Verloren - hoofdstuk 1
Hoofdstuk 1 - Dromen en vluchten
nu
Een zachte wind blies over het groene weiland waar een jonge vrouw en haar dochter aan het spelen waren. Het gras stond hoog en op sommige plekken piepten kleine madeliefjes uit de grond. De bruinharige peuter had een kroontje van de bloemetjes in haar haren en haar kleine handje schoot de hele tijd naar haar hoofd om te voelen of het nog steeds op haar lange haren hing. Een kleine lach sierde de lippen van de vrouw die toekeek hoe haar lieveling in het rond draaide. De handen van de vrouw hielden vol liefkozing de handjes van het meisje vast. Telkens als de vrouw haar optilde en hoog in de lucht zwierde, gierde het meisje het uit van het lachen. De glimlach van de jonge vrouw werd telkens groter en groter bij het zien van het lachende meisje. Na een tijdje ging het meisje moe op de grond zitten en staarde naar de lichtblauwe lucht boven zich, alsof er niets aan de hand was. Alsof niemand hen stond te bekijken.
Niet veel verder van het tafereel stond ik te kijken, vanaf het donkere gedeelte aan de bosrand. Ik voelde hoe mijn lippen in een grijns gleden en hoe warmte zich door mijn lichaam verspreide. De liefde die de jonge vrouw aan haar dochter gaf, straalde uit haar ogen. Ik keek toe hoe de moeder van het meisje naast haar ging zitten en mee naar de lucht tuurde. Een steek van jaloezie gleed als een mes door mijn hart heen toen ik hen zo samen zag.
Boven mijn hoofd lieten blaadjes zich als stofdeeltjes door de lucht heen zweven om daarna met zachte plofjes op de bosgrond te vallen. Zelfs de zachte neerdaling van de gekleurde bladeren liet me koud terwijl ik met een gebroken hart naar de jonge vrouw keek. Even later keek ik weg van het paar en tuurde de hemel in. Ik had het in eerste instantie niet doorgehad maar de bries die weer over het weiland had neergedaald maakte mijn wangen koud. Toen besefte ik het, dat ik aan het huilen was. Geluidloze tranen rolden als stroompjes over mijn wangen heen en maakten donkere vlekken op de witte stof waarin ik gehuld was. Ondanks dat het herfst was, stond ik in een zomerjapon op mijn blote voeten in het bos. Mijn donkere haren lagen onbewogen op mijn schouders hoewel er nog steeds een briesje waaide.
Een zachte stem onderbrak mijn gestaar naar de hemel en met ogen vol kwetsbaarheid keek ik naar de persoon waarvan de stem afkomstig was. Het kleine meisje keek met grote ogen gevuld met nieuwsgierigheid naar mijn verschijning. Geschrokken zette ik een stapje naar achteren en verdween zo snel mogelijk achter een boom.
“Je moet niet voor me weg rennen,” haar stem was nog zachter dan de wind.
Ik knikte, nog steeds geschrokken en met wilde ogen, naar het meisje. Ondanks dat ik wat wilde zeggen, bleven de woorden in mijn keel zitten. Zonder angst zette het kindje een stapje naar voren en stak haar bleke hand uit.
“Wil jij met mij spelen?”
Ik keek in de blauwgroene ogen van het meisje en schudde zachtjes mijn hoofd. Teleurgesteld liet het meisje haar handje zakken en met haar grote kijkers wierp ze me een smekende blik toe. Een blik die ik maar al te goed kende. Nerveus beet ik op mijn onderste lip, een vervelende gewoonte als ik zenuwachtig was.
“Lieverd? Wat doe je hier?”
De stem van de vrouw liet me nog harder schrikken en als een schuw dier probeerde ik me geheel te verschuilen achter de boom. Het jonge meisje draaide zich om naar haar moeder en even dacht ik dat ze mijn schuilplaats ging verklappen, maar verassend genoeg deed ze dat niet. Ze nam de hand van de oudere vrouw vast en schonk haar een glimlach.
