersing van het risico aspergillose en legionellose            ▪ Preventie van tuberculose            ▪ Verzorging van wonden            ▪ verzorging van katheters            ▪ Preventie van traditionele infecties            ▪ Diagnose en aanpak van infecties        ◦ Audit- en evaluatiemethodologie        ◦ Kwaliteitsindicatoren        ◦ Kennis en opleiding        ◦ Antibioticagebruik        ◦ Transmurale samenwerking, gegevensuitwisseling en ondersteuningMax Stirner, nominalist van de 19de eeuw, wilde ‘door het denken de gedachten tenietdoen’. Hij wilde vrijheid voor het creatieve denken, wat betekent dat je niet voor de macht van de gedachten buigt. ‘Het levende denken mag zich niet door de gedachte gevangen laten nemen’. Ook wij willen vrijheid voor het creatieve denken. Met de ‘Transmission Based Precautions’ van de jaren ‘90 en de goodwill van de zorgverleners nu, zullen we nooit in staat zijn om de zorginfecties in de WZC te beheersen. Laten wij ons van deze gedachte bevrijden. Voor de bewoners van de WZC, voor hun rechten: Op naar de bevrijding! 'We leven in een wereld van eencelligen.' Een beleid inzake preventie van zorginfecties opstarten of niet opstarten is een kwestie van al of niet investeren in de decontaminatie van de patiëntomgeving.De decontaminatie van de patiëntomgeving Inleiding Er is slechts één fundamenteel ziekenhuishygiënisch probleem en dat is de decontaminatie, het reinigen/het reinigen en desinfecteren, van de omgeving van de patiënt, de omgeving in de meest ruime betekenis van het woord. Elke patiëntomgeving moet visueel rein zijn en de microbiële contaminatie moet zo minimaal mogelijk zijn. Investeren in ziekenhuishygiëne en besparen in de schoonmaak is als dweilen met de kraan open. “Het is noodzakelijk om te beschikken over procedures voor reiniging, en waar nodig voor desinfectie, voor elke soort omgeving en oppervlakken (binnen de instelling, ZH/WZC). Ook dienen er procedures voor toezicht en controle aanwezig te zijn” 12 Reiniging en desinfectie leiden tot een reductie van het uitgangskiemgetal, nooit tot een eliminatie van alle kiemen. Reiniging is de standaard voor de decontaminatie van de patiëntomgeving. Dat was zo, dat is nog steeds zo en dat zal waarschijnlijk altijd zo blijven. Maar het voorkomen van symptoomloze-MDRO-verspreiders in ZH en WZC maakt dat voor bepaalde omgevingen, zoals de kritische oppervlakken, de ‘high risk’ zones en de isolatiekamers, de standaard niet langer volstaat en dat er nood is aan een bijkomende decontaminatietechniek: de irreversibele inactivering van alle metabool-actieve bacteriën. Met recht en reden stelt de WIP: “Reiniging vooraf is noodzakelijk omdat desinfectantia door organisch materiaal, zoals bloed (eiwitten), gedeeltelijk onwerkzaam worden gemaakt. Is desinfectie noodzakelijk, dan moet men beseffen dat een desinfectans sneller en beter werkt naarmate het te desinfecteren oppervlak schoner is.”13   Omwille van de effectiviteit, het kiemdodend effect, verdient deze werkwijze de voorkeur op het gebruik van een gecombineerd reinigings- en desinfectieproduct. Omwille van de herhaaldelijke manipulatie van kritische oppervlakken verhoogt het risico op contaminatie met pathogenen en transmissie via handen. Deze materialen hebben er dus voordeel bij om goed gereinigd en ook gedesinfecteerd te worden. Een belangrijk decontaminatie principe bij gebruik van om het even welk klinisch materiaal bij een patiënt is dat dit materiaal voor en na gebruik bij elke patiënt gereinigd en/of gedecontamineerd dient te worden ongeacht hoe vaak het gebruikt werd, waar en wat het is (Dancer S, 2014).Donskey et al beschreven vier mogelijke ontsmettingsstrategieën voor de omgeving om overdracht van MDRO’s  te reduceren (Donskey et al, 2013). Vooreerst zal men met een meer optimale reiniging en ontsmetting van een kamer waar MDRO positieve patiënten verbleven het risico reduceren op overdracht naar volgende patiënten in de betreffende kamer via gecontamineerde oppervlakken. Ten tweede kan een dagelijkse ontsmetting van high-touch oppervlakken in een isolatiekamer zinvol zijn om het risico op contaminatie van de handen van verzorgend personeel te verminderen. Deze strategie is gelijkaardig aan de dagelijkse huid ontsmetting van patiënten als controle van een MDRO reservoir. Ten derde is de ontsmetting van materiaal en instrumenten die bij meerdere patiënten worden gebruikt of het gebruik van wegwerpmateriaal in een isolatiekamer aan te bevelen om het risico op transmissie te reduceren. Tot slot zijn maatregelen om de reiniging en ontsmetting van alle kamers te optimaliseren zinvol wanneer er bezorgdheid bestaat dat vele dragers niet of pas zeer laattijdig tijdens het verblijf gedetecteerd worden. Interventies op gebied van omgevingsontsmetting kunnen variëren van simpele acties zoals wijzigen van een reinigings- of ontsmettingsmiddel tot intensieve maatregelen zoals educatie en monitoring om de performantie van het reinigen te verbeteren. Deze interventies op gebied van desinfectie zijn dus terug te brengen tot drie niveaus. Ten eerste kan men een substitutie van het gebruikte desinfectans doorvoeren naar een desinfectans met een betere effectiviteit op een bepaald pathogeen. Ten tweede kan men interventies doorvoeren in de reiniging en desinfectieprocedures en tenslotte kan men gebruik maken van automatische desinfectiesystemen (Donskey et al, 2013). Samengevat: de omgeving fungeert als een reservoir voor verspreiding, de handen als transportmiddelen. De omgeving in ziekenhuizen wordt routinematig gereinigd of gereinigd en gedesinfecteerd, dit volgens in de instelling vastgelegde reinigingsprocedures (elk uur, twee maal per week, …) en bij zichtbare bevuiling en bij ontslag van de patiënt en dit in functie van de lokale epidemiologie. Het type reiniging en de frequentie ervan hangen af van het klinisch risico, de turnover van patiënten, de intensiteit van passage van personen, en de eigenschappen van de oppervlakte. Zo worden operatiezalen, ICU en transplantatie eenheden frequenter en strikter gereinigd dan een routine patiëntenkamer (Dancer S, 2014). Reinigen “Onder reinigen wordt verstaan het verwijderen van zichtbaar vuil en onzichtbaar organisch materiaal om te voorkomen dat micro-organismen zich kunnen handhaven, vermeerderen en verspreiden.”14 Het comité voor ZHH houdt toezicht op de reinigingsmethode. Houd rekening met:    • De effectiviteit van de methode15    • De noodzaak om te beschikken over procedures voor reiniging voor elke soort omgeving en oppervlakken. Ook dienen er procedures voor toezicht en controle aanwezig te zijn16. Daar er een lineair verband bestaat tussen de contaminatiegraad van de omgeving en de contaminatiegraad van de handen van de zorgverstrekkers bepaalt het comité in functie van de beschikbare middelen en beleidsmatige ondersteuning de hoogst haalbare frequentie voor reiniging als de minimum en dit voor elke omgeving en oppervlakken    • Bij een visuele verontreiniging van een ZH/WZC omgeving of oppervlakken is een reiniging steeds geïndiceerd    • Bijzondere vereisten met betrekking tot het onderhoud van vochtige milieus en materialen: zie ook Advies HGR 8580: Aanbevelingen betreffende infectiebeheersing bij bouwen, verbouwen en technische werkzaamheden in zorginstellingen. Aanbevelingen voor interne en externe werknemers, Consensusdocument 5: De sanitaire cel.        ◦ Voorkom de uitgroei van watersaprofyten        ◦ Het ontkalken van douchekoppen, (Het gebruik van schuimkoppen op kranenwerk is verboden)…        ◦ Het periodiek onderhoud van sifons …     • Bijzondere vereisten met betrekking tot het onderhoud van elektronische apparatuur, displays, keyboards, muizen, …     • Aangemaakte verdunningen van reinigingsmiddelen kunnen leiden tot uitgroei van micro-organismen (pseudomonas-soorten) wat ten stelligste vermeden dient te worden    • Het gebruik van handschoenen bij het reinigen:        ◦ Het correcte gebruik van handschoenen17        ◦ Bij het schoonmaken van sanitaire ruimten (‘high risk’-zone)     • De methode voorkomt:        ◦ Dat micro-organismen zich kunnen handhaven en laat een desinfectie na reiniging toe. Gebruik dus in ZH en in WZC geen reinigingsmiddelen op basis van Probiotica.        ◦ Dat vuil en micro-organismen verspreid worden in de omgeving of naar andere omgevingen overgebracht worden:            ▪ Werk steeds van proper naar vuil, ook binnen één bepaalde omgeving            ▪ Overweeg het gebruik van wegwerpmaterialen            ▪ Niet wegwerpmaterialen worden zorgvuldig afgevoerd naar de wasserij voor reiniging en thermische desinfectie.Reinigen is de standaard, in de regel toe te passen op elke soort omgeving en oppervlakken. De meeste ziekenhuizen gebruiken tegenwoordig katoenen doeken omdat deze op hoge temperaturen (>90°C) gewassen kunnen worden. Microfiber doeken zijn eveneens populair bij facilitair personeel. De verschillen in efficiëntie tussen katoenen en microfiber doeken zijn niet eenduidig: bij oppervlakken zonder bevuiling werd er geen significant verschil gevonden terwijl er bij bevuiling met organisch materiaal een marginaal hogere efficiëntie voor de verwijdering van vuil en micro-organismen is met microfiber doeken (Dancer S, 2014). Neutrale detergenten worden gebruikt om vuil op te nemen via wegwerpbare of herbruikbare materialen. Meer dan 80% van de bacteriële load op ziekenhuisvloeren kan verwijderd worden d.m.v. reiniging met enkel een detergent (Dancer S, 2014). Desinfectie “Onder desinfectie wordt verstaan de irreversibele inactivering/reductie van micro-organismen (vegetatieve bacteriën en/of fungi en/of virussen en/of bacteriesporen) op levenloze oppervlakken, alsmede op intacte huid en slijmvliezen, tot een aanvaardbaar geacht niveau.”18 Het comité voor ZHH houdt toezicht op de desinfectiemethode. Houd rekening met:    • Een voorafgaande reiniging wordt sterk aanbevolen. De desinfectie vormt dan een bijkomende handeling. Omwille van de compliantie is het raadzaam om voor snelle, gebruiksvriendelijke methoden te kiezen    • Het vereiste desinfectieniveau: omwille van het symptoomloos voorkomen van MDRO’s is minimaal een irreversibele inactivering van alle metabool-actieve bacteriën vereist. Het beoogde spectrum kan ook bepaald worden door specifieke omgevingskarakteristieken (pediatrie, IZ, …). Het desinfectans is terug te vinden in de officiële lijst van toegelaten biociden     • De noodzaak om te beschikken over procedures voor desinfectie voor elke soort omgeving en oppervlakken (Elke soort omgeving of oppervlak kan, bij voorbeeld na contaminatie met lichaamsvochten of excreta, in aanmerking komen voor desinfectie). Ook dienen er procedures voor toezicht en controle aanwezig te zijn19     • De frequentie van desinfectie: daar desinfectie enkel tot een reductie van het uitgangskiemgetal leidt, bepaalt het comité de hoogst haalbare frequentie als de minimum    • Het gebruik van handschoenen bij het desinfecteren:        ◦ Het correcte gebruik van handschoenen20        ◦ Zie veiliheidsfiche     • De validatie van de toestellen voor machinale thermische desinfectie en hun vereiste desinfectieniveau:        ◦ Bedpanspoelers: Ao 600 (cf. advies HGR 8580 Werven in zkh)Er zijn vele factoren die de efficaciteit van een desinfectans aantasten: detergent gerelateerde factoren zoals concentratie, pH, formulering, maar ook factoren gekoppeld aan het micro-organisme en factoren gekoppeld aan het gebruik van het product: contacttijd, organische lading, type oppervlakte en temperatuur. De keuze van een desinfectans zal afhangen van het beoogd gebruik. Slecht gebruik van desinfectantia kan leiden tot verspreiding van micro-organismen naar reine oppervlakken via gecontamineerde reinigingsdoeken. Het tijdig vervangen van reinigingsdoeken is dus cruciaal (Saini, 2015). Decontaminatiematrix Y-as: zones in functie van het risico op MDRO-transmissie en vatbaarheid van de gastheerZone 1: minimaal risico (de inkom, de administratie, de technische diensten, …)Zone 2: gemiddeld risico (patiëntgebonden sanitair, de hospitaalgangen, de wachtplaatsen, de consultatieruimten, …)Zone 3: hoog risico (gedeeld sanitair op meerpersoonskamers, afdelingsniveau, laboratoria, de autopsieruimte, …)Zone 4: zeer hoog risico (Intensieve Zorgen, de reanimatieruimten, de neonatologie, het operatiekwartier, het brandwondcentrum, verblijfplaatsen voor immuungecompromitteerde patiënten, …)X-as:Niveau 1: geen isolatie/MDRO-isolatieNiveau 2: routinematig (R)/bij ontslag (O)Niveau 3: niet-kritisch (oppervlakken, zones, patiëntgebonden materiaal) (NK)/kritisch (oppervlakken, zones, gedeeld materiaal) (K)Decontaminatietechnieken:A: reinigenB: reinigen en desinfectie wordt aanbevolenC: reinigen en desinfecterenD: reinigen, manueel desinfecteren en een aanvullende automatische ruimtedesinfectie wordt aanbevolen  NVT: niet van toepassing Geen IsolatieMDRO-isolatieZoneRORO NKKNKKNKKNKK1AANVTNVTNVTNVTNVTNVT2ABACBCCC3ACBCBCCC4BCCCCCDD     References :HGR nr.8364, Aanbevelingen inzake bacteriologische controles van de omgeving binnen de verzorgingsinstellingenHGR nr. 8349, Aanbevelingen inzake handhygiëne tijdens de zorgverleningWIP, Reiniging en desinfectie van ruimten, meubilair en voorwerpen 'Klassieke professionelen' overtuigen van de noodzaak om een voor de hand liggende maatregel te implementeren is een moeizaam en langdurig proces.' NOSO-info, vol. XVII nr 4, 2013     'Klassieke professionelen' overtuigen van de noodzaak om een voor de hand liggende maatregel te implementeren is een moeizaam en langdurig proces.' NOSO-info, vol.XIX n°4, 2015 Instrumenten na manipulatie met blote handen zijn, ondanks een gevalideerde sterilisatie, niet gegarandeerd sterielYvo Bories, Verpleegkundige-ziekenhuishygiënist AZ Nikolaas en lid van de werkgroep Ziekenhuishygiëne NVKVV Boudewijn Catry, Zorginfecties & Antibioticumresistentie, Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV-ISP), Brussel ORIGINEEL ARTIKEL SamenvattingNemen we de ‘Aanbevelingen voor Sterilisatie, HGR nr. 7848’1 als uitgangspunt voor sterilisatie. In dat geval is de steriliteit van het instrumentarium na gevalideerde reiniging, hoogwaardige thermische desinfectie (Ao-waarde2 minimaal 3000) en sterilisatie niet gegarandeerd wanneer het inpakken van het instrumentarium voor de eigenlijke sterilisatie met blote handen gebeurde. De bewijsvoering wordt hier toegelicht via een formeel-logisch systeem. Willen we het ‘gesteriliseerd’ instrumentarium een steriliteitgarantie verlenen dan dienen we ons proces of ons uitgangspunt aan te passen. Inleiding – het uitgangspunt: de ‘Aanbevelingen voor Sterilisatie, Hoge Gezondheisraad (HGR)’ Citaten HGR nr. 7848: 1 “Sterilisatie: uitvoering van een proces met als doel de in de sterilisator binnengebrachte lading steriel te maken (EN 285-8). Dit proces sluit zelf aan op een reeks processen die bijdragen tot de vernietiging of de verwijdering van alle levende micro-organismen van welke aard en onder welke vorm ook, nog aanwezig op perfect gereinigde voorwerpen. (definities).”…“De sterilisatie behoort tot de bijzondere procédés waarvan de resultaten, meer bijzonder de steriliteit van het behandelde materiaal, door een controle op het eindproduct niet kunnen worden gewaarborgd. Het proces (de sterilisatie) wordt beheerst door middel van de controle op het sterilisatieproces, gepaard gaande met een belangrijk aantal controleacties en dit zowel vóór als na de eigenlijke sterilisatie. De bioburden moet zo laag mogelijk worden gehouden. Een effectieve beheersing van de bioburden kan enkel worden bekomen door reinigings- en ontsmettingsmethoden die vooraf gevalideerd zijn maar ook door het beheersen van de omgevingsfactoren (lokalen, omgevingslucht, personeel...).”…“Een onvoldoende reiniging en/of ontsmetting kunnen de kiemen beschermen tegen het steriliserend agens en besmettingen bij patiënten veroorzaken.”…“Voor kritisch medisch materiaal moet de Ao waarde (desinfectieniveau)2 minstens 3000 bedragen.”…“De normen werden opgesteld voor te steriliseren ladingen waarvan de initiële besmetting goed onder controle is.Eén enkele correcte parameter alleen kan de steriliteit van een lading niet waarborgen. Daarentegen brengt één enkele incorrecte parameter op zichzelf een tekortkoming naar voren; de lading mag niet vrijgegeven worden.”Tot de taken van de ziekenhuisapotheker behoren o.a. het toezicht op de verschillende stappen die voorafgaan aan de sterilisatie: reiniging, ontsmetting, verpakking van het te steriliseren materiaal.Bij het opstellen van aanbevelingen inzake sterilisatietechnieken dient men de naleving van de vereiste voorzorgsmaatregelen om de microbiële belasting (bioburden) vóór sterilisatie te verlagen in acht te nemen.Sterilisatievereisten kunnen we als volgt samenvatten:• Gevalideerde processen voor reiniging, desinfectie en sterilisatie;• Verwijdering van alle levende micro-organismen van welke aard en onder welke vorm ook;• Perfect gereinigde voorwerpen;• Een Ao waarde (desinfectieniveau) van minstens 3000;• De bioburden moet zo laag mogelijk worden gehouden;• Steriliteitsgarantie door procescontrole. Achtergrond  Normale oppervlakken“Alle afwerkingsmaterialen en werkoppervlakken zijn glad en afwasbaar (HGR nr.7848).”We vergeten vaak, of we staan er niet bij stil, dat de zogenaamde “reine” zone van de CSA (Centrale sterilisatie afdeling)2 waar het instrumentarium gecontroleerd, verpakt en gesteriliseerd wordt de meest kritische zone is van de CSA. Hier is het ‘perfect’ gereinigd en ‘hoogwaardig’ gedesinfecteerd instrumentarium (en dit in tegenstelling tot de zogenaamde “steriele” zone waar het instrumentarium in afwachting tot het gebruik gestockeerd wordt) niet beschermd is tegen organische contaminaties noch tegen transmissies van microbiële componenten (microbiota).In het handboek ‘Ziekenhuishygiëne’3 lezen we bij ‘Microbiologisch onderzoek van oppervlakken het volgende: “Om als ‘goed’ bestempeld te kunnen worden mogen normale oppervlakken niet meer dan 5 kolonies per plaatje (25 cm2) vertonen.”De inpakzone van een CSA is dus een reine zone. De microbiële contaminatie van alle afwerkingsmaterialen en werkoppervlakken dient miniem (< 5 kolonievormende eenheden (KVE)/25 cm2) te zijn. Deze oppervlakken hebben geen eigen, commensale microbiota (flora). De eventueel aanwezige bioburden van deze oppervlakken dient steeds als contaminatie beschouwd te worden. Handen en handhygiëneElk oppervlak van elk, complex, meercellig organisme dat in contact komt met het uitwendig milieu heeft een eigen commensale microbiota, zo ook de huid van onze handen. Door contact met levende en niet-levende materie neemt de huid ook transiënte micro-organismen op en draagt ze zowel commensale als transiënte microbiota over. Op dezelfde wijze geven we door contact organische en anorganische stoffen door. Deze uitwisselingen zijn zeer intens. Ze laten sommige diersoorten toe individuen op te sporen. In de richtlijnen van de wereld gezondheidsorganisatie (‘WHO Guidelines on Hand Hygiene in Health Care’)4 lezen we (vertaling): “Normale menselijke huid is gekoloniseerd door bacteriën. Het totaal aantal aërobe bacteriën varieert van meer dan 1 x 106 KVE/cm2 op de hoofdhuid, 5 x 104 KVE/cm2 op het abdomen tot 1 x 104 KVE/cm2 op de voorarm. Het totaal aantal bacteriën op de handen van de gezondheidswerkers varieert van 3,9 x 104 tot 4,6 x 106 KVE/cm2. Bij gebruik van de ‘Fingertip press’ methode varieert de contaminatie van 0 tot 300 KVE..”