Op een dag als vandaag sta je op met maar een klein beetje zin in dinsdag, zo’n heel gewone dag, je bakt een eitje, vers van onder de kip, de ochtend begint grijs, ach wat een lekker eitje, denk je, misschien komt het nog goed vandaag en dan, wanneer je naar je werk rijdt, breekt de zon door, je moet de zonneklep naar beneden doen, en je glimlacht terwijl je bedenkt dat het weer eens tijd wordt om de auto te wassen, je stopt voor twee giecheltruttes op de fiets die, vervaarlijk zwaaiend, pal voor je, de rijweg oversteken, ze zijn levensgevaarlijk die kinderen, kinderen toch, ze hebben van die lange, blonde haren, hun leven kan niet stuk, dat is geluk, bedenk je, puur geluk, terwijl naast je, aan het rode licht, een man op zijn uurwerk kijkt en geeuwt, hij pulkt in zijn neus tot hij jouw blik voelt en snel optrekt, de auto, de wagen achter jou toetert, ‘t doet er niet toe; jij hebt nog tijd, tijd zat om niet te laat te komen, wat heet te laat, je zet de radio aan en-
Brussel ontploft.
Op een dag als vandaag kunnen we niet genoeg gewone dingen doen; de was ophangen, vrijen, onze voeten vegen als we binnenkomen, ergens als de kippen bij zijn, naar de buurvrouw zwaaien, aanbellen bij vrienden, naar de bakker om drie pistoleekes, alvast tomatensoep uit de vriezer halen en tegen elkaar zeggen hoe graag we elkaar zien.
Oneindig graag