Marie Olaerts

Gebruikersnaam Marie Olaerts

Teksten

Liberosis

Vandaag had ik de eer een stukje te mogen lezen dat een blik wierp achter de maskers die velen van ons dragen. Gebroken spiegels. Make believe. De Anonymous-glimlach die de maatschappij ons verkoopt in kant-en-klare ‘likes’, porties voor één selfie, en in het holle beeld van leven zoals dat in reclame en magazines aan ons getoond wordt. Voorverpakt geluk. Made in China.   Een goede 18 jaar geleden had ik het zelf kunnen schrijven, dit stukje, als ik dapper genoeg was geweest. En moest er toen al zoiets als facebook hebben bestaan. Hoewel ik het waarschijnlijk nooit had durven delen. Dat wat er achter dat gehate masker schuilging. Dat masker waar ik al niet meer bij moest nadenken om het op te zetten bij die lege en vreemde vraag, die tussendoor voorgeschoteld wordt aan nietsvermoedende slachtoffers; “en? Alles goed?”   Ik ben maar zelden mensen tegen gekomen die deze niet en-passant stelden. Uit beleefdheid, want als we iets zijn, wij Belgen, dan is het over het algemeen wel beleefd. En dat die goedbedoelde, pro-forma interesse in de medemens soms confronterend kan zijn lijkt de meesten te ontgaan. Zeker omdat de mensen die u niet graag hebben meestal geen interesse tonen. Het zijn vrienden en kennissen die u deze woorden met een onbezorgde glimlach aanreiken. Mensen die men vaak ook niet wil belasten met wat er ook aan duisternis vanbinnen rond kolkt. Iedereen kent het antwoord natuurlijk. “Goed. En met u?” of hoogstens een voorzichtige “Bwa, kon beter, ma çava wel. Gij?” Mooie, afgeronde verklaringen die uw gesprekspartner de keuze laten er al dan niet op in te gaan.   Sociaal aanvaardbaar gedrag stelt dat het antwoord op die vraag nooit is; “Ik overweeg dadelijk onder die aanrijdende bus te stappen. En gij?” En toch is dat het antwoord dat ik toen had willen geven. Van onder aan die bodemloze put is het enige licht inderdaad dat van de aankomende trein. Een einde. Rust. Ontsnappen aan alles, de goede dingen die je niet meer ziet en de slechte dingen die zich een weg door uw huid naar uw hart vreten. En dat stukje tekst ging daar over. Over het punt waarop er niets van u over schiet dat het leven nog de moeite van het volhouden waard vindt en daar voorbij. Woorden klinken hol daar. Galmen koud en gelaten met de zielloosheid van een ongemakkelijk schouderklopje. There, there. Ik herinner mij nog hoe leeg ze waren.   En de loze, afgedwongen beloften… Bel mij, voor ge iets stoms gaat doen. Beloof het mij.   De tijd dat ik 19,5/20 kreeg voor de opdracht Nederlands; ‘schrijf de afscheids/ zelfmoordbrief van Van Gogh aan zijn familie’. En dit van een leerkracht die op zulke vrije opdrachten maximum 17,5/20 gaf. Zijn iet-wat vragende blik toen hij mij die opdracht terug gaf zal ik nooit vergeten. Hij was een lieve man, een goed mens.   Achteraf kan ik er om glimlachen. Het duister als deel van mij. De kluizenaar heeft zijn wijsheid gedeeld en het beest is getemd, om het naar een sprookje te vertalen. Maar de reis zal altijd een deel van mij blijven. Ik ben gelukkig nu. Ik ken mezelf elke dag een beetje beter en heb een pad gekozen dat mij mag dragen zolang het mijn hart heeft. Ik zal nooit meer in een situatie blijven die mij niet verrijkt als mens. Daarvoor ben ik als wezen te kostbaar. Net als elk van ons. We zijn allemaal wezens van onschatbare waarde, allemaal even fragiel, hoe graag we dat ook vergeten, en achter onze façade speelt zo een mooie veelheid aan breekbare dromen…   We zijn uiteindelijk nog zo verschillend niet. We delen zoveel, en als we de dwangneuroses van onze hedendaagse maatschappij even volledig naast ons neerleggen, de twijfels vergeten en de woorden druipend van venijn en geboren in angst geen plaats meer geven… Misschien kunnen we dan eindelijk onszelf zijn. En die vergeten glimlach vinden.   Ik las ooit ergens deze zin van Lucebert, en ze is even prachtig als ze kort is: “Alles van waarde is weerloos.”   En dat is zo.

Marie Olaerts
0 0

Vreemder dan fictie.