. In een andere referentie tonen Pessoa-Silva C.L. et al.5 met de ‘Fingertip press’ methode aan dat 360 van de 398 bij gezondheidswerkers afgenomen culturen positief waren voor bacteriën.Lucet J.C., et al.6 tonen met de ‘Fingertip press’ methode het volgende aan: op een totaal van 516 culturen (258 vóór handhygiëne (HH) en 258 na HH) waren er 383 positief en, wat in dit kader zeer belangrijk is, het aantal KVE voor HH verschilde NIET significant.Hoffman P.N., et al.7 tonen met de ‘Swab’ methode aan dat een swab (wattenstaafje) van de huid onder een ring gemiddeld 1600 KVE/swab telt en een swab van de huid op een controle plaats gemiddeld 180 KVE/swab telt.Salisbury DM, et al. 8 tonen met een ‘timed-friction rinse’ methode aan dat op 915 stalen van handen zonder ring en voor het wassen gemiddeld 3303 KVE telden en dat op 245 stalen van handen zonder ring en na het wassen gemiddeld 1775 KVE telden.Annette Schuermans, et al.9 tonen met de ‘Fingertip press’ methode aan dat 51,8% van de 1643 onderzochte personen meer dan 50 KVE op de 5 vingerdrukplaatsen van de dominante hand telden vóór het uitvoeren van een handeling waarbij verondersteld wordt dat de handen recent gewassen of ontsmet werden.In juni 2013 voerde het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid een handhygiënepeiling uit in het AZ Nikolaas. Hiervoor werden ook swabs afgenomen van tussen de vingers van de medewerkers. Daar richtwaarden over dergelijke swabs in de literatuur niet worden aangegeven, werd de grens, in samenspraak met het WIV-ISP (Dr Nadine Botteldoorn), gelegd op 500 KVE/swab.Bij wijze van een kleine steekproef onderzocht eerste auteur in maart 2014 met de ‘Fingertip press’ methode at random de vingers van de dominante hand van 13 CSA medewerkers in de ‘reine’ zone. Vijf plaatjes (38%) telden > 100 KVE; zeven plaatjes (54%) telden > 50 KVE (vergelijk het hierboven vermelde onderzoek van Prof. A. Schuermans9).Eveneens in maart 2014 verscheen ‘Contamination of Stethoscopes and Physicians’ Hands After a Physical Examination’10. De tabel hieronder geeft de resultaten van de bacteriële contaminatie weer (uitgedrukt in KVE/25 cm2), veroorzaakt door een huidcontact met kiemvrije voorwerpen: steriele stethoscoop, steriele handschoenen (vergelijkbaar met handcontact met kiemvrij instrumentarium).Tabel 1. Besmetting van handen en stethoscoop van geneesheren na lichamelijk onderzoek (Naar Yves Longtin, et al., 2014 11) Echantillonnage UFC/25cm2  Valeur minMoyenneValeur maxExtremités des doigts1414672237Diaphrame Stéthoscope2789691Thénar1137117Dorsale de la main2841 KVE: kolonievormende eenheden; Min: minimum; Max: maximum.Daarbij dienen we ook rekening te houden dat werd aangetoond dat de compliantie voor handhygiëne te laag is, dat de technische uitvoering van de handhygiëne veelal niet correct verloopt en dat er een lineair verband bestaat tussen de bacteriële overdracht en de contaminatiegraad van de handen11.Samengevat kunnen we stellen dat de bioburden van onze handen hoog is (zeker in relatie met normale propere oppervlakken) en dat handcontact leidt tot een aanzienlijke overdracht van bacteriën (KVE). Handcontact leidt eveneens tot overdracht van organisch (lipiden, huispartikels...) en anorganisch (metalen, zouten...) materiaal. Met andere woorden handcontact verhoogt de bioburden en het verontreinigt.Een onvoldoende reiniging en/of ontsmetting kunnen de kiemen beschermen tegen het steriliserend agens en besmettingen bij patiënten veroorzaken (HGR nr.7848). Het instrumentariumInstrumentarium gebruikt bij ‘clean surgery’ is in principe bacterievrij.Na een gevalideerde reiniging en na een gevalideerde, hoogwaardige, thermische desinfectie (Ao-waarde ≥ 3000, in de praktijk vaak 600012-13) is al het instrumentarium in principe perfect rein en op sporen na kiemvrij. Als we dan na adequate reiniging en desinfectie het instrumentarium met ‘blote’ handen controleren en verpakken dan neemt de verontreiniging van het instrumentarium toe en is de bioburden niet meer zo laag mogelijk.De bioburden op propere wegwerphandschoenen (normale oppervlakken) is in principe zeer miniem (zeker in vergelijking met de bioburden van onze handen) en vergelijkbaar met deze van het verpakkingsmateriaal. Materiaal en methode Wetenschappelijke literatuur en de syllogistiek14-20, het formeel logisch systeem van Aristoteles. HypotheseDe instrumenten na manipulatie met blote handen zijn niet gegarandeerd steriel na gevalideerde sterilisatie.Voor de wetenschappelijke variabelen wordt verwezen naar hierboven. Het logisch bewijsEen bewijs is een geldige redenering met ware premissen. Een redenering is geldig als en slechts als de premissen waar zijn, en dan is ook de conclusie waar (Aristoteles).Major (Aam): Na gevalideerde sterilisatie gegarandeerd steriele instrumenten (a) zijn de perfect reine instrumenten met een zo laag mogelijke bioburden (m) -> uitgangspunt, HGR nr. 7848.Minor (Ebm): de instrumenten na manipulatie met blote handen (b) zijn niet de perfect reine instrumenten met een zo laag mogelijke bioburden (m) -> wetenschappelijke literatuur, evidentie (zie hoger).Conclusie (Eba): de instrumenten na manipulatie met blote handen (b) zijn niet na gevalideerde sterilisatie gegarandeerd steriele instrumenten (a)(AamEbmEba -> is een Camestres, een geldig syllogisme van de 2e figuur met modus AEE, wat diende bewezen te worden. Conclusie Willen we de ‘Aanbevelingen voor sterilisatie’ van de Hoge Gezondheidsraad (HGR nr. 7848) als uitgangspunt behouden en steriliteitgarantie verlenen, dan is het dragen van handschoenen bij het controleren en bij het inpakken (dus na de gevalideerde reiniging en desinfectie) het logische gevolg hiervan (een redenering is een tekst waarin uit het gestelde iets anders dan het gestelde met noodzaak volgt krachtens het gestelde, Aristoteles). Bespreking Met de tijd nemen ook onze technische mogelijkheden inzake infectiepreventie en –controle in de zorgsector toe. In vergelijking met handmatige reiniging en desinfectie is het gebruik van gevalideerde reiniging- en desinfectiemethoden een enorme kwalitatieve vooruitgang. De meerwaarde van deze deelprocessen mag in het verdere procesverloop niet verloren gaan anders blijft er op het einde van het proces enkel de meerkost over. De meerwaarde van de gevalideerde reiniging en desinfectie is gelinkt aan het gebruik van handschoenen tijdens de inpakfase. Ons cognitief vermogen evolueert vaak minder snel als ons technische kunnen en we houden te weinig rekening met onze commensale microbiota. We zien de mens te veel als een complex maar op zichzelf staand individu en vergeten te vaak dat we samenleven met massa’s micro-organismen. De mens is een vrucht van de evolutie van de ‘levende planeet aarde’. Annex 1 “A” wordt gedefinieerd als de overeenstemmende tijd in seconden bij een temperatuur van 80°C om een bepaald ontsmettend effect te bereiken. Als de temperatuur 80°C bedraagt en de Z-waarde gelijk is aan 10 wordt de term “A0” gebruikt. AoNiveau van ontsmetting70°C80°C90°C93°C60+/- vegetat bact10 min1 min6 sec 600+/- virussen100 min10 min1 min 1200 200 min20 min2 min1 min3000Alles behalve sporen500 min50 min5 min + = effectief (= meer dan of gelijk aan 5 log reductie)+/- = matig effectief (= m.a.w. minder dan 5 log reductie) Annex 2 De syllogistiek is een formeel-logisch systeem. Het is de vorm of structuur van de redenering die beslissend is voor de geldigheid ervan. Er zijn 256 syllogistische vormen. Slechts 24 syllogismen zijn geldig. Camestres is een geldig syllogisme.Een syllogisme (geldige redenering) bestaat uit categorische uitspraken, waarvan 2 als premissen en 1 als conclusie. Hierin wordt een predikaat (a) bevestigd of ontkend van een subject (b). De middenterm (m) komt slechts in de premissen voor. Er zijn 4 soorten S – P uitspraken:Aba: universeel bevestigendIba: particulier bevestigendEba: universeel ontkennendOba: particulier ontkennend. Referenties 1. Hoge GezondheidsRaad (HGR) nr. 7848, Aanbevelingen voor sterilisatie2. Thermal Disinfection – The Ao Concept and the Biological Background, Urs Rosenberg, Borer Chemie AG, Switzerland3. Reybrouck G., Schuermans A., Van de Putte M. Ziekenhuishygiëne. Acco Leuven / Leusden, uitgave 20004. World Health Organization Patient Safety: WHO Guidelines on Hand Hygiene in Health Care: First Global Patient Safety Challenge, Clean Care is Safer Care. Geneva Switzerland: World Health Organization; 20095. Pessoa-Silva C.L. et al.: Dynamics of bacterial hand contamination during routine neonatal care. Infect Control Hosp Epiemiol 25:192-197, Mar. 20046. Lucet J.C., et al.: Hand contamination before and after different hand hygiene techniques: a randomized clinical trial. J Hosp Infect 50:276-280, Apr. 2002.7. Hoffman P.N., et al.: Micro-organisms isolated from skin under rings worn by hospital staff. BMJ290(6463):206-207. Jan. 1985.8. Salisbury DM, et al.: The effect of rings on microbial load of health care workers’ hands. Am J Infect Control, 1997;25:24-279. Schuermans, A. et al.: Sensibilisatiecampagne handhygiëne door de Regionale Werkgroep voor Ziekenhuishygiëne Vlaams-Brabant en Limburg. NOSO-info, vol. VIII nr. 4, 200410. Longtin, Y. et al., Contamination of Stethoscopes and Physicians’ Hands After a Physical Examination. Mayo Clin Proc. March 2014:89(3):291-299.van der Velden L.B., Nabuurs-Franssen M.H., van Leeuwen A., Isken M., Voss A .11. Pittet D., et al Evidence-based model for hand transmission during patient care and the role of improved practices. . The Lancet Infectious Diseases 1/2006; 6(10):641-52.12. Van der Velden L.B. et al., Thermal disinfection of bedpans: European ISO 15883-3 guideline requirements are insufficient to ensure elimination of ARE and OXA-48 outbreak-strains. Antimicrobial Resistance and Infection Control: Abstracts from the 2nd International Conference on Prevention and Infection Control (ICPIC 2013), Antimicrobial Resistance and Infection Control 2013, 2(Suppl 1):O66 doi:10.1186/2047-2994-2-S1-O6613. Bories, Y. Bedpanspoelers, centrale vaatwassers in ziekenhuizen en woon- en zorgcentra en de verspreiding van multiresistente darmcommensalen, Yvo Bories, NOSO-info, vol. XVII nr 4, 201314. Van Riel G., Fundamentele wijsbegeerte, , Acco 201015. Cloots A., Fundamentele wijsbegeerte, , Acco 201216. De Pater W.A., Vergauwen R.M.A., Logica: formeel en informeel, Universitaire Pers Leuven 200517. Werkgroep ziekenhuishygiëne, Eindrapport-juni-2011 KULeuven18. Wenzel R.P., Prevention and Control of Nosocomial Infections, fourth edition, Lippincott Williams & Wilkins 200719. Wenzel R.P. Minimizing Surgical-Site Infections. Editorial. New Engl J. Med 362;1:75-77, 201020. Sintubin, M. De wetenschap van de aarde – over een levende planeet, Acco 2012 'En soms hopeloos!' WG 9256 Good practices voor sterilisatie van medische hulpmiddelenMijn minderheidsstandpunt Ik vertrek vanuit het sterilisatieconcept, enkele wetenschappelijke vaststellingen, praktijk ervaringen en een vaak voorkomende naïeve overtuiging en ik concludeer:    • Of we wijzigen het concept    • Of om de steriliteit van de medische hulpmiddelen (MH) te waarborgen, is het absoluut noodzakelijk om bij het inpakken van de hoogwaardig gedesinfecteerde MH industrieel propere handschoenen te dragen …”. De steriliteit van de MH wordt gegarandeerd als de eigenlijke sterilisatie vooraf gegaan werd door een hoogwaardige desinfectie en deze desinfectie vooraf gegaan werd door een hoogwaardige reiniging. De MH zijn na een hoogwaardige reiniging (1) vrij van niet-levende organische contaminanten. Na een hoogwaardige desinfectie (2) zijn de MH bij een minimaal desinfectieniveau Ao = 600 vrij van alle metabool-actieve bacteriën en na een aanbevolen desinfectieniveau Ao = 3000 op sporen na vrij van alle activeerbare microbiota. D. Pittet stelt in ‘The Lancet Infectious Diseases 1/2006; 6(10):641-52’ het volgende: “Het totaal aantal bacteriën op de handen van gezondheidswerkers varieert van 3,9 x 104 tot 4,6 x 106 KVE/cm2”. Handcontact leidt tot overdracht van huidlipiden, huidschilfers, epitheelcellen, zweet, talg, …en eveneens tot overdracht van hoge aantallen bacteriën, huidvirussen, gisten, schimmels en mijten. Na een decennium van nationale handhygiënecampagnes bedraagt de compliantie voor handhygiëne, theoretisch, rond de 70%. De handhygiëne is hoofdzakelijk gericht op de transiënte flora. En wij gaan er veelal verkeerd vanuit dat bij goede handhygiëne de overdracht van microbiota zeer klein is en dat hierdoor, theoretisch, goede handhygiëne in het algemeen zou volstaan om zorginfecties te voorkomen. We bezien de mens teveel als een complex organisme, met een commensale microbiota als epifenomeen, op Aarde. Maar als we dit beeld, zoals Copernicus, zouden omdraaien dan zouden we een andere werkelijkheid zien: een wereld van eencelligen met de mens als epifenomeen. De huid is levende materie en er bestaat geen meercellig levende materie zonder eencelligen. Alle meercellig leven is samengesteld leven. In ‘t kader van sterilisatie speelt het onderscheid tussen commensale microbiota en andere microbiota geen rol. Als (1) en (2) vereist zijn dan is het toestaan van een onbeschermd handcontact vlak voor de eigenlijke sterilisatie een logische foutMet andere woorden stellen dat deze contaminaties het sterilisatieproces niet compromitteren en een voorafgaande hoogwaardige desinfectie eisen, is in strijd met de elementaire logica - als deze contaminaties het sterilisatieproces niet compromitteren dan is een voorafgaande hoogwaardige desinfectie niet vereist en daar dit in het huidige concept wel vereist wordt, compromiteren deze contaminaties wel degelijk het sterilisatieproces en dan dienen wij deze contaminaties te voorkomen door bij het manipuleren van deze MH industrieel-propere handschoenen te dragen. Handschoenen, disposable, die we één voor één en ter hoogte van de manchette uit de verpakking kunnen trekken… Als we het sterilisatieconcept niet wijzigen dan is het dragen van handschoenen bij het manipuleren van de hoogwaardig gedesinfecteerde MH geen aanbeveling maar een logische vereiste. Referenties    1. Thermal Disinfection – The Ao Concept and the Biological Background, Urs Rosenberg, Borer Chemie AG, Switzerland    2. Schuermans, A. et al.: Sensibilisatiecampagne handhygiëne door de Regionale Werkgroep voor Ziekenhuishygiëne Vlaams-Brabant en Limburg. NOSO-info, vol. VIII nr. 4, 2004    3. Pittet D., et al Evidence-based model for hand transmission during patient care and the role of improved practices. The Lancet Infectious Diseases 1/2006; 6(10):641-52.    4. Bories, Y. en Catry, B. Instrumenten na manipulatie met blote handen zijn, ondanks een gevalideerde sterilisatie, niet gegarandeerd steriel, Yvo Bories en Boudewijn Catry, NOSO-info, vol. XIX n°4, 2015    5. Bories, Y. Waarom een oproep voor een nieuwe zorghygiënedenkkader, nog niet uitgegeven werk    6. Sintubin, M. De wetenschap van de aarde – over een levende planeet, Acco 2012 'We weten het wel of we zouden het moeten weten en toch ...' Wat is de zin van screenen als de incidentie laag is, de specificiteit geen 99,995% is en men niet bereid is om elke positieve screening te laten bevestigen door een test met een specificiteit van minimaal 99,995%? Stel een incidentie van 1 op duizend en een test met een betrouwbaarheid van 99%. Ik laat mij testen en ik word positief bevonden. Wat is de kans dat ik aan de 'ziekte' lijd? Een betrouwbaarheid van 99% (een sensitiviteit en een specificiteit van 99%) liet mij het beste vermoeden maar het antwoord onthutste mij. De kans is niet groter dan 9%.Hierna volgt de simpele berekening:Incidentie is 1‰, de sensitiviteit en de specificiteit 99% en de populatie 100000.I=100 (100 personen met de 'ziekte'). 99 van deze 100 zullen positief testen (99% sensitiviteit)99900 personen hebben de 'ziekte' niet (I=1‰) maar 999 zullen positief testen (99% specificiteit – vals positieven). Op de totale populatie van 100000 zullen er dus 1098 (99 + 999=1098) positief testen.De kans op 'ziekte' bij een positief testresultaat bedraagt dus 99/1098. 99/1098=0,09 of 9%.Verdeling van de populatie van 100000 personen:    • 99 personen met de 'ziekte' en een positieve test;    • 1 persoon met de 'ziekte' en met een negatieve test (vals negatieven);    • 999 personen zonder de 'ziekte' maar met een positieve test (vals positieven);    • 98902 personen zonder de 'ziekte' en met een negatieve test.Bij een incidentie van 5‰ stijgt de kans tot 33%.Bij een incidentie van 1‰ en een sensitiviteit van 90% (en een specificiteit van 99%) daalt de kans van 9 tot 8%.Bij een incidentie van 1‰ en een sensitiviteit van 50% (en een specificiteit van 99%) daalt de kans tot 5%.De sensitiviteit van screeningstests die in de ZH gebruikt worden, is lager (wellicht beduidend lager) dan 99,995%. De specificiteit is wellicht wel hoog maar 99% is ook zeer hoog.Wat weten we van de incidentie bij een relatief groot aantal positieve screenings als de specificiteit van de test geen 99,995% bedraagt?Is de incidentie hoog? Het enige wat we weten is dat de kans op vals positieven bijzonder groot is. Als we naar de praktijk kijken dan kun je constateren dat deze kennis veelal aanwezig is maar dat men niet bereid is om die kennis in de praktijk toe te passen. Welke positief ingestelde persoon zoekt er naar een bevestiging dat hij verkeerd bezig is?In de praktijk screenen we risicopatiënten en de incidentie in de risicogroep is (per 'definitie') hoger dan in de populatie (we gaan er vanuit dat de test betrouwbaar is). Hoe hoger de incidentie hoe groter de kans dat de positieve test  niet valspositief is. Maar de incidentie is niet gekend. Zij wordt geschat op basis van incorrecte (vals hoge) metingen  en de incidentie moet al behoorlijk hoog zijn om bij een hoge specificiteit lager dan 100% een kans > 50% te hebben op positiviteit bij een positief resultaat (zie verder).Bij het voorkomen van symptomen is de kans op positiviteit bij een positief resultaat groter. Dat is correct. Dit wil zeggen dat een test met een hoge specificiteit lager dan 99,995% wel geschikt kan zijn om klinische stalen te analyseren. Bij de analyse van klinische stalen vertrekken we van een 'ziekte' en zoeken uit over welke 'ziekte' het gaat. Bij een screening zoekt men naar een specifieke 'ziekte' bij een symptoomloze drager. Dat een test geschikt is om klinische stalen te analyseren maakt hem niet geschikt voor screenings.Een praktijkvoorbeeld:Incidentie niet gekend, geschat 0,5%.Sensitiviteit niet zo bestSpecificiteit hoog maar niet exact gekend.3000 screenings (met een behoorlijk aantal dubbels) afkomstig van patiënten waarvan wij vermoeden dat zij een verhoogd risico op dragerschap hebben.8% van de screenings zijn positief.We sturen 50 positieve en 50 negatieve stalen ter confirmatie naar het referentielabo.Stel dat het referentielabo beschikt over een test met een specificiteit van 100% (wat in de praktijk  niet vaak het geval zal zijn).Testresultaten referentielabo: de 50 positieve stalen van test 1 zijn alle 50 ook positief, 7 van de 50 negatieve stalen van test 1 zijn ook positief.We veronderstellen:    • de sensitiviteit van test 1 is niet zo best, mogelijks 86%    • de specificiteit is 100%, een positieve test 1 wijst op positiviteit, geen vals positieven.En dat is fout. Onze uitgangsstelling is fout en uit een valse propositie volgt alles.    1. Doordat we een hoge, minimale, niet exact bepaalde specificiteit, lager dan 99,995% (zie verder) als betrouwbaar aanvaarden, zorgen we ervoor dat we onze resultaten niet meer kunnen interpreteren. Ze worden zinloos. De kansen op positiviteit bij een positief resultaat variëren zeer sterk bij verschillende hoge specificiteiten. Bij voorbeeld: Incidentie is 1‰, de sensitiviteit en de specificiteit minimaal 99% en de populatie 100000. De kans op positiviteit bij positieve resultaat zal variëren tussen de 9 en de 100% en aangezien we niet de exacte specificiteit kennen, kennen we de kansen op positiviteit niet en kunnen we de resultaten niet fijner interpreteren dan > 9%.de kans op positiviteit (bij positief resultaat) bij een specificiteit van 99% bedraagt hier 9%de kans op positiviteit (bij positief resultaat) bij een specificiteit > 99% bedraagt hier > 9%de kans op positiviteit (bij positief resultaat) bij een specificiteit van 99,995% bedraagt hier 95%de kans op positiviteit (bij positief resultaat) bij een specificiteit van 100% bedraagt hier 100% (maar een specificiteit van 100% aantonen is niet mogelijk → zie verder) Vervolg praktijkvoorbeeld:Bij 2% vals positieven (test 1) heb je een kans van 24,75% dat alle 50 positieve testen van test 1 positief zijn in test 2 ->P(alle 50 positief)=(98/100)*(97/99)*(96/98)*......*(49/51)=(98!50!)/(48!100!)=(50*49)/(100*99)=24,75%. Bij 1% vals positieven (test 1) heb je een kans van 50% dat alle 50 positieve testen van test 1 positief zijn in test 2En bij een specificiteit van 98% (in dit voorbeeld) is de kans op positiviteit bij een positieve test (1) 17% of de kans op valspositiviteit 83%En bij een specificiteit van 99% is de kans op positiviteit bij een positieve test (1) 30% of de kans op valspositiviteit 70%.In de praktijk wordt de incidentie overschat. De referentietest heeft een hoge specificiteit maar deze is wellicht ook geen minimaal 99,995% (zie verder). Dit maakt dat in de praktijk de kans bij screening op valspositiviteit veelal groter zal zijn dan de kans op positiviteit.     2. We kunnen de specificiteit van de test niet exact bepalen. We kunnen alleen de minimale specificiteit bepalen. We kunnen aantonen dat een test een specificiteit van bij voorbeeld 99,9% heeft maar we kunnen niet aantonen dat dezelfde test geen grotere specificiteit kan hebben (bij voorbeeld 99,91%). Hierdoor zijn de screeningsresultaten niet interpreteerbaar (zie boven).    3. Als we een 5% kans op vals positiviteit als aanvaardbaar zouden beschouwen dan zou bij een incidentie van 0,1% (1 op 1000) en een sensitiviteit van 99% de specificiteit minimaal 99,995% moeten bedragen. Een minimale specificiteit van 99,995% is bepaalbaar, een 5% foutmarge is aanvaardbaar en een 100% specificiteit is niet bepaalbaar. Met andere woorden we zouden een test met een specificiteit van 99,995% kunnen gebruiken ter vervanging van de referentietest van 100%.Een minimale specificiteit van 99,995% is bepaalbaar maar de bepaling is in de praktijk niet vanzelfsprekend (zie hieronder). Het in de praktijk niet kunnen beschikken over een geschikte referentietest maakt een eventuele bevestiging van positiviteit van een positief test 1 resultaat onmogelijk en dit maakt de test 1 screening zinloos.Om een minimale specificiteit van 99,995% aan te tonen heb je 59914 testen nodig. →  Als je 59914 gezonde personen test op een ziekte en alle tests zijn negatief,dan ben je 95% zeker dat de specificiteit van je test tenminste99.995% bedraagt. Waarom? Indien de specificiteit 99.995% bedraagt (ofminder) en je test achtereenvolgens 59914 willekeurig gekozen gezondepersonen, dan is de kans dat alle tests negatief zijn gelijk aan(.99995)^59914=5% (of minder). Dit beschouwen we als uitzonderlijk(significantieniveau 5%), waardoor we het onwaarschijnlijk achten datde specificiteit minder dan 99.995% bedraagt. We verwerpen dus dezehypothese en besluiten dat de specificiteit waarschijnlijk minstens99.995% is.                Conclusies:    • om te screenen hebben we nood aan screeningstests met een specificiteit  van 99,995% ;    • als de referentietest deze specificiteit  niet haalt, zijn screenings bij lage incidenties niet zinvol. Screenings die gebruik maken van testen met een hoge specificiteit lager dan 99,995 zijn enkel zinvol als men bereid is om elke positieve screening te hertesten met een referentietest die wel die specificiteit heeft; is de incidentie hoog dan is dit veelal een gegeven waar men rekening mee moet houden zonder dat dit telkens geconfirmeerd dient te worden (het screeningsresultaat afwachten is dan vaak niet relevant);    • voor de bepaling van incidenties gebruikt men de data op basis van klinische stalen;    • testen met een hoge specificiteit lager dan 99,995% dienen we te reserveren voor de analyse van klinische stalen;    • voor de preventie gebruikt data op basis van positieve klinische stalen → voorbeeld: de antibioticaprofylaxe wordt afgestemd op de plaatselijke epidemiologische data van klinische stalen zoals culturen van post operatieve wondinfecties, hemoculturen, … en niet langer meer op basis van een pre-operatieve screenings;    • in de praktijk zijn (de meeste) screenings zinloos.Slotbeschouwing:We vermoeden te veel en we nemen, waarschijnlijk uit luiheid, te veel en te gemakkelijk aan. Het is voldoende dat een autoriteit of een vermeende autoriteit iets zegt en men neemt het blindelings aan. (de vier kentheoretische dwalingen die Francis Bacon (1561-1626) als gevaren voor een adequate wetenschapsbeoefening zag: de mens die zichzelf als de maat der dingen ziet, de subjectiviteit van ieders perspectief wanneer hij naar de wereld kijkt, de kuddegeest, het blind varen op de mening en het oeuvre van gezaghebbende figuren. Is Bacon nog steeds actueel?) Men stelt te weinig in vraag alsof het niet interessant zou zijn om na te gaan hoe men tot die stelling is gekomen. Ik neem bijna alles in vertrouwen aan maar ik ben dan ook een ongeschoolde. Ik heb veelal te weinig kennis om stellingen met verstand van zake na te gaan. We vermoeden veel en nemen onze vermoedens vaak als kennis aan. Het is niet verkeerd om ter goeder trouw te werken. Maar als blijkt dat het meetinstrument niet betrouwbaar is en je hebt de vrijheid, de autoriteit, om die metingen al dan niet verder te verrichten en je zet de metingen verder dan getuigt dit niet van wijsheid. Het wijst wellicht op koppigheid, of op verwaandheid, of op domheid, of op …Een uniform, minimaal screeningsbeleid, indien zinvol, zou door de overheid opgelegd moeten worden conform de surveillances van septicemieën, post-operatieve wondinfecties, .... Enkel zo kan men zinvolle epidemiologische data bekomen.       