Alles komt altijd goed

22 sep 2021 · 5 keer gelezen · 0 keer geliket

Be careful what you wish for. Nochtans ben ik niet het type persoon dat zulke clichés apprecieert. Ik sla de bladzijde van de krant om. Mijn man, daarentegen, houdt wel van bijzondere woordspelingen. Het liefst op van die lelijke, blauwe tegeltjes. Daar zullen de zeven extra lentes voor iets tussen zitten.

    ‘Nog koffie, schat?’ onderbreekt Paul mijn gedachten.

Ik schuif mijn kop richting de koffiekan. Ik kan de subtiele trilling waarmee hij de tassen nog eens volgiet niet negeren.

      ‘Dankjewel, lieverd,’ zeg ik. ‘De koffie smaakt heerlijk.’

Als je ons op dit moment zou zien zitten – de beverige handen van mijn man en de niet afgewerkte keuken buiten beschouwing gelaten – zou je denken dat we het perfecte koppel zijn. Schijn bedriegt. Nog eentje voor op een tegel. De laatste weken lijkt er geen einde te komen aan ons gekibbel. Over geld voornamelijk. Daar brengen de vijf minuten van gisterenavond ongetwijfeld verandering in.

 

We staan op het punt om samen te vertrekken. Een onmogelijke karwij. Zo eentje waarvan je op voorhand weet dat het een verloren zaak is. Ik heb me wel eens afgevraagd of dat genetisch bepaald is, te laat komen. Hoewel ik daar vroeger – voordat ik Paul leerde kennen – geen last van had. Besmettelijk dus.

      ‘Weet je waar mijn autosleutels zijn?’ roept hij.

Mijn zucht vormt een rookwolk. Ik antwoord al lang niet meer. Ik trek mijn capuchon wat strakker en loop naar de wagen. Je voelt je lekkerder in een Peugeot. De anders zo grappige sticker op de achterruit zorgt nu voor een wrange smaak in mijn mond. Ik trek aan de deurklink van de passagierskant in de hoop dat de verlossende tsjoeptsjoep van de sleutel met afstandsbediening het portier opent, maar bij zo’n oude Peugeot 205 is dat ijdele hoop.

      ‘Nog even de post uithalen.’

Een tweede zucht spreidt een rookpluim de ijskoude lucht in. Geen vredesgebaar. Paul opent de witte autodeuren in stilte. Stilte is niet zijn moedertaal. Hij laat de motor ronken en vertrekt. De banden gieren. Duidelijk niet genoeg lawaai, want hij steekt van wal.

      ‘Jozefien, hoe gaan we dit in Godsnaam betaald krijgen?’

Er belandt een stapeltje op mijn schoot. Bij het zien van de enveloppes met venster breekt het zweet me uit. Alsof ze je met dat gevoel van doorzichtigheid willen waarschuwen voor wat komen gaat.

      ‘Al die facturen!’ tiert Paul.

      ‘Kunnen we het daar later over hebben?’ bedaar ik hem. ‘Ik bereid me liever voor op onze belangrijke afspraak vanavond.’

      ‘Jo!’

Zo noemt hij me alleen als het menens is.

      ‘Hoe kun je daar zelfs nog aan denken? We krijgen de facturen van ons huis niet eens betaald. Laat staan dat we…’

Hij staakt het vuren. De tranen staan in mijn ogen. Als er iets is waar mijn man niet tegen kan, zijn het tranen. Om het met een tegeltje te zeggen. In een huwelijk mag men kijven, maar de liefde moet blijven.

      ‘Jo,’ zegt hij iets zachter. ‘We zullen het er toch een keer over moeten hebben.’

Ik zwijg. Paul zet de radio op. ‘Don’t stop believing,’ schalt door de boxen. Zonder aarzelen, zap ik. Ik geloof al lang niet meer. Mijn geloof is meermaals op de proef gesteld. De eerste keer zo’n 30 jaar geleden. Toen ik erachter kwam dat Sinterklaas niet echt bestond. De laatste keer, toen we na drie jaar oefenen – zo noemen ze dat dan – de diagnose kregen dat we geen kinderen zouden kunnen krijgen. Op een avond schotelde ik Paul adoptie voor. Het moet tussen het voor- en hoofdgerecht geweest zijn. Hij was zo lief geweest om een verrassingsetentje te bereiden. Om mijn zinnen te verzetten. Ik denk dat ik op dat eigenste moment zijn zin verzette. Maar, hij had ingestemd en dus rijden we nu naar het adoptiebureau.

Ik werp een steelse blik op Paul langs mij. Het is intussen donker, maar de straatverlichting toont met regelmatige flikkering zijn strakke gelaat.

      ‘Paul, ik begrijp… een kind adopteren is niet niks. De stapels rekeningen maken het er niet gemakkelijker op. Maar dit is wat ik wil. Wat wij graag willen,’ vul ik aan.

Dit keer is het zijn beurt om te zwijgen.

      ‘Als we nou een keer de Lotto zouden winnen, dan…’

      ‘Daarvoor moet je natuurlijk eerst meespelen,’ forceert hij een glimlachje.

Op dat moment schokt de auto. We vliegen een meter de lucht in. Zo voelt het althans. De auto tolt naar de zijkant van de weg.

      ‘Wat was dat?’ breng ik verschrikt uit.

      ‘Owee, als dat een wild dier is. Mijn oldtimer!’ jammert Paul.

Hij stapt uit en ik verwacht me aan een tirade. In plaats daarvan blijft het oorverdovend stil. Tot plots een angstig gesis.

      ‘Jozefien, kom snel, het is een fietser.’

Mijn hart staat even stil. Zo’n moment waarop je lichaam twijfelt of het moet verstijven of vluchten. Ik schiet in actie en stap de auto uit. Paul zit geknield langs het bewegingsloze lichaam.

      ‘Oh, God, is hij… wat moeten we doen?’ stamel ik.

Voor deze benarde situatie bestaat ongetwijfeld een gepast tegeltje, maar ik kom er nu niet op. Mijn gedachten schieten alle kanten op.

      ‘Bel de ambulance,’ sist hij weer.

Ik besef dat ik in al mijn haast mijn handtas vergeten ben. Mijn oog valt op de fiets met fietstas. Ik loop ernaar toe in de hoop dat ik een gsm zal vinden.

      ‘Paul,’ fluister ik. ‘Kom eens. Je gelooft je ogen niet.’

      ‘Bel die ambulance nu, Jo,’ kaatst hij terug. ‘Hij ziet er echt niet goed uit.

      ‘Paul, hier komen, nu!’ zeg ik fel.

Hij maakt zich los van het lichaam.

      ‘Wat heb je daar?’ stokt zijn adem. ‘Dit is… snel… pak die tas… de auto in!’

Zonder aarzelen, doe ik wat hij zegt en we vervolgen onze weg.

 

Ik slurp van de koffie en vouw de krant dicht. Op de voorpagina lees ik de vetgedrukte kop opnieuw: Dader plofkraak dood teruggevonden. Van buit ontbreekt elk spoor. Ik knipper met mijn ogen en kijk richting Paul. Sometimes they come true.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

22 sep 2021 · 5 keer gelezen · 0 keer geliket