Goedele Billen

Gebruikersnaam Goedele Billen

Teksten

Dingen die gebeuren

‘Onverantwoord? Heeft je mama dat gezegd?’  ‘Nee.’  ‘Sam? Het klinkt als iets dat je mama zou zeggen.’  Twee paar identieke, heel lichtblauwe ogen aan het tafeltje naast mij.   Ik roer in mijn koffie, benieuwd naar het antwoord van het jongetje. Het was zo’n  langgerekte nee waar je een j achter lijkt te horen. Hij heeft blonde krullen. Vijf, misschien zes is hij. Zo oud als Alexander, toen het gebeurde.  Het is onmiskenbaar zijn vader die van over de tafel aandringt. De ogen, de krullen. Knappe, jonge kerel met een licht nasale stem. ‘Je mama heeft dat gezegd, geef het maar toe.’ Zacht, ingehouden. De jongen schopt tegen de tafelpoot, heen en weer, heen en weer. Ik schuif wat in zijn richting, een onzichtbaar millimetertje. Hij slaat zijn ogen op naar pa, ook een snelle blik naar mij, weer naar de tafel, dan weer naar zijn vader. Donker nu. ‘Laat dat, je hoeft niet zo zenuwachtig te doen als ik gewoon iets vraag. Heeft je moeder dat gezegd?’  Het kind kijkt strak naar de tafel. ‘Ja dus. Ja toch? Sam?’  Wat een bully!  ‘Ik rij altijd voorzichtig als ik met jou ben, Sam, dat weet je toch? Hè? Jij weet dat toch?’ Opnieuw een schichtige blik naar mij. En weer naar pa. De jongen friemelt aan de papieren onderlegger. Pa pakt zijn hand. Ik kuch. Je bent hier niet alleen, joh! ‘Ik wil dat je eerlijk bent. Als je niet mee durft omdat je denkt dat mama het niet goed vindt, dan zeg je dat gewoon.’ ‘Is het heel ver? Peiriedinges, waar is dat ?’ ‘Pairi Daiza. Een uurtje rijden. Maar natuurlijk, als je van mama niet naast mij in de auto mag? Dan vergeten we het. Je moet het zelf beslissen, je hebt nog tijd om na te denken.  ’ ‘Laat maar, ik weet het al, we doen het.’  ‘Sam, ik vind dat je erover na moet denken. Je moet mij wel vertrouwen, hè.’   ‘Ik weet het al, zeg ik toch, we gáán gewoon!’ Hij steekt zijn handen tussen zijn knieën, een brede glimlach naar de fronsende man tegenover hem. ‘Oké.’ De vader gooit zijn armen in de lucht. ‘Oké, oké, maar je mag het gerust toegeven als mama slechte dingen over mij zegt. Ik zal er niet boos om zijn. We kunnen trouwens ook hier in Antwerpen naar de Zoo gaan, hoor, dan hebben we ook een leuke namiddag.’ Stilte. Ik zie het malen in dat kinderhoofd. Of denk ik dat maar? Zal ik nog een cappuccino nemen? Ik kan niet vertrekken. Hij kijkt naar mij. Het is geen verbeelding, hij zoekt steun.  Ik steek mijn hand op naar de serveerster, wijs, nog een koffietje. Doe alsof ik verdiept ben in mijn boek.  ‘Geef het maar toe. Onverantwoord? Poeh. Waar haal je zo’n woord? Zeg het nu gewoon! Je moeder vindt dat ik niet voorzichtig genoeg ben! Hè?’  Alexander legt zijn handen op de leuning van de stoel en knikt een bijna onhoorbaar ‘Ja’. De klap op de tafel doet het zoutvaatje op de grond belanden. Van achter mijn boek zie ik de knokkels van die kleine handen wit worden. Ik wil hem in mijn armen nemen en hem vasthouden. En die klootzak tegen zijn schenen schoppen.  Bully staat op. Hij beent met grote stappen naar binnen. De neergeslagen wimpers tegenover mij trillen. Zou ik wat tegen hem zeggen?  Te laat, de vader komt terug, met de krant. ‘We zullen ’t er verder niet over hebben. Ik heb twee croques besteld, lust je dat? De jongen knikt. Stilte en geritsel van de krant.  ‘Mag ik even op je iPhone spelen?’ Pa schuift hem zonder kijken over de tafel. De jongen glimlacht. De storm is afgewend.  Hij lijkt zo klein in die diepe terrasstoel. Mijn Alexander was ongeveer dezelfde leeftijd, toen. Zulke dingen gebeuren. Ze overkomen mensen. Alleen niet jou. Andere mensen.  Pa leest zijn stomme krant. Hij weet niet eens of zijn zoon een croque lust. Wist Mark dat soort dingen van onze zoon? Ja, vast wel.  Onze Alex was nogal moeilijk met eten. Hij at nooit twee dingen tegelijk op zijn brood. Croque was enkel kaas of enkel  hesp. Zou die kerel nu met dat kind naar Pairi Daiza gaan? Wat een eikel. Heb je je zoon een keer in het weekend, ga je ook nog schuldgevoelens induceren, de moeder zwart maken. En verder lekker krantje lezen, hou jij jezelf maar bezig, lastpak.  Ach, daar gaat hij ook nog telefoneren. Pakt de telefoon gewoon af en loopt weg. Laat dat kind hier zitten, helemaal alleen. Onverantwoord. Ha. Het is zo gebeurd. Zoiets doe je toch niet? Er kan zoveel gebeuren.  Eén ogenblik is genoeg. Zo snel kan het gaan. Kan je een kind van zes zomaar meenemen?  Ik duw het chocolaatje bij mijn koffie naar hem toe en glimlach. Hij lacht verlegen terug,  ‘Dank u wel, mevrouw.’ Peutert het rode cellofaantje eraf. Contact maken is de eerste stap. Connectie is vertrouwen.  Met Alexander was het anders. ‘Was uw zoontje terughoudend of eerder vlot?’ Tjee, Alex ging met om het even wie mee, daar was niets voor nodig. Een vriendelijke babbel, een snoepje of een grapje. Nou, nee, dat klopt niet helemaal, niet met mannen met een snor. Als er iemand met een snor in de buurt was, begon hij met zijn handen te wapperen en als die persoon te dichtbij kwam, oh jee, dan was het spel op de wagen. Hij krijste alles bij elkaar, rende rond en flapperde zo hard dat hij bijna opsteeg. Het heeft een tijd geduurd voor wij zelf zagen wat de aanleiding voor zijn geschreeuw was. Baarden deden hem niets, ook niet baard mét snor, alleen losstaande snorren. Gek hé. En waar die angst vandaan kwam? Dat hebben we nooit kunnen achterhalen. Of hij eroverheen gegroeid is? Wat zou ik dat graag weten. Onze Alexander met zijn grappige moves. Ze hebben hem nooit gevonden. Hij  zou nu veertien zijn. Hij ís nu veertien, zeker weten.  Dit jaar stond er enkel nog een klein berichtje in de krant.  Anja en Mark D., ouders van de vermiste Alexander D, hebben dit jaar voor de tiende keer samen de verjaardag herdacht van hun zoon, verdwenen op 13 mei 2013. Alexander zou nu veertien zijn. Ten tijde van zijn verdwijning verbleef hij voor een maand bij zijn vader in het Spaanse T. waar deze na de scheiding van het echtpaar een nieuw leven was begonnen. Alexander raakte vermist tijdens een bezoek aan een plaatselijke patio de recreo. De vader werd grondig aan de tand  gevoeld, maar uiteindelijk kon hem niets ten laste gelegd worden. Van de jongen, die kenmerken binnen het autisme spectrum vertoont, werd tot op heden geen spoor teruggevonden. Indien u informatie heeft, gelieve contact te nemen met het nummer... of het plaatselijke politiekantoor. Geen enkel spoor. Zo’n klein berichtje. Het is frappant hoe dit jongetje op mijn Alex lijkt.  ‘Pairi Daiza, here we come!’ Na de croque lijkt de vader in een jolige stemming. ‘Kom Sam, als we wat doorrijden, zijn we er in een uurtje.’ Hij woelt door de krullen van de jongen. ‘En nee, ik zal niet te snel rijden. Huppekee. Je moet voorin zitten.’  Ik volg het tweetal met mijn ogen. ‘Hebben ze er ook eendjes?’ Het hoge stemmetje gevolgd door  de schaterlach van de vader. ‘Dat denk ik wel, pandaberen, olifanten én eendjes.’   Ze stappen in een knalrode Audi TT. Sam mee voorin. Geen gordel, denk ik te zien. Ze scheuren weg. Niet hard rijden? Brr. Die kerel verdient dat kind niet. Het kan zo vlug gebeuren. Haastig roep ik de ober en reken af. Een knalrode Audi TT en Pairi Daiza.    Reuzegroot, die parking. De parkeerwachter toont waar ik aan moet sluiten. Aha, twee rijen naar voor staat de Audi TT. Natuurlijk is hij er al. Een uurtje, zei de vader. Voor wie laag vliegt, jawel. Ik heb er anderhalf uur over gedaan. Panda-grot is the place to be. Volgens het boekje LA CITÉ DES IMMORTELS. Hier staat de tijd even stil en onthult China zijn schatten. Alles is authentiek: de tempels, de paviljoenen, de paden van halfedelstenen, de tuin, de kleurrijk verniste dakpannen, de rotsen, de stenen, het brons. Ik volg de mensenstroom. Wat een prachtig dierenpark! Over de brugjes stappen statige, grote vogels, met een lange snavel. Een soort pelikanen. Ze laten zich strelen. Zo groot hier. Groots. Ik besef dat ik een beetje voorbarig was en het ietwat te rooskleurig heb ingeschat om hier ‘mijn’ jongetje terug te vinden.  De mannetjespanda ligt vadsig op zijn rug in het gras, bamboe te eten, tenminste, ik denk dat het bamboe is.  ‘Kijk, hij eet blaadjes, papa. Eten beren altijd blaadjes? Beren zijn toch gevaarlijk? Vallen ze mensen aan? Je mag ze niet aaien, hè? Heeft het kleintje geen pijn als de mama hem zo draagt? Hij lijkt wel dood. Oh, kijk, ze knuffelt hem. Ze sabbelt aan zijn oortjes.’  Mijn god, het heeft zo moeten zijn! Zulke dingen gebeuren. Het is ’m!  Alexander. Sam. Aan één stuk door ratelt hij. Weg is de akelige spanning van daarstraks. Hij is opgewonden, dan gaat zijn stem altijd een toonaard hoger. Ach nee, het is mijn Alexander niet, ik weet het. Mijn zoon zou nu veertien zijn, ik zou hem ternauwernood herkennen. Maar dit jongetje herken ik. Oh ja. Hij likt aan een felgekleurde lolly, zijn lievelingskleur. Als hij kiezen kon, koos hij altijd voor blauw. ‘Kijk, papa,’ hij steekt zijn tong uit. Smurfenblauw.  De vader is alwéér met zijn smartphone in de weer, hij geeft geen antwoord. Ze staan links van mij, tegen de balustrade geleund. Nu steekt het kind zijn tong uit naar mij. Ik doe mijn duim omhoog en knipoog. Alexander. Wat is er mis mee om voor één dagje gelukkig te zijn, te doen alsof dit mijn jongetje is? Van op een afstand? Ik doe er niemand kwaad mee. Kan ik meteen een oogje in het zeil houden. Die man let niet genoeg op dat kind. En het is immers zo gebeurd. Knip. In een oogwenk is het gebeurd. ‘Ik ging naar het toilet,  mijn handen wassen,’ zei Mark, ‘twee minuten was ik er niet, twéé minuten heb ik ’m uit het oog verloren.’ Natuurlijk kunnen het tien minuten geweest zijn. Plasje doen, handen wassen. Ook nog even iets charmants zeggen tegen de toiletjuffrouw – zij herinnerde zich de knappe, blonde man met het slechte Spaans nog goed –  en ‘foetsie’,  mijn  lieve, blonde jongen. Er was een vijver, met eendjes. Ook veel mensen, in eerste instantie werd er niet aan de vijver gedacht. Maar na een uurtje hebben ze toch duikers gestuurd. Zonder resultaat. Wat is er met mijn jongen gebeurd?  Hij zit op de schouders van zijn vader. Het olifantenbad is fenomenaal. Aha, nu gaan ze eten. Zelf zou ik het Maison de thé verkiezen, maar ik volg hen naar de Orangerie waar ze burgers en frietjes serveren. Zonder mayo, natuurlijk, dat lust hij niet. ‘Zout, papa, mag ik zout gaan halen op de andere tafel?’ Ik woel door zijn haar als hij naar mij toe komt en stop hem het zoutvaatje in zijn handen. Zie je wel, hij herkent mij.  De vader bijt verstrooid in een dikke hamburger. ‘Zo, dit is leuk, hè? Vind je het leuk?’ Hij klapt zijn iPhone open- dicht, open -dicht. Welk belangrijk nieuws verwacht hij?  De jongen knikt enthousiast, zijn mond zit vol. ‘Hoe leuk vind je het dan? Vast wel leuker dan met mama naar de speeltuin?’ Alexander spert zijn ogen wijd open, blaast zijn wangen op en knikt. Hij veegt zijn mond af met zijn mouw. ‘Ja, dank u.’ Hij zakt een beetje naar beneden achter de tafel.  ‘Goed zo’, zegt bully, ‘Denk erom dat je háár niet vertelt dat we hier zijn geweest.’ Zijn telefoon biept. ‘Wacht,’ zegt hij, en na een blik op het scherm: ‘eet je frieten op, we moeten  er vandoor. Ik breng je terug naar mama.’  ‘Hee? Nu al? Waarom? Ik wil de show nog zien. En ik moet pipi doen!’ ‘Dadelijk, wacht hier. Ik ben zo terug!’ De man staat recht, loopt achter me om. ‘J’arrive, donnez-moi cinq minutes,’  blaft hij in zijn telefoon en verdwijnt, de mensenmassa in.  De jongen wriemelt op zijn kruk heen en weer.  Och arme, dat joch. ‘Zal ik met je mee naar het toilet gaan?’ Hij springt recht en grijpt mijn uitgestoken hand. Er staat een lange rij. Gedwee schuift hij aan bij de dames. ‘Ik kan het alleen’, zegt hij gedecideerd en doet de deur voor mijn neus dicht. Het duurt zeker tien minuten voor we terug zijn. Geen spoor van de vader. Rotkerel. Wéét hij dan niet wat er zoal kan gebeuren? Die man verdient verdomme dit kind niet. ‘Ik kom even bij je zitten,’ zeg ik. Een biepje:  ‘medicatie’ op mijn display.  ‘Wie is het? Mijn mama? Ze is vast ongerust. Ik mag van haar niet met papa meerijden in de Audi. Omdat ik nog te klein ben, zegt ze, ik moet in een kinderstoel.  Is het mijn mama?’ Ik duw de reminder weg. ‘Ja, het is je mama, ze is heel ongerust.’ ‘Is ze boos? Ik wou niet-’ ‘Nee hoor, ze is niet boos.’ Nog geen vader te bespeuren in het cafetaria. ‘Je mama vraagt of ik je naar huis kan brengen. Kom. Ik stuur haar een bericht dat we er binnen een uurtje zijn.’  ‘En papa dan?’  ‘Hem bellen we als we thuis zijn, kom vlug, je mama wacht.’  Een blik door het raam.  Bwah, als we hem tegenkomen, verzin ik wel een smoes. ... ‘Hier is mijn auto. Stap in. Ik maak je gordel vast. Ziezo.’ Opnieuw het biepje. Medicatie. Ik druk op ‘verwijderen’. Vandaag voel ik me niet depri. ‘En papa?’ Papa? Ach, zulke dingen gebeuren, nietwaar.

