De clown die geen clown wilde zijn
De clown die geen clown wilde zijn
Anna: ‘Goedemiddag, vind u het goed als ik even naast u kom zitten?’
Clown: ‘Doe wat u niet laten kunt.’
Anna: ‘Wat een heerlijke dag vandaag, vind u ook niet?’ Clown: ‘Ach, het is net zo’n dag als gister en waarschijnlijk ook als morgen.’
Anna: ‘Op zulke dagen krijg ik altijd zin om mensen te bekijken, met een heerlijk glaasje wijn erbij. En laat ik dat nu nét toevallig bij me hebben. Drinkt u een glaasje met mij mee?’
Clown: ‘Nee dank u. Drank neemt even je zorgen weg, maar die zorgen komen dubbel zo hard terug.’ Anna: ‘Zorgen? Ik heb geen zorgen hoor, ik vind het gewoon lekker, zo in het zonnetje.’
Clown: ‘Doe vooral wat u niet laten kunt.’
Anna: ‘Ja, dat zei u net ook al. En wat brengt u hier? Pauze?’
Clown: ‘Nee hoor, hoezo dat?’
Anna: ‘Nou, ik liep net langs die grote tent verderop in het park. Ik neem aan dat u daar werkt?’
Clown: ‘Omdat ik er zo uitzie bedoelt u? Rode neus, rode haren, schmink op. Die zal dan wel in het circus werken, dat is wat u bedoelt?
Anna: ‘Is het dan zo gek dat ik u dat vraag?’
Clown: ‘Dat vind ik gek ja. Kan ik niet gewoon op een kantoor werken? Of voor de klas staan? Is het enige wat ik kan, gek doen?’
Anna: ‘Sorry, ik wilde u niet beledigen.’
Clown: ‘Dat doet u ook niet.’
Anna: ‘Zo klinkt het anders wel.’
Clown: ‘Maar u heeft gelijk hoor. Een gek…zo zien de mensen mij.’
Anna: ‘Gek? Welnee, ik word juist altijd vrolijk van jullie.’
Clown: ‘Vrolijk ja, dat is nu juist het probleem. Iedereen denkt dat wij altijd maar vrolijk zijn en nooit verdrietig.’
Anna: ‘Bent u dat dan weleens?’
Clown: ‘Verdrietig? Natuurlijk! Clowns hebben ook gevoel hoor!’
Anna: ‘Waarom dan? Het is toch juist leuk om mensen aan het lachen te maken?’
Clown: ‘Ik wil ook weleens huilen, of boos zijn. Maar dat kan nooit. En dat maakt me juist zo verdrietig.’
Anna: ‘U mag best eens verdrietig zijn, of boos. U mag zelfs huilen als u dat wilt.’
Clown: ‘Nee dat mag ik niet. Mensen verwachten dat je ze aan het lachen maakt. Neem nou bijvoorbeeld mijn best vriend Alex.’
Anna: ‘Wat is er met Alex?’
Clown: ‘Hij was net als ik een clown. Elke avond stond hij met een grote glimlach in de piste. Tot aan die ene avond, een maand geleden. Voor de show sprak ik hem nog. Hij vertelde me dat zijn hond ziek was en niet meer lang te leven had. Eigenlijk wilde hij niet optreden, maar hij moest wel.’
Anna: ‘Niemand moet iets. Hij had dat toch tegen jullie baas kunnen zeggen?’
Clown: ‘Tegen Marcello? Niemand gaat tegen Marcello in. Geen zin of niet, de show moet altijd doorgaan.’
Anna: ‘Er zijn toch genoeg andere acts?’
Clown: ‘Ha, bent u weleens in een circus geweest? Een circus zonder clown kan gewoon niet!’
Anna: ‘U bent toch ook clown? Waarom viel u niet voor Alex in?’
Clown: ‘Nee dat kon niet. Alex en ik waren een duo. We stonden ook aangekondigd op de affiches in de stad. Mensen verwachtten twee clowns, niet een.’
Anna: ‘En wat gebeurde er toen met Alex? Heeft hij toch opgetreden?’
Clown: ‘Dat probeerde hij wel ja. Maar al snel merkte ik dat het mis ging. Hij kon zijn tranen niet meer bedwingen. Ik deed nog een poging om de show te redden, door hem belachelijk te maken. Ik dacht dan de mensen dan wel hard zouden moeten lachen. Aan Alex’ gevoelens dacht ik niet.'
Anna: ‘Wat deed u dan?’
Clown: ‘Ik trok zijn broek naar beneden. Stond hij daar, in zijn bloemetjesonderbroek. Het publiek begon steeds harder te lachen, maar Alex begon steeds harder te huilen. Iedereen dacht dat het bij de show hoorde. Na afloop kwam Marcello naar ons toe. Hij vond het geweldig!'
Anna: ‘En Alex?’
Clown: ‘Hij niet. Hij voelde zich door mij in de steek gelaten. Nog diezelfde avond is hij weggegaan. Hij zei dat hij dit leven niet langer wilde. Een leven waarin je nooit verdrietig mag zijn.
Anna: ‘Heeft u hem daarna nog gesproken of gezien?’