“Lieverd, je weet dat je niet in het bos mag,” de vrouw wierp een blik naar de boom waar ik me achter verschool. Daarna verplaatste ze deze verder het bos in. “Het is gevaarlijk daar. Dat weet je.”
Haar stem werd zachter en ze wreef bezorgd over de donkere haren van haar dochter. Het meisje knikte gehoorzaam en liep weg van de bosrand, met haar moeder voor zich. Maar voor ze de bosrand bereikte, draaide ze zich nog één keer om en schonk me een laatste glimlach toe.
“Wacht…”
Mijn hese stem was slechts een fluistering maar toch stopte het kindje en diende mij een verwachtingsvolle blik toe. Ik kwam verlegen vanachter de boom vandaan en begaf me met voorzichtige stapjes dichter naar het meisje toe. De oudere vrouw wende zich argwanend om en keek recht in mijn ogen. Mijn geopende mond klapte dicht maar toen zag ik in dat ze niet naar mij keek maar door mij heenkeek. De tranen waren in enkele seconden weer in de hoeken van mijn ogen en dreigden voor een tweede keer over mijn wangen te vallen. Met mijn laatste kracht hield ik mijn gebroken hart vast, in de hoop dat ze niet verder ging breken, en zette een allerlaatste pas naar voren. Zodat ik recht voor de vrouw stond.
“Lieverd, ik denk dat het tijd wordt om naar huis te gaan.”
“Maar mama…”
“Liefje, er valt hier niets te zien…”
Het viel me op dat de jonge vrouw haar rechterhand om een hanger rond haar nek heen sloot en prevelend naar het gebied achter mij keek. Ze nam haar dochter in haar armen en na een laatste wantrouwige blik, draaide ze zich om en liep het weiland op.
“Mam…”
Met mijn hand uitgestrekt liet ik de fluistering over mijn lippen heen dwalen voor het beeld van het paar in barsten uiteen spatte en mijn hart gebroken achterliet, helemaal alleen in het duister met enkel een hanger rond mijn nek die ik vurig in mijn hand drukte.
Badend in het zweet en met een wilde blik in mijn ogen schoot ik wakker. Mijn haren kleefden als natte bladeren aan mijn voorhoofd terwijl koude tranen over mijn wangen rolden. Ruw wreef ik mijn wangen droog, draaide me om en duwde mijn gezicht in het hoofdkussen. Het donkere van mijn gesloten ogen maakte me rustig en ik slaakte een gefrustreerde zucht. Ik had nog nooit in mijn hele leven zo’n levendige droom gehad, zeker niet als het om een herinnering aan mijn moeder ging. Heftig nahijgend van de droom woelde ik om even later rechtop in bed te gaan zitten. Minutenlang staarde ik mijn schemerende kamer in. Mijn gedachten kronkelden ongeloofwaardig door elkaar toen plotseling de deur openvloog en even later voelde ik hoe mijn matras een beetje inzakte en warme armen om me heen gleden die me nog geen seconde later loslieten.
“Verona, waaro- waarom gilde je?”
De zachte stem van mijn vader deed me ineenkrimpen en mijn ogen draaiden kort zijn kant op, zodat ik nog net zijn bezorgde blik te zien kreeg. Ik had niet eens doorgehad dat ik had geschreeuwd.
“Concentreer je op je ademhaling.”
Ik deed wat er van me gevraagd werd en probeerde mijn ademen onder controle te houden door telkens tot vijf te tellen. Mijn moeder had het me vroeger geleerd om mijn paniekaanvallen te minderen. Niet dat het altijd hielp, maar deze keer deed de herinnering aan mijn moeder me meer pijn dan ooit. De droom had zo realistisch geleken, alsof ik er echt deel van had uitgemaakt. Na een tijdje had ik mijn ademhaling onder controle en durfde ik mijn vader aan te kijken die ondertussen weer opgestaan was.