'Over een dwaling van formaat' Microbiële reiniging in ziekenhuizen – een fragment uit mijn commentaar van 2010 Mijn voornaamste bezwaar is van fundamentele aard:Een levenloos oppervlak behoeft geen eigen flora, geen kolonisaties. De aanwezigheid ervan wijst op vervuiling. Een kolonisatie van een ziekenhuis oppervlak mag niet beschouwd worden als een gegeven, als een normaal verschijnsel. Ziekenhuisbacteriën mogen niet beschouwd worden als behorende tot de normaal voorkomende nosocomiale, commensale flora of als bacteriën die enkel in ziekenhuizen voorkomen. Als de aanvoer van microbiële verontreiniging de afvoer overtreft, dan dient er een reiniging van het oppervlak te volgen met als doel het vuil en met het vuil de bio burden en hun voedingsbodems te verwijderen. Men dient, en zeker niet in een ziekenhuisomgeving, een ‘stoute bio burden’ niet te vervangen door een ‘stabiele en gezonde microflora’. Dit laatste impliceert immers een voedingsbodem en een flora. Als voedingsbodem kunnen fungeren: aanwezige vervuiling, bestandsdelen van het ‘microbieel reinigingsproduct’ of het materiaal van het oppervlak. Met andere woorden de voedingsbodem voor de ‘stabiele en gezonde flora’ bestaat uit vervuiling, aanwezig of aangebracht, of de aangebrachte flora tast het materiaal van het oppervlak aan. In een ziekenhuisomgeving is er ook geen sprake van ‘onschuldige, brave micro-organismen (MO)’. De oppervlakken in een patiëntomgeving dienen rein te zijn. De microbiële contaminatie van een patiëntomgeving dient zo klein mogelijk te zijn, vrij van ‘pathogene’ micro-organismen. Het inwendige van de mens hoort steriel te zijn, vrij van MO. In een ziekenhuisomgeving worden de huid- en slijmvliesbarrières van de patiënten vaak doorbroken en vaak functioneert hun afweersysteem niet naar behoren. Ik huiver bij de gedachte dat men ooit een operatiezaal zou reinigen met een ‘reinigingsmiddel op basis van probiotica’. Trek je echter deze redenering door dan kun je niet anders dan microbiële reinigingsmiddelen weren uit het ziekenhuis. 'Gevaarlijk spel? Collateral damage? Of zelfdestructie?' Zelfs met ‘microbenkillers’ in de maak blijft de kans dat de gezondheidszorg terug naar de jaren 1940 gekatapulteerd zal worden reëelMijn reactie op artikel: ‘Resistentie tegen antibiotica stijgt: microbenkillers in de maak’ van Dirk DraulansHet technisch kunnen evolueert bij de mens sneller dan zijn denken en dit maakt hem verwaand. De menselijke beschaving telt talloze voorbeelden. De muur rondom de burcht van Mycene, die Perseus in 1350 voor Christus liet bouwen, hiervoor hadden de Grieken mythen, Goden en Cyclopen nodig om dit verschijnsel begrijpbaar te maken. De ruimtevaart, de synthetische antibiotica, …, hiervoor heeft de moderne mens het geloof in de wetenschap nodig. Maar de vruchten van ons ‘technisch kunnen’ worden geoogst op de akkers van onze economie. In vergelijking met de voorbije decennia investeert onze samenleving veel minder in de ontwikkeling van nieuwe antibiotica. Aan de andere kant zijn de bacteriën, eencellige micro-organismen die door de antibiotica gedood worden, de meest succesvolle levensvormen op Aarde. Zij hebben de meest ondenkbare omgevingen op Aarde gekoloniseerd en dit gedurende meer dan 3,8 miljard jaar. Zij vormen nog steeds de grootste biomassa op Aarde. De voorlopers van de moderne mens, de Cro-magnonmens, verscheen pas 40 duizend jaar geleden. Van alle soorten die ooit geëvolueerd zijn in de aardse geschiedenis is 99% al uitgestorven. De bacteriën zijn er nog steeds. Hun adaptief vermogen is onvoorstelbaar groot. Het is zoals Herbert G Wells ooit zegde: “Adapt or perish, now as never; is nature’s inexorable imperative”. Meer nog: de mens en al het meercellig leven blijken niet te zijn wat ze leken te zijn. Er is geen leven op aarde zonder microbieel subsysteem, zonder een microbieel stelsel. Alle leven wordt door zijn microbiota verbonden met de Aarde. Volgens Richard P. Wenszel zou ons microbieel subsysteem 1014 micro-organismen tellen of 90% van de cellen die we bij een mens terugvinden zouden bacterieel zijn. Alleen al via de stoelgang brengt de mens dagelijks >1014 micro-organismen terug in zijn omgeving. We leven in een wereld van eencelligen. In de geneeskunde, tot op vandaag, ligt het hoofdaccent in de strijd tegen de bacteriële infecties op de antibioticatherapie terwijl bijna alle zorginfecties veroorzaakt worden door micro-organismen die tot de menselijke microbiota behoren. Alle antibiotica die aangewend worden in de humane geneeskunde doden ook bacteriën af die tot de menselijke microbiota behoren. In de bio-industrie werd en wordt nog steeds antibiotica aangewend om medische- en om economische redenen …Gevolgen: antibioticaresistentie; het voorkomen van ‘Multi Drug Resistant Organisms’ (MDRO’s), wat nu wereldwijd als problematisch wordt beschouwd; de mens en zijn gedomesticeerde dieren zijn nu gepromoveerd tot de natuurlijke gastheren van de MDRO’s; …‘Als leerling-tovenaar grijpt de mens in op de aardse systemen zonder te beseffen wat de impact hiervan is op die evenwichten die planeet Aarde een aangename thuis voor ons maken” In de zorgverlening handelen wij conform.Willen wij de strijd tegen bacteriële infecties winnen of toch wat meer slaagkansen geven dan zullen we meer moeten doen dan alleen en telkens weer nieuwe ‘microbenkillers’ aanmaken en een restrictief antibioticabeleid voeren. We zullen een nieuw ‘zorghygiënedenkkader’ moeten ontwikkelen. We zullen moeten leren omgaan met de nieuwe werkelijkheid, met het nieuwe mensbeeld, met onze commensale microbiota, met de eencelligen van onze Aarde. We zullen onze hygiëne op een veel hoger niveau moeten brengen en (bacteriële) infecties op de eerste plaats voorkomen. We zullen ons denken mee moeten laten evolueren.   'Dwaling of fantasie?' ‘We zijn té proper geworden!’???Mijn reactie op artikel: ‘Maag-darmspecialiste Séverine Vermeire: ‘We zijn té proper geworden. Ons immuunsysteem raakt in de war’Deze stelling volgt uit onze klassieke perceptie van onze leefwereld: de mens op Aarde, de mens en zijn leefwereld. Maar de werkelijkheid is veel complexer. Onze leefwereld is een wereld van eencelligen. De eencelligen, die onze planeet reeds 3.800.000.000 jaar bevolken, vormen de meest succesvolle levensvormen op Aarde en maken het grootste deel uit van de biomassa op Aarde. De grootste biomassa op Aarde wordt dus gevormd door organismen die wij met het blote oog niet kunnen onderscheiden. Elk meercellig organisme, elk plantje, elk beestje, ... heeft een eigen microbieel subsysteem, een eigen microbieel stelsel, een eigen commensale microbiota. Zo zou de mens 1013 eukaryotische cellen en 1014 prokaryotische cellen (bacteriën, …) tellen. Met andere woorden 90% van de cellen die we bij de mens aantreffen zijn bacterieel. Elk levend organisme is een zelfregulerend open systeem met uitwisseling van en materie, en energie. En de hele biosfeer is een open subsysteem van de Aarde. Er is geen leven zonder uitwisseling van materie en energie. Bacteriën, organische materie, worden massaal uitgewisseld. Eén gram menselijke faeces (stoelgang) zou 1012 micro-organismen bevatten. Er zitten evenveel bacteriën in 1 gram stoelgang als kilometers in een lichtjaar en de lichtsnelheid bedraagt maar liefst 300.000 km/s. Wij produceren per dag 150 – 250 gr en wij zijn niet de enigen die produceren. Alle dieren met een volledig maag-darmkanaal produceren stoelgang. Als ik langs weiden wandel, bemerk ik dat sommige van onze gedomesticeerde vrienden tot massaproductie in staat zijn. En het is niet alleen via de stoelgang dat wij micro-organismen (MO) verspreiden. Elk uitwendig oppervlak van elk meercellig organisme heeft een eigen commensale microbiota en elk contact met een levend oppervlak resulteert in overdracht van commensale- en transiënte flora. Wij baden in een zee van micro-organismen. Aan contacten met micro-organismen is er geen nood.“Vroeger was een onhygiënisch leven de oorzaak van bacteriële epidemieën zoals pest en cholera. Door meer hygiëne in te voeren, hebben we die kunnen uitroeien.” (Séverine Vermeire). Dat is zeker zo. Door meer hygiëne in te voeren daalde de morbiditeit en de mortaliteit. In de beginjaren 1900 was de gemiddelde leeftijd vooraan in de dertig en nu … vooraan in de tachtig! Door meer hygiëne in te voeren overleven ook de zwakkeren en neemt de welvaart toe. Maar het is zeker niet zo dat wij nu té proper zijn geworden. Wij leven bijlange niet ‘hygiënisch’ genoeg. We zouden veel verstandiger moeten omgaan met onze commensale microbiota en met de micro-organismen in het algemeen. Dat zou ons veel leed en veel centen besparen. Ik geef u een voorbeeld: De primaire functie van ziekenhuishygiëne is de zorginfectiebeheersing. Maar na 45 jaar na het opstarten van de ‘Bronisolaties’ en 25 jaar na het opstarten van de ‘Transmission Based Precautions’ is het procentueel aantal zorginfecties nog steeds niet gedaald. Plus minus 7% van de opgenomen patiënten ontwikkelen tijdens hun verblijf in het ziekenhuis een zorginfectie. Ik heb lang gedacht dat wij nood hadden aan een nieuwe aanpak, een nieuwe strategie. Een strategie die oog zou hebben en voor de bronisolatie, en voor de transmissievoorzorgen en voor de individuele bescherming van de ontvankelijke gastheer, de patiënt. Een strategie met meer oog voor aantallen, voor kwantitatieve verschillen. Sindsdien ben ik overtuigd dat een ziekenhuiskamer een eenpersoonskamer moet zijn met eigen sanitair…Nu weet ik dat ook dat niet zou volstaan. In de reclamewereld weet men al heel lang dat je niet zomaar banaan moogt zeggen tegen een ‘Chiquita’ maar in de geneeskunde discrimineert men de zorginfecties niet ( of onvoldoende) van de klassieke infectieziekten zoals TBC, Hepatitis B, Griep, Cholera, Malaria, Ebola, … Gemeenschappelijk delen zij de definitie maar dat is ongeveer alles. Maar er is wel degelijk een fundamenteel onderscheid: het verantwoordelijke agens, de verantwoordelijke MO. Bij een klassieke infectieziekte zijn de verantwoordelijke MO lichaamsvreemd (vreemd aan de soort), bij een zorginfectie zijn de verantwoordelijke MO lichaamseigen (eigen aan de soort). De bron, bij zorginfecties, is niet zozeer de ‘geïnfecteerde patiënt’ maar de mens. En wij verspreiden meer dan wij, door reiniging (en/of ontsmetting), verwijderen. Een goede reiniging leidt tot een ééndecimale logreductie van het uitgangskiemgetal. Met andere woorden 90% van de aanwezige micro-organismen worden verwijderd, 10% blijft aanwezig. Zo wordt de omgeving een reservoir. Vroeger, en velen nu nog, ging men ervan uit dat als een infectie veroorzaakt werd door een micro-organisme eigen aan de soort dat dit micro-organisme afkomstig was van de patiënt zelf. Men sprak van een endogene infectie. Nu met de grote verspreiding  van ‘Multi Drug Resistant Organisms’ (MDRO’s) blijken die verantwoordelijke micro-organismen veelal niet van ‘autochtone’, maar van ‘allochtone’ origine te zijn (afkomstig van medepatiënten, van de omgeving, van de zorgverleners, bezoekers ...). We moeten de verspreiding van onze commensale microbiota beter kanaliseren. We moeten kieskeuriger worden. We moeten niet met Jan en alleman onze commensale microbiota delen. Reserveer dit voor de intimi, voor zij waar wij dicht mee samenleven. En denk eraan wij koloniseren onze darm faeco-oraal en dat … is geen smakelijke gedachte. Het voorkomen van ‘Multi Drug Resistant Organisms’ (MDRO’s) wordt nu wereldwijd als problematisch beschouwd. De mens en zijn gedomesticeerde dieren zijn echter de natuurlijke gastheren van de MDRO’s. Willen we in de ziekenhuizen de MDRO-verspreiding onder controle houden, beheersen, dan dienen wij de bron te isoleren, de overdrachten te voorkomen, de vatbare patiënt te beschermen en vooral verstandig leren omgaan met onze commensale microbiota, met ons microbieelstelsel, en met de MO in ‘t algemeen. De bron is niet zozeer de ‘geïnfecteerde patiënt’ maar de ‘mens’. De bron isoleren in een ziekenhuis komt neer op de patiënt verplegen op een kamer alleen; de overdrachten voorkomen op het opwaarderen van de standaardvoorzorgen (handhygiëne, urofaecale hygiëne, reinigen/desinfecteren, …); de vatbare patiënt beschermen op kennis van de determinanten voor kolonisatie/infectie en het nemen van specifieke voorzorgen; en het verstandig omgaan met MO op een verstandig antibioticabeleid, een verstandig microbieelbeleid. Met andere woorden:    • We moeten streven naar éénpersoonskamers;    • We moeten de standaardvoorzorgen opwaarderen;    • We moeten investeren in wetenschappelijk onderzoek. Willen wij het aantal zorginfecties reduceren, willen wij de verspreiding van MDRO’s beperken dan moeten wij ons van de gedachte bevrijden dat wij té proper zijn geworden. We moeten nog properder werken in een properdere omgeving met properdere patiënten.Max Stirner wilde ‘door het denken de gedachten tenietdoen’, vandaar mijn bedenking. Mijn conclusie: we zijn bijlange niet proper genoeg.   Tot slot. Willen we? Het discrimineren. De kookboeken van Jeroen Meus. Newton staat tot de zwaartekracht zoals het nieuwe zorghygiënedenkkader staat tot Yvo.Willen we de zorginfecties aanpakken, willen we de ongecontroleerde verspreiding van MDRO’s aanpakken, willen we de uitwisseling van van menselijke microbiota in goed banen leiden dan zullen we de zorginfecties moeten discrimineren van de klassieke infecties, dan zullen we de zorghygiëne moeten discrimineren van de klassieke hygiëne, dan zullen we de zorg in ziekenhuizen moeten discrimineren van de zorg in WZC en van de zorg in de thuiszorg, dan zullen we de professionele zorg moeten discrimineren van de zorg voor ‘intimi’, voor zij met wie we samenleven, enz. We discrimineren te weinig en als we discrimineren is het nog vaak op een verkeerde basis. Elke onderscheiden groep heeft zijn eigenheid, verdient een eigen aanpak. Voor de goede zorg bestaat er geen recept maar een arsenaal aan recepten, geen ‘stoofvlees met friet à la Jeroen Meus maar wel de kookboeken van Jeroen Meus. De goede zorg is hypothetisch-deductief. Zij is van het denkkader, van het paradigma, afleidbaar. Het nieuwe denkkader moet ons toelaten om alle gestelde problemen, de oude zowel als de nieuwe, op te lossen.We zullen de goede zorg niet alleen moeten kennen. We zullen de zorg moeten inlijven in onze samenleving. En dat is een gigantisch project. Maar de burger heeft recht op een kwaliteitsvolle zorgverlening. Niet morgen maar vandaag dienen wij het project op te starten. We moeten plannen, realistisch en gedurfd, op korte, middellange en lange termijn.‘Newton aanvaardde het bestaan van de zwaartekracht en ontwikkelde daaruit vergelijkingen die haar uitwerkingen precies beschrijven, maar hij bood nooit enig inzicht in hoe zij feitelijk werkt. Hij gaf de wereld een ‘gebruikershandboek’ voor de zwaartekracht dat schetste hoe men ermee diende ‘om te gaan’ – aanwijzingen die fysici, astronomen en ingenieurs met succes hebben toegepast om de koers te bepalen van raketten naar de maan, naar Mars en andere planeten in het zonnestelsel; om zons- en maansverduisteringen te voorspellen; om de bewegingen van kometen te voorspellen enzovoort. Maar hij liet de inwendige werking – de inhoud van de ’zwarte doos’ van de zwaartekracht – een compleet mysterie.’ Newton had de wiskunde van de zwaartekracht ontrafeld, becijferd, maar hij wist niet wat de de zwaartekracht juist was: “De zwaartekracht moet worden veroorzaakt door een agens die voortdurend werkzaam is volgens bepaalde wetten, maar of deze agens stoffelijk of onstoffelijk is, heb ik overgelaten aan de aandacht van mijn lezers.” Ik, Yvo, weet wat het ‘nieuw zorghygiënedenkkader’ is maar het uitschrijven en het bepalen van de reeks grondovertuigingen van het paradigma waarover de leden van de wetenschappelijke gemeenschap het eens zijn, dat laat ook ik over aan de aandacht van mijn lezers.Nietzsche zei: “Het is niet het ik dat denkt, maar het denken dat mij ‘ik’ laat zeggen.”Wetenschap wordt opgebouwd. Een doorbraak is niet de verdienste van één wetenschapper maar van een hele groep mensen, van kleine en grote lichten met creatieve gedachten en daarom hebben we bovenal in de gezondheidszorg nood aan Kasparov’s. Bijlage 'Van ziekenhuishygiëne naar zorghygiëne. Een toepassing.' Urofaecale hygiëne in de ThuiszorgAanbevelingen i.v.m. urofaecale hygiëne van de WG infectiepreventie regio Sint-Niklaas, 2017. InleidingDat zorginfecties vaak voorkomen in onze ziekenhuizen weten we al lang. Ze leiden daar niet alleen tot langere hospitalisaties en aanzienlijke kosten, ze verhogen ook de morbiditeit en de mortaliteit onder de patiënten. Daarenboven leiden ze tot de vergrijzing van de ziekenhuishygiënisten. Nu 45 jaar na het opstarten van de ‘Bronisolaties’ en 25 jaar na het opstarten van de ‘Transmission Based Precautions’ is het procentueel aantal zorginfecties nog steeds niet gedaald. Het probleem van de zorginfecties beperkt zich echter niet tot onze ziekenhuizen. De HALT-2 studie van 2013 berekende de prevalentie (%) van bewoners in Belgische WZC met minstens één ‘healthcare-associated infection’ op 3,6. Met betrekking tot de thuiszorg zijn mij geen cijfers bekend. Maar ook daar lijkt mij de toekomst van de zorginfecties verzekerd. Huizen worden gebouwd voor ‘geïsoleerde’ mensen die voor zichzelf kunnen zorgen, niet voor zorgbehoevenden. Met andere woorden de infrastructuur is vaak niet aangepast aan de zorgverlening maar de zorgbehoevende cliënten zijn in de regel mooi van elkaar geïsoleerd.Zorginfecties worden in de regel veroorzaakt door micro-organismen die tot onze menselijke microbiota behoren. In feite ontstaat een zorginfectie bij een ontvankelijke persoon na een aberrante kolonisatie door commensale microbiota al of niet afkomstig uit zijn eigen microbieel subsysteem, die via (de handen van) een zorgverlener of rechtstreeks via de zorgomgeving wordt overgebracht. De massale verspreiding van commensale microbiota, en vooral de ongecontroleerde verspreiding in dichte leefgemeenschappen, en de hieraan verbonden uitwisselingen zijn (nu zeker met het voorkomen van multiresistente commensale microbiota) problematisch geworden. Wij zijn onszelf een probleem geworden.Wat nu al duidelijk is, is dat de volgende zorghygiënepreventiemaatregelen cruciaal zullen zijn overal waar zorgen toegediend worden:    • De urofaecale hygiëne;    • De reiniging en desinfectie;    • De handhygiëne;    • Het antibioticabeleid. Verklarende woordenlijst en afkortingen    • CE-markering: de CE-markering geeft aan dat het product voldoet aan de daarvoor geldende regels binnen de Europese Economische Ruimte. Uitgangspunten en eisenDe aanbevelingen hebben tot doel de preventie van zorginfecties te verbeteren, de verspreiding van multiresistente microbiota zoveel mogelijk te voorkomen en de interacties met onze commensale microbiota te saneren (gezond te maken). We erkennen hierin drie belangrijke pijlers:     • Een propere omgeving (contaminaties voorkomen en degelijk reinigen/ontsmetten);    • Een propere cliënt (herwaardering van de hygiënische zorg);    • En proper werken (volgens de regels van de kunst met bijzondere aandacht voor de handhygiëne).Desinfecteren heeft pas zin als het materiaal proper is.Urofaecale hygiëne is basiszorg.Aan deze aanbevelingen kennen we een hiërarchie in afnemende voorkeur toe in functie van de haalbaarheid. We blijven echter streven naar de aanbeveling met de hoogste voorkeur.Elke aanbeveling wordt voorzien van een motivatie en/of een toelichting en/of een opmerking.A1Gebruik één van de volgende systemen voor de urinelozing en/of stoelgang:1. vast toilet2. toiletstoel +( absorptiekorrels)3. bedpan/urinaal + (absorptiekorrels)Motivatie: in de thuiszorg gebruiken we het liefst een vast toilet, dan een toiletstoel , dan een bedpan/urinaal.A21. Maak gebruik van absorptiekorrels in urinaal/bedpan en toiletstoel.2. Houd de afstand van het gebruik van de urinaal/bedpan tot aan het toilet zo klein mogelijk en zorg        er voor dat al het materiaal patiënt gebonden is.Motivatie:   -     Dit verkleint de kans op transmissie via urine en stoelgang    • Het gebruik van een wegwerpzak inclusief absorptiekorrels in urinaal/bedpan/toiletstoel voorkomt het handmatig legen van een urinaal/bedpan/toiletstoel waarbij er kans is op smeren, spatten, aerosolvorming.    • Cliëntgebonden gebruik van bedpan/urinaal ,toiletstoel verkleint de kans op transmissie.Toelichting: De absorptiekorrels laten de urine/stoelgang indikken.A3Materialen voor urinelozing en/of stoelgang voldoen aan de volgende eisen:    • Hebben een CE-markering indien van toepassing.    • Indien herbruikbaar: zijn goed te reinigen en desinfecteren.Toelichting : voorbeelden van materialen voor urinelozing en stoelgang zijn toilet, toiletstoel, urinaals, bedpannen, katheterzakken.1. Een toilet voldoet aan de volgende eisen: - heeft een spoelknop- heeft een deksel- is gemaakt van materialen die bestand zijn tegen reinigings-en desinfectiemiddelen.2. Een toiletverhoger voldoet een de volgende eisen: - is gemaakt van niet-vochtdoorlatend materiaal-  is gemaakt van materialen die bestand zijn tegen reinigings-en desinfectiemiddelen              -  is onbeschadigd en is zo glad mogelijk afgewerkt / bevat zo min mogelijk randen en richels.3. een toiletstoel doet aan de volgende eisen:      - is gemaakt van niet-vochtdoorlatend materiaal              - is gemaakt van materialen die bestand zijn tegen reiniging  –en desinfectiemiddelen.              - is onbeschadigd en is zo glad mogelijk afgewerkt/ bevat zo min mogelijk randen en richels.              - de toiletemmer kan gemakkelijk worden geplaatst en verwijderd.              - heeft een kantelbare zitting zodat de onderkant makkelijk kan worden gereinigd en                                        gedesinfecteerd.Toelichting: micro-organismen kunnen zich ophopen in beschadigen, randen en/of richels waardoor reiniging en desinfectie niet goed mogelijk is.InfectiepreventiemaatregelenBij het opstellen van de infectiepreventiemaatregelen is steeds aandacht geweest voor de balans tussen de eisen aan infectiepreventie en het eigen karakter van de thuiszorg waarvoor deze richtlijn geldt.StandaardvoorzorgenPreventiemaatregelen richten zich op het beperken van infecties bij cliënt door het toepassen van infectiepreventiemaatregelen gericht opDe persoonlijke hygiëne van medewerkers:Het dragen van niet-steriele handschoenen:      • voorkomt contact van de handen met bloed, lichaamsvochten, excreta. Dat is van belang in verband met het risico op besmetting.     • verkleint de kans dat micro-organismen op de handen van personeel worden overgedragen naar cliënten, tijdens handelingen die contact met urine en/of faeces met zich mee brengen.      • verkleint het risico dat micro-organismen via de handen van personeel worden overgebracht van de ene cliënt naar de andere cliënt.      • Handschoenen worden steeds eenmalig gebruikt.      • Wanneer de handelingen in volgorde van 'schoon' naar 'vuil' plaatsvinden, is het niet noodzakelijk om de handschoenen tussen de handelingen te vervangen door nieuwe.      • Handschoenen worden alleen tijdens cliëntgebonden handelingen gedragen en worden direct na deze handelingen uitgetrokken.  Persoonlijke beschermingsmiddelen:    • Beschermende kleding kan over de dienstkleding heen worden gedragen.    • Disposable beschermende kleding wordt na gebruik in een plastic zak, die goed wordt gesloten, afgevoerd als huishoudelijk afval.    • Als er kans bestaat op spatten van urine kan er ook een mondneusmasker worden gedragenHandhygiëne:     • We onderscheiden 2 technieken: handwassing en handontsmetting.    • Handwassing        ◦ Wanneer            ▪ Indien bevuild            ▪ Bij sociale indicaties (voor het eten, na toiletbezoek, voor het werk, …)            ▪ Bij Clostridium Difficile-Associated Disease (CDAD)        ◦ Hoe            ▪ 1. Met vloeibare zeep (met pomp) en keukenrol (of papieren handdoekjes)            ▪ 2. Met een persoonlijk stuk zeep en een persoonlijke handdoek voor de  verpleegkundige            ▪ 3. Met een schoon stuk zeep en een propere handdoek        ◦ Effecten            ▪ Het reinigt (in tegenstelling met handontsmetting)            ▪ Het verwijdert 90% van de transiënte flora    • Handontsmetting        ◦ Wanneer            ▪ Indien niet bevuild, de standaard            ▪ Bij zorgindicaties        ◦ Hoe            ▪ Alle oppervlakken binnen de 30 seconden inwrijven        ◦ Effecten            ▪ Het reinigt niet(in tegenstelling met handwassing)            ▪ Het verwijdert 99,999% van de transiënte flora Preventiemaatregelen bij urinelozing en stoelgangHulp bij urinelozing en stoelgangA4Gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen indien er risico is op direct contact met urine en/of stoelgang of risico op aerosolvorming.Toelichting:  1. handhygiëne                         2. overschort                         3. wegwerphandschoenen A51. gebruik vast toilet (patiënt gebonden)Motivatie: geen transmissie, geen aerosolvormingToelichting: sluit het deksel van het toilet voor je doortrekt.A62. gebruik toiletstoel met wegwerpzak en absorptiekorrelsMotivatie: indikken van urine en stoelgang, geen aerosolvorming en transmissieToelichting: bij gebruik van wegwerpzak in toiletstoel: - gebruik de wegwerpzak volgens voorschrift van de fabrikant , gebruik de wegwerpzak altijd in combinatie met absorptiekorrels. Gebruik toiletstoel is enkel vereist wanneer patiënt geen vast toilet heeft , als de patiënt zich niet meer kan verplaatsen naar het vast toilet.A73. gebruik toiletstoel zonder wegwerpzak en absorptiekorrelsToelichting: alleen vereist indien patiënt geen wegwerpzak met absorptiekorrels heeft , geen vast toilet, of zich niet kan verplaatsen naar het vast toilet.A84. bedpan/urinaal met wegwerpzak en absorptiekorrelsToelichting: alleen vereist indien patiënt zich niet meer kan /mag verplaatsen uit bed, geen vast toilet is, geen toiletstoel is. Gebruik steeds een wegwerponderlegger. En is patiëntgebonden.A95. bedpan/urinaal zonder wegwerpzak en absorptiekorrelsToelichting: zie punt 4A10Pas handhygiëne toe direct na hulp bij urinelozing en/of stoelgang.A11Gebruik steeds wegwerphulpmiddelen voor het actief verwijderen van stoelgang of flatulentie. Afvoer van urine en stoelgang na gebruik van bedpan, urinaal, toiletemmer, maatbekerA12Bij gebruik van wegwerpzak met absorptiekorrels: sluit zak goed af en deponeer hem in de vuilbak.Motivatie: door het legen van bedpan, urinaal, toiletemmer, maatbeker is er kans op spatten , smeren en aerosolvorming waardoor transmissie van (pathogene) micro-organisme kan plaatsvinden.Toelichting: het voorzichtig legen van bedpan, urinaal, toiletemmer , maatbeker is alleen toegestaan bij afwezigheid van wegwerpzak met absorptiekorrels.A13Dek de gebruikte bedpan, urinaal , toiletemmer, maatbeker af tot aan het toilet.Motivatie: minder aerosolvormingA14De herbruikbare bedpan , urinaal, toiletemmer, maatbeker zo snel mogelijk reinigen (met javel).Motivatie: dit voorkomt dat urine/stoelgang aankoekt aan/inwerkt op de bedpan, urinaal, toiletemmer ,maatbeker.UrinewegkathetersA15Bij elke soort katheterisatie dient eerst de indicatiestelling correct nagegaan te worden. Een suprapubische sonde, een condoomkatheter, blaastraining en ander incontinentiemateriaal verdienen, in het kader van infectiepreventie en voor het comfort van de patiënt, steeds de voorkeur boven een urethrale verblijfskatheter.Bij het sonderen wordt de voorkeur gegeven aan intermittent sonderen, maar dit is niet altijd mogelijk. Indien men toch urethraal sondeert, zal dit gebeuren in specifieke gevallen: bv. indien het urinedebiet zeer nauwkeurig opgevolgd moet worden; indien er een wonde is aan de blaaswand of de blaashalsstreek; indien er een urinaire sepsis bestaat waarbij antibiotica, hoge diurese en continue afvoer van urine nodig zijn; na een urologische ingreep…A16Beperk het gebruik en de gebruiksduur van een urethrale verblijfsonde: breng alleen een verblijfsonde in op indicatie, evalueer regelmatig of deze indicatie nog aanwezig is en verwijder de sonde direct als er geen indicatie meer is.Toelichting: het risico op een urineweginfectie stijgt met de periode waarin de urethrale katheter in situ blijft. A17Indien er toch overgegaan wordt tot katheterisatie met een transuretherale verblijfsonde, kies voor een sonde:     • met een gesloten systeem    • met een zo klein mogelijk lumen dat een adequate drainage verzekert     • van latex (niet langer dan 7 dagen) of hydrogel of 100% siliconen (langer dan 7 dagen)Motivatie: een gesloten systeem verkleint de kans op een urineweginfectie. Er zijn aanwijzingen dat een zo klein mogelijk lumen de kans verkleint op letsels aan de blaashals en urethra. A18Werk aseptisch bij het inbrengen van een urethrale verblijfsonde en gebruik steriel materiaal. Het personeel dat de urethrale verblijfsonde inbrengt, is getraind in deze techniek. Gebruik steriel water bij het vullen van de ballon en geen NaCl (door de osmotische werking van zout loopt de ballon leeg). Controleer de maximale vullingscapaciteit van de ballon.  Bij elke manipulatie van de katheter dient correcte handhygiëne toegepast te worden. A19Spoel de blaas niet als infectiepreventiemaatregel, ook niet met desinfectans of antibiotica. Maar bij patiënten waar de sonde regelmatig verstopt dient men de patiënt te stimuleren om voldoende te drinken. Motivatie: het spoelen van de blaas (met desinfectans of antibiotica) draagt niet bij aan het voorkomen van een urineweginfectie en kent andere indicaties.A20Verzorg een patiënt met een urethrale sonde door:    • dagelijkse hygiënische verzorging van de uitwendige genitaliën met water en ph- neutrale zeep;    • gebruik geen desinfectantia;    • een adequate fixatie van de sonde/afvoerslang op het bovenbeen, bij mannen is ook de fixatie op de buik mogelijk, zodat er geen tractie is van de sonde;    • te zorgen voor een goede afvloei van de urine;    • altijd een gesloten systeem te behouden en bij de verzorging niet te ontkoppelen;    • ’s nachts een nachtzak te gebruiken die je aankoppelt aan de dagzak (niet ontkoppelen);    • een goede diurese te stimuleren bij de patiënt door vochtinname aan te moedigen. Motivatie: het gebruik van een desinfectantia bij dagelijkse verzorging is niet effectief. Verzorging en verwisselen van SPS: om de 6 à 8 wekenVervanging van condoomkatheter: dagelijks Urine-opvangzakkenA21Een urine opvangzak:         -    is voorzien van een soepele, niet makkelijk te knikken afvoerslang van circa 1m                     -      is voorzien van een afvoerslang met een afkoppelpunt                     -      heeft een capaciteit voor een nachtzak van 1500ml en dagzak 500ml                     -      heeft een goede bevestigingsmogelijkheid                     -      is verpakt en wordt stofvrij bewaard                     -      komt niet in contact met de grondA22Bij gebruik van een urine-opvangzak bij een verblijfsonde voldoet de urine – opvangzak aan bovengenoemde eisen en aan de volgende eisen:                      -     is voorzien van een terugslagklep                         -     is voorzien van een aftappunt                     -     heeft een goede bevestigingsmogelijkheid voor zowel mobiele als bedlegerige                            patiëntenA23Vervang de urine- opvangzak 2x per week en direct bij veel verontreiniging in de zak (vb. gruis, bloedstolsels) of bij lekkage.A24Koppel de urine – opvangzak alleen af als dit noodzakelijk is, en sluit aansluitend een schone zak aan.A25Voorkom terugloop van de urine in de blaas door de urine – opvangzak:                    -     Altijd onder het niveau van de blaas te hangen                    -     Te legen voor de maximale capaciteit is bereikt (minstens 2 keer per dag)                    -     Kortdurend af te klemmen indien er, door omstandigheden, tijdelijk kans is op                           terugloopA26Een urine – opvangzak voor aan het been is toegestaan mits:     • De beenzak voldoet aan de hierboven gestelde eisen voor een standaard urine – opvangzak, met  uitzondering van een capaciteit van min 1500ml en een afvoerslang van 1m    • Regelmatig wordt gecontroleerd of de beenzak goed aflooptMotivatie: er wordt een goede afloop verzekerd.Toelichting: indien toch afkoppelen beenzak voor vb. dagzak naar nachtzak , de koppelpunten ontsmetten . Het aansluiten , legen en afvoeren van urine – opvangzak.A27Sluit altijd een hygiënisch propere urine-opvangzak aan en voorkom bij het aansluiten dat het aansluitstuk in contact komt met de omgeving, desinfecteer anders eerst het aanzetstuk.A28Leeg een aangekoppelde urine- opvangzak op de volgende wijze:     • Trek onsteriele handschoenen aan    • Leeg de urine-opvangzak via het aftappunt in een (voldoende grote) maatbeker en voorkom daarbij: spatten van urine en dat het aftappunt de maatbeker raakt.    • Desinfecteer het uiteinde van het aftappunt.    • Leeg de herbruikbare maatbeker voorzichtig in het toilet.    • Doe de handschoenen uit en pas handhygiëne toe.Toelichting: maatbeker is patiënt gebonden , dek de maatbeker af als je naar het toilet gaat, na gebruik uitspoelen en reinigen (met javel).A29Leeg een afgekoppelde urine-opvangzak door de urine via het aftappunt in het toilet.Motivatie: dit verkleint de kans op spatten en aerosolvorming .A30Sluit een éénmaal afgekoppelde urine-nachtopvangzak niet meer aan alvorens hij gespoeld en hygiënisch proper is gemaakt. Toelichting: bij het afkoppelen van de urine-opvangzak spoel je hem na gebruik goed uit en laat hem met het open aftappunt naar beneden goed drogen, dit zodat er geen spoelvloeistof of urine achter blijft. Deze maatregel is niet hygiënisch maar omwille van de dotatie noodgedwongen. Motivatie : Er is minder kans op kolonisatie met gramnegatieve bacteriën.A31Doe de lege gebruikte urine-opvangzak in de vuilbak. Incontinentie-absorptiemateriaalA32Vervang incontinentie-absorptiemateriaal direct bij urineverzadiging en direct bij stoelgang.Toelichting: het punt van urineverzadiging is af te lezen aan de indicator. Een algemene tijdsduur is niet aan te geven omdat de duur afhankelijk is van de hoeveelheid vocht die het incontinentie-absorptiemateriaal kan opnemen en de hoeveelheid urine die wordt verloren. Uitgangspunt is dat de huid van de patiënt droog blijft.A33Deponeer incontinentie-absorptiemateriaal direct na gebruik in een plastic afvalzak .A34Was materiaal voor hergebruik ter fixatie van incontinentiemateriaal( bv netbroekjes) machinaal op 60°C op een volledig wasprogramma. Stoma’sA35Urinezakken die aangekoppeld worden op een urostoma zijn voorzien van een afvoerpunt en een terugslagklep.A36Gebruik zo nodig een wegwerp onderlegger bij het verwisselen van een stomazak ter bescherming van de omgeving.A37Stomazakken worden niet geleegd in het toilet maar in een wegwerp opvangzak.Motivatie: bij het legen van een stomazak is de kans op smeren , spatten en aerosolvorming groter.Opmerking: indien de patiënt zelf zijn stomazak leegt is het legen op een patiëntgebonden toilet toegestaan.A38Urinestoma en ileostoma: leeg volgens de principes van een urine-opvangzak.A39Colostoma: deponeer de stomazak inclusief vaste inhoud direct in een afvalzak.Motivatie: zakjes voor colostomie mogen niet hergebruikt worden. A40Gebruik enkel wegwerpmaterialen bij het spoelen van een colostoma.A41Was materiaal ter fixatie van stomamateriaal (vb. gordels, bandages) wekelijks op minimaal 60°C en een volledig wasprogramma en direct bij zichtbare verontreiniging.A42Gebruik bijkomende voorzorgen bij gekende aanwezigheid van MDRO’s (multidrugresistent organisme).Toelichting:  1. handhygiëne                       2. overschort                        3. wegwerphandschoenen                        4. overschoenen                        5. mondneusmasker Motivatie: na de verzorging kan men de wegwerpschort, de overschoenen, … bij de patiënt achterlaten en dit voorkomt transmissie en beschermt onze eigen kledij.A43Gebruik steeds handschoenen bij contact met slijmvliezen.Toelichting: wegwerphandschoenen Reiniging en desinfectieToiletstoelen,urinaals,maatbekers, emmers, bedpannen, …wordt behandeld in een volgende aanbeveling van de werkgroep.Referenties    • WIP-richtlijn ‘urinelozing en stoelgang’, werkgroep infectiepreventie, Nederland, najaar 2016.Samenstelling van de werkgroepVolgende deskundigen van de subgroep ‘thuiszorg’ onder voorzitterschap van Mevr. Kathleen Du Pont, regiocoördinator Sint-Niklaas / Dendermonde – Thuisverpleging Bond Moyson stelden dit document op:    • Apers Cindy, verpleegkundige - Gespecialiseerd Team Wit-Gele Kruis gespecialiseerdteamoost@wgkovl.be    • Dumitrescu Irina, stafmedewerker verpleegkundig departement – Wit-Gele Kruis irina.dumitrescu@vlaanderen.wgk.be    • Du Pont Kathleen, Regiocoördinator Sint-Niklaas/Dendermonde – Thuisverpleging Bond Moyson                                                                                            kathleen.dupont@bondmoyson.be    • Goossens Christel, stafmedewerker – VZW Verpleging Aan Huis christelg@vzwverplegingaanhuis.be    • Malfliet Odile, verpleegkundige – Kring Zelfstandig Thuisverpleegkundigen Waasland – Team Van der dood Liliane                                                                                               malflietodile@gmail.com    • Servaes Els, zorgcoördinator en maatschappelijk werker in de thuiszorg - OCMW Beveren                                           Els.servaes@beveren.be    • Van der dood Liliane, verpleegkundige -  Kring Zelfstandig Thuisverpleegkundigen Waasland – Team Van der dood Liliane                                                                           liliane.vanderdood@skynet.be Volgende deskundigen van de werkgroep ‘Infectiepreventie regio Sint-Niklaas’ onder voorzitterschap van Dhr. Yvon Bories, verpleegkundig ziekenhuishygiënist AZ Nikolaas (yvon.bories@aznikolaas.be), zorgden voor het nazicht, de bijsturing en de goedkeuring:    • De leden van de sub-werkgroep ‘Infectiepreventie in de woonzorgcentra’ onder voorzitterschap van Dhr. Frans Vandermeiren, kwaliteitscoördinator - OCMW Sint-Niklaas:            ▪ De Block Ann, hoofdverpleegkundige – WZC De Notelaar OCMW Beverenvlinder.denotelaar@beveren.be            ▪ Griet De Kimpe, bewonerszorg – WZC Ter Engelen Lokerenbewonerszorg@hofterengelen.be             ▪ Foubert Ruben, zorgcoördinator - WZC OCMW Sint-Niklaasruben.foubert@sint-niklaas.be             ▪ Huysmans Tom, verpleegkundige - WZC ’t Heuverveld OCMW Waasmunstertomhuysmans@msn.com             ▪ Van Calenberge Ann, dagelijks verantwoordelijke - WZC Samen Ouder, Heilig-Hart-Tereken Sint Niklaasann.vancalenberge@hhart.be             ▪ Van Der Weeën Mieke, hoofdverpleegkundige - WZC Meulenbroek OCMW  Hammemieke.vanderweeen@ocmwhamme.be             ▪ Vandermeiren Frans, kwaliteitscoördinator – OCMW Sint-Niklaas frans.vandermeiren@sint-niklaas.be     • De leden van de sub-werkgroep ‘Infectiepreventie in de Thuiszorg’ onder voorzitterschap van Mevr. Kathleen Du Pont, regiocoördinator Sint-Niklaas – Dendermonde  - Thuisverpleging Bond Moyson:  zie hierboven Het secretariaat werd verzekerd door Mevr. Katrien Brusselmans, ontslagmanager/ sociaal werker Geriatrie - AZ Nikolaas (katrien.brusselmans@aznikolaas.be)   BijlageOverzicht dotatie voor bewoners met stoma voor een periode van 3 maand Eéndelig systeemTweedelig systeemCOLOSTOMIE180 gesloten zakjes of 2 zakjes per dag35 huidplaten + 180 gesloten zakjes of 1 huidplaat per 3 dagen + 2 zakjes per dagILEOSTOMIE90 ledigbare zakjes of 1 zakje per dag45 huidplaten + 90 ledigbare zakjes of 1 huidplaat per 2 dagen + 1 zakje per dagUROSTOMIE60 zakjes met kraantje of 1 zakje per 1,5 dag45 huidplaten + 60 zakjes met kraantje of 1 huidplaat per 2 dagen + 1 zakje per 1,5 dag     Plaasteren beeld, 150cm hoog. De geboorte van Athena ‘De geboorte van Athena’ is een allegorie van de verbondenheid gebaseerd op de Griekse mythologie. Lang geleden, na de Titanenstrijd, verenigde Zeus zich met Metis. Uranus en Gaia, voorspelde Zeus dat hij een dochter zou krijgen die hem zou evenaren in dapperheid en wijsheid. Om dit te voorkomen at Zeus de hoogzwangere Metis op. Toen de geboorte nakende was, kreeg Zeus enorme hoofdpijn. Zeus beval Prometheus om zijn hoofd met een bijl te klieven. Uit het voorhoofd van Zeus verscheen Athena, godin van de wijsheid, beschermgodin van Athene in volledige wapenuitrusting. Verbondenheid Wat is, is éénEén omvat alles, de goden, de aarde met al haar vruchten, de stad en de wereld, … alles is éénDe ribben der aarde verbinden het geheelZe vormen, ze beeldenAlles is éénAlles is niet te vattenEén is niet te vattenHet leven is éénJa, alles is éénMaar alleen het beeld is zichtbaarZichtbaar als Hemera verschijnt in het licht van AetherEen wijsheid van Athena Athena is de godin van de wijsheid.De geboorte van Athena: het besef van de verbondenheid is het begin van de wijsheid. Yvo, leerling van Edith Ronse. Referenties    • Manuel Sintubin, De wetenschap van de aarde – over een levende planeet, Acco 2012.    • De kosmische symfonie, Brian Greene, De Arbeiderspers 1999.    • De ontrafeling van de kosmos – over de zoektocht naar de theorie van alles, Brian Greene, Het spectrum 2007.    • Prevention and Control of Nosocomial Infections, Richard P. Wenzel, fourth edition, Lippincott Williams & Wilkins.    • Wenzel RP. Minimizing Surgical-Site Infections. Editorial. New England Journal of Medicine 362;1.    • Nietzsche, een biografie van zijn denken, Rüdiger Safranski, Olympus.    • Heidegger en zijn tijd, Rüdiger Safranski, Olympus.    • Vita activa, Hannah Arendt, Boom Amsterdam, 1999.    • Fundamentele wijsbegeerte, Prof. Dr. G. Van Riel, Acco 2010.    • Fundamentele wijsbegeerte, Prof. Dr. A; Cloots, Acco 2012.    • A. De Block, Filosofische reflectie op de biomedische wetenschappen, acco 2008.    • Logica: formeel en informeel, W.A. De Pater, R.M.A. Vergauwen, Universitaire Pers Leuven 2005.    • Jeroen Raes, Jeroen Raes talks about gut flora at TEDx Brussels, October 2015.    • NOSO-info, vol. XVII nr 4, 2013, Bedpanspoelerds, centrale vaatwassers in ziekenhuizen en woon- en zorgcentra en de verspreiding van multiresistente darmcommensalen, Yvo Bories.    • NOSO-info, vol. XIX, nr 5, 2015, Instrumenten na manipulatie met blote handen zijn, ondanks een gevalideerde sterilisatie, niet gegarandeerd steriel, Yvo Bories & Boudewijn Catry.    • HGR nr.9277: Aanbbevelingen inzake preventie, beheersing en aanpak van patiënten die drager zijn van tegen antibiotica multiresistente bacteriën (MDRO) in zorginstellingen, Voorlopige versie – Tussenadvies, mei 2017.    • Brochure – Good practices voor sterilisatie van medische hulpmiddelen, HGR nr 9256.    • Resistentie tegen antibiotica stijgt: microbenkillers in de maak, Dirk Draulans, Knack, nr. 12, 27 maart 2018.    • Maag-darmspecialiste Séverine Vermeire: ‘We zijn té proper geworden. Ons immuunsysteem raakt in de war’, Dirk Draulans, Knack van 13/12/2017.    • Brochure – Urofaecale hygiëne in de thuiszorg, Aanbevelingen i.v.m. urofaecale hygiëne van de WG infectiepreventie regio Sint-Niklaas, 2017.    • Beheersing van zorginfecties in de RVT’s en ROB’s, Verslag opgemaakt voor de FOD, 15 december 2014.   Met dank voor het lezen,Yvo

