0. Het is zomer. De zon is nog niet onder, maar heeft die heerlijke avondgloed. Ik ben in het centrum van de stad. Terrassen zitten bomvol en mensen zitten in groepjes, duidelijk blij met de warmte van de zon en met hun kleurrijke drankjes. Iedereen lacht, heeft plezier, geniet. Hoe doen ze dat? Ik zie het, maar voel het niet. Ik wil zo graag in dit plaatje stappen en meegenieten. Maar het lijkt alsof het enkel achter een scherm gebeurt. Ik bekijk het, maar kan er niet bij. Niet echt.
Dit is een herinnering van lang geleden. Van voor alles op een rollercoaster begon te lijken. En toch weet ik het nog goed. Ik passeerde de terrassen, fietste richting thuis. En ik zag de mensen, hoorde het gelach en gekeuvel, maar het was een andere wereld. Ik snakte naar geluk, besefte ik. Naar dat gevoel van die mensen op die terrasjes. Ik moest gelukkig zijn, ik zou gelukkig zijn, ik moest alleen nog het geheim ontdekken.
Die mensen wisten iets wat ik nog niet wist.
1. Als kind wilde ik de Jongste-Schrijfster-Ooit worden. Ik schreef graag, moest daar ook meteen iets groots van maken. Iets heel groots. Te groots, zeker voor een klein meisje. Niets doen wat niet van betekenis is. Ik dacht altijd dat ik bestemd was voor grootste dingen. Dat elke dag onvergetelijk moest zijn. Alles moest een reden hebben en alles leek zo belangrijk. Ik ging naar de tekenles, wilde uitblinken op school en deed turnen, dans, judo of een van de vele andere sporten die ik heb uitgeprobeerd. Geen prioriteiten, overal honderd procent voor gaan.
En ik leefde via deze gedachten. Altijd en overal. Ik twijfelde en piekerde. En stelde mijzelf daarin teleur. Overdenken. Altijd en overal. Alles. Ook dingen die er niet toe doen. Het kopen van een jurk, het koekje dat ik in mijn mond stop. Zelfs het plaatsen van een vaas of het nemen van een foto.
Maar ik ben intussen 27 en heb nog geen “echte” tekst uitgebracht. Niet alleen omdat het een onrealistische kinderdroom was. Ik leek ook nooit het perfecte begin, midden of einde te vinden en wilde niemands tijd verdoen door onbelangrijke dingen te schrijven. Wat als mensen mijn verhaal niet begrepen? Het zijn onze grootste dromen die het engste zijn en naar de achtergrond van het leven verdwijnen.
Alsof doen, tot je het echt bent. Ik had het ergens gelezen en het klonk logisch. Van je best doen om te lachen zou je je echt gelukkiger voelen. Ik probeerde het uit en deed hetzelfde op gebied van kleding, opleiding, werk, mijn thuis. Ik studeerde al huilend omdat ik zo moe was en niet meer kon, maar niet durfde stoppen. Ik behaalde goede punten, voor kunstgeschiedenis ooit 98 procent. Bijna perfect. Ik werd nadien leerkracht. Steeds in orde met administratie? Kinderen content? Allemaal mee? Goed zo, bijna perfect. Ik kocht een appartement en het zou alles worden waar ik ooit van had gedroomd. Gezellig, uitnodigend, netjes en proper. Altijd. Bijna perfect.
En dan houden zo. Alles zoals het moet zijn. Dan zou ik gelukkig zijn. Als ik succesvol was, omgeven door mensen, er goed uit zou zien. Ik deed al langer alsof. Niets hieraan was nieuw en het leek een tweede natuur. Zo ging ik bijvoorbeeld een jaar of 2 geleden naar een verjaardagsfeestje van een goede vriendin. Ik ging er naartoe met de intentie dat licht, die vrijheid die de mensen op die terrasjes uitstraalden, ook te tonen. Te zijn. Het leek mij het ultieme. Licht zijn, vrolijkheid uitstralen en mij geliefd voelen. Zorgeloos. Ik had mijn haar gedaan en make-up op. Ik had een outfit gekozen waarin ik er goed uitzag. Ik probeerde met iedereen een praatje te maken. Ik lachte, probeerde recht te zitten, open houding. Gespreksonderwerpen zoeken, glimlachen.