“Ben i-ik ooit met mam naar een weiland geweest?”
Aan zijn gezichtsuitdrukking te zien, wel, maar hij zei niets en sloeg zijn ogen neer. Zoals hij wel vaker deed sinds moeder verdwenen was. Het deed me pijn dat de trotse man die hij ooit geweest was, verdwenen was. Net als mijn moeder. Ik keek hem nog steeds aan, langer dan ik normaal gezien deed.
“Pap?”
Hij zuchtte diep voor hij zijn handen in de zakken van zijn pyjamabroek schoof: “Ja, een enkele keer. Maar dat zou je je niet kunnen herinneren. Je was vier jaar oud…”
Ik slikte de opkomende woordenwaterval weg en knikte.
“Waarom vraag je me dat?”
“Ik euh, ik dro- ik vroeg me het af.”
Zonder verder acht te slaan op mij, keerde zijn bezorgde blik om naar de afstandelijkere versie die ik minder graag had maar waar ik wel beter tegen kon praten. Hij zuchtte, in zichzelf gekeerd, en draaide zich om en liep door mijn slaapkamerdeur heen. Deze liet hij op een kier staan, dat deed hij wel vaker als hij in zichzelf was. Het antwoord van mijn vader stond me niet aan, maar vooral om de echtheid van de droom maakte ik me zorgen. Twijfelend sloeg ik de dekens van me af en trippelde naar de kleerkast. Mijn opkomende tranen inslikkend, greep mijn hand als een automatisme naar de hanger om mijn hals en toen ik de koele steen in mijn hand voelde, daalde er een gerustgesteld gevoel als een deken over me heen. Ik opende de kastdeur en tuurde in de spiegel die aan de wand hing. De hanger was gemaakt van een speciaal soort edelsteen dat mijn moeder altijd al had gefascineerd, de Apachetraansteen. Het had een donkerbruine bijna zwarte kleur die volgens mijn moeder, en vele experts, negatieve energie absorbeerde en droefheid verlichtte. Ik had er nooit met een volledige zekerheid achter gestaan, mij hielp het in ieder geval niet. Maar het was één van de enige erfstukken die ik had gekregen na de tragische verdwijning van mijn moeder.
Mijn ogen gleden van mijn hanger naar mijn slanke nek om daarna naar mijn bleke gezicht te glijden om te eindigen bij mijn blauwgroene ogen. Het was een raar contrast, mijn donkere haar en de opvallende ogen. Ook mijn bleke huid deed er niet veel beter op aangezien het mijn ogen nog harder de aandacht liet trekken. Ik zuchtte terwijl mijn aandacht zich verplaatste naar de hoop kledij die zich in mijn kast had opgehoopt tot een hoogte die je kon vergelijken met die van de Mount Everest. Dat deed me eraan denken dat ik dringend de was zou moeten doen voor ik huisarrest kreeg of een andere onnuttige straf die mijn leven hier in Temple nog veel erger zou maken.
Na enkele minuten getwijfeld te hebben over het ruitenrokje of de zwarte gescheurde jeans, en gekozen te hebben voor de jeans in combinatie met mijn zwarte hoodie, liep ik de trap af richting de keuken. In de gang die de hal, de keuken en de living verbond, zag je na al die jaren nog steeds de verkleurde vlekken van fotokaders op het behang die mijn stiefmoeder, wat haatte ik dat woord, had weggehaald enkele maanden nadat ze was getrouwd met mijn vader. Zij had ze weggegooid, in de hoop ze nooit meer te hoeven zien maar ik hield nog steeds van mijn moeder en de gedachte zonder haar foto’s in het huis deed pijn. Dus diezelfde dag nog ben ik elke fotokader uit de container gaan halen om ze in een doos te steken die, tot de dag van vandaag, nog steeds veilig onder mijn bed stond.
Nog voor ik de deurklink had aangeraakt, hoorde ik mijn naam vallen, doordrenkt onder het sarcasme van mijn stiefzus die mij niet kon uitstaan, en noem het toeval of niet maar ik kon haar ook niet uitstaan. En ving ik net het einde van het gesprek op.
