De verdwijnende landgoed
De anekdote die ik je zal vertellen betreft mijn overleden oom - moge God hem laten rusten in de hemel. Toen hij negen jaar was, organiseerde zijn leraar een uitstap om fruit te gaan eten op een landgoed. Alle schoolkinderen waren uitgenodigd. De naam van de mysterieuze weldoener was, zoals je misschien veronderstelt, onbekend.
De leraar leidde zijn kleine groep studenten langs stoffige padden, in de verstikkende hitte. Na een tijd onderweg, just voor de middag, bereikten ze het terrein.
Wat een mooi uitzicht! De zware ijzeren poort stond helemaal open. Binnen, bewoog een zachte wind de taken van de ontelbare fruitbomen, de vruchten waren rijp, klaar om te oogsten. De waterput in het midden van dat paradijs nodigde iedereen uit erin te springen. De vrolijke bende snelde vliegensvlug naar de frisse schaduw, ze sprongen in het water, verfristen hun lichamen en lesten hun dorst.
Zij verzamelden zich onder een grote amate boom, om de uitleg van de bewaker te horen. Een ernstige, diepe stem weerklonk vanuit alle richtingen en kondigden de kinderen aan dat ze mochten beginnen met fruit plukken. Zij konden eten tot hun buiken vol waren, de enige voorwaarde was niets mee te nemen.
Mijn oom was de oudste van 6 broers. Hij hield veel van hen en was bereid alles voor hen te doen. In de jaren 60 leden de mensen honger in de dorpen van El Salvador. De wegen waren slecht en het duurde uren vooraleer je in de dichtstbijzijnde stad geraakte, om producten te ruilen voor eten. In deze omstandigheden is het makkelijk te begrijpen waarom hij, tussen alle de andere, een grote zak vol fruit voor zijn broers wou stelen.
De dag vloog voorbij, het was tijd om terug naar huis te keren. Zij namen afscheid van de wachter die onmiddellijk de poort dicht deed. De weg loopt op de bodem van de ravijnen, die natuurlijke muren aan beide zijden maakten. Lawaaierige zwermen papegaaien de lucht doorkruisten. Het was al lang vijf uur namiddag en de vogels zochten een goede plek om te overnachten.
De kinderen waren uitgeput en ondanks hun inspanning geraakten ze niet meer vooruit. De schaduwen van de bomen werden lang, de dierengeluiden verminderden, maar zij konden nog niet de rode daken van het dorp huizen zien. Iets leek mis te lopen.
Hun leraar stopte plots en verzamelde iedereen rondom zich. Hij veegde met zijn vieze hand het zweet die overvloedig van zijn gezicht viel.
Hij schraapte zijn keel af en zei: "Wie heeft godverdomme fruit durven te stelen? Door zijn schuld kunnen wij niet terugkeren! Het is geen goed moment om zo dom te doen, de nacht komt eraan. Ik spreek voor jullie maar, ik ben niet van plan mijn hele nacht te verspillen en te zorgen voor een groep ondankbaar kinderen, terwijl een gruwelijke geest ons achtervolgd door hun schuld!"
Vervolgens zei hij: "Ik ga me omdraaien, zodat ik de schuldige niet kan zien. De persoon die iets meedraagt moet die hier achterlaten, anders kunnen wij niet uit die doolhof ontsnappen."
Zonder nog iets te zeggen, draaide hij zich om en begon traag te tellen. Ondertussen keken de bange kinderen elkaar aan, terwijl ze hun zaken leeg maakten. Jullie kunnen zich wel voorstellen, dat mijn oom niet de enige was die iets had meegenomen. Nadat de leerkrach tot 10 had geteld, riep hij zonder om te kijken, dat zij hun weg moesten vervolgen. Zij lieten een rommeltje takken, stenen ... tot de laatste zaadjes achter. Of dat was tenminste wat ze dachten...
Zij volgden, hun voeten slepen een uur lang over het eeuwigdurende pad. Mijn oom greep met zijn hand onder zijn T-shirt naar een kleine, rode glanzende appel. Hij dacht: "Ik moet deze aan mij zus brengen, enkel deze rode voor haar allen. Ze is mijn enige zus, dat kán niet slecht zijn!"
Deze gedachte begon vanzelf te verdwijnen met elke stap die hij deed. Hij voelde dat hij achteruit ging, zoals bij het natte zand van het strand, dat door de oceaan met zij golven wordt weggetrokken. De zon ging onder aan de horizon, toen hij met tranen in zijn ogen zijn gewaardeerde lading liet vallen. Hij realiseerde zich eindelijk dat, als hij dit niet deed, hij niet meer thuis zou geraken.
"Het leek wel magie!" vertelde hij later aan mijn oma. Hij herinnerde zich de pok van de val van de appel. Toen hij de appel liet vallen, merkte hij dat de trance brak.
Het vrolijke schreeuwen van zijn klasgenoten betekende dat het dorp te zien was. De witte huizen en de kerk, verwelkom de groep studenten. De prachtige oranje tinten van de schemering baadden de zwarte stenen weg. Hier een daar kon je de vlammen van de gaslampen zien.
Ze waren weer thuis, zij waren gered. Het was triest om niets aan zijn broers en zus te kunnen geven, maar hij was blij hen terug te zien.