Goedele Billen
16 0

Kinderen zijn om van te houden

Ik word elf  Je bent jarig zegt moeder  Je gaat naar een pleeggezin  Morgen  Voor hoe lang vraag ik  Voor een tijdje zegt moeder  Een hele tijd  Beter zo  Je zal zien  Beter Maar morgen pas  Vandaag is het feest  We eten taart en ik hou van je  Omdat ik van je hou van je hou van je hou  Daarom  Ze houdt van me en ik word elf Groot meisje zegt hij Elf  Je krijgt al borstjes  Als je elf bent krijg je borstjesEn dan is er feest  Ik eet bananentaart met slagroom  Hij lust geen taart  Ik eet alleen kleine meisjes zegt hij  Mama zegt plaag dat kind niet  Ze is niet boos op papa  Ze is nooit boos op papa  Ze houdt van papa  Papa houdt van mij  Papa geeft graag kusjes  Zodat we mama niet missen  Als ze naar de dokter gaat  In het ziekenhuis  Mama werkt in het ziekenhuis  Elke avond Bijna elke avond  Kom hier liefje zegt hij  Mis je mama liefje  Ik zie dat je haar vreselijk mist  Ik zie het wel  Kom bij papa liefje  Kom bij papa  Papa houdt het meest van jou zie je wel  Papa is hier  Luister naar je ouders  Wij houden van je  Te veel taart  Ik geef over  Vanavond niet gaan werken mama asjeblieft mama asjeblieft  Ik ben elf Ik wil geen borstjes  AsjeblieftPapa houdt van zijn kleine meisje  Kijk hoeveel papa van je houdt  Kleinemuisjemeisjes zijn de liefsten  Doe je ogen dicht  Hier een kusje daar een kusje  Mijn hoofd zit vol  Nog een  Eén kusje maar  Daar  Ik mis mama niet  Ik mis haar niet  Ik mis haar nooit niet Nee papa ik mis haar nietOf anders zegt hij  Of anders  Kinderen zijn om van te houden Toch                                          Of anders Papa Nee papa Hij houdt van meHoe erg kan zo’n pleeggezin nu zijn Niks erg Niets Niemendal Morgen zegt mama  

Goedele Billen
8 0

Het loopt tegen honderd per uur in het honderd

Als ge Google Maps, Waze en Booking.com van het voorblad van uw gsm haalt,als ge op zondag poetst en midden in het leggen van een proper tafelkleed aan iets anders begint. En een half uur later ziet ge dat kleed zo half rechtgetrokken en ge weet niet meer waarvoor ge die handeling nu eigenlijk onderbroken hebt,als ge later de plakband in de koelkast vindt, tweede schap, tussen de mayonnaise en – oeps - de nagelknipper,als álle bloemblaadjes van uw tulpen vallen en ge ze nog even prachtig vindt,als de uitgebloeiden nog een volle week mogen pronken op uw tafel en gij (wie anders) blíjft ze mooi vinden. Ge denkt zelfs over een verhaal met als titel De uitgebloeiden,als ge de verkeerde kookplaat aanzet onder de aspergeslierten en vervolgens een lege pan drie uur laat droogbakken,als ge uw boodschappen twee dagen lang in uw fietstas vergeet- maar ik hád toch boter gekocht?als ge gaat wandelen en wel drie verhalen tegenkomt, waarvan één met een hondje,als ge uw hoofdtelefoon opzet en Bart zomaar ineens zingt dat de hemel zonder liefde niet kan bestaan enals ge denkt: de wereld ook niet en uw wandeling eindigt met een duif die op uw kop schijt,als ge een kaartje in uw brievenbus vindt en u verslikt in uw geluk,als ge net voor het slapen gaan toch nog een koffie maakt en vergeet een cupje in uw machine te doen. Als ge vervolgens uw bakkes brandt aan dat heet schotelwater en uw kop laat vallen en in uw eentje begint te lachen, want scherven brengen geluk, waarna ge de halve nacht wakker blijft om te checken wie er wanneer online was en dus zeker niet is doodgegaan,als er heel veel nachten na elkaar niemand is gestorven van wie gij houdt en ge nu met zekerheid wéét dat het klopt, van die scherven, en ge zet alweer koffie, mét cupje. Ristretto, de strafste die er is, want zo dadelijk moet ge werken, online teamen,als ge de raad van Tine opvolgt. Embrechts. Teamen zonder broek,als ge beseft dat het heel egocentrisch lijkt wat gij gedacht hebt, wat ge denkt  – alle mensen van wie ik hou zijn veilig–  Nu. Nog. Maar. Ge gunt het iedereen. Precies hetzelfde. Echt. Daar wilt ge uw hele servies voor kapot gooien. Ge maakt maar weer een ristretto. Rijmt op regretto,en- guess what? Ge verkloot het alweer. Door er dubbel suiker in te doen. Het is middag en gíj hebt uw kamerjas nog aan. In uw zak vindt ge een vork. Dan zijn het Vreemde Tijden.