“…aait om Verona! Ze hoort hier niet thuis mam, maar daar!”
“Lieverd, we weten dat je bezorgd om haar bent. Maak je geen zorgen, straks zal ze de zorgen krijgen die ze nodig heeft.”
Mijn mond viel open terwijl ik een diepe zucht hoorde die vermoedelijk uit de mond van mijn stiefmoeder rolde. Ik had nooit iets ergs gedaan waardoor ze op deze manier over mij zouden moeten praten. Mijn hoofd tolde en draaide overuren terwijl ik nog steeds stomverbaasd de deur aankeek. Nog geen seconde later keek ik in de woedende blauwe ogen van een meisje, iets ouder dan ik.
“Ga aan de kant. En sluit je mond.”
Met mijn ogen vol onbegrip staarde ik haar na nadat ze de trap was opgerend en met een luide klap haar kamerdeur had dichtgegooid. Daarna durfde ik amper de keuken weer in te kijken.
“Essie liefje! Reageer zo niet overhaast!”
Voor ik ook maar één voet in de kamer had gezet, duwde een mollig persoon me omver om haar dochter achterna te gaan zonder mij ook maar een blik waardig te gunnen. Voor Isabel, mijn stiefmoeder, was ik onzichtbaar, zelfs nog minder dan de lucht om haar heen. Om mijn woede te bedaren, balde ik mijn vuisten en haalde enkele keren diep adem voordat ik de keuken instapte.
Aan de andere kant van de ronde ontbijttafel zat mijn vader met een kop koffie en de krant in zijn handen. Alsof hij het voorval van nog geen minuut geleden niet had bijgewoond. Ik slikte zenuwachtig terwijl ik de deur zachtjes achter me sloot om te voorkomen dat hij gestoord werd, maar ik hoorde hem de krant dichtvouwen en voelde hoe zijn zachte bruine ogen me aanstaarden. Voor het eerst in tijden zag ik in zijn ogen een glimp van triestheid die er al jarenlang niet meer was geweest.
“Ga zitten Rona.”
Mijn ogen schoten open wanneer ik mijn koosnaampje hoorde dat enkel mijn moeder gebruikte, toen ze nog bij ons was. Ik had in lange tijd die naam niet meer gehoord en de herinnering van de droom zat nog vers in mijn geheugen. Na enkele seconden ging ik in de stoel naast hem zitten en vouwde mijn handen in elkaar. Het bleef enige minuten stil tot hij zijn leesbril afzette en mijn hand vastnam. Mijn emoties vlogen op en ik voelde hoe dikke tranen zich in mijn ooghoeken opwelden. Ik voelde dat er iets was en niet op een positieve manier maar eentje die je naar je borst deed grijpen en je in ademnood liet zitten.
“Wat is er aan de hand pap?”
Hij schudde zijn hoofd en keek schuldbewust naar beneden.
“Nee.”
Toen keek hij op, “Wat zeg je lieverd?”
“Dat gebaar, stop daarmee,” ik slikte toen ik mijn vaders gezicht zag, “Het spijt me pap maar vertel me gewoon wat er is.”
Zijn adamsappel bewoog nerveus omhoog en even zei hij niets maar ik zag voor dat hij zijn mond opendeed dat het hem pijn deed om dit te vertellen, wat het ook was. Ik slikte de tranen dieper weg en probeerde zo neutraal mogelijk te kijken. Daarna overhandigde hij me een enveloppe. Mijn wenkbrauwen zonken naar beneden en met onbegrepen blik staarde ik hem aan.
“Wat is dit?”
“Open hem maar.”
De druk in mijn borst nam toe toen ik met trillende handen een stuk papier van de enveloppe scheurde. Met een zachte plof, viel er een dik document op de het houten tafelblad neer en terwijl er enkele seconden verstreken durfde ik het niet aan te raken, bang voor wat het ging zijn.