Yvo
140 0

Daniel Defert is overleden.

In Frankrijk is op 7 februari de socioloog Daniel Defert gestorven. De naam zegt u allicht niet veel maar als we vandaag onze rechten en onze volmondige inspraak als patiënt bij de dokter en in het ziekenhuis kunnen laten gelden, als gevangenen vandaag ook hun stem kunnen laten horen, hebben we dat ook aan hem te danken. Defert was ook de oprichter van het Franse Aides, de grootste aidsorganisatie in het land. Defert was de compagnon van de Franse filosoof Michel Foucault die op 25 juni 1984 is gestorven aan de gevolgen van aids. Met Foucault richtte hij in 1971 een onderzoekscommissie op over de situatie in de Franse gevangenissen. Duizenden gevangen werden ondervraagd over de erbarmelijke wantoestanden in de gevangenissen. Voor het eerst in de geschiedenis konden gevangenen getuigen over de praktijken die tijdens hun detentie gebruikelijk waren. Defert en Foucault creëerden de mogelijkheid om de eigen regie te voeren onder een machtsstructuur zoals de gevangenis en tekenden hiermee de eerste lijnen om ook de macht in de medische wereld in vraag te stellen.  Na de dood van Foucault, was voor Defert het verzwijgen van de waarheid rond de dood van zijn partner met wie hij gedurende 20 jaar zijn intimiteit, zijn ideeën en zijn politiek engagement deelde, ondraaglijk. Vanuit deze woede en vanuit zijn rouwbeleving, richtte Defert Aides op. “Een manier om met hem (Foucault) te blijven was om te blijven doen wat we altijd al deden: samen handelen.” Rond aids heerste in de jaren ’80 van vorige eeuw een zwaar taboe en dat wou hij doorbreken. Hij creëerde de ruimte en de steun die mensen, betrokken bij of getroffen door het aidsvirus, konden bezetten zodat hun woorden, hun belevenis, hun grieven en pijnen in de maatschappij gehoord werden. Defert brak taboes, haalde muren neer, brak met stiltes en bestreed stigma rond mensen met aids. De macht van medische structuren verhinderde aangepaste en oplossingsgerichte strategieën. Zo ontstond een communautaire benadering waarin alle lagen van de bevolking zich konden profileren als expert van de eigen gezondheid. Patiënten creëerden hun eigen preventiestrategieën daar waar politiek en dokters het terrein verloren hadden. In zijn discours op de aidsconferentie van 1989 in Montréal spreekt hij over ‘le patient réformateur’, een reformateur die tot op vandaag nog steeds vruchten afwerpt, die we moeten bewaken, die we moeten omhelzen in een universele benadering van gezondheid en welzijn, met respect voor iedere gemeenschap. In 1994 was ik 26 jaar, ik leefde in de politieke erfenis van het Franse en vooral Parijse 1968. Ons activisme bracht machtsstructuren van hun sokkel. Ontrafelen, deconstrueren, uithollen, dat moesten we doen. Die machtsstructuren, dat waren (en zijn nog steeds) de politiek, de religie, het onderwijs, de medische wereld, de labo’s, de psychiatrie, het staatsapparaat, de politie, de wet, de media en vandaag evenzeer jouw Facebook, Twitter, Instagram en Tik Tok. In ons activisme gingen we sociologie, recht, psychologie, economie, biomedische en farmaceutische wetenschappen studeren, niet om beleerd en geleerd te zijn, maar om onze lichamen, onze seksualiteit en onze identiteit te kennen, om het dokterstaaltje te begrijpen, om recht te staan en om ons te laten horen. We wisten hoe en welke woorden te gebruiken. We gingen netwerken avant l’heure. We hanteerden de media. Wij waren geen salonactivisten, wij zaten in een raad van bestuur, wij kwamen op straat, wij organiseerden ons in vzw’s, in politiek en in syndicaten. We maakten bondgenoten, we verenigden onze krachten. We maakten lawaai, veel lawaai. We waren ‘le patient réformateur’. En ja, de wereld veranderde.  Deze benadering legde falende politieke en medische machtsstructuren bloot. Homo’s, druggebruikers, transgenders, sekswerkers, migranten maar ook andere minderheden die nooit gehoord werden door de politiek, eisten via Aides – en later ook Act Up Paris – het recht op gezondheid, het recht op medicatie, het recht op seksualiteit, het recht op waardig sterven, het recht op arbeid, het recht op huisvesting op. We streden voor onze liefdes, voor onze levens, voor onze lusten omdat niemand ooit een tweederangsburger mag zijn. We verklaarden de oorlog aan de labo’s omdat we onze medicatie nodig hadden.  15 jaar lang heb ik gewerkt bij Aides. Deze unieke belevenis, onder impuls van Daniel Defert, heeft me geleerd wat activisme is, wie die ‘patient réformateur’ is en heeft me vooral een universele kijk op de wereld bijgebracht. Het is onze plicht om een ‘patient réformateur’ te zijn maar polarisatie en identiteitspolitiek verhinderen ons om in verbinding te staan met de andere. Activisme lijkt vandaag herleid tot her en der een column schrijven of een mening publiceren.  De strijd die Defert tegen aids initieerde blijft een unicum maar we kunnen zijn strategieën hanteren om te strijden tegen racisme en voor het klimaat. We moeten bondgenoten zijn, we moeten stoppen met onderling elkaar af te rekenen op huidskleur, op seksuele identiteit of op genderidentiteit. Een strijd waar mensen en gemeenschappen met de vinger gewezen worden omwille van wie ze zijn, is een strijd van de hele gemeenschap. Een universele gemeenschap. Een gemeenschap die zich verzet tegen een gelijkwaardige gemeenschap is er maar voor het eigen gelijk.  Erwin Abbeloos, socioloog en seksuoloog.

Erwin Abbeloos
0 2

Ulysses, Ithaka

Wat is Ithaka? Ithaka is het voorlaatste hoofdstuk van James Joyce’s Ulysses. Het beschrijft Stephen Dedalus en Leopold Bloom die naar het huis van Bloom gaan en het gesprek dat ze daar hebben. Het hoofdstuk wordt verteld in de vorm van vraag en antwoord uit de christelijke catechismus. De vragen worden methodisch en tot in de details beantwoord. Waarover spreken Stephen en Bloom? “Music, literature, Ireland, Dublin, Paris, friendship, woman, prostitution, diet, the influence of gaslight or the light of arc and glowlamps on the growth of adjoining paraheliotropic trees, corporation exposed emergency dustbuckets, the Roman catholic church, ecclesiastical celibacy, the Irish nation, jesuit education, careers, the study of medicine, the past day, the maleficent influence of the presabbath, Stephen’s collapse.” Wat is Ithaka? Als je de tocht aanvaardt naar Ithaka,  wens dat de weg dan lang mag zijn, vol wederwaardigheden, vol belevenissen.  De Kyklopen en de Laistrygonen, de woedende Poseidon hoef je niet te vrezen, zulke ontmoetingen zul je nooit hebben op je weg wanneer je denken verheven blijft, verfijnd de emotie die je hart en lijf beroert. De Kyklopen en Laistrygonen, de woeste Poseidon zul je niet tegenkomen wanneer je ze niet in je eigen geest meedraagt, wanneer je geest hun geen gestalte voor je geeft.   Wens dat de weg dan lang mag zijn. Dat er veel zomermorgens mogen komen waarop je heel dankbaar, heel blij onbekende havens zult binnenvaren; dat je mag pleisteren in Fenicische handelssteden om mooie dingen aan te schaffen van parelmoer, koraal, barnsteen en ebbenhout, en opwindende geurstoffen zoveel je krijgen kunt; dat je talrijke steden in Egypte aan mag doen om veel, heel veel van geleerden op te steken. Blijf wel altijd denken aan Ithaka. Daar aan te komen is je doel. Maar overhaast de reis in geen geval. ’t Is beter dat die vele jaren duurt en je pas als oude man bij het eiland afmeert, rijk door wat je onderweg verwierf, zonder verwachting dat Ithaka je rijkdom schenken zal. Ithaka schonk je de mooie reis. Bestond het niet, dan was je nooit vertrokken. Maar méér heeft het je niet te bieden.   En vind je het armzalig, Ithaka bedroog je niet. Zo wijs geworden, met zo veel ervaring heb je al wel door waar Ithaka’s voor staan. Van wie is dit gedicht? Van de Griekse dichter K. P. Kavafis van Alexandrië, uit zijn verzameld werk vertaald door Hans Warren en Mario Molegraaf. Wat is Ithaka? Ithaka is het eiland waar Odysseus uit de ‘Odyssee’ van Homerus de koning van is. Hoewel er één van de eilanden in de Ionische zee nu Ithaka noemt is het niet zeker dat dit hetzelfde eiland is van Homerus. Waar is Ithaka? Ithaka ligt in de collectieve verbeelding van de literatuur. Hoewel je Ithaka op een kaart kan aanduiden weet je dat het daar op die coördinaten niet ligt. Er is daar een eiland genaamd ‘Ithaka’, maar het is niet de Ithaka waarvoor we op die kaart kijken. De Ithaka die we zoeken, die we doorheen de literatuur, filosofie en kunst herhalen, ligt in de zoektocht, in de blik die we werpen op de kaart en waarschijnlijk een reden van velen om een eiland in de Ionische zee te bezoeken. Op diezelfde wijze is er Dublin. Een stad waar James Joyce na 1912 nooit meer in zal komen. Gedurende de jaren dat hij aan ‘Ulysses’ werkt zal hij brieven sturen naar vrienden en familieleden met vragen over die stad, hij zal een gedetailleerde stratenindex hanteren. Zo bouwt Joyce zijn Dublin op Dublin. En we kunnen zoals Schliemann in Troje door de verschillende lagen graven om het echte Dublin te ontdekken. En het is aangenaam dit te doen. Maar finaal ligt Dublin naast Ithaka op de kaart van onze collectieve verbeelding. En wanneer we ‘Ulysses’ ten hand nemen, het boek openslaan. Vertrekken we naar Ithaka.

V. Debeerst
2 0

Met Faverey in Italië

De ober van het café op de binnenplaats van het paleis van Capodimonte doet mij denken aan de achtergrondpersonages van Visconti’s Death in Venice. Zijn slungelige gestalte met flaporen en haartjes die moeten doorgaan voor een snor zitten verborgen in een ouderwets oberspak dat hem zeker twee maten te groot zit en waarvan hij de mouwen heeft opgerold in een symbolisch verzet tegen de hitte waarin Napels schroeit. ‘Napels zien en dan sterven’ klinkt redelijk realistisch, als het niet de temperatuur of het verkeer is, dan is het wel de afvalgeur die je de nek om doet. Dus zoals de Bourbons voor ons beklimmen mijn vriendin en ik de heuvel van Capodimonte met zijn park en paleis om er rust en verkoeling te vinden terwijl de stad die er zich rondom uitstrekt hitsig blijft koken. Voor we het museum bezoeken in het paleis besluiten we ons onder de bomen neer te leggen. En terwijl alles verzinkt in het geluid van de cicaden slaan we onze boeken open. Het boek dat ik heb meegenomen op reis is Verborgen in het zichtbare, een bloemlezing van gedichten van Hans Faverey samengesteld door Marita Mathijsen. Ik heb nog nooit iets gelezen van hem buiten Man & Dolphin/ mens en dolfijn dat is opgenomen in Pfeiffers De Nederlandse Poëzie in 1000 en enige gedichten en wanneer de kans zich voordoet ik voordraag aan vrienden en onbekenden tot vermaak en irritatie. Hoewel hij in bijna elke biografische tekst die er is wordt beschreven als één van de grootste en invloedrijkste dichters uit de twintigste eeuw in het Nederlands taalgebied is zijn werk niet meer in druk. En dat is zo weer één van de klein schandes van de Nederlandse letteren. Geboren in 1933 in Paramaribo kwam Hans Antonius Faverey in 1939 naar Nederland met zijn moeder en broertje. Zijn Surinaamse vader ging normaal achter komen, maar met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog lukte dit niet. Faverey zal hem pas in 1980 terugzien in Suriname. Zijn vader zal enkele weken na de ontmoeting overlijden. Faverey studeerde psychologie en werkte als klinisch psycholoog verbonden aan de universiteit van Leiden. In 1962 zal hij na verschillende afwijzingen debuteren in het tijdschrift Podium en in 1968 publiceert hij zijn eerste bundel, Gedichten.In het begin had een klein publiek interesse in zijn gedichten. Men wist niet goed wat men met zijn werk moest aanvangen. Maar wanneer Faverey de Jan Campertprijs krijgt voor Chrysanten, Roeiers van 1977 breekt hij door naar een breder publiek. Hij zal nog enkele bundels publiceren en in 1990 overlijden na een korte ziekte te Amsterdam. De wind valt stil, het wordt laat en we moeten de heuvel afdalen. In de verte ligt de baai van Napels waar er blijkbaar sinds corona weer meer dolfijnen worden gespot.   Ball; say: ball.   (Bal; zeg: bal). Je moet ‘bal’ zeggen. Dolfijn, zeg eens bal B/a/l: bal. Hé,   Dolfijn, zeg nou eens ‘bal’.  Ischia, Ischia is de bevrijding. Het vulkanisch zand schroeit de voetzolen maar het heldere water van de Middellandse Zee brengt een verlichting van de hitte en spoelt de afvalgeur die Napels beheerst van je af. W.H. Auden zei het best in 1948:   “I am presently moved by sun-drenched Parthenopea, my thanks are for you, Ischia, to whom a fair wind has brought me rejoicing with dear friends   from soiled productive cities. How well you correct our injured eyes, how gently you train us to see things and men in perspective underneath your uniform light.”  Maar het is Faverey die ik lees tussen het zwemmen door. Er heerst een klinische helderheid in zijn gedichten. Elk beeld dat hij schetst is direct en zonder metaforische geladenheid en tegelijk duidt hij erop dat het beeld maar een beeld is. Het is taal, los van de betekenis in de wereld. Faverey omschreef zijn gedichten als ‘onthechtingsoefeningen’ waarin het poëtische boven de medegedeelde boodschap komt te staan. De ‘ik’ in de gedichten is een afwezigheid, het is niet de dichter die spreekt of een personage maar een concept dat zich hiervan heeft losgerukt en zich enkel in de taal voortbeweegt opzoek naar vormelijke bouwsels om vreemde nieuwe werelden onder woorden te brengen door de taal op zichzelf te keren waarin een gedicht een spel wordt tussen herkenning en verdwijning van betekenis.   De chrysanten, die in de vaas op de tafel bij het raam staan: dat   zijn niet de chrysanten die bij het raam op de tafel in de vaas staan.   De wind die je zo hindert en je haar door de war maakt,   dat is de wind die je haar verwart; het is de wind waardoor je niet meer gehinderd wilt worden als je haar in de war is.   Het Colosseum, het Forum, de Palatijnse heuvel en de Vaticaanse Musea, we komen voor de overschotten van het rijk. De eeuwige wake waar we ons allen toe verbinden sinds enkele eeuwen. Hordes nonnetjes doorkruisen de stad, mijn vriendin moet haar schouders bedekken in de meeste kerken. En in de Sixtijnse kapel staan de bewakers te tieren door een microfoon dat men stil moet zijn want het is een heilige plek. Maar iedereen weet eigenlijk dat het ware geloof op het forum ligt. Waar we allen komen om de droom van Rome in stand te houden. De tijd van Rome is stopgezet bij het verval. Hoewel sommigen misschien dromen het herop te bouwen en zo de nachtmerries van anderen zijn. Weten we allemaal diep in ons binnenste, waar Willem Kloos het beste over zei, dat we nooit terug kunnen en willen gaan. We dromen van Rome, maar daar moet het bij blijven. Wanneer ik voor de zoveelste maal de drinkbus aanvul met fris water in de buurt van het huis van Augustus moet ik plots denken aan Het sneeuwt.   Het sneeuwt             maar het sneeuwt niet meer. Toen het begon te sneeuwen ben ik naar het raam gelopen;             heb ik mij verloren gelopen.   In die tijd ongeveer,             vlak voor de sneeuw weer begon te vallen, grote, steeds langzamere vlokken in, moet het opgehouden zijn   ook met sneeuwen.  Dit is de kracht van Faverys gedichten. Zelfs in de overdonderende hitte sneeuwt het, en ook weer niet. Op de achterkant van de bloemlezing staat er een citaat van Coetzee dat het al zegt: “Hans Faverey was de zuiverste poëtische geest van zijn generatie, de auteur van gedichten met een kernachtige schoonheid die nog lang nadat het boek is dichtgeslagen blijven na-echoën.”   Geen metafoor   Komt hier aan te pas. De lucifer,   Conform zijn opdracht, Communiceerde verbrandend.

V. Debeerst
0 0

klimaatcrisis

Als de geschiedenis van de wereld één jaar is, vind de industriële revolutie plaats anderhalve seconde voor middernacht. Wij zijn middernacht. Op anderhalve seconde tijd zijn we erin geslaagd de aarde zo te veranderen dat er al honderden soorten die samen met ons leefden zijn uitgestorven. Hun pech was dat wij er waren. Op anderhalve seconde tijd hebben we de aarde al 1,2°C opgewarmd. We zijn goed op weg om op anderhalve seconde tijd de aarde volledig te vernietigen.  We zijn goed bezig met op anderhalve seconde tijd onze toekomst te vernietigen. Als we nu niet ingrijpen, is de mensheid gedoemd om op korte termijn uit te sterven. We tekenen onze eigen dood. Onze pech was dat wij er waren.  In de wereldgeschiedenis waren er al vijf massa-extincties, meer dan 75% van alle soorten sterft dan uit. We zijn bezig met een nieuwe massa-extincties te creëren. De eerste niet-natuurlijke. Wij zijn dan verantwoordelijk voor het uitsterven van al deze soorten. Iedereen zit dan op Mars, en op aarde laten we alles en iedereen doodgaan. Bewust! Willen wij deze verantwoordelijkheid dragen? In 1990 wisten we al wat de gevolgen gingen zijn van de klimaatcrisis, en wat hebben we gedaan? Niets! In 1990 verscheen het eerste IPCC-rapport. Het rapport vertelt ons gedetailleerd welk gevolgen dat klimaatverandering heeft op ons, en wat deden we? Niets! Pas in 1997 kwamen de politici samen voor het Kyoto-protocol. Er werden afspraken gemaakt, om de uitstoot van alle landen ze verminderen. Toen duidelijk werd dat de doelen niet gehaald werden, werd de deadline verlengd tot 2020. De doelen werden niet gehaald, en de deadline werd gewoon weer verplaatst. Zo werk het niet. We moeten onze doelen halen tegen de deadline! Als we het niet halen, is onze laatste kans verkeken. Hoe komt het dat er al meer dan 30 jaar door de wetenschap wordt gewaarschuwd voor de klimaatcrisis, en er nog altijd niets aangedaan werd? Het veruit meest voorkomende antwoord is ‘bekijk het niet allemaal zo zwart-wit.’ Dat moeten we wel! Alles is zwart-wit. Vergelijk het met over dun ijs lopen. Het ijs breekt en je zakt erdoor, of het ijs breekt niet en je zakt er niet door. Dat is ook zo met de klimaatcrisis. Hoe warmer we het laten worden, hoe dunner het ijs wordt, hoe meer kans om erdoor te zakken.  Velen van ons hebben al gehoord van de klimaatcrisis. Maar krijgt iedereen wel de juiste info? Weet iedereen wat er gaat gebeuren bij een opwarming van 3,7°C tegen 2100. We zijn daar nu naar op weg. Weet iedereen hoeveel keer vaker we extreem weer krijgen? Weet iedereen hoeveel de zeespiegel dan stijgt? Weet iedereen dan wat de gevolgen zijn? Nee! De optimisten geloven dat de gevolgen overdreven worden, de realisten hebben nood aan hoop. Hoop, vier letters met een enorme betekenis. Maar kan je hoop hebben als je weet hoeveel gevolgen de klimaatcrisis nu al heeft? Kan je hoop hebben als je altijd naar de wetenschap luistert? Misschien moeten we ook eens naar de slachtoffers luisteren. Misschien kunnen we dan onszelf en elkaar dan een beetje hoop geven. Misschien… Als het niet lukt om hoop te krijgen als we met de slachtoffers spreken, gaan we op zijn minst beseffen welke gevolgen onze samenleving heeft op de aarde, en op onze mede-aardbewoners. Dan gaan we beseffen dat we nu actie moeten ondernemen willen we nog iets doen.  Want wij hebben een historische verantwoordelijkheid om de toekomst te redden. Jij en ik hebben die verantwoordelijkheid. Het is nog niet te laat om een ramp te voorkomen, maar dan moeten we nu ingrijpen. Samen kunnen we het onmogelijke bereiken. Maar vergis je niet, niemand anders kan dit doen. Enkel jij en ik. Samen kunnen we de toekomst redden. Onze toekomst.