Hoe meer ik ben beginnen forceren, hoe meer stress ik kreeg. Hoe meer stress ik kreeg, hoe meer ik het gevoel van controle begon te verlangen. Vicieus. Ik wilde mij zo graag zorgeloos voelen, dat ik alles begon uit te meten.
Ik kon, dacht ik, pas gerust en ontspannen zijn als mijn lijstjes afgewerkt waren. De lijstjes die zich onzichtbaar opdrongen in mijn hoofd. Van hoe ik moest zijn. En de lijstjes die zich zichtbaar op papier toonden. Als ik die ideale outfit had samengesteld, mijn studies had afgemaakt, gekuist had, gekookt had, een feestje had gegeven. Als die volle wasmand niet meer in mijn achterhoofd zat, samen met mijn belastingen die ik nog moest nakijken en de afspraak bij de dokter die ik moest maken. Ik wilde echt nog eens schrijven want dat was lang geleden. Best moest ik ook eerst nog sporten, want ook dat lag al een tijdje stil. En mijn haar was zo droog. Misschien maar eens een haarmaskertje kopen. Ja, ik zou gerust zijn en ontspannen en misschien zelfs zelfzeker als dit alles achter de rug was. En dan zou ik op een terrasje gaan zitten en genieten en lachen. Zorgeloos.
Maar die wasmanden vulden zich weer en na een keertje sporten ben je niet fit. Na jarenlang van die lijstjes te maken, had ik nog steeds niet begrepen dat je nooit alles afgevinkt krijgt.
Uiteindelijk heb ik dat feestje al na een uurtje verlaten. Huilend, ongelukkig. Omdat ik niet sociaal genoeg was. Niet zoals ik wou. Omdat ik er niet goed genoeg uitzag. Niet zoals ik wou. Omdat ik niet leuk genoeg overkwam. Niet zoals ik wou. Omdat ik niet licht genoeg was. Niet vrolijk genoeg. Niet genoeg. Niet zoals ik wou. Ik was de weg kwijtgeraakt tussen wat ik echt wou en wat ik dacht dat ik wou. Wat anderen belangrijk vonden. Wat ik dacht dat moest gebeuren om geliefd te zijn.
Mijn kinderdroom kwam er niet van. Door angst om te falen ben ik mij beginnen gooien op veel andere dingen. Ik nam de tijd niet om te doen wat ik graag deed. Want wat als het niet goed genoeg was? Maar ik probeer het eens anders aan te pakken. En dus denk ik niet meer na over het perfecte begin, het perfecte einde of het verhaal dat iedereen kan bekoren. Ik begin. Al is het maar om uit te leggen waarom ik niet de Jongste-Schrijfster-Ooit ben geworden.
2. Het was zondagmiddag, ongeveer half een, een paar weken na dat feestje. Ik lag in mijn bed en staarde naar het schuine dak boven mij. Al vijf uur lang. Ik kon niet meer. Ik kon niet denken, niet rechtstaan. Wat was dit? Dit was ik niet. Ik wist altijd wat te doen. De volgende stap, het volgende punt op mijn agenda. En ik lag nooit tot de middag in mijn bed, ook niet op zondag. Tijdverspilling. In het weekend was er altijd zoveel te doen, eindelijk was daar tijd. Grondig kuisen, afspreken met vrienden, wat tekenen of schrijven. Ook had ik het plan om elke zondag een cake of koekjes te bakken en voorbereidingen te doen voor wat ik in de week zou eten. Efficiënt, zodat alles van een leien dakje zou lopen. Dat was eigenlijk alles wat ik echt wilde: dat mijn leven liep.
En dus was ik boos op mijzelf omdat ik niet uit mijn bed geraakte, want zo zou ik nooit aan dat punt geraken waar alles op zijn plek zou vallen. Alsof het een puzzel was, wilde ik dat alles wat ik deed, dacht en meemaakte voor een reden was. Maar al jaren probeerde ik enige reden, logica uit het leven te halen, aan de hand van lijstjes, schema’s en planningen. En in plaats van overzicht en inzicht te krijgen, geraakte ik meer en meer verward. En dus lag ik daar en kon ik niet bewegen. Ik kon niet denken. Ik ademde en staarde. Ademde en staarde.