Goedele Billen
76 1

Apocalyps

Ze heeft het koud, ze beeft, dat voelt als leven en wie leeft, heeft kou als het vriest, zoiets klinkt logisch en tegelijk normaal; het is lang geleden dat alles zo normaal was als kou hebben in de winter, maar zo kán een wereld verdwijnen, zó, zodadelijk zou er een auto uit een zijstraat tevoorschijn komen en een man met een hond om uit te laten, dan zou er plots ergens een radio spelen op volle sterkte en iemand zou hem vlug-vlug zachter draaien, maar voorlopig is de wereld weg, is ze alleen op de koude, lege brug, er is niets en niemand; de zacht berijpte weg zonder een spoor van mens, dier of ander leven, de stilte is doods –  hoezo dood –  waarom dood – ze kijkt uit over de weg, links zwarte gaten, rechts donker dreigende schaduwbergen die dichterbij lijken te groeien al naargelang ze in –  of,  heel voorzichtig,  uitademt, alle wegen leiden naar Rome en een meerbaansweg kan alle kanten uit, vanuit het koude licht naar een wittig grijs steeds dieper het donker in van akelig en eenzaam, wachtend met haar op iets dat niet goed is; het staat achter haar en het neemt zijn tijd, het was er  al-tijd al, het blijft, het staat daar, ergens staat het daar aan dat onzichtbaar einde van het stratenduister waar de weg verbreedt, waar elk ogenblik iets kan verschijnen, iets zal verschijnen, iets dat haar pakt, iets dat haar meeneemt weg van alles wat ze kent, van alles wat haar lief is, van eenieder die haar liefheeft, weg van zichzelf, gruwelijk en rauw zal het voor altijd alles veranderen –   het zal haar doden, het slokt háár als laatste op, het stinkt rottig als een holle kies en het haalt fluitend adem, vol eeuwenoude prut, het trekt haar dwars over de brede weg naar waar er niets meer is en waar ook nooit meer iets kán zijn, het blaast koud in haar nek en het eet kinderen, het kauwt, hoorbaar, met lange tanden, gruizelend van morbide genot vol donkergrijze, nagelvuile, waterige stilte, gevuld met krijsend leed haalt het haar in en zij loopt harder, verder naar waar het licht verdwijnt en de stemmen zwijgen. Zwijgen als vermoord.

Goedele Billen
0 0

Wat een geluk

Kerstmis. Kerstdag. Dag waarop men bij uitstek niet alleen mag zitten. Nodig een eenzame uit Zij slaat alle uitnodigingen af. Ze is alleen. Niet zielig. Binnen handbereik – niet verder dan een telefoontje, een korte rit – weet ze geliefden, met koffie, wijn en warmte. Indien gewenst. Niet nu. Hier is zij. Zelf. In haar eigengemaakte comfortabele warme zelfje. Nest. Huis. Thuis. Ze past erin, het is net goed. Dit vinden in zichzelf is het grootste kerstgeschenk. Samen met het nieuwe apparaat dat mooie liedjes speelt . ‘Forget me not’, in het Japans (Utaka Ozaki) die man was keigoed *. Ze verstaat niets van zijn taal, maar ze begrijpt het hele lied. Ze luistert, huilt tranen zonder dat ze ze weg moet vegen. Niemand vraagt wat er is. Er is niets. Ze wordt graag ontroerd. Wat is het fijn dat dit kan, zo zitten in haar eentje en huilen gewoon omdat ze er zin in heeft. Vijf minuten later begint ze haar eigen zumbagroep. Ze geeft zich. Heupwiegen en kontdraaien en headbangen. Loeihard meezingen : ‘I believe’ van Yolanda Adams. Ojee. Ze is een ster, schittert voluit. Dan een trage op haar eentje. (Lara Fabian.) ‘Je t’aime’. Niemand die kijkt. Ogen dicht, smachtend, flirtend. Slik. Omhelst zichzelf. Kijkt even in de spiegel. Vindt zich mooi. Je t’aime. Danst verder. Draait om en om en om. Rozige wangen, blik naar binnen. Geluk hoeft niet ver gezocht, niet groot te zijn om groots te wezen. Ze steekt alle kaarsjes aan en telt ze. Tweeëntwintig. Twinkellichtjes. Kleine gelukjes in een potje. Voor het raam onderdrukt ze de zin in een sigaret, veroorzaakt door de lucifer, toch nog. ‘Can’t you see that it’s just raining, ain ’t no need to go outside’ (Jack Johnson). Buiten is het mistroostig. Mis-troost-ig, prachtig woord: mis en mist en troost en roos (ook nog stro maar wat moet je daar nu mee, behalve in een kribbe). Binnen is geluk. Binnen is het Kerstmis. ‘Ik zal mijn vrienden niet vergeten, want wie me lief is, blijft me lief’ (Shaffy) , ‘Liefde is alles’ (Bart) , ‘Je hebt een vriend’ (K3, de enige echte). Nog even die tranen laten stromen. Straks komen de kinderen thuis. Wat een geluk. ‘Old town’ van the Corrs en ze krijgt zin om te rennen. Gek mens. Gek gelukkig mens.

Goedele Billen
20 0

Hoe bruschetta's en Italiaanse les tot excessen leiden

Kent u goedmaakseks? Natuurlijk kent u dat. Zelfs mijn spellingscontrole kent het. Maar daarover gaat dit schrijven niet. Het gaat over goedmaaketen. Nu denkt u natuurlijk te weten wat goedmaaketen is – a propos, wist u dat het proefondervindelijk, onomstotelijk vaststaand bewezen is, (wat een buitengewoon opwindend woord is dát, onomstotelijk) dat artikels waarin binnen de eerste drie regels het woord seks wordt gebruikt, 80 % vaker worden aangeklikt? Alstublieft, u, die behoort tot die 80 %, hou vol! Lees door. Het wordt zelfs nog interessanter. Want uiteindelijk heeft álles natuurlijk met seks te maken. U en ik en ook – goedmaaketen. Ik hou van lekker tafelen. Bijna net zoveel als van seks. (Ziet u wel, alle wegen leiden naar Rome.) Waarschijnlijk denkt u nu dat goedmaaketen geserveerd wordt door één van beide liefdespartners om een ruzie uit te klaren. Net als – u weet wel… Ja, ja, Rome, en alle wegen… Maar nee, het is niet dat.Af en toe ga ik me te buiten aan overdadig schransen: vette kazen, bruschetta’s – met liters olijfolie van eerste persing, zo heerlijk dat hij van tussen mijn vingers druipt –, handgemaakte patatas bravas, dikke côte à l’ossen, koekjes van eigen deeg en profiteroles met ijs en chocoladesaus die aan de ribben blijft plakken. Laten we vooral de wijn niet vergeten. Het begint op dag één en het stopt op dag vijf… Want op de zevende dag ga ik op de weegschaal. Altijd ’s avonds.Na dit soort volle uitschuiver probeer ik alsnog heldhaftig op dag zes en zeven om geween en tandengeknars af te wenden. Oh, heilige Josiane, bid voor mij. Goedmaaketen. Twee dagen lang. Streng, streng, sssjjjtrenggg goedmaaketen. Men neme Des Ochtends een groot glas lauw water. Daarna een lepel havermout met een fruithap; appeltje, bessen, peer.’s Middags water-zooi van groenten, op een bedje van water-kers, als toetje water-meloen. Wáter-combinaties, u heeft ’m. En ’s avonds asperges, met asperges en asperges en peterselie en één overdadig, weelderig ei. Zonder boter. Litertje water. Voor het slapengaan een rijstwafel met een beetje zout en lookpoeder. En alweer een glas water, nat-tuur-lekker.Op de dag des heren – vóór het opstaan – goedmaakseks, jazeker, zegt u het maar, ‘daar heb je háár weer’. Al in de vroege ochtend gaan we van jetje. Of van katoen. Hoedanook. Mijn kerel vindt het geweldig. (Het ís ook geweldig. In één en dezelfde week: slagroomsoezen én een ongebreidelde neukbeurt.) Als het lukt, doen we het ’s middags nog eens over. Niet de soezen. Van ascetisch leven (twee dagen dan toch), word ik high, ik ga zweven door ontbering. ‘Ni te veul ete, da’s goe vurr de prestoatie,’ zei os voader altèd. Thuiswerk, noemen wij het. Een nieuwe invulling van goedmaakseks. Tussendoor drinken we nog een waterke. En een mok minuutsoep. Zonder croûtjes! Ook een taske koffie, met de magerste melk en een zoetje.Om half acht gaat het gebeuren. Ik trek mijn kleinste string aan, een bh zonder vullingen en een flutblouseke met spaghettibretellen . Mijn trouwring en mijn oorbellen doe ik uit. Die jeansbroek ook, ik ga voor de legging… Platte veterschoenen. Slippers in mijn sacoche.Oh,Josiane. I lof joe forever, azda nog goe komt!Op naar de weegschaal.

Goedele Billen
26 0

Kleine Verhalen. Dierenliefde

 ‘Als ik zelf een hond had zou ik van hem leren houden,’  bezweer ik Neel. Neel is twaalf en hij heeft een hond. Hij vindt het tuttig hoe ik altijd met een grote boog om Nero heen loop. Ik heb het niet zo voor honden. Niet voor dieren in het algemeen. ‘Houden’ van een dier, hoe doe je dat? Ik hou van kinderen, van mijn ouders en mijn vrienden. Ik hou van lezen, van schrijven, van bloemen. Er zijn duizend en één dingen waar ik van hou, maar dieren zijn er niet bij. ‘Wie niet van dieren houdt, houdt niet van mensen,’ wordt wel eens gezegd. Fout! Ik hou heel veel van mensen, ik hou van heel veel mensen. Maar dierenliefde? Ach. Ooit had ik een goudvis. Hij heette Wimpie. Een boeiend beest. Hij was ontzettend oranje en hij zwom. Ik denk dat ik van Wimpie hield. Vandaar mijn quote: als ik een hond had zou ik van hem gaan houden. Maar ik heb geen hond en ik wil er geen. Erger nog. Een hond moet liefst enkele meters bij mij vandaan blijven. Hij mag niet keffen of stinken en mij niet besnuffelen. En vooral, hij moet met zijn natte neus uit de buurt van mijn kruis blijven. Van op een afstand mag hij veel. Kwijlen lijkt mij een heel natuurlijke hondse bezigheid, luchtjes snuiven ook, maar liever niet ‘persoonlijk’. Blaffen is oké als het beantwoordt aan een doel: begroeten, waken, vreugde uiten. Een hond hoeft niet mooi te zijn, ik hou wel van een lelijke kop met karakter. Zoals die Franse buldog van Neel. Zo lelijk dat hij mooi wordt. Kwijlen, je weet niet wat je ziet. En scheten laten, ja, dat is werkelijk extraterrestrial onaards. Zo stinkig dat hij buitengewoon duidelijk maakt: ‘Ik heb lak aan jou! Ik hou óók niet van jou, ik hou alleen van mezelf, van hondenbrokken en van heerlijk zachte, heimelijk boertige winden.’ Waarlijk een hond waar ik respect voor voel. Nochtans besnuffelt hij me steevast waar ik het niet graag heb en laat hij lange draden zurig kwijl achter. Hij probeert altijd paardje te rijden op mijn voet en als ik vol afschuw ‘Nero!’ roep, laat hij zijn lelijke kop hangen en sloft naar zijn mand waar hij een dikke scheet lanceert.  Ik hou niet van dieren. Ik zie graag dieren. Maar het bestaat, dierenliefde, ik moet het erkennen. Ik herken haar als ik Sien zie, in het gras, met Stampertje. Sien is vier en voor het eerst ademloos verliefd. Stamper op haar schoot is een dwergkonijn. Sien beweegt nauwelijks, ze lijkt zelf wel een konijn. Haar neusje trilt, haar tanden bijten op haar lip, ik zie de snorharen bijna groeien. Sien houdt van dieren. En dan is er Neel, de beste vriend van Nero. Neel moet keihard lachen als Nero scheten laat. Lachen met dat soort scheten? Dat kan alleen maar als er ware, diepe liefde in het spel is.

