gewoon geluk.
Gewoon geluk.
Vaak denk ik dat zij de schatkisten beter kennen dan ikzelf.
Hun handjes vol goud.
Goud dat glinstert zoals hun oogjes, zo mooi.
Weten ze dat ik toekijk terwijl ze plukken wat ik niet zag?
Een bloem op hun weg, een krabbeltje op een hoek papier.
Kleine dingen, klein geluk.
Ik wist niet dat liefde zich zo kon opstapelen.
Vaak stel ik mij de vraag of zij weten wat ze dragen.
Niet zomaar goud, bloemen of papier.
Stukjes van ons verhaal.
Vallen en opstaan, dagen van mislukking, maar eindigen met een lach.
Het goud in hun zakken ritselt de herinneringen.
Zij zijn zoveel meer dan ik verdien.
Als de avond valt en hun oogjes zwaar worden, leg ik hun goud, bloemen en papier — hun schatten — zachtjes naast hen neer.
Alsof ik hun herinneringen mag bewaren tot de ochtend komt.
Zij zijn mijn schatkist.
Al wat ik nodig heb, past precies in hun kleine handjes