En ik dacht aan een beeld dat mij al jaren achtervolgde. Dat beeld van die zomeravond, het beeld van de terrasjes. Dat gevoel dat ik zag, overal om mij heen, maar niet in mijzelf kon oproepen. Ik wilde weer wakker kunnen worden en benieuwd zijn naar wat de dag bracht. Ik wilde weer in slaap kunnen vallen, ontspannen en dankbaar voor de dingen die op mijn pad waren gekomen.
Maar… Er is een maar. Gelukkig is er een maar. Hoe langer ik daar lag, te ademen en staren, hoe helderder mijn hoofd werd: Wat was er echt belangrijk die dag? Ik had tijd verloren met daar te liggen, maar had nog een halve dag. Wat was echt belangrijk? Eten. Ik moest eten en iets drinken en eigenlijk ook dringend naar de wc. Dat deed ik eerst. Die avond had ik afgesproken met vriendinnen om pizza te gaan eten. Eigenlijk had ik daar wel zin in, dat mocht ik zeker niet missen. En dus keek ik voor het eerst in mijn leven naar wat echt van belang was: eten, drinken, vrienden (en een douche!). En ik had nooit gedacht dat enkel ademen, niets doen, eindelijk niets doen, mij verder zou brengen dan mijn lijstjes.
Ik ben die maandag weer gewoon gaan werken, maar het weekend erop had ik zo goed als hetzelfde probleem. Hoewel ik wist dat mijn lijstjes mij niet verder brachten, bleef het moeilijk ze los te laten. Ik voelde mij angstig zonder die lijstjes, ze waren mijn houvast in deze chaos die het leven is. Het was een gewoonte, ik had al heel mijn leven lang niets anders gedaan. Het was een levensstijl.
Ik kreeg al snel een migraineaanval en ben uiteindelijk naar de dokter gegaan. Huilend. Verkrampt. Van al het proberen. Van het doorzetten. Van het opzetten van een masker. Een paar dagen thuis en een dosis migrainepillen. Dat zou het oplossen. En wat de dokter zegt, neem je voor waar. Dus ik bleef even thuis, zette dat masker weer op en zei tegen mijzelf: “Kom op, je kan dit.” Ik ging weer werken. Dag in, dag uit. Ik stapte de school in, hoorde de schoolbel rinkelen, schrok van het geluid, vond dit raar maar ik herpakte mijzelf, liet de kinderen de klas in en begon weer aan de dag. Ik kwam thuis, legde mij op de zetel, at een kant-en-klare maaltijd en kroop in bed. Dit kon toch niet? Dit kon niet. Maar ik zou niet opgeven. Want wat dan? Wat dan?
En als de buitenwereld het niet ziet, is het dan echt waar? Ik verwachtte dat iemand het mij zou zeggen. Dat iemand toestemming zou geven om te stoppen. Maar ik begon te begrijpen: ik moest zelf een grens trekken en eigenlijk had ik mijn grens al lang overschreden.
En dus.
Ik twijfelde, maar sprak mijn baas aan: “Ik kan niet meer.” Ik deed meer dan ik durfde. Mijn hart klopte in mijn keel. Maar ik kon niet anders. Want ik kon niet meer. En dat was het enige wat eruit kwam: “Ik kan niet meer.” Als antwoord op al zijn vragen. “Blijf je nog tot aan de vakantie? Dat is nog twee weken.” Neen. Ik kon echt niet meer. “Kom je maandag nog? Dan kan je de vervanger inwerken.” Ik kon proberen. Maar eigenlijk kon ik niet meer. Neen.
Ik voelde mij menselijk. En goed. In ieder geval beter. Een week nadat ik gestopt was, de schaamte voorbij.
Ik zag mijzelf altijd als een doorzetter. Op sollicitaties vernoemde ik het als een van mijn positieve eigenschappen. Het was vooral een eigenschap die ik mijzelf had gegeven. Ik herinner mij de examens waarvoor ik huilend en stijf van de stress gestudeerd had, maar nooit een herexamen voor heb moeten afleggen. Ik ben er altijd zo trots op geweest. Twee studies afgerond zonder een enkel herexamen. Maar misschien zat het niet per se in mij, ik was niet meer een doorzetter dan iemand anders. Het was een imago dat ik krampachtig probeerde hoog te houden. En nu had ik gefaald.