Goedele Billen
22 0

Kleine Verhalen. Potlood met een gummetje

Gisteren stond ik in de winkel. Het buurtwinkeltje om de hoek. Daar hebben ze leuke potloden. In vrolijke kleuren en met een gummetje er bovenop. Het soort potloden waar  ik in vroegere tijden blij van werd. Omdat fouten maken kon. Ze werden uitgegumd.   ‘Het zijn andere tijden,’ schuddebolt de oude dame achter de toonbank, ‘ze hebben geen potloden meer nodig in deze tijden. Ze kunnen met hun computer alles wissen. Zijt gij ook op feestboek?’ Even begrijp ik het omaatje niet. Maar jawel, ik ben ook op Facebook. Weinig ‘feest’ nochtans de laatste dagen.  Bedroevend weinig vrolijke dingen om te delen. Ik lees. Ik kijk naar foto’s. Ik post zelf enkele onnozelheden met recepten. Deze tijden. Waarin bange, uitgeputte mensen in onze parken overnachten. Waarin kinderen aanspoelen op stranden. Deze tijden waarin landen hekken bouwen om mensen tegen te houden. Opnieuw. Vroeger mocht je er niet uit. Nu mag je er niet in. ‘Tot hier en niet verder.’ zeggen ze. ‘Dit is van ons. Van ons alleen.’ In deze tijden waarin we bang zijn om minder te krijgen. Minder te ‘hebben’. In deze tijden waarin we zo overspoeld worden – letterlijk – met menselijk leed, dat we allemaal soms even onze ogen sluiten voor het nieuws van de dag. We zappen weg naar ‘Thuis’.  Nergens beter dan thuis? Huisje, tuintje, kindje… Schooltje. Onze school: KIDS. Waar hartelijke professionaliteit de slogan blijft. Waar we willen dat elke ouder en elk kind zich Thuis voelt. Zijn we goed gestart? Natuurlijk zijn we goed gestart. Hier en daar is er nog een stoeltje te weinig. Er moeten nog wat potloden geslepen worden en wat puntjes op de i gezet. Voor onze kinderen wordt zelfs gewerkt aan wéér een nieuw dak boven hun hoofd, er is soep zoveel ze willen en er wacht hen een knusse, warme leefgroep, een klas. Onderwijs. Bijzonder Onderwijs dan nog. In deze tijden waarin we van Bijzonder naar Inclusief moeten gaan, voelen wij ons bijzonder exclusief. Bijzondere leerkrachten. Laten we ons dáárop focussen. In deze tijden. En bijzonder ons best doen. Om élk kind te geven waar het recht op heeft. De beste juf, de beste meester, de beste therapeut, de beste ouder. Het beste kind zit vóór ons. Daar. Ik geef hem een potlood. Met een gummetje.

Goedele Billen
40 1

Kleine verhalen. Sms-mama

Antwerpen Station. Zoele zomeravond. Een moeder en twee kinderen. Jongen van zes, meisje van drie. Dagje uit geweest. Over en nu helemaal uit. De moeder is afgepeigerd. Haar haar zwiert in vochtige klissen voor haar gezicht, losgeraakt uit een paardenstaart. Er is de buggy waaraan plastic draagtassen hangen in bonte kleuren. Daaruit puilen schepjes, emmertjes, een gids van de Zoo, warme truien. Die zijn in de tas kunnen blijven. Het is zelfs nu, op dit late uur, nog warm. Het donkert al, het loopt tegen tienen. Best láát, voor twee zulke jonge kinderen. Maar ze zijn nog in vakantiemodus, dat zie je zo, energie zat. Ze rennen heen en weer over het perron, roepen en ruziën. Enkele reizigers kijken geïrriteerd. Zelf hou ik angstvallig de rand van het perron in de gaten. Zou dat mens niet beter opletten in plaats van te sms’en? Driftig tikt haar duim op het kleine scherm. Af en toe – verzonden –  kijkt ze even op. ‘Ga zitten! Wees rustig, Ruud. Zet Anika in die buggy.’ Dan biept er weer een antwoord en wordt ze helemaal opgeslorpt door belangrijker bezigheden. Tik-tik-tik. Tjak-tjak-tjak. Dubbediedubbediedub. En weg. Wéér verzonden. ‘Anika!’ Ze graait het meisje bij de arm en zwiert haar in de buggy. Het kind gilt het uit, begint luidkeels te jammeren. Ruud krijgt een draai rond zijn oren. ‘Hier blijven! Let op je zusje, zorg dat ze stil is!’ En dan moet ze weer sms’en. Een zaak van leven en dood. Zusje gaat vervaarlijk wiebelend rechtstaan in de wandelwagen. Ze kan met haar hand net bij de richel van het wachthuisje en glijdt hierover heen en weer. Wat een schatten vindt ze: snoepwikkels, koekpapiertjes en vooral veel vuil. Haar handen zijn nu roetzwart, ze veegt ermee over haar betraand gezicht. Broer schiet in de lach om haar vuile snoet. De moeder glimlacht zonder op te kijken, blij met het positief gevolg van haar ingrijpen. ‘Mama, ik heb honger, mogen we chips?’ Ruud vist een familieverpakking paprika uit één van de draagtassen. Je moet het ijzer smeden als het heet is. Typeti-typeti-typtyp. Het blijft een zaak van leven of dood. ‘Mogen we, mamsie?’ Luider. ‘Uhuh.’ Mamsie knikt en typt verder.  Twee paar vuile handen verdwijnen in de chipszak. ‘Niet zo veel Anika, laat ook wat voor mij.’ Ruud trekt iets te hevig aan de zak en het hele zootje valt op de grond. Annika wil het op een brullen zetten, maar Ruud, sneller dan snel, legt zijn vinger op de lippen: ‘Sssjt.’ Met een steelse blik naar sms-mama, graait hij met twee handen zoveel mogelijk chips van het vuile perron en propt dat in de zak terug. Verzenden. Mama, gealarmeerd door de eendrachtige stilte, kijkt op naar haar voorbeeldige kroost. ‘Lieve help, wat zien jullie eruit’, schiet ze in de lach. ‘Geef mij ook maar een chipske.’

Goedele Billen
0 0

Kleine Verhalen. Chocomousse-bananentaart

Vandaag gaat het beginnen. Ze brengen hem. Samen, op deze eerste dag. Naar de grote speelplaats. Mama en papa. ‘Seffens gaan we werken. Eerst onze Sam. Een schoon kind, dat van ons. Wat is hij nog klein, dat manneke. Zou hij wel…’Ze zijn verliefd. Hij neemt hun hele wezen in beslag. Geen seconde verliezen ze hem uit het oog. Want het is ‘ne kerel’. Hevig. Amai, ziet hem gaan! 'Maar ook gevoelig, vergeet dat niet, juf. En zijn lievelingseten is chocomousse-bananentaart.’‘Waar is hij?’, vraag ik. Mama wijst. ‘Die met de gele basketsloefkes! Die zo hard loopt.’ Haar ogen blinken, haar wangen zijn roze, haar lippen krullen in een onvermijdelijke glimlach, ze is ‘op hem’. Dit is essentie van liefde, extract in een vrouwelijk flesje. Het heeft een geur. Het ruikt warm en prikkerig en zoet en zelfs een heel klein beetje zurig. Als naar lang vervlogen moedermelk. ‘Hij huilt niet.’ Papa slaat zijn armen over elkaar en plant zijn voeten stevig op de grond. ‘Zie je wel!’ Victorie.Straks, als ze op hun werk zijn, moet zijn naam in elke zin. ‘Onze Sam is voor het eerst naar school. Onze Sam blijft boterhammekes eten. Onze Sam heeft niet gehuild…’ Zíj probeert om niet te veel – niet héél de dag – over hem te praten. Maar achter elk woord, achter elke zin, elke oogopslag zit haar kind verstopt. Ze heeft maar een kleine voorzet nodig om Onze Sam opnieuw op te voeren… Zijn papa kan zich niet bedwingen om haar te sms’en: Heb je dat gezien? Geen traan! Een half uur later: Nog niets gehoord? Het zal toch wel goed gaan? En op de middag: Ik ga mee, straks!Om kwart na drie staan ze er. Ruim op tijd. Op de uitkijk, op die grote speelplaats. Waar is hun jongen? Papa doet zijn jasje uit. Warm vandaag! Mama bijt op haar lip. Waar blijft die rij?Aha, dáár komen ze. Kleine mensjes. Met onmogelijke dromen om waar te maken. Met bovenmenselijke daden in het verschiet. Met grootse, heftige, vreugdevolle liefde om te geven. Al voelbaar, proefbaar tussen de kruimels van de chocomousse-bananentaart. Al zichtbaar in hun slagroomglimlach en in hun ach-maar-even-gevallen- tranen. Moeders kijken. Vaders applaudisseren. Alweer de eerste mama en de eerste papa op de wereld.Op één september.