buitencirkel
0 0

Veto der (geïnformeerde) publieke opinie

Veto der (geïnformeerde) publieke opinie   De evolutie naar een geïnformeerde burgerlijke controle op de achterhaalde absolute representatieve democratie                       Kevin Meyvaert                                                                    Inleiding  Dit essay heeft als doel een inspiratiebron te zijn voor de politieke orde van de toekomst. Het heeft als finaliteit een ware paradigmashift te bewerkstelligen in de Belgische en Europese politiek. Weg van de absolute macht der representatieve democratieën. Het moet een nieuwe moderne weg plaveien voor de evolutie van onze politieke systemen in Europa. De representatieve democratie heeft in de twintigste eeuw zijn nut bewezen voor Europa. Het gaf de landen ten westen van ons continent decennialang stabiliteit na de Tweede Wereldoorlog. Het gaf de landen ten oosten van ons continent een referentiekader waar tot op vandaag voor gevochten wordt. Het was een noodzakelijke vulgarisering van een publieke opinie die nog moest leren omgaan met de democratie. Die tijd zijn we in West-Europa voorbij. En ook Oost-Europa zal snel inzien hoe het representatieve paradigma niet gemaakt is om ten volle de publieke opinie te volgen en te respecteren. Vandaag en de komende jaren zal de druk om het systeem te hervormen steeds luider klinken. De opkomende generaties zullen doordrenkt zijn met een vraag om betere democratie en/of een betere, sterkere staat. De hervorming van het democratisch systeem zal het lot van de Europese democratieën bepalen. Met een nieuw systeem waarbij gebruik gemaakt wordt van een Burgersenaat kan in Europa een nieuwe democratische periode floreren. Een periode waarbij alle burgers, voor welke partij zij ook stemmen, zich weer zullen verbonden voelen met hun staat en de politiek. Dit systeem is niet revolutionair. Het tracht enkel de huidige democratieën te verbeteren opdat de publieke opinie beter wordt gerespecteerd. In een particratisch land als België is dit een absolute noodzaak. Het essay bestaat uit twee luiken. Het eerste luik behandelt het nieuwe institutionele systeem waar we naartoe moeten. Namelijk een (geïnformeerde!) Burgersenaat die elke wet of beslissing van het parlement (en de regering) kan blokkeren. Het tweede luik behandelt de strategie en de tactiek die zal worden gehanteerd om de huidige politieke klasse onder druk te zetten om tot een dergelijke Burgersenaat te komen. Dit systeem is anders dan alle voorgaande ‘schijnpogingen’ tot burger besluitvorming in de politiek. Het gaat veel verder en kan bijgevolg burgers over het hele politieke spectrum bekoren. Burgerinitiatieven hebben nog te vaak enkel succes bij de eerder progressieve publieke opinie. Met dit voorstel zullen burgers van rechts tot links hun gading vinden.                                                   De Burgersenaat  Probleemstelling We gebruiken de Belgische casus - en zijn federaal niveau - om het huidige probleem van de representatieve democratie te illustreren. België is, met zijn particratie, het voorbeeld bij uitstek van hoe een representatieve democratie zijn democratische legitimiteit zelf begraaft.   België Ons land heeft een proportioneel kiesstelsel en een kiesdrempel van 5 %. Dat betekent, in het kort, dat de zetels worden verdeeld naar gelang het aantal stemmen dat de partijen halen in een kiesdistrict. Dat geeft, in tegenstelling tot de meerderheidskiesstelsels, een degelijk beeld van de publieke voorkeuren voor de partijen in het parlement. Al moeten de partijen wel in totaal 5 % van de stemmen halen om aanspraak te kunnen maken op zetels in het halfrond. De kiesdistricten zijn provinciale kiesdistricten voor de regionale en federale verkiezingen (en het Brussels Gewest). Politici gaan dus op een lijst staan van hun partij in de provincie waar ze wonen en worden er verkozen. Het zou bij deze logisch zijn dat diezelfde politici in het parlement de belangen van hun provincie en hun kiezers vooropstellen. En daar ligt al jaren het grote democratische probleem in België. Politici worden verkozen, maar krijgen geen enkele individuele vrijheid één keer in het parlement. Ze moeten allemaal trouw zweren aan de partij die hen die zetel heeft opgeleverd. Als de partijvoorzitter zegt dat je A moet stemmen, dan zal je ook daadwerkelijk A moeten stemmen. Ook al gaat A in tegen je eigen principes of tegen de belangen van jouw eigen kiezers. Je zal de partijlijn moeten volgen of je ligt er de volgende keer uit en dan kan je jouw politieke carrière vergeten. Dat is wat we in de Belgische politiek ‘particratie’ noemen. Het feit dat je één keer in een partij je eigen individuele ideeën zal moeten opbergen om die van de partij te dienen. Mensen stemmen bijgevolg niet echt voor personen, maar enkel en alleen voor een partij en haar programma die ze al dan niet steunen. Iedereen kan inzien dat dit een enorm probleem is voor de werking van onze democratie en het respect voor de echte publieke opinie. Die wordt hierdoor niet vertaald in het parlement, omdat elke stem voor een partij wordt aanzien als een legitimering van het hele partijprogramma. De meerderheid van de burgers stemmen op partijen op basis van enkele partijpunten, nooit door het hele programma te hebben doorgenomen. Het is van groot belang de burgers hiervan bewust te maken. Eén keer die bewustmaking er is, wordt de hervorming van het politiek systeem een logisch gevolg.   Trias politica Door dit systeem van particratie verzaakt de huidige Belgische democratie om de filosofie van haar machtsevenwicht te respecteren. De zogenaamde ‘Trias Politica’, ontworpen door de Franse filosoof Charles Montesquieu. Die vraagt namelijk dat de macht wordt verdeeld in drie componenten, waarbij geen enkel component (theoretisch) een ander mag beïnvloeden of onder druk zetten. Ze zijn, met andere woorden, alle drie onafhankelijk van elkaar. De drie machten zijn de volgende: -  De rechterlijke macht: Dat zijn heel simpel uitgelegd alle rechtbanken en hoven van het land.    -  De wetgevende macht: Dat is in de meeste landen het parlement. Het beslist over de wetten van het land. In een bicameraal systeem moet je daar ook nog de senaat bij tellen.    -   De uitvoerende macht: Dat is in Westerse democratieën de regering. In België is het officieel de koning die de uitvoerende macht uitoefent. Maar die heeft in werkelijkheid geen echte macht. Het zijn de regeringen die de wetten ‘uitvoeren’ via ministeriële en koninklijke besluiten.   In België hebben we hierbij een probleem. Oorspronkelijk moest de wetgevende macht een controleorgaan zijn op de uitvoerende macht. Zodat de regering niet zomaar alles kon doorduwen zonder het akkoord van de vertegenwoordigers des volks. Zij belichaamden wat het volk wilde. Dat is door de particratie steeds meer onder druk komen te staan. Je hebt een meerderheid nodig in het parlement om een regering te kunnen vormen. En daar ligt op dit moment net het probleem. Door de particratie krijg je als regering vrij spel in het parlement. De partijen van de meerderheid zullen al hun partijleden altijd alle beslissingen en wetsontwerpen van de regering laten goedkeuren. De regering kan dus zowat alles beslissen zonder zich echt vragen te stellen of dat wel door het parlement (en de senaat) goedgekeurd zal worden. Er is hier duidelijk geen parlementaire controle meer. De wetgevende macht en de uitvoerende macht zijn één en dezelfde macht geworden. Met de wetgevende macht als schijncontrole op de uitvoerende macht. De Trias Politica is verworden tot een duas politica met de uitvoerende-wetgevende macht aan de ene kant en de rechterlijke macht aan de andere kant.   Er is met andere woorden nood aan een institutionele hervorming die ons een echte derde macht en controleorgaan op de uitvoerende-wetgevende macht geeft. Die vinden we terug in een doordachte nieuwe senaat: een geïnformeerde Burgersenaat.   De macht der (geïnformeerde) publieke opinie De antipolitieke gevoelens in de Belgische samenleving nemen elk jaar toe. Dat is nu al verschillende jaren zeer duidelijk. De burgers geven aan zich niet meer betrokken te voelen door de politiek en hebben desgevallend hiertegen een desinteresse ontwikkelt. Het is bij deze van primordiaal belang om de burger weer centraal te stellen binnen ons institutioneel politiek systeem.   Veto De burgersenaat mag niet zomaar een tigste slappe poging zijn om de burgers bij de besluitvorming te betrekken. Die senaat kan enkel betekenisvol zijn als die een duidelijke en directe invloed heeft op de besluitvorming van de regering en het parlement die beiden doordrongen zijn van particratische invloed. Daarom zal de Burgersenaat noodzakelijkerwijze een veto voor alle beslissingen van het parlement moeten hebben, en dus ook op die van de regering. Dankzij dat veto zullen de burgers echte en reële invloed hebben op de Belgische politieke besluitvorming. Het zal iedereen weer het gevoel geven dat ze weer tellen in deze samenleving. Het is niet de bedoeling burgers meteen de mogelijkheid te geven om zelf helemaal autonoom wetten te gaan schrijven of staatsbelangrijke beslissingen te nemen. Zo’n evolutie zal tijd vergen en dient zeer grondig onderzocht te worden op zijn effectiviteit en zijn wenselijkheid binnen de samenleving. Dat dit er in de toekomst komt of niet moet de samenleving zelf beslissen. Dit is hoe dan ook niet het opzet van de Burgersenaat. Het enige doel van de burgersenaat is om een burgercontrole te organiseren op de huidige representatieve democratie in België. Door de particratie worden de kiezers niet meer vertegenwoordigd door hun ‘vertegenwoordiger’. Daarom is het noodzakelijk om elke beslissing door het parlement en de regering te toetsen bij een representatieve steekproef van onze samenleving. De burgersenaat zal werken met een normale meerderheid om een beslissing van het parlement goed te keuren of te verwerpen. Dit kan uiteraard vatbaar zijn voor uitzonderingen (vb. staatshervormingen).   De overgrote meerderheid van de burgers stemt op een partij op basis van enkele punten van haar programma, nooit op het hele programma. Toch beslist ons politiek systeem dat een stem op een kandidaat van één partij een steun en goedkeuring is voor het hele programma van de partij. De stem van de kiezers wordt hiermee gebruikt om met een vals gevoel van legitimiteit zaken te stemmen in het parlement waar de kiezers eigenlijk niet voor hadden gestemd. En waar misschien zelfs geen meerderheid voor is binnen de publieke opinie. Met de Burgersenaat kan je deze valse legitimiteit ongedaan maken en de partijen meer verantwoordelijkheid geven.   Representatieve Burgersenaat De Burgersenaat zal een representatieve weerspiegeling moeten zijn van de Belgische samenleving. Het is dus de uitdrukkelijke bedoeling om ervoor te zorgen dat alle groepen binnen de samenleving er goed worden vertegenwoordigd. Dat zal in eerste instantie gedaan worden door middel van een lukrake steekproef (en de daarbij horende ‘wet van de grote getallen’). Om daarna zeker te zijn dat alle groepen proportioneel goed worden vertegenwoordigd, zal er, indien nodig, een gestratificeerde steekproef worden gedaan om zo aan onze representativiteitscriteria te voldoen. Hoeveel burgers er in totaal geselecteerd zullen worden voor die burgersenaat moet nog worden beslist en onderzocht. Toch zie ik liefst een 200 à 250 burgers in de senaat opdat de representativiteit zo goed mogelijk wordt gerespecteerd. De Burgersenaat zal door een nieuwe steekproef vervangen worden na een vooraf bepaalde termijn.   Geïnformeerde burgers Dit is het belangrijkste luik van het model van een burgersenaat: geïnformeerde burgers die een geïnformeerde beslissing nemen in de senaat. De leidraad in mijn kijk op de samenleving is al verschillende jaren de volgende: “De mensen zijn niet dom, ze zijn enkel slecht of niet geïnformeerd”. Dat moet dankzij de Burgersenaat verholpen worden. Het doel van de Burgersenaat is, zoals hiervoor herhaaldelijk gezegd, om een burgercontrole aan te bieden op de particratische representatieve democratie. Daarnaast is het ook een middel om weer te werken aan een echt publiek debat, dat vandaag nog amper bestaat. De overgrote meerderheid van de beslissingen in het parlement worden genomen zonder dat daar in de samenleving een echt publiek debat over is geweest. Mensen worden bij deze dus helemaal niet geïnformeerd over de gevolgen van mogelijke beslissingen binnen het parlement. De mensen slikken wat de pot schaft. Hier komt dan de informatiestrategie in werking. De informatiestrategie van de Burgersenaat kent twee luiken: 1.   Het eerste luik betreft de partijen zelf: Elke partij aanwezig in het parlement zal een vooraf bepaalde tijd hebben om de mensen in de Burgersenaat te overtuigen om de beslissing van het parlement (en de regering) goed te keuren of ongedaan te maken.  Dankzij deze verplichting zullen de partijen dus een grondige argumentatie moeten ontwikkelen om zich te verzekeren van de steun van de burgers. De partijen zullen niet meer ‘vlug vlug’ iets door het parlement kunnen jagen. Ze zullen hun beslissing heel goed moeten onderbouwen en dat zal het intellectuele en publieke debat alleen maar ten goede komen. Het publieke debat zal hiermee ook veel meer worden aangewakkerd, omdat de burgers zelf dienen geïnformeerd te worden. Het mediatiseren van de argumentatie van de partijen in de Burgersenaat zal hier van groot belang zijn.   2.   Het tweede luik betreft experts:  Over elke kwestie, elk probleem of elk onderwerp bestaat er binnen de wetenschap of de academische wereld discussie. Er zullen altijd verschillende visies zijn, ook bij experten in het vakgebied van een bepaald probleem of onderwerp. Daardoor is het noodzakelijk om elke visie binnen de academische en wetenschappelijke wereld aan bod te laten komen in de burgersenaat. Zo krijgen de burgers alle mogelijke visies op een probleem om later hun beslissing te nemen. Ook dit zal het publieke en intellectuele debat versterken, doordat experten zo goed mogelijk hun eigen visie zullen moeten onderbouwen om de burgers te overtuigen. Op basis van dit tweeluik aan informatie gaan de burgers uiteindelijk beslissen of ze een beslissing van het parlement en de regering goed keuren of ongedaan maken.   Aantrekking burgers  Burgers warm maken om te participeren, en zeker de meest kwetsbare groepen, is een enorme uitdaging. Daarom wordt er het allerliefst gewerkt met een verplichte participatie in de Burgersenaat. Mocht dat niet (meteen) mogelijk zijn, dan moeten we vooral hopen dat het parlementairloon (ongeveer 7000 euro per maand) genoeg mensen zal stimuleren om te participeren. Dit loon is alvast voor de lagere sociale klassen en de middenklasse in onze samenleving zeker een stimulans om te participeren in de Burgersenaat. Daarnaast werk ik het liefst met een anonimisering van de burgers aanwezig in de Burgersenaat. Zo vermijd je (politieke en sociale) druk op de geselecteerde burgers.                                                      De apolitieke beweging  Hoe deze institutionele evolutie te bewerkstelligen kan voer voor discussie zijn. Het zou kunnen door externe druk uit te oefenen op de bestaande partijen om dit nieuw institutioneel model mogelijk te maken; door te lobbyen bij bepaalde partijen om dit model op te nemen in hun partijprogramma’s; door een partij te vervoegen om dit idee te doen groeien binnen de politiek zelf. Dat zijn allemaal pragmatische manieren om het te verwezenlijken en geen enkele strategie kan op dit moment worden uitgesloten. Ik verkies in dit essay om de meest gewaagde en moeilijkste strategie aan bod te laten komen : de strategie van de  ‘apolitieke beweging’. Dat is de meest ideale strategie, omdat je je hiermee zeer duidelijk afzet tegen de particratische partijen en makkelijker kan spreken over een ‘nieuw politiek tijdperk’.     Ideologische diversiteit door bindmiddel  Binnen deze apolitieke beweging zal er geen partijlijn bestaan. Elk lid van de beweging zal zijn eigen ideeën en ideologie mogen verdedigen. Elk lid zal zijn kiezers voor de volle 100 % mogen vertegenwoordigen. Elk lid zal bij gevolg individueel campagne voeren voor zijn eigen ideeën. Nooit zal de beweging een ideologische of politieke beslissing of stemming opleggen aan leden die verkozen raken in een parlement of gemeenteraad. Wat de beweging wel zal vragen is totale loyauteit aan het hoogste doel en bindmiddel van de beweging: het tot stand brengen van de Burgersenaat. Elk lid van de beweging zal bij het vervoegen van de beweging op eed beloven dat het de Burgersenaat altijd zal opleggen bij onderhandelingen met een mogelijke meerderheid: het zij een regering of het zij een gemeentebestuur.     Drukkingsmiddel bij uitstek Door van de Burgersenaat altijd een breekpunt te maken voor het vervoegen van een meerderheid zal het op de politieke partijen heel veel druk zetten. De partijen zullen door die druk de eerste grondwettelijke stappen neerpennen in het regeerakkoord om zo te kunnen komen tot de eerste noodzakelijke constitutionele stap voor een Burgersenaat. Dat moet de conditio sine qua non worden van onze leden als ze een meerderheid willen vervoegen of steunen. Wordt dat niet opgenomen in een regeerakkoord, dan zullen onze leden niet volgen en is er bijgevolg geen regering. Deze strategie laat je toe om met een beperkt aantal zetels in het parlement boven je gewicht te boksen en de partijen heel hard onder druk te zetten. Voorbeeld: Een mogelijke meerderheid heeft net drie zetels nodig om een regering te kunnen vormen en onze beweging heeft vijf verkozenen in het parlement. Van die vijf verkozenen zien vier verkozenen het zitten om de meerderheid te steunen of te vervoegen om een regering te vormen, omdat die ideologisch wel iets zien in die partijen en hun beleidsvoorstellen. Door van de Burgersenaat dan een breekpunt te maken zullen de partijen de noodzaak voelen om dat toch in het regeerakkoord neer te schrijven, om zo een regering te kunnen vormen. Het is het enige wat onze leden op dat moment vragen en het zal bij het publiek een zeer negatieve indruk nalaten als je als partij de facto zegt: “Die burgers die ons controleren, dat zien we toch niet zo zitten. We houden liever zelf de macht volledig in handen”.   Dubbele controle Onze leden die een meerderheid vervoegen of steunen betekent ook dat de meerderheid niet zomaar een particratische meerderheid zal zijn. Onze leden zijn niet gebonden aan een partijlijn of partijstandpunt. Daardoor kunnen ze in het parlement nog altijd stemmen tegen beslissingen van de regering indien ze die niet goed achten. De meerderheid zal dus ook onze leden, indien nodig, moeten overtuigen met goede argumenten. Dat maakt dat je een zekere dubbele controle hebt op de regering vanuit het parlement enerzijds en vanuit de Burgersenaat (als die er later komt) anderzijds. Stel dat onze beweging op een bepaald moment meer dan 50 % van de stemmen haalt, dan heb je de facto de particratie omvergeworpen. Want op dat moment zal je een meerderheid aan mensen hebben in het parlement die niet gebonden zijn aan een partijlijn. Dan zal ook het parlement weer in ere hersteld zijn, met name in zijn functie als controle op de regering.                                                                Conclusie  Dit essay heeft als doel een nieuw paradigma tot stand te brengen in de Europese en Belgische politieke wereld. Een paradigma weg van de absolute representatieve democratie. Een paradigma die een plaats geeft aan volksvertegenwoordiging en aan volkscontrole op zijn eigen vertegenwoordigers. Via een systeem van geïnformeerde Burgersenaat, is het de bedoeling om de Trias Politica weer te herstellen in België en in Europa. Het is voor de gewone burger niet veel gevraagd, maar voor de huidige politieke partijen zal dit een grote mentaliteitswijziging vergen. Hoe we dit ook draaien of keren wil, een hervorming van ons politiek systeem is nodig om de afschuwelijk ondemocratische particratie omver te werpen. Wat er ook komen zal in de toekomst, de limieten van de absolute representatieve democratie zijn bereikt. Dit model van de Burgersenaat is daar een poging tot antwoord op.