En toch. Mijn lichaam was mij dankbaar dat ik had geluisterd. Mijn brein was nu enkel nog licht bewolkt in plaats van stormachtig. Ik was er nog lang niet. Maar ik voelde mij in ieder geval beter. Ik dacht altijd dat ik moedig was door niet te falen, door perfect te zijn. Maar dat heeft niets met moed te maken. Perfect zijn is laf. Menselijk zijn is moedig.
Er vallen heel veel zorgen weg als je beseft dat je goed genoeg bent. Met je fouten en imperfecties. Met je spijt en je verleden en de momenten waarop je iets anders zegt dan je had willen zeggen omdat je zenuwachtig bent of verlegen of gewoonweg de juiste woorden niet vindt die je zoekt.
Ik weet niet meer waarover het gesprek ging, maar een vriendin zei mij een tijd geleden: “Uiteindelijk ben jij de belangrijkste persoon in je leven.” En het klinkt onnozel, maar ik had het echt zo nog nooit bekeken. Al dat goed, beter, best. Het draaide allemaal om perfect zijn. Om mij te bewijzen. Al had ik geen idee wat ik te bewijzen had. Dus probeerde ik mij te bewijzen op alle vlakken: de beste leerkracht zijn, de leukste van de bende, de perfecte dochter. Maar hoe meer ik wilde zijn, hoe minder ik werd. Niemand had er wat aan als ik maar half mijzelf was.
En dat was wat ik werd: half. Ik kon mijzelf niet meer bijhouden. Ik wilde niets opgeven, want dat voelde als een ramp. En dus bleef ik alles volhouden, maar gebeurde alles maar half. Ik maakte mijn lesvoorbereidingen nog maar half, zag maar de helft van mijn vrienden. Ik kookte maar half, lachte maar half. Ik wilde weer heel worden. Meer zelfs, meer dan dat. Ik wilde mijzelf zo graag zien dat ik er niet meer om gaf wat anderen dachten. Dat ik durfde te doen wat ik wilde doen, wat juist aanvoelde maar misschien niet altijd zo aanvaard werd. Ik wilde rondwandelen alsof de stad van mij was. Mij obsessief bezighouden met gelukkig zijn. Met mijzelf zijn.
3. Ik zat twee maanden thuis. Iets waar ik nooit goed in ben geweest. Hoe nodig het ook was, alleen zijn met mijn gedachten was eng. Maar ik had nu een project: ik ging onderzoeken wat mij blij maakte. Gewoon dat. Ik wilde even niet bezig zijn met andere doelen, waarvan ik dacht dat ze een aanleiding konden zijn tot geluk. Niet zo succesvol mogelijk zijn, niet steeds meer sporten, niet populair willen zijn. Het omgekeerde. Dat was wat ik ging doen. Ik zou gaan ontdekken welke muziek, welke mensen, welke situaties, welke wijsheden mij energie en mentale rust gaven. Én: al in mijn leven aanwezig waren. Ik begon mijn emoties en gedachten te observeren. Zoals ze waren, zonder er een oordeel aan te plakken, zonder ze te willen veranderen. Hoe voelde ik mij bij bepaalde personen? Hoe gedroeg ik mij bij anderen? Waar kreeg ik energie van? Wat gaf mij een leeg gevoel?
Wanneer je stopt, wanneer je stilstaat, kan je zoveel leren. Van je eigen hoofd. Of van anderen. Maar je moet luisteren. En vooral: je moet onthouden. En oefenen en herhalen. Onthouden. Oefenen. Herhalen. Iets waar ik geen tijd voor neem. Iets bijgeleerd? Goed. Mooi. Afgevinkt. Op naar het volgende. Het is en blijft het leven in hokjes stoppen. Maar het ding is: daar gaat het leven niet mee akkoord. Het zal uit je hokjes blijven breken, tot je beseft dat die hokjes overbodig zijn. Maar dat vraagt oefening. Onthouden. Oefenen. Herhalen.