Goedele Billen
0 0

Kleine Verhalen. Hoppahoppa

Begin juli is hij er. Plots. Hij staat er. Voor de deur. Levensgroot. Heerlijk pronkerig, ronkerig, uitdagend.  Opwindend te wezen en vol belofte. ‘Wat ga je met me doen?' vraagt hij. 'Wat zijn je plannen? Vlieg je erin? Of blijf je lekker liggen, eindeloos genot?' Of is het zij? ‘Zij’ staat er? Natuurlijk is het Zij. Als je werkt in de talige branche, zoals ik, hoor je dat te weten. De Grote Vakantie staat voor de deur. Zij begint. Zij duurt twee maanden. Twéé maanden lang. Wow. Twee maanden duren lang. Wat kan er in die tijd gebeuren? Je kan een lange dut doen. Er gebeuren onvergetelijke dingen. Iemand vindt een nieuw lief. Iemand leert zwemmen. Er wordt een kindje geboren. Er worden kindjes gemaakt. ‘Jaja, dat was op vakantie,’ zeggen ze later. En ze glimlachen, de ouders. Mama leest een boek. Papa slaapt in de zetel, met open mond. En kijk: Noortje schommelt, helemaal alleen! Het is rustig in de tuin. Je voelt vakantie. Alles is mogelijk. Je kan gaan sporten, beginnen met Start to Run? En diëten. Ni-eten. En Dus Vermageren. (I have a dream. Op 1 september zegt iedereen: ‘Hey, wat zie jij er goed uit! Wat is er met jou gebeurd? Afgevallen?')  Yes, you can! Of je gaat net wél voor lekker eten en drinken. Bruschetta’s, guacamole, fruits de mer, paëlla, tapas. Het water loopt je in de mond. Liever nog; wijn, bubbels, Aperol-Spritz of een stevig biertje...  Gelukkig heeft Zij twee maanden. ‘Ik ben moe,’ zegt Tyl, ‘Ik ben echt heel moe.’ Tyl is vier. ‘Waarvan ben je moe?’ vraag ik. ‘Van die,’ en hij wijst naar zijn werkbankje in de klas.    Voor een aantal ouders is het vast behoorlijk heftig. Dat Zij twee maanden duurt. Persoonlijk val ik niet over een weekje meer of minder. Ik hou van Haar. Ik heb Haar eerlijk waar ook nodig. En jullie kind? Ja zeker, Tyl heeft Haar verdiend. Even een rustiger ritme, wat hangen op de sofa, een tripje naar bos en zee, of een grote reis. Maar lieve ouders, ik begrijp u. Trop is te veel en te veel is trop. Enough is enough.  Ik geef graag toe dat wij, onderwijsmensen, heel veel geluk hebben. We hebben geluk met Haar. Maar we zijn ook gelukkig met onze job. En we zeggen u, dat we Haar (die Heerlijk Buitenissig Overdreven Grote Vakantie)  benutten om er in september weer te staan. Helemaal. Hoppahoppa. Nog even. Ik trek mijn zwembroek aan.

Goedele Billen
0 0

Kleine Verhalen. Familiedrama

De papa aan de kassa van de supermarkt is gegeneerd. ‘Stil, Remi,’ fluistert hij en zet een pot choco op de band. ‘Ik wil chips!’ Remi is een zwartharig engeltje met de mooiste ogen die ik ooit zag. Donkere karbonkels met razendsnelle wimpers die er overheen fladderen. Nu kijken ze boos. Ik sta achter hem in de rij, ongeduldig om mijn luie avond te beginnen en negeer het geblèt. Daarop steekt hij een wiebeltandje bij. Hij is beslist overal in de winkel hoorbaar. De slechte vader die zijn kind geen chips gunt, sist: ‘Hou je mond.’ Het komt er plots zo dreigend uit dat zelfs ik mijn adem in hou. Maar engeltje geeft geen krimp. Hij stampt in het rond in de winkelkar en vader weet niet hoe vlug hij zijn boodschappen op de band moet leggen om toch maar te redden wat er te redden valt. Hij kijkt verontschuldigend in mijn richting, maar ik staar koel terug. Geen medelijden. Geef dat jong zijn chips, zodat hij zwijgt. Zelf koos ik drie grote zakken. Drie! Een mens moet na een zware dag weten waar zijn prioriteiten liggen. Junkfood, wijn en tv zijn de mijne vanavond. En mijn zetel uiteraard. Graag vlug mijn zetel. Maar daarvoor sta ik in de verkeerde rij. Ik haat jengelende kinderen. Zelfs als ze alleen-op-de-wereld-ogen hebben en een schitterend pruillipje. Steeds luider begint Remi te drenzen, terwijl hij mij niet uit het oog verliest. ‘Chips, ik wil zouhoute chips!’ Afkeurende blikken rondom. Ik voel de collectieve veroordeling ook op mij afstralen. Hoho, ik sta hier alleen maar! Zal ik dan toch die pedagogische Erlebnis maar bovenhalen? Ik trek mijn wenkbrauwen op zo hoog ik kan. Laat mijn bril zakken. Frons. Dit is de blik waarvoor de vriendinnen van mijn dochters (nog steeds!) bang zijn. Remi’s lip trilt. En plots winnen de angstige kinderogen het van mijn vermoeidheid. Ik knipoog en glimlach. Hij voelt de verandering van klimaat feilloos aan. Zonder mijn blik los te laten prutst hij nu omzichtig aan een doos tussen zijn benen. Er staat een poes op die groene balletjes eet. Het engelensmoeltje glundert. Verdorie, hij maakt me medeplichtig! Tik. Balletje. Tik. Nog eentje. Hij gluurt vanonder zijn ongelooflijke wimpers. Zal ik hem verraden? Ik zwijg. Ik sympathiseer. Wij zijn vriendjes. Hij riskeert er nog een paar. Tiktiktik . So what. Ik knipoog weer en grijns voluit. In snel tempo petsen de poezensnoepjes op de grond. Papa is bijna aan de doos toe als Remi haar triomfantelijk omkeert en de balletjes door de kar heen de grond op stromen. ‘Potver…’ Remi krijgt een dreun en brult in overtreffende trap. Pa strooit met een rood hoofd sorry’s rond. ‘Ik zal alles even oprapen.’ De kassajuffrouw bedankt beslist. ‘Rekent u nu maar af, meneer, wij ruimen wel op.’ Ze wil het tweetal meteen de winkel uit. Ik voel me schuldig. Dit familiedrama had ik in de kiem kunnen smoren. Wanneer pa vertrekt, gooi ik in een opwelling een zak chips in een van zijn nog geopende tassen. ‘Voor vanavond bij tv,’ fluister ik hem toe.

Goedele Billen
7 0

Pasklare verhalen. Tuttebel

  ‘Jij bent niet gewoon,’ zegt hij, ‘Altijd denken, altijd complicaties. Je bent een geval apart. Je bent moeilijk. Je doet moeilijk.’Wat bedoelt hij, verdomme? IJs eten uit een schaaltje waarop noten staan afgebeeld? Dat doe je nu eenmaal niet. Althans ik niet. Schrijven met een bic? Ik neem mijn Lamy. Slapen in pyjama’s? Kleinburgerlijk. Sauna met een badpak... Vergeet het!Yep, waarschijnlijk zegt dat iets over mij. Maar dan ook over mijn zus, die mijn mening deelt. Nochtans vallen we op verschillende mannen. Gelukkig. Waar was ik? Oh ja, ijs en mannen. Geen verband, of het moest zijn dat mannen ijs eten uit allerlei toestanden, van slakommen tot wasmanden…Raar spul, zo’n man. Je hebt ze in soorten, maar andere wezens altijd toch. Om mee te wonen, bedoel ik. Ik heb wel eens gedacht over leven met een vrouw. De taakverdeling lijkt me zoveel makkelijker. Je kan alletwee de vuilniszakken buiten zetten en zonder braken een luier verversen. Je bent het roerend eens over hoe groot de biefstuk moet zijn (en goed doorbakken). Alleen– ‘Vanavond, schat?’ Met een vrouw? Nee, toch maar niet. Een kerel zou omwille van ‘die’ compensatie nog wel wat van mijn grillen door de vingers zien. IJs eet je uit een ijscoupe – wijn drink je uit een wijnglas – een kerstboom moet écht ruiken – boeken horen overal rond te slingeren, stapels en stapels – slapen is tijdverlies – maar! vanavond doen we het, schat. ‘Jij vindt geen man, je bent niet lief genoeg.’ Hij weer. Vrouwenkenner, poeh.Ik ben wél lief. Hij ziet het niet. Want niet zoetzemerig lief. Geen suikerrandje aan mijn glas, geen franje aan mijn sjaal. Geen tutte aan mijn bel.Ik ben écht lief. Lief zoals in ‘Lief – de’. Zoals in Diep Houden Van. Zoals in Je Kan Op Me Rekenen. Nu en voor altijd en overal, voor wat dan ook. Roep me en ik kom. Zó is mijn liefzijn.En zo verzacht mijn lief het scherp. Want ja, ik ben ook scherp. Vlijm- soms.Ik ‘like’ geen weggelopen hondjes. En- K I J K . Ook vreselijk vlug ontroerd. Nu. Zit er een halfwassen zomervogel voor het opengeschoven raam luidkeels te roepen. Op wie? Ik weet het niet. Ik ken te weinig des vogels om zijn kreet te duiden. Maar het klinkt erg hard en dringend. ‘Mama, waar ben je?’ Dát roept hij. En dan springen er tranen in mijn ogen. Hoe mooi. Hoe lief. Ik bén een mama. Ik ben ook vrouw. En Hij, Hij ziet het niet. Hij is al weg gegaan.Hoezo, ik denk te veel ?

Goedele Billen
6 0

Pasklare verhalen. Lily was here

Toen ik met de trein naar Antwerpen ging. ‘Duurt het nog lang, mama? Welk verhaal kies je? Ik heb van de kikker en van het huis en … en van de grote groene sabelsprinkhaan en van de trein-‘‘Oh, ik mag kiezen,’ zegt de moeder tegen haar jongen. ‘Zomaar uit jouw hoofd? Dat is mooi. Is het een kikker in een bos? Ik kies de kikker.’‘Ik heb er ook nog eentje van een poes, Laat míj maar kiezen, mama.’ ‘Ik kies de kikker, zeg ik toch!’ De moeder aait haar jongen over zijn hoofd.    ‘Claro que sí,’ zegt het meisje op de trein. ‘De nada Alfredo! Es un malo-‘Haar vriendin heeft walglijk lange wimpers tussen klonters mascara. ‘No me gusta Alfredo.’Mijn Spaans is niet goed genoeg voor haar antwoord, maar het vloekt.ANTWERPEN CENTRAALWaarom houdt Anna niet van Alfredo? Wat zou er mis zijn met hem? Un malo... Staat hij op het perron? Mijn god, die wimpers.De meisjes kijken in het raam en stiften hun lippen. Knalrood.    ‘Sommige meisjes,’ zegt de madame aan de toiletten, ‘wassen hier hun haren. Gelooft ge mij niet? Er zijn zelfs mannen die zich helemáál wassen. Ze staan hier in hun slip voor mijne wasbak.’Ik schud mijn handen onder de blazer en mijn hoofd naar de madame. Een jaarlijks congres voor wc-mevrouwen, dat mankeren we. Betogen voor respect.‘ Vijftig cent, alstublieft. De volgende.’ Ze lispelt een beetje. Ik vind haar sexy.‘Waar gaat het naartoe,’ zegt ze. Ze is platinablond en mollig.    ‘Free hugs,’ roept een kerel op het plein voor het station en spreidt zijn armen. Hij deelt kleurige stroken papier uit. Opgekrulde letters voor een gekend merk. Ik loop met een boog om hem heen. ‘Because we love you,’ roept hij me na.    Er is zon en zomer en een man op de Meir die sax speelt.Er is een bank in de zon.En heel kortbij een gelukkig gevoel. Er zijn tranen. Because we love you. De man met de sax kent maar één lied. Lily was here https://www.youtube.com/watch?t=33&v=XhSx8uKdD5o  