Kevmey
54 0

Een schat die blikkert in de zon

  Overpeinzingen bij een weggegooid blikje RedBull  “Il faut cultiver notre Jardin” Voltaire   Als ik goed keek, was het blikje RedBull dat zo schitterde in de zon niet het enige blikje dat ik zag liggen. Van al het afval dat ik op mijn dagelijkse wandelingen tegenkwam, waren weggegooide blikjes ruim in de meerderheid. Meestal waren het blikjes waarin energiedrankjes hadden gezeten. De vreemde logo’s en felle kleuren suggereerden een hallucinogene drug, maar het was niet veel meer dan een stevige koffie met veel suiker. Ik kon niet anders dan me vragen stellen over de gezondheid van degenen die zulke blikjes dronken, zeker als ik van die grote halveliterblikjes zag liggen. Hoeveel cafeïne en suiker werkten sommige mensen naar binnen? Niet normaal. Dat zag ik al in de leraarskamer van de school waar ik lesgaf. Niet dat daar energiedrankjes in de automaat zaten, maar koffie wel. Ik kende collega’s die per dag wel zes mokken koffie naar binnen werkten. Hoe konden die ’s nachts in slaap geraken? Zelf dronk ik enkel nog deca’s, of ja, thuis wist ik nogal zeker dat er geen of weinig cafeïne zat in de espressomachine, maar op café was dat iets minder zeker. Zelfs als ik een deca bestelde, voelde ik soms aan de spastische bewegingen van mijn darmen dat er misschien wel een deca’tje besteld was, maar niet geserveerd. Dan moest ik me vaak haasten om bij de wc te geraken. In brasserie ’t Sujet was dat bijvoorbeeld het geval. Voor mij waren koffie en energiedrankjes een garantie op een slapeloze en opgejaagde nacht, maar dat nam niet weg dat ze, voor mij onbegrijpelijk genoeg, heel populair waren. Energiedrankjes had ik na mijn eerste en enige ervaring ermee zelfs volledig afgezworen. Als student had ik een blikje van het nieuwe product “Red Bull geeft je vleugels” in het station van Leuven als reclame in mijn handen geduwd gekregen. Daarna, op de tweeëneenhalf durende treinrit naar huis, had ik een boek als een razende TGV uitgelezen. De volgende dag wilde ik aan het boekverslag beginnen en lukte dat voor geen meter. Het boek De donkere kamer van Damocles heb ik grotendeels opnieuw kunnen lezen. Ik was er in een rotvaart doorheen geraakt, maar ik had er veel te weinig van onthouden. Cafeïne of oppeppers waren geen goede studiemethode, besloot ik. Ik dronk zelfs geen cola meer onder de examens, zo was ik onder de indruk van de ervaring. Dat ik geen koffie, cola en andere cafeïnehoudende dranken dronk, zorgde ervoor dat mijn maag- en darmsysteem, dat nogal gevoelig was voor stressprikkels, veel minder vaak in de knoop lag, net zoals mijn lakens en dekens ’s morgens ook veel minder overhoop lagen. Als ik dat vergeleek met Wouter… Die kon als we nog iets gingen drinken na het zwemmen, om tien uur ’s avonds nog doodleuk een koffietje als afsluiter bestellen en toch slapen. Niet iedereen heeft hetzelfde gestel, zullen we maar zeggen. Door al die blikjes langs de weg had ik een negatief beeld ontwikkeld van degenen die zwerfvuil veroorzaakten. In mijn hoofd leek het alsof alle nuttigers van energiedrankjes de gewoonte hadden om hun blikjes uit het raam van de auto te gooien. Dat was natuurlijk niet zo. Zo lagen er een paar jaar geleden ontzettend veel blikjes Cara-pils in de berm bij ons in de straat. Ik werd kwaad op alle vuile alkoholiekers tot ik besefte dat als er één iemand bij het naar huis fietsen van zijn werk elke dag een blikje dronk en dat bij ons in de straat de kant in ketste, dan lagen er op jaarbasis 364 blikjes, of ja, toch rond de 230, want er waren 260 werkdagen en als die naar huis fietsende alcoholicus wat vakantie nam – om zich, wie weet, eens echt te kunnen bezatten – dan kwamen we natuurlijk aan wat minder blikjes, maar 230 was nog steeds heel veel. Het afvalprobleem in een straat kon met andere woorden veroorzaakt worden door één persoon. Eén specifieke groep viseren had geen zin en zou weinig tot niets bijdragen aan de oplossing van het probleem. Wat echt zou helpen, was dat er iets potentiële blikjeswerpers zou weerhouden om gevolg te geven aan hun reflex. Even stilstaan bij het effect van hun daad kon al genoeg zijn. Door opvoeding en preventie kon je mensen aanleren om ‘even stil te staan’, maar er waren helaas ook slecht opvoedbare individuen, die zich amper of niet verbonden voelden bij hun omgeving. Zolang er geen statiegeld op blikjes kwam, en zelfs dan, zouden zij hun afval uit de auto kieperen. In mijn handen hield ik een half opgegeten appel. Vijftig meter voor mij zag ik hoe een blikje uit een auto gegooid werd. Het belandde tussen de bramen. Fijn, dacht ik, dat krijg je er ook nog zomaar niet uitgevist. In een opwelling wierp ik de halve appel naar de auto toen hij voorbij reed. Hij belandde door het open raam in het interieur van de uitgebouwde Volkswagen Golf. Of nee. Ik had een steen in mijn hand en mikte die driftig door de achterruit van de voorbijrijdende BMW. Het glas veranderde onmiddellijk in een spinnenweb. De auto slipte zich tot stilstand. Twee zwarte sporen op het wegdek. Ik had er nog graag een klapband bij gehad, dus ja, doe dat ook maar. Stond hij ook nog op een velg, net goed. Een klein geblokt manneke stapte uit de auto, liet de portier open staan en brieste op mij af. Hij riep. Of ik zot was ofzo. Ik behield mijn kalmte. Ík, zei ik, waarom? Ik had toch niks gedaan. Gingen we het zo spelen. Hij ging de politie bellen. Doe maar, ik heb niks gedaan. En die steen door mijn ruit dan. Was ik niet. Doe niet onnozel. Hij kreeg een rood en roder hoofd. Even dacht ik dat hij met zijn gsm naar mij zou gooien, maar dat deed hij niet. In plaats daarvan stak hij hem terug in zijn achterzak en kwam nog verder mijn richting uit. Tot vlak bij me. Hij duwde me, of beter, hij probeerde me te duwen. Net op tijd zette ik een stapje opzij waardoor hij bijna zijn evenwicht verloor. Met mijn 1m88 was ik ruim een kop groter dan hij en in vergelijking met zijn gespierde armen en schouders leek ik een lange slungel. Maar dan wist hij natuurlijk niet alles. Hij probeerde me tegen de schenen te schoppen, maar weer miste hij doel. Zijn driftige natuur steeg hem ten top en hij wilde me vastnemen. Voor hij besefte wat er gebeurd was, lag hij met zijn gezicht tegen het tarmac met een knie in zijn nek. Dat was natuurlijk allemaal erg onwaarschijnlijk. Zoiets kon ik helemaal niet. En trouwens, wat daarna? De driftkop zou niet zomaar afdruipen en nooit meer blikjes uit zijn auto gooien. Al had ik wel eens zo iemand terug in zijn auto willen zien kruipen en willen zien vertrekken, hobbelend op drie banden en een velg, met een erg beperkt achteruitzicht. Het waren idiote heldendagdromen, maar ik kon ze niet tegenhouden en meestal liet ik ze maar wat passeren. Het was een oermenselijke drang om problemen met geweld op te lossen, om onrecht met geweld op te lossen. Vandaar al die supermanverhalen die het zo goed deden in strips en in films. Misschien moest ik het ook allemaal eens in een verhaal verwerken, of een echt supermanverhaal schrijven. Het liefst zou ik een Neo-achtige figuur - uit de Matrixfilms, je weet wel - opvoeren, die zo snel bewoog dat hij zelfs kogels kon ontwijken. Nog voor het blikje uit de auto de grond raakte, zou het alweer in de auto liggen. Veel minder geweld, trouwens, en misschien ook wel een veel bevreemdender effect bij de overtreder. Die zou niet weten wat hem overkwam en zou nooit zo driftig kwaad worden, want iemand die driftig kwaad werd die geloofde nooit dat hij ongelijk had, hoogstens kreeg hij spijt dat hij zo driftig kwaad was geworden. De steen in zijn achterruit zou hij nog steeds onrechtvaardig of buiten proportie gestraft vinden. Misschien zou ik wel de schuld krijgen van zijn klapband ook. Dat bracht dus niks op. Als ik zo’n supersnelle superheld was, kon ik op een heel andere manier het afvalprobleem hier in de omgeving oplossen. Ik zou weten wie hier in de zomermaanden zijn tuinafval in het bos komt droppen en nog voor die man met zijn aanhangwagen terug thuis was, zou hij het gemaaide gras en snoeisel gewoon weer in zijn voortuin zien liggen. Het blikje van het kleine geblokte manneke zou niet eens tussen de bramen geraken, maar als een weerlicht terug op de passagierszetel terechtkomen. Ik zou het hele procedé oneindig keer herhalen, zo lang als nodig. Zo lang dat sluikstorters niet meer zouden weten wat echt was en wat niet, ze zouden huilend op hun stuur kloppen en om hun moeder roepen. Ik denk niet dat ze daarna nog zouden sluikstorten. Of zouden ze? Het was een leuk idee, maar ik was geen superheld, en ik twijfelde of ik dit blikje zou laten liggen of oprapen. Ik kon niet elke keer dat ik een wandeling deed al die blikjes oprapen. Eén of twee keer per maand was meer dan voldoende. Dan nam ik de kindjes mee en een bolderkar om de vuilzakken in te doen. De kindjes kregen handschoentjes aan en knijpertjes mee. Dat vonden ze fijn. Zeker Karel vroeg er soms achter. Wanneer gaan we nog eens vuil oprapen, papa? Ook al deed hij het graag en waren het goede werken, toch hield ik me ervan om het te veel te doen, want de auto’s op de weg hier reden soms snel en in hun enthousiasme keken de kindjes niet altijd even goed uit. Een plastiekje was voldoende om ze zonder omzien de straat te doen oversteken om, competitief als ze waren, als eerste bij dat stukje zwerfvuil te komen. Ze vochten er soms om en dan moest ik een beurtrol opstellen. Voortdurend moest ik op mijn qui-vive zijn en al des te meer omdat er her en der aan de bosrand restanten van een oude prikkeldraadafsluiting lagen. Mijn oudste broer was als achtjarige ooit met zijn gezicht in zo’n verroeste prikkeldraad gelopen. Het litteken liep nog steeds, zelfs na wat plastische chirurgie tijdens zijn tienerjaren, van onder en over zijn kin, langs zijn lippen tot op zijn wang. Ik wou niet dat dit met één van mijn kindjes zou gebeuren. Vorig jaar had ik een lange tekst geschreven over hoe er in onze buurt een meervoudig afvalprobleem was. Enerzijds was er het ‘gewone’ zwerfvuilprobleem langs de straat, er was het typische aan-de-rand-van-het-bosafvalprobleem, namelijk grotere stukken huishoudelijk afval, zoals zetels, tuinafval en dergelijke. Anderzijds had je ‘toeristisch’ afval van alle jongeren die hier in de zomermaanden aan de rand van het meer kwamen drinken, barbecueën, zwemmen, vissen… En omdat het meer ontstaan was door zandwinning en dit dus een oude zandgroeve was, had je daarbovenop te maken met achtergelaten industrieel afval: stukken muur, ijzeren palen in de grond, prikkeldraad, stukken omheining… En toch, toch werd dit gebied als een van de mooiste stukjes natuur uit de omstreken beschouwd: het Parelstrand. Ideaal om te komen genieten en om te komen wandelen met je hond. O, dat is waar, dat had ik nog niet eens in die lange brief vermeld, dat de eerste driehonderd meter voorbij de parking aan de rand van het bos, stonken naar de hondenuitwerpselen. Aan beide zijden van het brede pad had je een meter tot anderhalve meter waar je geen stap kon zetten zonder in een hondendrol te schuiven. Hoe vaak had ik al stront van onder de zolen van kinderschoentjes moeten poetsen. En hondendrollen zijn ook een vorm van afval, zeker in de hoeveelheden zoals je ze hier aantreft, en zeker als het baasje de hondendrol toch in een poepzakje gevangen had, maar het daarna het bos in gekeild had. Soms hingen die zakjes laaghangende takken. Dat was écht geen zicht. Tijdens de barbecue van de ‘mooimakers’ uit de stad had ik in een discussie wat te luid opgeroepen om rond het meer geen afval meer op te ruimen. Laat die vervuilers maar in hun eigen vuilnis zitten, was de redenering. Ik schaamde me achteraf wat over die stoere uitspraken. Vuil trok alleen maar meer vuil aan, en op de lange duur had je een openbaar stort in het midden van een erkend natuurgebied liggen. Ik had trouwens in de zomer nooit afval geruimd rond het meer. Dus wat ik had gezegd op die barbecue had niet eens betrekking op mezelf. Het geroep en de veel te lawaaierige muziek, de geur van sigaretten en joints, deden me het strandje rond het meer mijden en ik wandelde langs een ander pad het bos in. Tot ver in het bos kon je een mix horen van de boomboxen die de groepjes jongeren met een verschillende muzieksmaak tegen mekaar opgesteld hadden. Mooi weer en lange zwoele avonden stonden hier gelijk aan veel decibels. Die ene lange brief over het afval hier in de buurt had ik nooit opgestuurd naar een krant of het stadsbestuur, omdat hij wel erg lang was geworden en ik dus zeker wist dat niemand hem echt ging lezen. Nee, ik maakte me geen illusies, als ik dit probleem wou oplossen, dan zou ik het anders moeten aanpakken. Ik kon geen superheld zijn en ook met lange klachtenbrieven zou er niks bereikt worden. Er moest een andere manier zijn, alleen wilde ik niet meer dat soort negativist zijn en enkel nog een klein beetje een deel van een oplossing zijn. Met de kindjes af en toe wat zwerfvuil oprapen, was fijn en goed, meer moest dat niet zijn. De rest was politiek en daar werd ik zo moedeloos van. In ieder geval blonk dit blikje nu mooi in de zon. Het zag er, als je er met wat fantasie naar kon kijken, uit als een stukje zilver of goud dat hier zomaar voor het oprapen lag. Ik bukte me en stak het toch in mijn jaszak bij het klokhuis van mijn appel, ook al vond Tine dat een verschrikkelijke gewoonte en ook al wist ik dat de kans groot was dat als ik morgen of overmorgen mijn hand in mijn jaszak zou steken, ik er een halfvergaan plakkerig klokhuis en een uitgedrupt blikje in zou vinden.

Hans Van Ham
21 0

Ingroeien

Als een halfeeuwige ouder, kijkend naar de langsgillende basisschoolkinderen, heb ik ingroeivragen.    Kinderkleding past vaak prima. De broek zit vanaf het moment dat het kind op het schoolplein laat zien welke nieuwe, mooie kleuren het aan de kont heeft hangen, perfect. De jasmouwen sluiten netjes aan op de hand en de trui valt netjes over de buik.   Dat was in mijn kinderjaren anders, daar werd kleding ‘op de groei’ gekocht. Je liep maanden met opgerolde broekspijpen rond, niet als modeverschijnsel, maar als noodzakelijkheid. Een trui begon te slobberig en eindigde nét te strak, om later, na een goede wasbeurt en een korte tijd verpozen op de bovenste plank van de kledingkast, aan de schouders van je broertje te slobberen. Indien noodzakelijk aangevuld met stukjes leer of ribfluweel op de ellebogen.   Waarschijnlijk wordt er nog steeds doorgegeven op de hedendaagse schoolpleinen. Dit blijkbaar perfect passend, geen maat wordt ingegroeid en uitgegroeid om tussenmaten over te kunnen slaan.    Naarmate de kinderen richting de basisschooluitgangsleeftijd gaan, lijken de kleren overigens nieuwer en minder doorgegeven. Mode wil ook wat en de Aziatische kinderhandjes Terstaleren en Zeemannen de shirts, broeken en jassen jaarlijks binnen het bereik van de kleinere beurs. Het enige waar kinderen ingroeien is een fiets. Aan het begin of tijdens het laatste jaar van de basisschool staan ze met de teenpunten op te trappers en hupselen ze sprongsgewijs op het zadel. Hier druppelt de hoop van ouders door: laat de tiener voldoende groeien om volgend jaar zonder al te veel zwalken de weg naar de middelbare school te vervolmaken. Een goede tweede is, bij een achtergebleven hoeveelheid groei, het opdoen van zoveel ervaring in fietsen met de zadelhups en teenpunten, dat het nét veilig genoeg is om de brugklasser en zware tas mee te voeren. Laat ze, zo hoopt de ouder, deze puberomspannende schoolcarrière doen met dezelfde, kostbare fiets.   Deze fietsen zijn vaak nieuw, blijkbaar wordt een rijwiel niet van broer tot broer of zus tot zus overgeleverd. Waarschijnlijk komt dit doordat de rijwielmode snel verandert, niet broeks- en truigewijs jaarlijks, maar met een cyclus van een jaar of vijf. Voldoende om van net met de tenen op de trappers, door te groeien naar zadel op zijn hoogst en de knieën tegen het stuur.

MCH
8 1

Over dialogen

Ik leg geërgerd een boek weg. Geen gewoon boek, het is een bestseller (New York Times Best Sellers List!), geschreven door een bestsellerauteur. En ik lees geen woord meer.    De schildering van het decor is fraai en vakkundig, ik zie geregeld goede actie afgewisseld met nuttige achtergrondinfo en over de bladzijden trippelen redelijk tot best wel interessante personen die worstelen met spannende problemen op weg naar een ongetwijfeld spetterende ontknoping op pagina vierhonderdeenenzestig.   En toch, bij pagina eenenveertig, na de eerste alinea van hoofdstuk drie, zucht ik en sla deze pagina op pagina veertig. Ik schuif het boek weg, pak mijn telefoon en scroll naar mijn bankrekening, dit was weer zonde van mijn geld.   De reden? Tenenkrommende dialogen. Vanaf pagina 3, de tweede pagina van het eerste hoofdstuk, is het jeuk-aan-de-ruggengraat-gevend erg. Opvallend dat ook bestsellerschrijvers soms de personen verschrikkelijk laten praten. Je vraagt je soms af waarom ze hun mond open trekken. Een of twee keer in een boek, daar kan ik overheen komen. Maar bijna elk gesprek is niet te lezen. En ik erger mij zo, dat ik het hier van mij af schrijf.     Dialogen: basics in elke lesboekje over schrijven.    U hoeft niet verder te lezen als u bekend bent met de principes van het schrijven van een goede dialoog. Dit schrijfsel voegt niets toe aan wat u weet (of zou moeten weten) over gesprekken op papier. En toch, blijkbaar denkt menig verhalenschrijver: die basistheorie (in elk schrijfboek herhaald) is niet voor mij, mijn geneuzel is wél belangwekkend. Nou, nee dus. 1 Dialogen zijn ongezond strak afgetrainde uittreksels van de gesproken werkelijkheid. Uitspreeksels zonder een greintje vet, en als je het goed beschouwd onnatuurlijk. 2En deze afgetrainde uitspreeksels houden een hete bal vast. Ze pakken de bal, laten even de spieren zien of doen een klein kunstje en gooien zo snel mogelijk de bal door, voordat de handen verbranden. De ontvanger wil zo mogelijk nog korter een pirouette doen en voordat de draai volledig is, pakt de eerste de bal weer af. Dit wordt een wedstrijd. Een echte wedstrijd van de bal pakken, een kunstje doen en doorgeven die handel.    Wij lezers, als kijkers naar het spel, willen een echte strijd, geen demonstratiepotje van klunzen die op een mooie zomeravond voor de ontspanning een balletje hooghouden. Nee, een strijd tussen deze uitspreeksels op het scherpst van de snede . Altijd vlijmscherp. Elk woord en elke reactie snijdt door het papier. Alsof je leven ervan afhangt.  3De uitspreeksels hebben verschillende kleren aan, afhankelijk van de situatie. Een vrolijke rok, serieus kostuum, grappige hoed, droevige pandjesjas, oppervlakkig T-shirt met krullend borsthaar of decolleté, diepzinnig gewaad, of wat voor broek, shirt of sok dan ook. Maar altijd nauwsluitend, zonder franjes: de spieren en opgezwollen aderen blijven zichtbaar. Een ruimzittend kledingstuk laat de drager struikelen.    Struikelende zinnen, of een fladderend loszittend stuk gesproken stof beneemt de lezer het plezier van de strijd. Een lezer wil geen gefladder, de lezer wil de bal zien schieten. 4De dialoog, net als bij een wedstrijd, wordt boeiend voor de lezer vanaf de aftrap of service (of welke sportvergelijking u wilt maken). Het inspelen en warmlopen is volledig oninteressant. Voor de wedstrijd zijn de lichamen gehuld in trainingspakken, soms zelfs met een gekleurd hesje en praten met de trainer, geven een hand aan de scheidsrechter en rommelen in de tas op zoek naar de waterfles. Slaapverwekkend en een onnodige afleiding van je verhaal en de voortgang stopt, alsof je met je racefiets in de modder vast komt te zitten.    Elke eerste uitgesproken zin is een snoeiharde service van de hete bal, de kale spieren bollen en geven een zwieper waar het uitspreeksel aan de overzijde van het net niet van terug heeft.   Hebben ze ruzie? Voor de eerste zin die u schrijft hebben de personages de inleidende beschietingen al gedaan. U begint bij de hoogtepunten. Vraagt uw personage een lening? De voorstelrondes, achtergrond checks zijn gedaan en het kopje koffie is neergezet: U begint met de afwijzing. Alles daarvoor is geneuzel. 5De lezer wil ook maar één wedstrijd per keer bekijken. Beschrijf wat de afgetrainde uitspreeksels belangrijk vinden en hou je hieraan. Bij teveel verschillende ballen die alle kanten opvliegen, waarbij de spelers tussen-hupjes maken en een spagaatje hier-en-daar, verliest de lezer het overzicht en de aandacht. De lezer staat halverwege op en loopt naar de kantine om het op een zuipen te zetten.    Dat de fiets van de hoofdpersoon onder het raam bij de bank staat wil niet zeggen dat het merk en het genot van wielrennen een onderwerp van gesprek moet zijn: De afwijzing van de lening, daar gaat het om. 6Wat wel leuk is, als je met de bal tovert. Soms is het balletje weg, je leest aan de bewegingen af dat de bal ergens is, en waar. Een schaduw vliegt langs en achter de rug wordt iets opgevangen. Maar de bal direct zien, nee, dat lukt niet. Om dit te bereiken, moeten de uitspreeksels nog strakker en nog onnatuurlijker zijn afgetraind.    Dat de lening wordt afgewezen omdat de beoogde lener de vrouw van de bankdirecteur heeft genomen op het toilet van het dorpshuis, terwijl de directeur in de grote zaal Sinterklaas speelde voor de kinderen uit de buurt, wordt slechts gesuggereerd, niet gezegd. Zo, ik ben het kwijt.  Als u het tot hier hebt volgehouden, hoeft u geen slecht gesprek meer op papier te zetten en stopt u, net als ik, met lezen bij tenenkrommende dialogen.    En als u denkt, "wat ik aan uitweidingen, stopwoorden en extra's in mijn dialogen stop zijn wel geslaagd," of "iedereen zit er wel op te wachten," of "het is echt belangrijk om te weten wat er allemaal vooraf gebeurde," of "zo laat ik karakter zien," of "zie mij nou eens die personages literair laten praten" .  .  .   Wordt wakker! Het boeit helemaal niemand!

MCH
11 0

Mysterie in de bibliotheek

Het mysterie in de bibliotheek Hanengekraai en hondengeblaf begeleiden directrice Adèle om zeven uur s ’morgens naar haar school. De weg is stoffig en droog. Ook het openen van de grote metalen schoolpoort produceert een gekrijs dat je dagelijks hoort. Elke ruimte in de school heeft een naam, die mooi boven de deur is aangebracht. Keuken, bureau directrice, klas 1, klas 2, klas 3, toilet en bibliotheek. Buiten klas 1, 2 en 3, zijn alle ruimten volgestouwd met allerhande pluralia. De keuken bezit naast kookpotten en pannen ook tuingerief, borstels, een stofzuiger en vuilbakken. Alle administratie van de school bevindt zich in het kantoor van de directrice. Haar bureautafel is bedekt met stapels papier, farden met gekleefde etiketten, geopende brieven en opgerolde plannen van de nieuwe te bouwen school. Vijf computers van de eerste en de tweede generatie liggen als een puzzel op elkaar gestapeld. In de hoek naast het venster staan twintig oude landkaarten opgerold op houten stokken. Bij het verlaten van het bureau van de directrice, kijken we omhoog en zien we aan onze rechterkant het opschrift bibliotheek boven de deur. Bevinden zich nog boeken in deze ruimte? Zo groot als een klaslokaal, met drie rijen rekken in het midden en tegen elke muur. Al het schoolmateriaal dat nergens anders terechtkan is hier op de rekken geplaatst. Speelgoed, telramen, leien, brooddozen, verfmateriaal, atlassen en twee boeken. Buiten de vijf atlassen en de twee boeken vind je geen ander boek in deze bibliotheek. Twee boeken met de ronkende titels: Musique de l’Afrique en Handboek Aardrijkskunde Belgisch Congo. De gemeente zal de school sluiten wegens een gebrek aan fondsen. Ze zal ze dan op haar beurt zijn gang laten gaan. De opschriften boven de deuren zijn gebleven en het bureau van de directrice is kaalgeplukt. Eenmaal per week, op zaterdag opent de directrice de bibliotheek voor de omwonenden in de wijk. De bewoners snuisteren dan in tussen het schoolmateriaal, de atlassen, het speelgoed en de oude VHS-banden. Een week kunnen ze dan genieten van hun leenproducten.De twee boeken ‘Musique de l’Afrique en Handboek Aardrijkskunde Belgisch Congo zijn nog nooit uitgeleend. Is deze bibliotheek de voorloper van de hedendaagse bibliotheek, zoals we ze nu kennen.Als ik binnenstap in de bibliotheek waar ik bijna wekelijks binnenspring, merk ik dat het oude, sacrale en rustige van de bibliotheek uit mijn studententijd verdwenen is. De bibliotheekgangers lezen de krant, terwijl ze even de knop van het koffieapparaat indrukken voor een machinale koffie met melk. Jonge moeders komen binnen en doen een praatje met een collega, alsof de schoolpoort zich tot in de bibliotheek heeft gewurmd. Kleuters en lage schoolkinderen rennen door de bibliotheek, ploffen neer in de diepe zitzakken, met de nieuwste commerciële bestseller voor kinderen, aangeprezen door de Sint en de Kerstman. Even dwalen mijn gedachten terug naar de school van directrice Adèle. Ik zie en hoor haar de schoolpoort openen, gekrijs, blaffende honden en hanengekraai. Ze stapt door de halfdonkere gang rechtdoor naar haar bureau. Al openend bemerkt ze dat haar bureau leeg is. Ze sluit teleurgesteld de deur en stapt dan naar de deur met opschrift ‘bibliotheek’. Lichtjes bevend opent ze deur. Haar blikken dwalen door de ruimte, tot ze verschrikt merkt dat haar twee boeken verdwenen zijn. Op dat moment kijk ik naar het boekenrek met de nieuwste titels in mijn bibliotheek, Musique de l’Afrique en Handboek Aardrijkskunde Belgisch Congo.

