De clown die geen clown wilde zijn
Anna: ‘Goedemiddag, vind u het goed als ik even naast u kom zitten?’
Clown: ‘Doe wat u niet laten kunt.’
Clown: ‘Doe vooral wat u niet laten kunt.’
Anna: ‘Ja, dat zei u net ook al. En wat brengt u hier? Pauze?’
Anna: ‘Nou, ik liep net langs die grote tent verderop in het park. Ik neem aan dat u daar werkt?’
Anna: ‘Is het dan zo gek dat ik u dat vraag?’
Anna: ‘Sorry, ik wilde u niet beledigen.’
Anna: ‘Zo klinkt het anders wel.’
Clown: ‘Maar u heeft gelijk hoor. Een gek…zo zien de mensen mij.’
Anna: ‘Gek? Welnee, ik word juist altijd vrolijk van jullie.’
Anna: ‘Bent u dat dan weleens?’
Clown: ‘Verdrietig? Natuurlijk! Clowns hebben ook gevoel hoor!’
Anna: ‘Waarom dan? Het is toch juist leuk om mensen aan het lachen te maken?’
Anna: ‘U mag best eens verdrietig zijn, of boos. U mag zelfs huilen als u dat wilt.’
Anna: ‘Niemand moet iets. Hij had dat toch tegen jullie baas kunnen zeggen?’
Anna: ‘Er zijn toch genoeg andere acts?’
Clown: ‘Ha, bent u weleens in een circus geweest? Een circus zonder clown kan gewoon niet!’
Anna: ‘U bent toch ook clown? Waarom viel u niet voor Alex in?’
Anna: ‘En wat gebeurde er toen met Alex? Heeft hij toch opgetreden?’
Anna: ‘Heeft u hem daarna nog gesproken of gezien?’
Anna: ‘Dat kan toch ook niet? Niemand is toch altijd vrolijk?’
Anna: ‘Oh dat is zeker niet waar! Als ik naar u kijk, word ik vrolijk. Zelfs zonder die glimlach.’
Anna: ‘Er zijn ook andere manieren om mensen aan het lachen te krijgen.’
Clown: ‘Was? Bedoelt u dat ze…’
Anna: ‘Ja, ze leeft helaas niet meer. Slechts zes jaar mocht ze worden.’
Clown: ‘Dat spijt me om te horen. Waaraan is ze overleden?’
Clown: ‘Echt waar? Of zegt u dit er nu om?’
Clown: ‘Een wijs meisje, die dochter van u. Jammer dat ik haar nooit heb ontmoet. Hoe heet ze?’
Clown: ‘Dat is een mooie gedachte.’
Clown: ‘Niet alleen clowns kunnen dus mensen blij maken.’