Goedele Billen
21 0

Pasklare verhalen. Moeders verdwijnen niet

‘Dank u, lieveke,’ zegt ze tegen de kassierster in de Spar. ‘Een beetje korter in mijn hals, lieveke,’ bij de kapper. De verpleegster van de thuisverzorging spuit oma in. ‘Hoe laat komt ge morgen, lieveke?’ De kleindochters vinden het formidabel. Oma onthoudt al die namen niet meer, daarom noemt ze iedereen die geen familie van haar is, lieveke. Oma is suikerziek maar verder voelt ze zich prima. Ze heeft een gsm. Alleen voor noodoproepen.Bericht 1: KindBericht 2 : Kind zijt ge daarBericht 3 : Kunt ge dit lezenBericht 4 : Kunt gij voor mij ene kilo (einde bericht)Bericht 5 : . (punt)Bericht 6 : Appels als ge kunt Toen we haar vertelden dat ze ook in één keer een lang bericht kon versturen, klonk het: ‘Maar kind toch, dat blaadje is te klein!’ Computers, laptops en iPads vindt oma het einde. Ze hangt over de schouder van Marianne die facebookt. ‘Duw,’ zegt ze. ‘Duw! Ge hebt gewonnen. Dáár staat het! U bent de duizendste bezoeker, u heeft gewonnen! Zelf ‘wint’ ze ongeveer elke week bij Damart een sacoche of een portefeuille van een beroemde ontwerper. ‘Het staat er op, kijk maar, een echte Piere Cardin!’ Het verschil in schrijfwijze noemt ze een detail. Zij wordt regelmatig door allerlei bedrijven uitgekozen als exclusieve winnares van 100.000 euro of een prachtig echt gouden juweel mét unieke edelsteen. Dat vindt ze helemaal niet onwaarschijnlijk, want ze is een trouwe klant! ‘Zijt ge nu nog niet beroemd?’ vraagt ze aan mij. ‘Met dat geschrijf van u. Ge kunt toch wel eens een Gouden Uil winnen of zo. Wanneer gaat ge nu over mij schrijven?’ Ze heeft een punt. Al in de gang hoor ik haar tv die keihard staat.Wanneer ik binnenkom kijkt ze verstoord op, een donut halfweg haar mond, een tweede binnen handbereik. ‘Ahá, ge komt toch nog,’ luidt haar begroeting. ‘Maar mama, jij antwoordde niet, ik heb zeker zes keer gebeld.’ ‘Dat heb ik gehoord,’ zegt ze. ‘Ik wou wel eens weten of er iemand ongerust zou worden.’ ‘Moeke toch, we waren allemaal in paniek. Ziek van ongerustheid!’‘Weet gij wel dat ik hier dood kon liggen?’ Zap, andere zender. ‘Maar je bent niet dood, hè mama! Nu moet ik wéér iedereen verwittigen.’ ‘Amai, ge hebt precies nog spijt ook? En wees nu stil, Blokken begint. Moeders verdwijnen niet.’

Goedele Billen
3 0

Pasklare verhalen. Moeders zijn geen mensen

Klara van vier vraagt of mijn vriendin, die Eefje heet, ook een mens is. Want als je een verkleinnaam hebt (Kaatje, Marijke, of Eefje), dan kan je toch geen mens zijn? Zichzelf vindt ze ook geen mens. Zij is toch nog een kind? Mensen zijn groot. Ook moeders zijn geen mensen, zij zijn mama!  ‘Als je groter wordt, begrijp je dat, liefje. Kinderen zijn mensen, Eefjes zijn ook mensen, zelfs mama’s zijn mensen.’ Njet!  Blijkt diezelfde avond aan mijn eigen keukentafel. Ouders zijn geen mensen, althans, dat behoren ze niet te zijn. De wetten die voor de rest van het wereldwijde mensdom gelden, zijn niet toepasbaar op ouders. In een krantenartikel wordt vernoemd dat mannen meer one-nightstands zouden hebben dan vrouwen. Verhit gesprek tussen mijn dochters dat zulks onmogelijk is, want voor elke man die een one-night doet, is er toch telkens die vrouw die het ook maar één keer met die man doet. Wanneer ik mij meng in de bijna mathematische discussie valt er meteen een verbouwereerde stilte. Ik ga vol vuur op in mijn betoog, ervan uitgaand dat ik mijn dochters kan overtuigen van het hoe en waarom, tot één van hen vraagt: ‘Mama, je gaat toch niet in alle ernst beweren dat jíj een one-night hebt gehad?’ En de tweede dochter: ‘Of zelfs meer dan één?’ En nog voor ik een antwoord bedenken kan, heeft de oudste al met een theatraal gebaar haar handen op haar oren gelegd en roept: ‘Zwijgen! Ik wil het niet weten! Moeders horen geen one-nightstands te hebben, moeders horen niets te weten over onveilige seks en beffen behoort nu niet en nooit tot de moederwoordenschat. Punt!’ Ik haal diep adem en wil haar van repliek dienen. Als ik de drie benepen gezichten zie, denk ik: So what? Ik vraag: ‘Heuhhh… wat is beffen?’ Laten we het hierbij laten, moeders zijn geen mensen. Wij zijn de maagd Maria.   © Goedele

Goedele Billen
14 0

Pasklare verhalen. Ave

‘Jullie moeten me wat beloven. Wanneer ik dood ben. Ga dan niet met een triest gezicht naast mijn kist staan. Om een akelige tekst voor te lezen over hoe goed ik wel was.’ De dochters kijken geschokt. ‘We kunnen toch niet staan lachen als jij dood bent?’‘Glimlachen kan best. Glimlachen in een begrafenis is cóól. Ik hoop dat je een verhaal vertelt waar iedereen om glimlacht.’ Mijn oudste grijnst. ‘Misschien kunnen we vertellen over die keer dat je met een krulspeld op je hoofd naar je directeur ging?’ ‘Of over hoe je inbrak in een auto die leek op de jouwe.’ De olijke tweeling ligt in een deuk. Ik frons. ‘Het moet wél ontroerend zijn, je moet me niet belachelijk maken als ik dood ben.’ Ik ging vanmorgen naar een begrafenis. Er waren veel oude mensen. Het was lang geleden dat ik dit zag: die halve knielbeweging naast de kerkbank. Echte kerkbanken, geen stoelen. Mooi. Authentiek. Maar na een uur had ik wel… authentieke pijn aan mijn kont. Nog langer geleden was het dat ik zo veel Latijnse gezangen hoorde. Het plaatselijk vrouwenkoor zong zuiver en sterk. Ook mooi, heel mooi. Latijn. Troostend. Misschien omdat je je niet de moeite neemt het te verstaan. Je wéét dat het de bedoeling is te verzachten. Ik voel me gezuiverd en puur na zo’n helder Ave Maria. Meneer pastoor sprak luid en schoon over Fieneke. Misschien met een iets te hoog droge-voeding-kassa-vier–gehalte. Fieneke was tweeëntachtig geworden en ‘omarmde na een rijk en godvruchtig leven de welgekomen dood, omringd door haar kinderen. Ze ging naar pa en Joséeke die haar waren voorgegaan’. Iemand las een treffend schrijfsel voor over Fieneke. Want Fieneke verdiende wel een traan. Dus vertelde haar dochter hoe ma pa had leren kennen. Hoe ze in haar jonge jaren stiekem auto leerde rijden. Hoe ze op haar éénentachtigste met haar wagentje nog steeds de buurt onveilig maakte. Hoe – Ik heb geweend, ja. Ik ween graag op begrafenissen. Het is zo heerlijk als mensen je tranen waard zijn. ‘Jullie gáán toch wel om me huilen als ik dood ben?’ ‘Waarom schrijf je niet alvast zélf de tekst die wij moeten voorlezen, mama? Zo heb je zeker het laatste woord.’

