Ik ben niet die zeug, je schat,
de iris van je ogen.
Ik ben niet nodig voor die eikels
en de oesterzwam in je mond.
Ik ben het schrille in je
schreeuw, ik ben een opgedroogde
modder, de krul uit je staart.
Nee, ik zal je niet wakker maken.
Ik zal mezelf zoeken in oude schillen
of tussen de regels van knorrige sprookjes.
Ik zal slijten in je droom.