Voor ik stilviel, ging ik al een tijdje vaker uit. Het voelde goed, dat zeker. Ik heb altijd graag gedanst en na een paar pintjes voelde ik mij socialer, meer ontspannen en zelfzeker. Ik hield ervan om met vriendinnen op café te gaan en liefst nadien nog een paar uur op de dansvloer te staan. Dat gebeurde zeker een keer per week, liefst twee keer. Ik leerde mensen kennen, kreeg aandacht, had plezier. En hoewel alles de volgende dag terugkaatste en ik mij angstig, leeg en moe voelde, deed ik het elk weekend opnieuw. Het werd een nieuw ritueel. Ik wist niet wat ik verwachtte of waarom ik het zo leuk vond. Het voelde goed en het voelde niet goed. Maar ik had nood aan de aandacht.
Ergens wist ik dat ik alleen moest zijn. Zoals het cliché gebiedt: eerst jezelf graag leren zien, voor iemand anders dat kan. En ik wist dat dat eerste niet van toepassing was. En dus wist ik ook dat wie ik ook ontmoette, dansend en drinkend, mij niet graag zag voor wie ik was. Enkel voor wat ik presenteerde die avond: voor aandacht, voor plezier, voor vrijheid. En ik ga niet liegen: wederzijds was het net zo. Ik was niet op zoek naar de liefde van mijn leven, wel naar aandacht. En toch bleef ik vallen. Voor wie die aandacht ook gaf. Maar zoals ik al zei: het voelde goed en het voelde niet goed. Want die aandacht? Die bleef de volgende dag minder lang nazinderen dan de pintjes die mijn lichaam aan het verwerken was.
Na maanden van volhouden en uitgaan en doorgaan, wist ik niet meer wat ik voelde. Niet alleen geraakte mijn hoofd bewolkt, het begon ook te zweven, onafhankelijk van mijn lichaam dat dan ergens rondliep. Dat is wat er gebeurt wanneer je constant je hoofd, je lijstjes, je schema’s laat primeren op wat je voelt. Dan gaat je lichaam onopgemerkt zijn eigen weg.
Jarenlang ben ik naar de kinesist geweest omdat ik last had van nekpijn, rugpijn en vooral migraine. Ik heb altijd het gevoel gehad dat er iets vast zat. Er was iets mis en iemand moest dat eruit krijgen. Ik verwachtte dat iemand de knoop zou vinden en mij zou verlossen van alle pijn. Maar allemaal zeiden ze dat ik mij moest leren ontspannen. Ze schrokken van mijn gespannen spieren en ik van hun reactie. Eerst het probleem oplossen, dan ontspannen! Alsof het een punt op een van mijn lijstjes was. Ontspannen vond ik tijdsverspilling. Iets wat ik kon doen nadat ik klaar was met mijn lijstjes. Iets wat ik moest verdienen. Of, zo merkte ik nadien, iets wat je moet doen als de rest allemaal wegvalt…
Ik had ontspanning nooit gelinkt aan creativiteit, efficiëntie. Ik plakte het steeds aan luiheid of een beloning. En toch. Het is zo logisch, dat een ontspannen lichaam of geest veel beter presteert. Wanneer je niet meer in een constante modus van vluchten of vechten zit, zie je veel meer mogelijkheden. Je staat voor zoveel meer open. Ontspannen en stil worden zijn twee dingen die mijn lichaam zelf is beginnen toepassen, omdat het eindelijk die optie kreeg. Die twee dingen hebben mij echt gered. Ik ben de wereld anders beginnen bekijken en mijzelf ook.
Men zegt dat er iets is als de intelligentie van het lichaam. Niet alleen je brein is slim, ook je lichaam heeft veel nuttige informatie. Je lichaam zendt duidelijke signalen uit bij bepaalde mensen, in alle mogelijke situaties. Vlinders in je buik, een krop in je keel. Een ongemakkelijk gevoel of net boordevol energie? Ik heb moeten leren dat emoties niet enkel dingen zijn die vervelend zijn en opkomen op de verkeerde momenten. Emoties zijn leidraden. Je voelt het bijvoorbeeld wanneer er iets belangrijks staat te gebeuren. Een vergadering leiden? Iemand zeggen dat je hem of haar graag ziet? Een kloppend hart. Het lijkt te zeggen: “Trek je terug! Doe het niet!” Maar luister dan echt naar je lichaam, want eigenlijk zegt het: “Wakker worden. Dit wil je onthouden. Dit wil je bewust meemaken.”