Goedele Billen
14 0

Pasklare verhalen. Safety first

Gezellige avond. Ietsepietsie te veel wijn. Drie glazen rood. Mooie Arabische gedichten, gebracht door een donkerharige schone. O-N- T-roerend. Een traan weggepinkt. Als tegenpool nadien Persoonlijke Lachwekkende Aangrijpende Verhalen. Er is een behoorlijke hoek af. Dan brengt iemand het gedicht van de eeuw. En nog één glas wijn. Ik zag laatst een akster-takster-fakster-fidriakster. Toen zei ik tegen moeder-oeder-foeder-fidrioeder: Kan die akster-takster-fakster-fidriakster ook praten? Nee, zei moeder-oeder-foeder-fidrioeder, Akster-takster-fakster-fidriakster kan niet praten. Toen nam ik een stok, Ok-fok-fidriok, En sloeg daarmee akster-takster-fakster-fidriakster Zó op zijn kop, Met die stok, Ok-fok-fidriok   Zo lachen dat het lekker is. (Ken je dat gedicht van Bert Schierbeek?)Beetje dizzy. Gelukkig passeren we onderweg naar de auto De Afschuwelijke Worstenman. Ik móet gewoon een hotdog. Mét ajuin en ketchup. Ajuin op. Géén ajuin?! Ja maar. Okstok. Oederfoeder. We besluiten het zo te laten. Vreedopaard. Het is in Gaza al erg genoeg zonder dat wij ook nog gaan beginnen. Voor wat onnozele ajuin. Kom. Láát asjeblieft zitten. Fidriok. Een geweldige avond. Naar huis. Nog altijd lekker lacherig. Het is middernacht. Te vroeg voor alcoholcontroles maken we elkaar wijs. Want nu begint het pas. De jeugd is net vertrokken. Misschien dat er hier en daar wat gekke oudjes huiswaarts tuffen, Ze gingen uit eten, en hebben gezellig een fles wijn naar binnen gekieperd om nu de koffer in te duiken en allerlei zondige(?) geneugten (!) te genieten. Hoe heet die stijlfiguur waarbij het ene deel het andere versterkt? Wij zijn er vast van overtuigd dat 00.00 niet de moeite loont om al controle te doen. Dat begint pas ... Blauwe zwaailichten. Lap. Vertraag. Stop. Raampje naar beneden. ‘Heeft u gedronken mevrouw?’ ‘Eén glaasje wijn meneer.’ Onderzoekende blik in de auto. Ok Fok. ‘Rij maar even aan de kant, bij mijn collega,.’Fidriok... Netjes tussen de witte lijnen (goed zo). ‘Alcoholcontrole, politie Sint Truiden. Papieren aub.’ Ik kan nog net het ‘Aussteigen, bitte!’ tegenhouden dat op het puntje van mijn tong ligt. Duik in het handschoenkastje. Cd’s, luisterboeken, kaart van Duitsland, GPS, opvouwbaar pluutje, één rimpelige appel, één sok, een bijna lege deodorant en een UFO, die bij nader inzien een half vergane boterham van drie weken geleden zou kunnen zijn.. . ‘Het moet hier... ergens... ik ben toch zeker...’ Yep, hier is de map. Voorbeeldig in orde, keuringsbewijs, inschrijving, verzekering. Ik glim van trots.‘Eid en rijbewijs had ik ook nog gevraagd, mevrouw.’ Geen spoor van een glimlach.‘Oh, dat is me geweldig ontgaan meneer. Alstublieft.’ ‘Heeft u gedronken, mevrouw?‘Twee glaasjes wijn meneer.’ Ik vind het beter een klein beetje in de richting van de waarheid te evolueren. ‘Rood.’ Dit detail lijkt hem niet bovenmatig te boeien. ‘Al ooit geblazen, mevrouw?’‘Nee meneer, nog nooit.’ Ik probeer een giecheltje. Misschien besluit hij alsnog om zijn goede alcoholtest niet te verspillen aan een dwaze kip? Noppes. De man heeft geen gevoel voor humor. ‘U houdt het apparaat zo vast mevrouw. U plaatst hier de lippen, dan blazen tot het biepje ophoudt. Zou dat lukken?’‘Dat moet lukken, meneer. Moet ik ergens op duwen? Knopje of zo?’‘Alleen blazen, tot het biepje stopt.’‘Uit alle macht blazen of zachtjes?’‘U moet natuurlijk voldoende blazen mevrouw, probeer nu maar.’... ... ... ... ‘U heeft niet genoeg geblazen.’‘U heeft niet hard genoeg geblazen.’‘U moet langer aanhouden, dame’‘Geeft u er nu maar een stevige lel op, MEVROUW, als het niet lukt zijn we verplicht een dokter te laten komen voor een bloedafname.’Persoonlijk vind ik dat je het die kerels niet te gemakkelijk maken moet. Laat ze maar wat werken voor hun geld. Mijn bloed geven voor de goede zaak is dan weer net iets te veel gevraagd, dus de vierde keer blaas ik keurig door. Gebiologeerd kijk ik samen met de agent naar het apparaatje. Er verschijnt een S.Van SSSuper? SSSat? SSStomdronken? SSStevige Madam? So foelth heth nieth. Ik ben nu wél een beetje duizelig. Ik voel me meer dronken dan zo-even. ‘Safe, mevrouw. U mag uw papieren weer opbergen.’ Ik wil juichen, fieren, singen. Discipline, dedication and friendship. Hurray. Even overweeg ik ook een blaasje voor mijn vriendin te vragen. Zij heeft écht nog nooit geblazen. Maar ik besluit het lot niet te tarten. Achteruit rijden uit de witte krijtstrepen is een makkie. Perfect de agent gemist die naar ons staat te zwaaien met zijn lampje. Safe! Yes. Safety first.

Goedele Billen
283 0

Pasklare verhalen. Losse eindjes

Het was een ontoereikend woord: Interessant. Maar het klopte. Hij was haar opgevallen. Niet alleen omdat hij knap was. Hij zag er interessant uit. Daarom. Hij stond midden op de trap van het Centraal Station met zijn rug naar haar gekeerd. Op die rug een donkerblauwe rugzak. Zijn haar viel schouderlang, nonchalant bruin over zijn schouders. Wat haar aandacht trok, waren echter niet deze details - die zag ze pas bij de tweede, meer nauwkeurige monstering - maar de resem elastieken die aan zijn schouderriem hingen. Elastieken in alle kleuren en soorten, wel honderd, meest keukenelastiekjes, van het soort dat zijzelf in haar keukenla bewaarde om er van alles en nog wat mee af te sluiten. Waarom in godsnaam zou iemand met zoveel elastieken aan de buitenkant van zijn knapzak lopen? Alsof hij haar gedachte voelde, keerde hij zich om toen ze hem tot op drie treden genaderd was. Even schoot het door haar hoofd dat hij op háár wachtte, hier, uitgerekend hier op deze trap waar ze vandaag toevallig passeerde. Toen ze om hem heen liep - ze had het niet beseft maar in haar nieuwsgierigheid was ze recht op hem afgestevend, als om zijn merkwaardige, veelkleurige oogst aan een nauwkeurige inspectie te onderwerpen -  kruiste zijn blik de hare en ze glimlachte verrast; hij was ouder dan ze vermoed had. Er zaten rimpels om zijn mondhoeken en in zijn voorhoofd en bij nader inzien was zijn haar niet zomaar bruin; er liepen hier en daar grijzende strengen doorheen. In antwoord op haar glimlach fronste hij. Ze hield haar pas in en stopte met ademen tot ze boven aan de trap was. Soms bracht dat geluk. Ze wierp een spijtige blik achterom. Hij keek haar na, wendde het hoofd af. Toen... teleurgesteld besefte ze dat er geen ‘toen’ zou komen. In de stationshal bleef ze staan en keek zoekend om zich heen. Welke uitgang zou ze nemen?  Nog tijd zat voor ze in de congreszaal moest zijn voor haar lezing. Met opzet was ze vroeger gekomen om op deze zonnige dag nog wat te genieten van Brussel. Nu was ze in dubio; zou ze voor een wandeling in het stadspark kiezen of ging ze terrassen? Mensjes kijken? Ze had haar laptop bij, dus werken aan haar nieuwste boek viel ook te overwegen. Maar daarvoor was het weer te mooi. De laptop buiten was geen goed idee en binnen zitten wou ze niet. Terwijl ze nog stond te dralen, kreeg ze hem opnieuw in het oog; elastiekenman. Hij bestudeerde enkele meters verder het stadsplan. Hij is ook niet van hier, bedacht ze. De bonte verzameling aan zijn rugzak (bovenaan hingen zowaar ook nog touwtjes en allerlei losse eindjes) trok opnieuw haar aandacht en zonder verder nadenken stapte ze op hem af. ‘Mag ik u een idiote vraag stellen?’  Dezelfde frons van zo-even.  ‘Ik vroeg me af waarom u die elastiekjes aan uw rugzak heeft? Het is belachelijk, ik weet het, maar het intrigeert me en nu ik u voor de tweede keer zie, dacht ik: ik vraag het gewoon.’ Hij antwoordt niet, meende ze, en het zijn mijn zaken niet. Bovendien, hij mag dan al ouder zijn dan ik dacht, hij is toch nog minstens vijf jaren jonger dan ik. Misschien denkt hij wel dat ik ‘m wil versieren. (Ik wil hem best versieren als hij versierbaar blijkt te zijn.)  De glimlach die op zijn gezicht doorbrak was zo teder (een ander woord kon ze ook later niet bedenken) dat hij haar hart brak en dat ze hier en nu besloot met deze man een verhouding te beginnen. ‘Omdat ze vaak van pas komen,’ zei hij. Zijn ogen waren blauw en zijn glimlach was echt, dat zag je aan het blauw dat blauwer werd. ‘Dát was het moment,’ zou ze later zeggen. ‘Zijn antwoord was zo simpel, zo overduidelijk, dat ik niet begreep waarom ik er zelf niet opgekomen was.’ Zo hóren liefdesverhalen te beginnen.

Goedele Billen
3 0

Pasklare verhalen (3) Joehoehoe

‘Joehoe. Joehoeoeoe. Knock-knock.’Ik verstijf midden in de beweging waarin ik met ogen op mijn rug probeer in de spiegel de aantrekkelijkheid van mijn kont in het blauwe bolletjeskleed in te schatten. Is dat voor mij bedoeld? ‘Joehoehoe, wil je ’s effe kijken?’ De bleke hand die één helft van het gordijntje beetpakt komt me niet bekend voor... De stem – Ik gluur doorheen de opening. Wie?‘Haloohoo – ik zag jou met hetzehelfde jurkje en ik dahacht: laat ik even checken of zij het koohoopt. Oohhh, het stáát je beeheelderig, ehecht.’ Perplex staar ik naar de smalle bidsprinkhaan die paradeert in – inderdaad dezelfde – bolletjes als ikzelf. Alleen, zeven ( vijftien?) maten kleiner. ‘Je kent me toch? Oooh, neehee, herken je me niet?’Ze komt me vaag bekend voor, die ronde bolle ogen, de blik die me niet loslaat... Maar ik heb haar zeer zeker nog nooit horen praten, die neiging om overal ademloze h’s tussen te gooien, zou me bijgebleven zijn. Ik trek weinig toeschietelijk mijn wenkbrauwen op. Passen is bij mij nu eenmaal een intiem gebeuren. ‘Ik werk in de bib, weet je wehel? Tweede verdieping, leeszaal? Wat vind je, iets voor mij, dit? Is het maatje goed? Ze beginnen maar vanaf 34.’‘Ja, euh, het past wel.’ Ik moet mijn gordijn wel openen. Verder sta ik met mijn mond vol tanden. Wat wil ze dat ik zeg? ‘Ohoohh, kijhijk toch eens’, ze springt naast me voor de spiegel, steekt haar arm door de mijne en trekt me mee uit het pashok. ‘We zijn net zusjes. Gewèèheldig. Kíjk nu toch!’ Ik kan in de grond kruipen. Iedereen staart naar mijn bolletjesderriere maat‘je’ 42. ‘Wacht! Nu de gele. Wat toe-va-llig dat ik naast je zit. Zo ongelohofelijk tof hier iemand te treffen die me advies wil geven. Echt tof.’ Ze duwt me weer naar binnen en danst haar paskamer in, ondertussen aan één stuk door ratelend. Zelf slaag ik er net op tijd in mijn eigen short en T-shirt terug aan te trekken voor ze weer ‘Knock-knock, joehoehoe’ haar kop door de opening steekt. ‘Wat vind je van deze? Dat geel? Misschien niet zo mooi voor mij? En hij trekt een beetje, hier...’ Een guitig lachje (wij dikkerdjes onder elkaar). Ze ziet ‘mijn’ bolletjesjurk aan het haakje hangen. ‘Ga je hem kopen? Je gaat hem kopen! Ik wist het. We móeten afspreken wanneer je hem naar de bib aantrekt, dan kan ik ook... Net zusjes! Super. Wacht, ik ga nog alleen de rode proberen. Je hebt gelijk, geel staat me niet. Maakt ons dik, hè.’ Weer terug haar kot in. ‘Rood is best mooi, maar als ik nu ook de blauwe neem, olalala, dat zal zo grappig zijn. Alleen toch nog even proberen, maar ik weet het al, als jij - de blauwe - ' Hier valt haar stem weg, ze zit met haar hoofd in de jurk. Ik sluip vlug, zo geruisloos mogelijk, naar de uitgang. De bolletjes laat ik hangen. Als ik over mijn schouder kijk zie ik een hoogbejaarde dame mijn gordijntje dichtschuiven. Terwijl ik opgelucht naar buiten loop, hoor ik opnieuw: ‘Joehoe? Joehoehoe...’ https://www.youtube.com/watch?v=OsLevxGguGs