“Ja, ja.”   De woorden bevatten ongeveer de maximale tonaliteit aan ongeloof die de menselijke stem erin kan leggen.   “Nee, echt. Ze gaat dat morgen doen.”   “Overmorgen,” corrigeer ik, zonder echt verder op de conversatie te letten die tegenover mij aan de tafel gaande is. “Morgen is het de repetitie.”   Ik lees verder tot de conversatie stil valt. Zo een stilte die als een wolk over de tafel hangt. Wanneer ik opkijk ligt de aandacht volledig op mij. Mijn wenkbrauw gaat vragend naar boven.   “Is het echt waar?” De vraag wordt me voorzichtig gesteld. Met de terughoudendheid van iemand die eigenlijk redelijk zeker is dat men hem voor de gek aan het houden is. Dat ongemakkelijke moment van twijfel, toch de sprong nemen; in volle verwachting dat het vermoedelijk in het gezicht zal ontploffen.   “Ga jij Trump interviewen?” Even weet ik echt niet wat ik moet zeggen, behalve de enigzins verschrikte ‘wat?!’ die uit mijn mond ontsnapt voor ik door heb dat er klank bij is. Ten eerste ken ik weinig mensen die zulk een chaotische interviews zouden afleggen als ik; ten tweede is beeldmateriaal met mij aan de niet-technische kant van de camera op één hand te tellen en afkomstig uit jeugdige avonturen aan het Rits. Ondertussen diep begraven in de archieven. Hoop ik toch.   “Neen, echt niet!” stel ik hem gerust. “Ik ga hem mee filmen als hij Nato bezoekt.” Ondertussen, dagen later, zit ik hier met een slapende kitten op schoot en denk ik terug aan deze tekst die ik was beginnen schrijven, en nooit heb afgemaakt. Ik zag ze gisteren terug, die mensen van die conversatie toen. Er was iemand die me terloops vroeg hoe het was geweest. Dat avontuur. Ik droom weg op het ritme van ‘No one knows’ en denk terug aan die dag. Hoe de security man die net iemand had afgelost, ons dus niet kende en wou tegenhouden, zelf zeer snel onderschept werd door zijn collega’s. “Die niet. Die mogen door.” Ondertussen probeerde ik reporters, afspanningen, politici en mijn cameraman in het oog te houden, en mijn badge in het gezicht van de man in kwestie te zwaaien. Hoe mensen er toch af en toe, van de chaos die we werk noemen, door een soort gefascineerde nieuwsgierigheid bevangen worden als het gaat over film en TV.   Het gevlekte kopje van de kattin, met die speldekop-tandjes die enkele luttele uren hiervoor vlotjes de draad van de koptelefoon doorsneden, graaft zich met een volstrekt onschuldige zucht en een lui gerekt pootje iets dieper in mijn schoot. Ik herinner mij, verrassend lang geleden ondertussen, een ander moment dat mij tot nu zeer helder is bijgebleven. We waren voor opnames ergens in een politiekantoor, en in de namiddag zaten we er vlak naast, in wat als ik mij niet vergis de oude gebouwen waren. Een ondervragingsruimte met gespiegeld glas, en een jonge acteur, ondertussen ook al weer enkele jaren ouder, die daar op de rooster werd gelegd. Maar dat heeft er op zich niet veel mee te maken. Er was die dag een promotiestunt en pers en fans mochten even (bijna) de set op. En even praten met hun favoriete acteurs over de middag. Op zich wat ongewoon voor een speelfilm, maar goed, het was ook een uitermate ongewone set.   Ik zat, of hing, als we echt correct willen zijn, aan de toog naast de jonge acteur in kwestie toen de horde, ik kan het moeilijk anders omschrijven, fans in de refter werden losgelaten. Eén vrouw, na luttele seconden aan oriëntatie gespendeerd te hebben, manoeuvreerde zich langs de wiskundig snelste weg onze richting uit. Of meer bepaald zijn richting uit. En toen barstte ze los, bijna in tranen; ik was zeker dat ze overwoog de verwilderd uitziende jongeman dramatisch troostend aan haar boezem te vleien. Dat het zo verschrikkelijk was… en zo dapper dat hij hier alweer aan het werk was… Dat ze zo met hem had ingezeten en dat de vorige avond haar hart,duidelijk in zijn plaats, gebroken was.   Hij zag er wat verwilderd uit, en ik veronderstel dat mijn uitdrukking verwilderd ver voorbij was. Was er iets verschrikkelijks geweest dan? Waarom hadden we daar vandaag niks van gemerkt? Waarom had hij niks gezegd? Zonder gegronde reden om hen wat privée te gunnen en alle redenen die mijn nieuwsgierigheid kon aanvoeren om dat niet te doen, ben ik vrij gefascineerd blijven luisteren.   Dat hij haar favoriet was. Absoluut. En dat ze die andere vrouw echt niet moest, wat hij van haar toch maar te verduren kreeg. En dat ze elke avond keek… Het duurde ongeveer tot dat punt voor we mee waren. De reeks waaruit hij bekend was. Die elke avond op TV was. Die was blijkbaar nogal dramatisch geweest.   Er zijn toen schrikwekkend veel mensen hun diepste mededogen komen betuigen voor iets wat een klein jaar ervoor was opgenomen in een studio, en waarvan de acteur zelf eigenlijk ook niet meer echt een idee had waar het nu weer juist over ging. En hij was zo geduldig en zo lief in het uitleggen dat hij OK was, dat het een rol was die hij speelde. Niet echt, maar fictie. Het was een beetje een ongemakkelijk uur tot we weer moesten beginnen. En een vreemd uur. Alsof we even in een parallel universum gestapt waren. Waar wat je op televisie ziet echt en echt waar is, van de ene huiskamer zo, recht, in de andere. Real-time voyeurisme met standaard 3 camera’s. In verdwaasde stilte zijn we weer naar de set gelopen, de acteur en ik. Hij naar make-up, ik naar het meer technisch deel, en ik vraag mij af en toe nog steeds af hoe vaak acteurs dit tegenkomen. En hoe ze er mee om gaan. Keer op keer.

Marie Olaerts
0 0