De Trippelcontainer
Zaterdagochtend kreeg ik plots een opruimaanval. Ik stond nog in pyjama mijn tanden te poetsen terwijl ik verveeld mijn kamer rondkeek. Je weet natuurlijk niet hoe mijn kamer eruit ziet, maar ik zal toch even proberen een beeld te schetsen. Er staat een bed, een bureau, onze kat Trippel trippelt er rond, er is een lavabootje (dat is geen boot waar lava uit spuit, maar het verkleinwoord van lavabo) en dan zijn er nog die twee leuke matjes van de Ikea waarvan ik schat dat 98% van de Vlaamse bevolking ze in hun (bad)kamer heeft liggen. Alles wat er in mijn kamer staat, is dus vrij normaal, maar het probleem was: ik kon het niet meer zien staan want alles was bedekt door het mooiste wat God (of de Zara) ooit geschapen heeft, namelijk kledij.
Mijn grote boezem bevond zich nog steeds bh-loos in mijn pyjama en begon dit overduidelijk beu te worden, dus besloot ik op zoek te gaan naar een soutien. Zoals vermeld is mijn schap behoorlijk omvangrijk en bijgevolg zijn mijn bh’s dan ook – hoe zeg ik dat subtiel - GIGANTISCH. Een zoektocht naar dit kolossale voorwerp zou dus niet al te veel tijd in beslag mogen nemen. Een minuut of 10 van hopeloos zoeken verder (borsten eindelijk stevig ingesnoerd) besefte ik dat er iets moest gebeuren met de overvloed aan kleren in deze kamer. Als een bezetene begon ik ze te sorteren: welke houd ik bij en welke doe ik weg? Ik vond nog een oude joggingbroek van 5 maten te groot die heerlijk slobberde en trok ze meteen aan om verder te werken. Ik was erg gedecideerd, gezien de opruimbui waarin ik verkeerde, dus kreeg het over mijn hart een hele berg kleren in een valies te proppen en naar de dichtstbijzijnde kledingcontainer te rijden, die naast een kerk twee straten verder stond.
Het was een zaterdagochtend, nog vrij vroeg, en het leek wel alsof iedereen in mijn dorp nog heerlijk lag te ronken, na een tof vrijdagavondje. Ik opende de koffer van mijn auto, sleurde de valies eruit met al mijn kracht (beduidend weinig dus) en wandelde richting kledingcontainer met een gevoel van trots. Wat ben ik toch een brave burger! Toen ik de valies openritste, puilde de berg kleren flink vooruit, dus ik nam een grote hoop in mijn armen en gooide hem in het schap van de container. Net toen ik de hendel naar boven duwde, dacht ik dat ik iets zag bewegen tussen mijn kleren, maar ik was al te ver om nog terug te trekken. In een flits zag ik effectief iets wild tekeergaan tussen de oude kledingstukken. Ik schrok zo hard dat ik een gilletje sloeg en vlak daarna hoorde ik het, heel stil, maar ik hoorde het. ‘miaauw, miaauww…’. Ik moet daar een seconde of 10 voor me uitgestaard hebben. Toen begon ik te fluisteren: ‘ik heb NIET zonet mijn kat in een kledingcontainer gegooid. Ik heb NIET zonet mijn kat in een kledingcontainer gegooid!!’ Ik begon wanhopig te zoeken naar een telefoonnummer op de container en keek om me heen of er iemand was om me te helpen. Er stond enkel een auto van een begrafenisondernemer geparkeerd voor de kerk, er moest een dienst bezig zijn. Godzijdank vond ik snel een telefoonnummer dat je moest bellen om het bedrijf van de containers te bereiken. ‘Goeiedag, onze kantoren zijn geopend op weekdagen tussen 9 en 17 uur…’ Oké rustig blijven, er zit een kat in een kledingcontainer, dit is te bizar, het kan niet moeilijk zijn. Maar de enige oplossing die ik zag, was er zelf inkruipen om onze lieve Trippel te gaan redden. Ik zou hem opvissen en snel op de grond laten vallen (katten komen toch op hun pootjes terecht?) en dan mezelf weer naar beneden hijsen. Apetrots op mijn geniaal plan, gebruikte ik mijn valies als opstapje en klemde mijn vingers helemaal achterin de container. Terwijl ik mijn armen zo strekte, voelde ik tot mijn grote spijt dat mijn joggingbroek begon af te zakken. Maar ik had mijn beide armen nodig om me vast te houden, dus dan maar even in mijn onderbroek verder doen. Toen mijn hoofd eindelijk zicht had op de binnenkant van de container, zag ik een overvloed aan schoenen, handtassen, onderbroeken, vuilzakken, bh’s, broeken, T-shirts, plastic zakken, lege blikjes, handschoenen, een spin, sjaals, kousen, … alles eigenlijk. Behalve een kat.
Ik begon hysterisch met mijn armen heen en weer te bewegen en voelde dat mijn jogging meer en meer naar beneden zakte, maar had nu echt de tijd niet om ze op te trekken, ik moest mijn kat vinden voor ze stikte tussen al die kleren! Plots zag ik tussen een rasta-muts en een roze hotpants een pootje met scherpe nageltjes. Ein-de-lijk! ‘Trippeltje, kom bij mij, kom poesje!’ Ik pakte hem steviger vast dan ooit (ik heb hem in de voorbije 2 jaar ongeveer 4 keer vastgenomen, dus dit was wel een erg speciaal moment) en probeerde me elegant naar beneden te laten glijden. Het is een klein understatement om te zeggen dat ik er minder elegant dan een buffel met bottinnen uitgezien moet hebben. De hendel van de container schraapte langs mijn T-shirt, dat dus naar boven kroop, mijn jogging zakte zijn laatste kleine stukje naar beneden en belandde dus op mijn enkels, en ik botste met mijn hoofd tegen de rand van de container, wat een knal van jewelste gaf. Maar ik had de grond bereikt!! Ik was zó euforisch dat ik ‘YEEEESS!’ uitbrulde en mijn kat een dikke knuffel gaf. Toen ik opkeek, zag ik een man of 40 naast de begrafeniswagen staan met ogen zo groot als pingpongballen en handen voor hun opengevallen monden. Het viel me op dat iedereen vandaag wel héél somber gekleed was, zeker in vergelijking met mijn knalrode snoopy-onderbroek.