“Verona… Lees het, lieverd.”
Mijn bleke hand raakte het papier aan en trillend probeerde ik het open te vouwen. Mijn ogen gleden over het officiële gebruik van mijn volledige naam naar beneden. Vaag hoorde ik mijn vader zich verontschuldigen en voelde ik een arm over me heenslaan maar de wereld rond mij heen verdween en het enige waar ik aan kon denken waren de woorden die op het papier stonden. Ik besefte enkele seconden later dat ik aan het wenen was maar niet uit verdriet maar uit woede. Als een gebeten hond vloog ik op en voor ik alles en wel besefte kletste de stoel op de grond. Met een giftige blik keek ik mijn vader aan alvorens ik de papieren in zijn gezicht smeet.
“Hoe… Hoe durf je mij dit aan te doen?”
Ik beefde onder zijn aanraking.
“Hoe durf je!? I-“
Zijn aanraking brandde en ik kon niet in zijn ogen kijken, zijn ogen die zo vertrouwd voor me waren. Ogen van een wolf onder een lammetjesvel.
“Hoe durf je… Hoe durf je jezelf een vader te noemen?”
Ik zag hoe hard de woorden hem kwetsten, hoe mijn woorden in zijn ziel sneden als glasscherven maar dat liet me koud. Wat hij me had aangedaan deed pijn en liet mijn hart bloeden.
“Het is voor je eige-“
“Hoe durf je? Me naar een gekkenhuis sturen? Wat heb ik je ooit misdaan?” Die woorden uitspugend rende ik de keuken uit en probeerde zoveel mogelijk lawaai te maken.
Toen ik de trap op rende, voelde ik de vijandigheid van Estelle en Isabel maar voor ze ook maar één woord hadden gezegd, opende ik mijn mond voor de eerste keer in heel de zeven jaar dat ik bij hen had gewoond.
“Hou je bek! Ik moet jullie lullig antwoord niet horen dus hou verdomme je bek!”
Estelle nam mijn arm vast en hief haar hand om mij te slaan maar ik was sneller en sloeg haar in het gezicht. Haar ogen keken geschokt mijn kant uit en ik hoorde Isabel een verontwaardigd gilletje slaan. In normale omstandigheden zou ik nu smekend op de grond zitten bedelen om vergiffenis maar deze keer liet alles wat er gebeurde me koud. Ik voelde me voor het eerst voldaan en de moed die ik amper in me had gloeide hevig op.
Voor ze konden reageren, was ik mijn kamer al in gespurt en had ik de deur op slot gedraaid. Er was geen enkele mogelijkheid dat ze naar binnen konden komen. Maar de adrenaline die even vurig was opgelaaid, viel als een harde baksteen weer neer en alvorens ik het besefte knikten mijn knieën van spanning. De woede die al jarenlang in me verborgen zat laaide als een vuurtje weer op en als een razende gek greep ik een sporttas uit een andere kast. Ik hoorde hoe mijn vader boos op de deur begon te bonken en de krijsende verwijten van Estelle afwisselend met die van Isabel.
Desalniettemin begon ik lukraak kleren uit de kleerkast te trekken en in de zak te proppen. Ook stak ik enkele herinneringen aan het vroegere leven met mijn moeder erbij, een paar foto’s en enige spullen die ik nodig zou moeten hebben.
Daarna nam ik de autosleutels van de auto die mijn vader voor mijn zeventiende verjaardag had gegeven en opende het raam. Na al die jaren was ik blij dat ik uiteindelijk niet de zolderkamer had gekregen. Ik sloeg de zak over mijn schouders, zwierde mijn been over de vensterbank en net voor ik klaar was om te springen, hoorde ik de scharnieren van mijn deur openknallen. Zonder nog achteruit te kijken zette ik me af en sprong vanuit de eerste verdieping op het donkergroene gras.
Op weg naar mijn uiteindelijke vrijheid.