als de zee uit mij zal drijven
dan kan je een krater zien
ik woon in voor velen
een lelijk kasteel dat met algen begroeid is
soms komt een meisje voorbij
met een zeilboot
ik kijk dan uit
maar meisjes houden niet van kuilen
soms pers ik mijn longen vol
om de lucht te zien
als ik zwaai hollen de golven aan het strand
ik ben een lief monster
omarm me met de zee en haar armen
mijn vuurspuwen zal een troost zijn
de sporen zullen gewist