Sander Maertens

Gebruikersnaam Sander Maertens

Teksten

De spiegel

Hij kijkt naar me, door het glas recht in m’n ogen. Kijk ik naar boven dan doet hij hetzelfde. Zwaai ik met mijn rechterhand dan volgt hij. Ik kijk naar mezelf en toch kijk ik naar een ander. Wat ik vroeger was en wat ik vroeger wou zit nu ergens diep vanbinnen opgesloten in een donker kamertje. Diep kijk ik mezelf in de ogen zoekend naar een antwoord. Een antwoord dat ik nooit zou krijgen. Een traan rolt van m’n wang en een lach komt op m’n lippen. De lach moet blijven en de traan moet weg voor ik weer buiten stap. Wanneer ik uit de badkamer kom, vraagt mijn moeder of alles oke is en natuurlijk zeg ik overtuigend ja. Dat doe je dan wanneer alles tegenzit en je vragen hebt waar niemand op kan antwoorden. Erover praten heeft geen zin want telkens dat ik dat probeer denk ik aan hoe belachelijk ik klink en zoek ik een manier om weg te gaan. Ik trek m’n jas aan en zet een hoedje op. Een “bompaklak” zoals ik het graag noem. De sigaretten steek ik diep weg in de zakken. M’n hand blijft erbij om ervoor te zorgen dat m’n ouders het niet zien.   Zodra ik een voet op de stoep zet voel ik druppels op m’n hoofd. Het miezert, de dauw op de grond reflecteert het licht van de straatlampen. Elke stap die ik zet brengt geluid voort. Een langzaam getik voor een langzame pas. Onder elk licht danst de schaduw die me volgt, hij begint achter me en eindigt voor me. Of andersom, ik weet het niet. Alles is zo vaag de laatste dagen, alsof ik me in een constante roes bevind. Zodra ik de hoek omdraai steek ik een sigaretje op. Mijn ouders weten niets, ze zien enkel het slechte resultaat als ik thuis ben. Steeds kwaad op alles en iedereen, elke avond de deur uit en geen berichtje van waar ik uithang. Alsof het hen wat kan schelen, zelfs al zou ik nu onder een vrachtwagen lopen of voor een trein springen het zou hen niet deren. Mijn moeder zou nog blij zijn dat ze geen geld meer aan me moet spenderen.   Tien minuten stappen, veel verder is het niet of ik ben weer verwijderd uit de warmte van het ouderlijke huis recht in de koude omhelzing van de nacht. Langzaam vergeet ik waar thuis is. Elke avond gaan drinken, smoren, pillen pakken. Het eerste lijntje dat ik snoof deed me amper iets. Hoeveel kwaad kan het dan? Of hoeveel heb ik nodig om een duidelijk effect te voelen? Ik probeerde alles en het sleurde me mee deze wereld in. Deze wereld waar ik niet in pas maar wel voor leef. Ik kom aan in het pandje. Een vriendelijke sfeer hangt er wel. Iedereen kent me en iedereen begroet me. Maar dat is niet echt, ik voel de vijandigheid en het gelach achter men rug om. De trap kraakt elke dag een beetje harder. Ik klop op de slaapkamerdeur en wacht. De baas doet open, draait zich en wandelt een stukje terug de kamer in. Het bed wordt zichtbaar. Daar zie ik ze liggen. Mijn zogezegde vriendin. Naakt onder een dertig jarige sukkel z’n stinkende dekens. We kijken elkaar recht in de ogen maar zeggen geen woord. De baas weet wat we hebben samen maar geeft er niets om. Terwijl hij naar me terugkomt met een zakje poeder lacht hij. “Lekker strak is ze” zegt hij. Ik kijk hem dood aan. Sleur het zakje uit zijn handen en wandel weg.   Dezelfde weg terug buiten en de auto in. Je zou het een bedrijfswagen kunnen noemen. Deze auto wordt enkel en alleen gebruikt voor leveringen. Het is eigenlijk slechts een gammel bakje waar je niet langer dan nodig in wilt zitten. Gebruikte condooms en drugs van alle soorten zijn geen zeldzaamheid. Met m’n meisje in mijn achterhoofd rijd ik op de lege baan. Afslag, louche straatjes door en een parking op. Er is niemand, zelfs geen licht. Na een halfuur in de kou te staan wachten ,met een sigaretje om me warm te houden, is m’n afspraak eindelijk daar. Een zwart busje met een rode streep langs de zijkant. Zes stevige mannen en een hond stappen uit en komen naar me toe. M’n hart bonst in m’n keel. Ik neem het zakje van de achterbank en ontmoet ze in het midden. Ze staren me aan. Ik toon hun mijn koopwaar, ze knikken. De achterste man die ook de grootste is haalt dan zijn betaalwijze naar boven. Een handgeweer die nu tegen mijn voorhoofd aandrukt. Ik overhandig het zakje en hij draait het pistool met handvat naar mij.   Alles wat ik ooit gedaan heb speelt in m’n hoofd. Van beloftevolle sporter naar junkie met een doodswens. Langzaamaan is m’n leven de dieperik in getrokken. Niemand die nog weet hoe hij met mij moet praten. En ik die niet meer weet hoe ik nog trots in de spiegel moet kijken. Ach, mijn toekomst stond altijd al in de sterren geschreven. Alles of niets, dat was het voor mij. Al het succes van de wereld of vechten voor het laatste greintje trots dat ik bezit.   Geen geld nam ik aan deze keer, wel het wapen. Ik rijd terug en bedenk me wat ik kan doen met de ene kogel die ik heb gekregen. Enkele straten van het pand verwijderd sta ik stil, doe het lichtje van de auto aan en haal het mes boven. Hiermee graveer ik de baas zijn initialen in de kogel. Het is genoeg geweest. Dankzij hem werd ik drugsverslaafd, stopte ik met studeren en verloor mijn meisje al haar waardigheid. Het is niet alleen de baas waar ze haar benen voor open doet. Iedereen in dat pand heeft al eens een ritje mogen maken. Maar ik krijg al maanden niets meer, ik wil het ook niet. Van het meisje hou ik nog steeds en daarom dat ik dit doe. Ik wandel binnen, voorbij zeven zware jongens die lekker aan het trippen zijn. De trap op, de deur in. Ik zie hoe die vieze vent mijn meisje weer aan het bepotelen is. Zonder twijfel trek ik het wapen en richt ik het op hem. Een schot. Mijn verlossing.