Clown: ‘Nee. Ik heb ook geen idee waar hij nu is. Het heeft me wel aan het denken gezet. Ik wil dit ook niet meer, altijd maar vrolijk zijn.’
Anna: ‘Dat kan toch ook niet? Niemand is toch altijd vrolijk?’
Clown: ‘Vertel dat maar eens aan Marcello. Hij zegt altijd: ‘een echte clown huilt niet.’ Misschien ben ik dan wel geen echte clown…’
Anna: ‘Oh dat is zeker niet waar! Als ik naar u kijk, word ik vrolijk. Zelfs zonder die glimlach.’
Clown: ‘Ik wil niet meer terug naar het circus. Niet als dat betekent dat ik nooit verdriet mag hebben.’
Anna: ‘Er zijn ook andere manieren om mensen aan het lachen te krijgen.’
Clown: ‘Wie zegt dat ik mensen aan het lachen wil hebben? Ik zou graag mensen willen helpen, soms met een lach, maar soms ook met een traan.’
Anna: ‘Dat kan, er zijn genoeg mogelijkheden. Maar ik vind wel dat u een clown moet blijven. Het staat u goed, weet u dat?’
Clown: ‘Hoe bedoelt u dat?’
Anna: ‘De rode neus, het oranje piekende haar. En het zonnetje op de wangen. U heeft er een goede kop voor.’
Clown: Nou zeg, bedankt!’
Anna: Nee, ik meen het, het is een compliment. Mijn dochtertje zou u fantastisch hebben gevonden. Ze was altijd gek op clowns.'
Clown: ‘Was? Bedoelt u dat ze…’
Anna: ‘Ja, ze leeft helaas niet meer. Slechts zes jaar mocht ze worden.’
Clown: ‘Dat spijt me om te horen. Waaraan is ze overleden?’
Anna: ‘Ze was ernstig ziek. In haar jeugd heeft ze heel wat ziekenhuizen van binnen gezien. De laatste maanden was ze thuis. We probeerden nog een paar mooie herinneringen te maken. Tot op het laatste moment was ze vrolijk. Ons lieve meisje…Weet u wat ze later wilde worden? Geen prinses of ballerina, zoals de meeste meisjes. Nee, zij wilde een clown worden.’
Clown: ‘Echt waar? Of zegt u dit er nu om?’
Anna: ‘Over mijn dochter maak ik geen grappen. En weet u waarom ze clown wilde worden? Om verdrietige mensen weer vrolijk te maken. Op het laatst zei ze tegen me: ‘Mama, ik hoop dat er een clown komt die jou en papa weer vrolijk laat zijn.’
Clown: ‘Een wijs meisje, die dochter van u. Jammer dat ik haar nooit heb ontmoet. Hoe heet ze?’
Anna: ‘Vlinder.’
Clown: ‘Dat is een mooie naam. Ook voor een clown trouwens. Ik zie haar al voor me: Een clowntje met rode vlechtjes en vlinders op haar wangen getekend. En iedereen zou om haar lachen.’
Anna: ‘Dat zouden ze zeker ja. Daarom ben ik ook altijd graag hier, in het park. Vooral in de zomer, met alle vlinders die hier rond fladderen. Dan beeld ik me in dat Vlinder bij me is. Ze zou elke vlinder kunnen zijn. Het geeft me een fijn gevoel.’
Clown: ‘Dat is een mooie gedachte.’
Anna: ‘Laatst zat ik op een bankje iets verderop. Ik zat te lezen en opeens zat er een vlinder op de rand van het boek. Muisstil om haar niet weg te jagen, heb ik minutenlang naar haar zitten kijken. Of misschien waren het wel secondes…Toen vloog ze weer weg. Die hele dag heb ik lopen glimlachen.’
Clown: ‘Niet alleen clowns kunnen dus mensen blij maken.’
Anna: ‘Weet u wat nou het bijzonderste was? De vlinder had de mooiste en felste kleuren die ik ooit had gezien. De kleuren van een clown.’
Clown: ‘Dat is zeker bijzonder.’
Anna: ‘Ik heb opeens een idee! Dan hoeft u niet meer in het circus te werken, maar kunt u toch mensen, en dan vooral kinderen, blij maken.’
Clown: ‘En dat is?’
Anna: ‘U zou thuis moeten komen bij kinderen die ziek zijn, als clown. Zieke kinderen hebben nog weinig om te lachen. Een clown aan hun bed zou ze weer even kind laten zijn. En ook voor de ouders zal het fijn zijn om een glimlach op het gezicht van hun kind te zien. Dat is het mooiste wat er is. Ze even hun ziekte te laten vergeten. Ja, dat moet u echt gaan doen!'
Clown: ‘Daar heb ik nooit over nagedacht. Maar het klinkt als een goed idee…een fantastisch idee zelfs!'
Anna: ‘Kijk, daar! Ziet u dat, die vlinder? Het is dezelfde als die op mijn boek ging zitten! Als dat geen teken is! Zij vind het ook een goed idee!’
Clown: ‘Weet u wat? Doe mij toch maar een wijntje.’