Tijd, gebroken
Niet het mortuariummaar moratorium –een wachtkamerwaar ademin zichzelf keert.
Zij liggen,niet gestorven,maar verzegeld,hun stemmenonder het linnenvan het zwijgen.God houdt de klokin zijn hand,laat seconden vallenals as op de vloervan het uitstel.
Hier is tijdgeen riviermaar een stilstaand meer,oppervlak gebrokendoor een enkele steen:een woord dat niet valt.Voorhechtenis,tussen begin en besluit,tussen mond en mond,tussen stilteen het laatste gebed.
En jij,luistert naar het waterdat niet beweegt,naar stemmendie niet mogen sprekentot Godhet slot verbreekt.
Niet het mortuarium, maar het moratorium houdt hen vast— tussen adem en stilte, tussen hoop en besluit.
Uw vader en moeder, niet weggenomen, maar tot zwijgen gebracht, hun woorden bewaard achter gesloten lippen, hun leven op pauze gezet.
Alleen God beslist wanneer het doek valt, wanneer stilte werkelijk stilte wordt en zwijgen overgaat in eeuwigheid.
Tot die dag wachten zij in voorhechtenis, niet dood, maar monddood, in het zachte schemerlicht van het uitgestelde oordeel.
En jij, die luistert naar hun zwijgen, weet: het is niet het einde, maar het wachten op het laatste, Gods definitieve woord