Goedele Billen
7 0

Pasklare verhalen (2) Grrrpig

Ik probeer het leuke topje over mijn boezem naar beneden te trekken. Strop. Het zit vast. Heeft het met mijn weelderige vormen te maken of met de overdreven hitte waardoor niets soepel schuift? Terwijl ik aarzel tussen verder naar beneden forceren of terug over mijn hoofd, luister ik noodgedwongen mee.Zij: ‘Hoe vind je dit? Hij: ‘Uhuh. Heb je dat nodig?'Zij: 'Niet zagen, hè.'Hij: 'Kijk ‘s, Petie, hoe mama al de spaarcentjes uitgeeft. Niet huilen schatje, het duurt vast niet meer lang.’Zij: 'Geef dat kind zijn tutje en hou op met zeuren. Jij zou per se meegaan.’ Hij: 'Da’s toch makkelijker voor jou. En dan kunnen wij gelijk in ’t oog houden, hè Peetje, dat mammie niet álle zuurverdiende centjes opmaakt.'Zij: ‘Koen! Voor die ene keer dat je dit doet, hoef je het niet te verpesten.Hij: 'Het was maar een grapje, schat. Een grrrpje. Arme Petie, grappig hé, hoe je moeder al ons geld opdoet.' Zij: 'Ach man, 15 €. Deze is mooier dan de groene, toch? Wat denk je?'Hij: 'Juist een bomma. Zie je dat, Petie, mama lijkt op oma-' De ruk waarmee ik mijn gordijntje openroffel doet hem achteruitspringen. ‘Die vent zou ik dumpen.’ De prachtige, blonde, jonge vrouw staart me verbouwereerd aan vanuit de tegenoverliggende spiegel. Ik knik. ‘Gewoon doen.’ Ik wijs naar de buggy. ‘Dit schattig kereltje zou ik meenemen; hij lijkt op jou. Maar híj. Die daar, die euh, grapjas’ Geringschattende blik naar de puisterige, lange slungel bij de buggy, kogelrond hoofd, geen nek, een belachelijk kleine neus en een wrokkige mond. ‘Híj kan onmogelijk de vader zijn. Pak dat kind, koop die jurk en smeer ‘m.’   Dit schoot in de nano-seconde door mijn hoofd toen ik boos om het niet passend topje langs het paar heen stormde. Vernietigend kijken kan ik goed.

Goedele Billen
30 0

Pasklare verhalen. Flauberts papegaai

           Ik hou van stations. Treinen. Sporen. Vandaag zit er een jonge man tegenover me op de trein Halle-Brussel. Hij leest een boek. Zwart haar, stoppelbaard, jeans, wit hemd dat prachtig afsteekt tegen zijn donkere huid, gekleed jasje. Hij leest ‘Flauberts papegaai’. In het Engels.  Ik moet naar het toilet. 'Meneer, kunt u even opletten...' Ik wijs naar mijn jas en rugzak, en knik in de richting van het toilet. 'Bien sur, madame...' Terwijl ik doe wat moet gebeuren, hoor ik hoe de trein vaart mindert en besef ik: als die meertalige knapperd nu van de trein stapt met mijn rugzak, heb ik het nakijken...  -Of ik daar dan niet aan gedacht had?- Zeker wel. Maar dit is mijn persoonlijke test van de mensheid. De meeste mensen zijn goed. Dat is mijn stelling. Of ze nu Noord- Afrikaans of Duits of ... Berbers zijn. En iemand die Jules Barnes leest, moet per definitie oké zijn. Ik weiger mee te doen aan het veralgemenend negativisme over de jeugd van tegenwoordig, over vandaag de dag, niemand heeft nog respect en ga zo maar door. Ik doe niet mee. Klopt mijn stelling? Dat test ik. Regelmatig.  Zo koop ik kersen onderweg als ik ga fietsen, en laat die in mijn fietsmand liggen terwijl ik in de supermarkt ben. Tot nu toe liggen ze er steeds nog wanneer ik uit de winkel kom. Ik laat ook mijn handtas in het vakje van mijn winkelkar staan en ga een paar meters verder een pot choco nemen.  Maar ik beperk het risico. Mijn portemonnee zit in mijn zak. Ik heb lage schoenen aan waarmee ik hard kan rennen achter een mogelijke tassendief, en de kersen zijn niet onmisbaar.  Vandaag op de trein lijkt Barnes mij voldoende garantie te bieden. Bovendien heb ik geen baar geld bij, zit mijn smartphone in mijn broekzak, en mijn bankpasje-  Shiiiiit. Dat bankpasje steekt in het zijvak van mijn rugzak. De blauwe rugzak waarmee de jongeman nu vermoedelijk van de trein stapt. Want de trein is gestopt. En ik zit nog steeds op het toilet. Dat soort zaken blijkt net iets moeilijker te berekenen.  Enkele minuten later rep ik me terug naar mijn plaats. Hij kijkt niet eens op als ik me met een zucht laat vallen. Hij is nog steeds in zijn boek verdiept. Hèhè. Twee haltes verder moet ik eruit. In het halletje wacht ik, mijn vinger boven de groene knop. 'Madame, madame!' Bedoelt hij mij? 'C'est a vous?' In zijn uitgestoken hand mijn smartphone. 'Euh, hoe...'  'Ik denk et ies uit u zak kevallen op de bank, denk ik. Et ies uwe?'  Ik check. Ja, de mijne. 'Ohh, heel, héél erg bedankt.'  Galant duwt hij op de groene knop, waarop de deur openspringt. 'De rien'.  De meeste mensen zijn buitengewoon goed. Halleluja. En ik ben een stomkop.  Ik had hem moeten kussen.

Goedele Billen
0 3
Tip

Pasklare verhalen. Paasstrijd

 Zo tegen Pasen. Tijd om te snoeien. Voor mijn deur staat manshoog het pampasgras (papas-gras zei vroeger mijn dochter). Halfweg  de dikke struik kijkt nu een gebiologeerd oogje mij aan. Doodstil zit de bruine eend middenin de rietachtige stengels. Ik kan alleen maar vermoeden hoe hard dat moederhartje klopt. Zien doe ik het niet. Eenden-ogen knipperen niet, verpinken niet. Haar pluimen gaan niet uit de bol. Niet recht omhoog. Alleen stilte en onbeweeglijke roerloosheid. Hetgeen tweemaal hetzelfde is, maar dat mag. Want het is. Haar oog staart mij blijvend aan. Het zegt: ík blijf zitten. Zij blijft zitten. Ik haal een bakje water. Wat eten eenden? Als een idioot leg ik er een snee geweekt brood bij. En dan laat ik haar. Respect. Wat doet dat beest hier, voor mijn deur? Ver uit de buurt van Water of Vijver? Is ze in de war door het Pampasgras? Dacht ze hier een veilige broedplaats te vinden? Maar veilig is ze. Daar zorg ik voor. Als ik enkele uren later nog een keer ga kijken, is ze opgestaan. Er liggen twee mooie eieren. Maar ze is gauw weer terug. Om de zoveel tijd breng ik een bezoekje. Zonder woorden even mijn hoofd in de Pampas steken.  Misschien kan ik haar aan me wennen. Telkens zit ze er. Op Paasdag breng ik mijn eigen kindje naar de luchthaven. Blond eendje. Piepkuiken. Ik hou me kloek. Of hoe moeders altijd kloek blijven. ‘Je mag maar mee tot aan de gate, mama.’ Kus geven, kruisje op het voorhoofd. ‘ Maak plezier  en wees voorzichtig.’  Uitzwaaien. Zo ver waar dit uitgegroeid kuiken heen gaat. Tien uur vliegen naar India. Ik strompel naar de Starbucks voor koffie en laat mijn tranen vrijelijk stromen. (Waarschijnlijk is ‘stromen’ voldoende, maar mijn dramagehalte behoeft ‘vrijelijk’. Less is niet altijd more. Soms is more more. Soms mag het erover zijn.) Langzaam herstel ik. Luchthavens en stations:  heerlijk. Wie zijn al die mensen? Wat zeggen ze in al die vreemde talen? Waarom huilen ze? Waarom lachen ze? Zoveel mensen om ergens heen te gaan. Terroristen, zelfmoordenaars, verkrachters, vaders, moeders, kinderen. Kom veilig terug, mijn kind.   Weer thuis, wil ik me met dat andere eendje troosten. Het lege nest gaapt me aan, gebroken eierschalen  wijzen op een blijde gebeurtenis. De vogel is gevlogen. De kuikens ook. © Goedele

Goedele Billen
38 2

Opleiding

Vierjarige opleiding Literaire creatie, olv Kaat Vrancken, Academie Genk
Schrijfonderhoud olv Barbara Van Den Eynde
Auteursatelier (2 jaar)
Schrijversacademie (2016- )

Publicaties

Columns, Het leven zoals het is, bijlage Belang van Limburg (2011-2012)
'Auti-Andy', in 'Naaktlopen met je hersenen (Turingwedstrijd) (2012)
'Vandaag draag ik mijn groenste hoed' (eigen beheer), Poëzie (2013)
'Daniëlle', een verhaal in VertelGenkVertel, (red Stefan Brijs, 2013)
Ella kan achtersteboven, Sociale verhalen voor kleuters met autisme
(non-fictie, Acco, 2015)
Gierik http://www.gierik-nvt.be/wp-content/uploads/2016/01/Billen-129_63.pdf
Gierik http://www.gierik-nvt.be/wp-content/uploads/2016/04/128_71.pdf
Het gezeefde gedicht (nov. 2016)
BLOG https://111verhalen.wordpress.com/

Prijzen

twee keer tip van de maand ;-) op Azerty