ik schrijf met mijn voeten
schraap met mijn tenen tussen de groeven van de straat
mijn onderbenen spartelen
aan mijn knieën klontert het beton
tot mijn enkels in de mortel
iedere figuur die ik voortbracht was vrij
toen werd het een versteende afdruk van mijn kindertijd
alsof je gisteren nog de postbode betrapte
masturberen in de struiken
je herinnerde je nog helder
de figuren uit je kindertijd
er was het plakbord
MEDE MOGELIJK GEMAAKT DOOR HAAT EN AFGUNST
VLIEGEN WIE VLIEGEN KAN
JE HEBT MIJN PASPOP ONTHOOFD
IK HANG IN DE LIANEN VAN DIT APENLAND
DE POSTBODE MASTURBEERDE IN DE STRUIKEN
WIE HEEFT OOIT DE LEESTEKENS HET ZWIJGEN OPGELEGD?
er was een poëet
de optimist klopte, eens zijn glas halfleeg, aan bij de pessimist
fluit op een fles!
Inleiding tot Ruben “Lodewijk de Oneindige” Van de Woestyne
Variaties op Universiteit
Universiteit-stamkroeg
stamkroeg-stamkroeg-Universiteit
stamkroeg-stamkroeg-stamkroeg
onderwijsactiviteit-stamkroeg-stamkroeg
ouderlijk huis-stamkroeg-stamkroeg
stamkroeg-stamkroeg-Universiteit
Variaties op onderwijsactiviteit
Geen onderwijsactiviteit
Variaties op ouderlijk huis
Grootouderlijk huis
hij verzamelde zijn werk tot hij de moed vond een uitgever aan te spreken
een oordeel van een beoordelaar oordeelt over de uitvoering van alle onderdelen van de vaardigheid gegeven door de beschrijving van de vaardigheid door ze af te meten aan haar oordeel
Ruben Van de Woestyne (1993) uit Waregem begint met dichten op de leeftijd van 12 als een ultieme poging om macht uit te oefenen op de taal die hij zo liefheeft
Al snel komt hij tot de vaststelling dat dichten zelf een even twijfelachtige bezigheid is
In het zoeken van bevestiging klimt hij na een tijd het podium op, een neiging die zich al snel ontwikkelt tot een nood
in een spiegelhuis dichtte hij zijn ode aan de meetkunde
er was de nachtelijke wereld
universum,
zoals alles weegt en alles valt …
dansen is als meerijden op de achterbank
voorovervallen met een gordel aan
ik dans in de mortel
mijn armen wapperen als een drenkeling op een stuurloze vloertegel
het lijkt wel of iedere feestvierder een hoofdtelefoon draagt
melodie vlecht een touw om de essentie van mijn lied
daar werpt een muze mij een laatste reddingsboei
een ongestemde piano drijft verder over zee
harmonie heeft een ontologische functie, een wiskundige en een epistemologische
speel nog eens van bij het begin de kindse onschuld op je speelgoedinstrument
einde weekeinde-poëzie
“de dag is de thema-avond van de nacht”
citaat van een monotone monoloog
“open aanhalingstekens op maandag …
sluit aanhalingstekens op zondag.”
volwassen-zijn eindigt wanneer het begint
niet in de selectie opgenomen:
voetbalpoëzie
er was de vergeten wielrenner
op een onbepaalde dag na datum was ik nog steeds in de wedstrijd
idolen zijn talenten,
gevallen en ooit uit de ziekenwagen op te staan
liggen ze nog steeds in het dal van hun laatste beklimming
elegantie is de schoonheid van hoogmoed
er was de wielervrouw
dappere jongen
ik heb genoeg van ruiken aan je overjas omdat je er niet meer bent
“slaapzacht”
tot aan het ontbijt wanneer we opnieuw mensen zijn
je gelooft in de dood en God is een idioot
er was de leegte in je bed
dans in luchtledigheid
universum,
naakt en wit
leeg maar niet oneindig
niet eindig evenmin
ik dek je in mijn overjas,
dan ben je niet zo blind
er was de gedachte aan haar
je bent mij zonder de wereld
ik zag je naam op de afwezigheidslijst
slaap tegen de ochtend aan in dagen die tijd ontgaan
ik houd van beloften
van mensen die onophoudelijk afscheid nemen omdat ze willen dat je blijft
er was de zoveelste metafoor om een schrijffout te verbloemen en je mag je zusje niet plagen want zij is te jong om te beginnen “mag ik nog een snoepje?” “maak je niet dik!” omdat wij van je houden, en je papa ook …
liegen is zwartrijden op de trein
als je wordt betrapt betaal je voor iedereen die ooit gelogen heeft
de conducteur kwam echter nooit
ik lijd aan feminisme
liefde is als een hoofdtelefoon
het doet pas echt goed als het wat pijn doet
emancipatie hangt los om mijn heupen
je legt je lip te slapen in de vouwen van je tanden
kleed me in je avondzoen
er was een eenzaam man
een eenzaam man heeft niets aan poëzie
maar denk je dat poëzie iets kan met een eenzaam man?
men wordt volwassen als men je ontwijkt,
niet meer aankijkt
en er waren de leestekens
wie heeft ooit de leestekens het zwijgen opgelegd?
“Dag.” (een open inleiding tot opening van een inleiding tot inleidende opening)*
“Hoe gaat het?” (een opening van de inleiding tot een inleidende opening van)
“Goed, en met jou?” (een inleiding tot de inleidende opening van)
Zwijgen
Ik laat mijn onachtzaamheid achteloos vallen.
*Mensen vinden het soms noodzakelijk om bij het openen van een gesprek nog eens expliciet te vermelden dat het het openen van een gesprek betreft, dus om het gesprek te openen, een opmerking over het openen van een gesprek, zoals de opmerking dat mensen het soms noodzakelijk vinden om bij het openen van een gesprek nog eens expliciet te vermelden dat het het openen van een gesprek betreft