Etienne
0 0

Het Bankje van Comfort

A: (Diepe zucht) Man het is verschrikkelijk druk daarbinnen… (zucht) “ Thomas doe dit, Thomas doe dat niet, Thomas luister als ik tegen je praat “. Laat me toch gewoon met rust… Brrrr... deze bank is ijskoud...   B: Wat lijkt het probleem te zijn jonge heer, is de bank écht zo koud?   A: Oh u heeft me gehoord? Het spijt me meneer, dat was niet mijn bedoeling, i-ik wilde u niet storen   B: Storen? Een oude man als ik? Onzin, maak je geen zorgen joeng...  er is niks waar je me mee kunt storen   A: Bent u zeker? Met alle respect, u lijkt een beetje oud…   B: Oud? Jazeker. Fragiel?  Wel, vroeger was ik.. de meest gevoelige persoon   A: Vroeger?   B: Wel, laten we zeggen dat de jaren 20 een.. vreemde tijd was   A: De jaren 20? U bedoelt toch niet...   B: Oh jawel, de tijd van de pandemie   A: Sorry meneer, ik wist niet dat u-             B: Zo oud was?   A: Ja..   B: Dat is toch niet erg...  hoelang is het geleden, zo’n vijftig jaar nu?   A: Bent u het meeste vergeten dan?   B: Ik zou wel willen, maar ik ben bang dat het niet zo gemakkelijk is.. er zijn nu eenmaal veel dingen die niet vergeten mogen worden   A: Ja, ik denk.. dat ik dat wel kan begrijpen   B: Maar genoeg over mij, vertel eens, waar was je zo gefrustreerd over?   A: Oh het is gewoon… ik en mijn mama die waren aan het shoppen voor kerstavond... En.. ik werd het beu dat ze me bleef rondbevelen en vooral dat ene irritante liedje dat ze de hele tijd blijven spelen.. hoe heet het weer?              B: “ All I want for Christmas is you” ?   A: Ja, voila.. hoe wist u dat?   B: Joeng, ze hebben dat nummer al voor mijn tijd gespeeld.   A: Dat geloof ik niet   B: Oh maar het is zo, ik ben bloedserieus. In die tijd moesten we ons haasten om het toiletpapier te halen, voordat ze allemaal op waren... allemaal terwijl we dat ene, grijsgedraaide liedje moest aanhoren   A: Wacht, waarom toiletpapier? Hahaha   B: Joeng, ik stel mij die vraag al vijftig jaar... zelfs filosofen hebben geen flauw idee   A: Ik durf te wedden dat je veel aircomaskers moest dragen   B: Oh nee, veel erger, die bestonden pas 10 jaar nadat het afgelopen was.. voor de zieke mensen of als je erge astma had, maar daarvoor hé… moesten we ordinaire, ongefilterde mondmaskers dragen...   A: Wow, amai dat moest zo erg zijn... hoe heeft u al dat lijden overleefd?   B: Maar je hoeft niet zo beleefd te zijn jongen, zeg maar ‘je’   B: Ah oké sorry   B: Weet je nog wat ik eerder zei, over kwetsbaar zijn?   A: Ja?   B: Toen ik jong was, was ik zo gevoelig, vooral als kind.. als de leraar om welke reden dan ook boos op mij werd, barstte ik bijna uit in tranen   A: En nu? Wat als iemand je bijvoorbeeld.. een irritante bejaarde zou noemen?   B: Als iemand dat nu tegen mij zei hé, dan zou ik hem zo hard slaan met mijn wandelstok als ik kan, dat zou die wel een les leren.   A: Hahahah, dat zou ik graag willen zien.   B: Ja dat geloof ik wel, maar mijn punt is ... Ik had mijn problemen en zwakheden, raad eens wat ik deed? Ik overwon ze.   A: Hoe?   B: Ik was rond jouw leeftijd.. 15 tot 16 jaar oud,- toen er iets vreselijks gebeurde.. iets dat mij en mijn broer zwak, schuldig, gebroken... liet voelen... Maar.. ik wist dat het niet zomaar zou verdwijnen, dus wil je weten wat ik deed?   A: Ja   B: Ik ging er frontaal mee om, ik erkende het, accepteerde het, ik ging uit mijn comfortzone en vond een.. nieuwe ik.  Ik was bang, zo bang dat ik niet kon slapen.. maar ik bleef vasthouden.. aan de twee dingen, die ik nog had   A: Je huisrobot en je PlayStation 8?   B: Ah die waren er toen nog niet   A: Oh aww   B: Hoop... en moed, zo is het me gelukt.  Daarna  voelde ik me.. niet langer schuldig of gebroken, ik voelde me zelfs... alsof ik mijn plicht had vervuld   A: Dus wat je zegt is, om een probleem op te lossen, moet je moedig zijn en je angsten loslaten?   B: Nee mijn jongen, om iets op te lossen accepteer je je angst, je zwakheden en werk je aan wat je niet zo goed kunt, de zone van discomfort, van ongemak... Als je daar eenmaal binnen bent weet je niet waar je terecht gaat komen... maar je zult er hoe dan ook sterker uit komen   A: Wauw... dat klinkt zo..  wijs   B: Wijsheid komt met leeftijd, zou ik zeggen, maar nu ik erover nadenk.. is het eerder leeftijd.. dat komt met wijsheid   A: Dus wat was je reactie toen, je weet wel..  het gebeurde?   B: In het begin was ik.. op zijn zachtst gezegd geschokt... niemand zag het aankomen, allée tenminste had niemand verwacht dat het zo erg zou zijn als het ging zijn.. en we kwamen allemaal.. in een nieuwe ongemakkelijke zone terecht   A: Zoals bij het dragen van ongefilterde aircomondmaskers?   B: Niet per se dat, de plotselinge verandering in de manier van leven, liet ons verward en vol vragen achter... en twijfel   A: Ja dat kan ik helemaal zien, je moest je dood verveeld hebben..   B: Oh ja zeker, we spendeerden het grootste deel van onze tijd binnen met tv kijken of spelletjes spelen, we werkten zelfs vanuit thuis   A: Maar mijn mama werkt altijd vanuit thuis, het is niet echt zo erg toch?   B: Wel, onze wifi was.. beperkt, dus we moesten allemaal in dezelfde kamer zitten.. ik, mijn broer, mijn mama en papa... allemaal terwijl we tegelijkertijd moesten bellen   A: Oh nee.. dat klinkt verschrikkelijk   B: Oh dat was het inderdaad... maar nu ik terugkijk... mis ik die tijden echt.. ik zie mijn broer tegenwoordig zelden en, mijn mama en papa... Je weet wel, ik bezoek ze nog steeds.. maar dan in de vorm van een steen.. die niet terugpraat... als je begrijpt wat ik bedoel   A: Ja... jawel.. ik, het spijt me voor je verlies.. ik zou niet weten wat ik moest doen als dat met mijn ouders zou overkomen   B: Maar ik denk van wel, nu toch   A: Hmm? O ja! J-je hebt gelijk, wow.. ik... ik weet niet wat ik moet zeggen..   B: In mijn tijd zou ik zeggen: Deel iets gratis met iemand die het meer nodig heeft dan jij en dan krijg je er iets voor terug   A: Wat heb jij dan nu teruggekregen?   B: Entertainment   A: Weet je, dit gesprek gaf me zo'n warm gevoel.. dit bankje voelt nu veel comfortabeler haha   B: Dat kan ik geloven, jong.. hetzelfde geldt voor mij

IngmarVDKH
1 0

Tot 'we' verdwijnen zal

  in het begin was er niets en toen kregen we alles en daar liep het mis en dat kwelde ons maar we deden gewoon verder         Bevreesd, over wat er ooit allemaal is geweest, voor wij er waren, en of dat belangrijk is om te weten. Dat vraag ik mij soms af. En wat er nog zal komen, als wij er niet meer zijn. Gaat de wereld dan nog vooruit? En is dat van belang? Maakt het iets uit? Voor u? Voor mij? Ik vraag het mij echt af. En u kan zich dan weer afvragen, wie ik eigenlijk ben. Een vraag die ik herken. En waar ik het lef vandaan haal om vragen te stellen over belangrijke zaken. Zodat u, daardoor, u zorgen begint te maken. En het is niet dat ik het mij gewoon afvraag. Ik loop ermee te koop. Ik begin erover in teksten en gesprekken. Ongefilterde gedachten, zomaar de vrije loop. Ik belast u, mijn beste vriend, met mijn vragen. En je hebt waarschijnlijk wel een punt. Maar ik heb het niet op u gemunt. Ik wil er u, in al uw gemak, niet mee storen. In al uw rust. In al uw veiligheid. Kan je het mij vergeven? Ik probeer er gewoon achter te komen wat mijn aandeel is in dit leven. En ik heb u nodig om het mij te vertellen, begrijp je? Ik moet het u vragen, omdat ik de last die ik nu draag, niet langer alleen kan dragen. Kan u er, eventueel, uw schouders mee onder zetten? Voor even. Zodat we er samen achter komen, wat er komen zal. Kom je even mee? Naar het moment dat er niets meer zal zijn. Als wij er niet meer zijn. Ik geloof dat dat het beste is. Dan kunnen we rustig samen terugblikken op wat is geweest. Als bij het toetje en de koffie op het einde van het feest. Dan ligt mijn bijdrage ook voor het rapen. Hoop ik. Zodat ik rustig kan slapen. Hoop ik. In ieder geval, in het begin was er niets.      Een absolute leegte. Geen materie te bespeuren. Geen oriëntatie denkbaar. Bodemloos. Eindeloos. Geurloze geuren. Denk ik. Niet dat ik erbij was. Vraag het aan de filosofen. Je hoeft me niet te geloven. Maar volgens mij, was er niets. Of laat ons zeggen, waarom ook niet, Hij. God. Hij was er. Ik heb Hem nooit ontmoet dus opnieuw, je hoeft me absoluut niet te geloven. Maar ik neem Hem toch als vertrekpunt. Het is hem gegund. En om de wetenschap te plezieren vertel ik erbij dat Hij werd geboren met een knal. Niet uit onze gedachten, niet bij toeval, maar zo een knal waarvan je denkt, dat is me nu écht eens een knal. Zo, bij deze houden we de kerk in het midden en kunnen we beginnen.      Ik weet niet hoe Hij eruit zag helemaal in het begin, bij die knal. Anders dan op het einde wellicht. Toen Hij nog was, wie Hij was en niet wie wij dachten dat Hij was. Door de eeuwen heen, veranderde Hij. Hij was plots niet meer die mensoverstijgende kosmos. Die gezichtsloze goddelijke kracht. Neen, we hebben hem vermenselijkt. Teruggebracht naar ons eigen niveau, al dan niet toch nog net iets grootschaliger, iets vorstelijker. Sommige gaven hem een kroon, een mantel, een baard, anderen een scepter of een zwaard. We gaven hem broers en zussen, goud en kruisen om te kussen. Dan nog te zwijgen over de namen die we hem gaven. We gaven Hem zelfs een huis. Ja, wij, de mensen, gaven Hém, God, een huis. We namen het heelal over, en staken Hem in onze zelfverklaarde hemel.           Maar dat, was allemaal later. Toen er al iets was. Zoals ik al zei, eerst was er niets. Hij genoot van de rust. De stilte. Of chaos. De donkerte. Of het licht. De sereniteit, de beheersing, de grip.  En toen, kregen we alles.       We kregen het. Zomaar. Zonder er iets voor te moeten doen. We waren als kinderen voor Hem. Die geef je toch ook alles, in ruil voor niets, bij lachen of tranen. Zo kregen wij onbegrensde oceanen. Buitengewoon blauw met al zijn variëteiten en tinten. Gratis. We kregen onnoemelijk veel hectare aan regenwouden, bossen, bergen, graslanden en rivieren. Allemaal zomaar. We kregen de dieren, de bloemen, ontelbaar kleurrijke geurende bloemen. En tussen dit alles, mochten wij rondlopen. We kregen ook de liefde, vriendschap, vertrouwen, hoop, dankbaarheid, gevoelens. We kregen verlangen. Naar elkaar, dat ging dan nog, maar ook naar meer. Dat steeds maar toenemende verlangen naar meer.       Onze voorheen lege bol werd gevuld met al het moois waar Hij van kon dromen. Allemaal gemaakt uit dezelfde minuscule atomen. En Hij gaf het ons. Hij moet van ons gehouden hebben, toen. Of hoorde dat alles gewoon bij Zijn rol? In ieder geval, Hij zette ons ertussen. Veilig op Zijn bol.       In deze positie zagen wij alle goddelijke geheimen, alle bezittingen, alle verrassingen want Hij beloonde ons met een knap paar blinkende ogen om te aanschouwen wat we kregen. Hij beloonde ons met een kloppend hart. Een hart dat net lang genoeg zou kloppen om een reden te verzinnen waarom hij het ons gaf, maar niet lang genoeg om te bezinnen of we het wel verdiend hadden. Hij gaf ons een hoofd gevuld met een duidelijk gescheiden netwerk van logica en gevoelens. Hij beloonde ons met al het moois dat er bestaat én niet bestaat, want Hij gaf ons een geest die in staat was te verbeelden. Verbeelden hoe het zou zijn, zonder al dat moois, gedachten open, ogen gesloten, waardoor we er nog meer van genoten. En dat ging dan nog. Maar we konden ook verbeelden dat er nog meer zou kunnen zijn. Dat steeds maar wederkerende verbeelden van meer.       Weet je dat nog meneer? Meneer? Doet het nog pijn? Dat niet veel later het verlangen, en het verbeelden, listige sluipmoordenaars bleken te zijn? Een of andere onbekende onrust die zich jarenlang onder het oppervlakte verscholen had en als onkruid, met talloze stokers tegelijk, ontkiemde. Met de worteltjes diep in onze botten en van daaruit vertakte over alle bloedvaten heen. Onvoorstelbaar ook, hoe sereen ze zorgden voor stroppen in het ooit zo efficiënte netwerk van ons pientere breintje. Maar listig dat ze waren, namen ze hun tijd. Het duurde jaren voor ze echt toesloegen. Voor wij het beseften. Voor de stoppen doorsloegen.       En in die jaren,vergaten we Hem. We vergaten alle versies van Hem. Alle synoniemen, alle evenbeelden, soorten, broeders en zusters. Allen werden verwaarloosd. Meer en meer lieten we hen allemaal vallen. Dieper en dieper en dieper, de duisternis in en daar, in die donkerte, ontdekten wij de verlichting. Weet je nog? Ons betere alternatief? We namen over, zonder dank, instinctief. Alle macht en alle rijkdom behoorde nu tot ons. We zagen ons ook als één van hen. Van de Goden. Voor deze aarde, veel te goed. We waren niet langer van vlees en bloed. Nu zaten wij aan de lange tafel. Er werd maximaal geïnd. Er werd verdeeld en er werd geheerst, onder een nieuw en frisser bewind. Maar, alles went. En in gewenning ontkiemt het verlangen. En in dat verlangen de verbeelding.  En daar liep het mis.  Het enige wat wij moesten doen, was alles respecteren. Soms moet je de dingen gewoon laten zoals ze zijn. Maar dat deden we niet. Doet het nog pijn? Mevrouw?       Weet je nog, toen we begonnen te graven? En in dat graven vonden we de goddelijke geheimen. We vonden ze en eisten ze op. Eerlijk gekregen, toch? Ze waren zo mooi. Het speeksel liep uit onze mond. En die schatten, diep verstopt onder de grond, zouden ons eeuwig jong houden. Maar we moeten er nu niet over liegen. Ze deden ons zweven.We begonnen te vliegen. We gingen op zoek naar nog meer en vlogen langs Zijn hemel, het oneindige tegemoet. Onze verbeelding nam enkel toe. Ook ons verlangen om nog verder te gaan en als het even kon, als eerste die oneindigheid af te ronden. Op onderzoek gaan heette dat in die tijd. Met toeristen die in de rij stonden om ons uitje te bekostigen. Avonturiers of gekken? In ieder geval, in ruil mochten ze een baantje trekken, op een zeshonderd kilometer boven de aarde. Dat we hier nog eens meer dan driehonderdduizend kilogram aan CO² extra achterlieten was in de prijs inbegrepen. Betalen zouden we toch.      Ook hier beneden, op deze bovenmenselijke bol, graaiden we maar in het rond en doorzochten we Gods giften als doordeweekse post. Op plaatsen ooit zo vol bebost, plukten we bijvoorbeeld cacaobonen. We voegden er wat menselijkheid aan toe en dat verkochten en kochten we dan met onze zelf uitgevonden muntjes, waarvoor we dan eerst wat nikkel en andere rijkdommen moesten voor ontginnen. Ik wil er niet over beginnen, maar, lekker was het wel. Toch?       Hij wist waarschijnlijk al lang wat er komen zou, maar Hij genoot van de kleine dingen. De positieve dingen. In al zijn fatsoen, liet Hij ons doen. Hij moet nog iets van hoop gehad hebben, en, het is die hoop die ons in stand hield. Zelfs toen we allemaal samen aan die lange tafel zaten. Een tafel die niet voor ons bestemd was. En we ons overaten. Maar het voelde zo goed. We zaten er nog niet lang en toch al te lang. We waren nooit goed geweest in wachten. We waren ons eigen, enige thuis aan het slachten. Dat is wel iets wat we collectief konden. Ja, de maat van onze wandaden was snel vol. Voor we het wisten waren we het kwijt, de pedalen. En we zouden de prijs hoe dan ook nog moeten betalen.   En dat kwelde ons.      Hij had ons alles gegeven en tussen dit alles moesten wij blijven. Naar ons gevoel veilig, met het water aan onze lippen. En toch wankelend. Instabiel. Terwijl alles rondom ons, als een kaartenhuis op één van onze gelakte cafétafels, in elkaar viel. Daar zaten we, met ons kloppend hart dat net lang genoeg bleef kloppen om ons af te vragen waaraan we dit hadden verdiend. Maar, mijn beste vriend, niet lang genoeg om helemaal te beseffen dat wij de schuldigen waren. Daar zaten we, met ons hoofd gevuld met een duidelijk gescheiden netwerk van logica en gevoelens. We konden wel oplossingsgericht te werk gaan in deze aartsmoeilijke omstandigheden maar jammer dat we te angstig of onkundig waren om knopen door te hakken. Zo liet Hij ons nog wat rondlopen. Sommige kropen. Angstig levend op deze aarde met continu dat besef dat er iets moest veranderen.      Eerst werden we wat prikkelbaar, wantrouwig. Maar toen werden we boos. Boos op de realiteit. We werden boos op elkaar. Heel de tijd. Boos. We gingen het oplossen, dat werd er helemaal op het einde nog gebruld. Maar we waren kansloos. Wist jij het toen al? Want ik had een vermoeden.       Ik weet nog toen we bijvoorbeeld minder vlees gingen eten. Het vlees dat we bedrukten met ‘twee voor de prijs van één’. We waren naïef. Het vlees was nog steeds goedkoper dan ons alternatief. We gingen minder kinderen maken. Maar vonden iets uit waardoor we onze beste vrienden jaloers konden maken, met oneindige foto’s van onze nieuwgeborenen. We gingen minder kleren kopen, want we hadden berekend hoeveel liters aan water er in het maakproces van onze jeansbroeken kropen. Maar minder kleren kopen was niet wat de winkel ons zei, wanneer we zelfs van hen een verjaardagskaartje in de bus kregen, ondertekend, ‘10 % korting’. Weet je het nog? Toen we onszelf begonnen te bedriegen? We gingen ook minder vliegen, dus sloten we onze ogen tijdens die vlucht over die buitengewoon blauwe oceaan voor amper honderdnegenennegentig euro. Inderdaad, we lieten ons verleiden. We gingen nadien minder met de auto rijden en als het niet anders kon, elektrisch, terwijl we kinderen in de kobaltmijnen staken. We bleven maar nieuwe schatten krijgen. Of vinden. Maar we konden het niet waarmaken. We gingen zoveel. We moesten zoveel. Zoveel dat het ons angstig begon te maken..  Maar we deden gewoon verder.      Nog even. De wereld was als een orkest, met iedereen als solist. Sommigen flitsten verder op deze bol als een automobilist die door polderblindheid aan honderdzestig per uur zijn afslag had gemist. Anderen delfden hun eigen graf, klommen naar beneden, gingen zitten en wachtten rustig af. Maar velen deden niets. Ze dobberden roerloos verder. Kop in het water. We waren triest. Zelfs wanneer we blij waren. We dachten dat we nog steeds het recht hadden gelukkig te zijn. Maar dat recht waren we al lang kwijt gespeeld. Ons ego werd niet langer gestreeld.       Bij een grote minderheid begon in alle stilstand, het verlangen om te veranderen, toch te groeien. Maar het probleem bevond zich niet in het verlangen. Het was de verbeelding die ons deze keer in de steek liet. En daar ging ons krediet. Over de eeuwen heen hadden we geleerd om te verbeelden hoe het zou zijn moesten we meer hebben. Maar opeens moesten we minder. Minder, maar dieper. Intenser. Maar we konden het ons niet voorstellen hoe dat zou zijn. Dus we legden er ons bij neer toen we het inzagen. We waren verslagen. En dat voelde bij de meesten niet eens verkeerd. Want alles rondom ons, in ons zacht bedje, alles wat we konden zien, en voelen, was nog goed. Voelde aangenaam. Gemakkelijk. Knus. We hadden nog iets van moed. Tot we alleen in dat bedje lagen. Niet in staat de slaap te vatten. Niet in staat te dromen. Dat het ooit zou goedkomen.      Ja, Betalen moesten we. Alvorens te gaan. Nu nog steeds trouwens. Ik herinner het me nog goed. Het begin. Ik had nog niets en toen kreeg ik alles. En als ik er nu over nadenk, moet het daar misgelopen zijn. Het kwelde me. En toch, ik deed gewoon verder. Is het dan ook mijn fout? En zo ja, kan u het mij vergeven? En nadien, helpen de last te dragen? Eventueel uw schouders mee onder zetten? Want alleen zal het mij niet meer lukken.  Mevrouw? Meneer?        

Jeroen Vanmulder
28 0