Sander Maertens
0 0

Oogkleppen

Als zombies lopen we mee met de massa, luisterend naar wie ons met mooie praatjes recht naar het slachthuis leidt. Mooi in de maat. Onze oogkleppen beperken onze visie. Onze koptelefoon speelt enkel propaganda. Hoewel onze handen niet gebonden zijn, wil niemand de koptelefoon afnemen en luisteren voor zichzelf. Geen mens die zijn oogkleppen vernietigt en naar boven kijkt. Terwijl ik meewandel met de gedachteloze zie ik hoop. Één persoon kijkt omhoog. Haar propaganda gaat uit. In plaats van haar schouders voorover gebogen te houden, staat ze rechtop. Klaar om haar vleugels te spreiden en vrij te zijn, maar al snel volgt de zeis. Het scheert rakelings boven de hoofden van de wandelaars. Ze zet het op een lopen. Tegen de richting in. Weg van het einde, mijn richting uit. Hoe dichter ze bij mij komt hoe dichter de dood bij haar komt.   Ze botst tegen me aan. Ik neem haar vast en duw haar hoofd naar beneden. De zeis mist haar. Zonder een woord te zeggen, neemt ze mijn hand vast en sleurt ze me mee. Eerst stribbel ik tegen, maar dan evenaar ik haar snelheid. We duwen iedereen van ons pad. Het einde van de massa is in zicht. We bereiken het. Mentaal en fysiek kapot puffen we uit. Dan zien we een klif. Naast elkaar gaan we samen met onze tenen net over de rand staan. We zien de échte wereld. Een oogverblindende plek met groens zo ver als onze ogen kunnen zien. Bergen die de hemel in reiken. Dieren die recht uit sprookjes lijken te komen. We kijken elkaar recht in de ogen en knikken. Dit is hoe de wereld kan zijn.   We verbreken de verbinding van de propaganda en schreeuwen de mensen onze kant op. Één voor één kijken ze op en draaien ze zich om. Het geluid is veranderd, maar de oogkleppen blijven. Al sprintend bewegen ze zich in groep naar de nieuwe wereld, maar in hun haast vertrappelen ze elke, laatste bloem. Ze stoppen en kijken naar ons. We beloofden ze vrijheid, maar die hebben ze niet. Ze jagen ons na.   Met tranen in de ogen beseffen we het. De massa voelde zich al vrij dus vergeten ze de oogkleppen. We laten de propaganda terug spelen en zoeken ons eigen geluk.

Sander Maertens
0 0

Verlossende kus

Ik houd m’n wapen vast in mijn rechterhand, de verbrande hand. Dit deed ik altijd want elke keer dat ik de trekker overhaal voel ik de pijn. De terugslag zorgt telkens voor een brandend gevoel, alsof ik mijn hand letterlijk in de vlammen van het schot steek. Dit deed ik zodat ik tegen mezelf kon zeggen dat ik ook moet lijden voor elk leven dat ik neem. Deze keer is het anders, nu is mijn wapen gericht op de persoon die mij tot dit alles in staat heeft gebracht. Mijn grote liefde, die ene vrouw die zoveel impact heeft op mijn gemoedstoestand dat ze allesbepalend is. Toen ik haar leerde kennen was het meteen duidelijk dat ik alles zou doen voor haar. Voor mij was het allemaal echt, voor haar een spelletje.   Ze zit voor me op haar knieën. Veel te rustig voor de situatie. Ik daarentegen sta met bibberende benen en een trillende hand bijna te huilen van woede. Ja dit is een natte woede, een kwaadheid die ervoor zorgt dat je niet meer bij je zinnen bent. Je kunt aan alles aan mij zien dat dit niet is wat ik gewild had. Om op deze manier mijn leven te leiden. Ik heb het nooit gewild om voor één persoon zoveel misdaden te plegen, zoveel mensen de dood in te jagen en op deze manier mijn mentale gezondheid helemaal kwijt te spelen. In mijn traan weerspiegelen de vlammen van de psychiatrische instelling die ook weer door mijn toedoen helemaal vernietigd is. Net als alles wat ik had opgebouwd, heb ik ook dit naar de grond gewerkt om bij haar te kunnen zijn. Maar nu ben ik dichter bij haar dan ooit. Ik weet dat het beter is om de trekker over te halen, dan is het allemaal voorbij. Dan is zij uit mijn leven en hoef ik haar nooit meer te zien. Niet dat ik nog te lang te gaan heb hierna. Als de sirenes mij eindelijk bereiken, knallen ze me waarschijnlijk ter plekke overhoop.   Mijn vinger gaat nu écht naar de trekker. Ik ben er niet klaar voor, ik kan het niet. Mijn arm zakt en zij staat recht. Ze ziet het, ze ziet alles zoals ze dat altijd al heeft gedaan. Ze bespeelt me weer en veegt de traan van mijn  wang. Ze komt rustig dichterbij en laat haar rechterhand langzaam langs m’n wang naar mijn nek gaan. Met mijn linkerhand trek ik haar bekken tegen me aan. In een moment van absolute rust plaats ik m’n pistool tegen haar buik en op datzelfde moment kust ze me. De eerste kus die ik kreeg en meteen ook de laatste. Want dankzij die kus kon ik eindelijk schieten.

Sander Maertens
0 0

Opleiding

Geen

Publicaties

Geen

Prijzen

Geen