Zelfs tijdens het sporten, nam mijn hoofd het stuurwiel over. Als ik ging lopen, liep ik een half uur. Ik liep drie tot vijf kilometer, meer kon ik niet. Toch?
Ik weet niet meer hoe ik erbij kwam. Maar toen ik er op mijn gewoonlijke jogroute na een half uurtje mee wou stoppen, omdat ik dacht dat ik niet meer kon, viel mij plots op dat ik eigenlijk niet moe was. Ik was het beu, dat wel. Maar dat ik niet meer kon, was wat mijn hoofd mij zei. Mijn lichaam hopte rustig verder. En dus probeerde ik er een kilometer bij te doen. Gewoon. Om te kijken wat dat gaf. De wegen van mijn hoofd zijn ondoorgrondelijk. Was ik altijd al fitter dan ik dacht? Zat het gewoon in mijn hoofd?
Toegegeven: misschien niet helemaal. Maar ik ben sinds dan beginnen opbouwen en op een bepaald moment liep ik 10 kilometer, het dubbele van wat ik gewoon was. Voor het eerst in lange tijd had ik mijzelf verbaasd.
4. Meer dan twee jaar geleden, nog voor alles gebeurde wat mij deed stilvallen, ben ik met een goede vriendin op reis geweest naar de VS. Iets wat zij normaal met haar vriend ging doen. Dat ging niet door, want ze gingen uit elkaar. En toen wilde ik in zijn plaats meegaan want ik voelde toen al dat er iets dwarszat en moest er even uit. Twee meisjes met pijn de natuur in. Op zoek naar iets. Ik zat heel slecht in mijn vel, zij had een gebroken hart. Het leek mij ideaal. En dat was het ook, voor de meerderheid van de reis. We zijn naar de natuurparken van Amerika gereisd, daar een auto gehuurd en door de mooiste bossen gereden die ik ooit heb gezien. Samen in een tent geslapen, samen de Half Dome beklommen, samen gelachen, gezongen, gepraat. Samen naar de sterren gestaard met een glas wijn. Het was idyllisch, die paar weken.
Maar hoe ver je ook reist, je kan nooit vluchten van je problemen. Want waar je ook gaat, je neemt jezelf mee en dus ook wat je dwars zit. Meer zelfs: je komt alles dubbel zo hard tegen wanneer afleidingen als werk, drukte en structuur wegvallen. En dat gold nu dus ook. Voor ons allebei.
We ontmoetten een jongen, op een wandeltocht. Toen wij zeiden dat we San Francisco later op onze reis gingen passeren -even de natuur uit en de stad terug in- liet hij vallen dat hij daar iemand kende met een leegstaand appartement. We konden er met hem verblijven als we wilden. Ideaal, want onze reis was al zo duur geweest dat we wel wat geld konden besparen. Ik merkte al dat hij mijn vriendin wel heel leuk vond. Ik liet het vallen bij haar: dat ik wel schrik had om er als vijfde wiel aan de wagen bij te hangen. Dat kon ik niet gebruiken. Niet nu. Maar ze verzekerde mij: ze was niet geïnteresseerd, er zou niets gebeuren. En het was eigenlijk echt heel fijn, met drie op stap. In het park met een fles wijn, sushi eten in een tof restaurant. ’s Avonds nog naar een bar, en dan nog een bar. En ik voelde de sfeer veranderen. Alsof het plots niet meer werkte, drie vrienden op stap. Alsof ik overbodig werd. Misschien voelde ik het alleen. Misschien was het er niet.
Tot het heel duidelijk werd. Hij draaide onbewust zijn rug steeds meer naar mij toe. Zijn gezicht naar haar gezicht. In gesprek. Intiem. En ik voelde mijn hart breken. Was ik jaloers? Zij was altijd beter geweest in aandacht trekken. Had ik ook nood aan aandacht? Misschien. Eender welke vorm. Ik voelde mij alleen. Te veel. Dat was niet de bedoeling, toch? En ik werd kwaad. In mijn woede vroeg ik de sleutel van het appartement. Zonder nadenken. En ik kreeg hem. Zonder vragen. Ik liep de bar uit, hoorde mijn vriendin nog roepen of alles oké was, maar het kwam niet meer binnen. En ik liep en liep en ik besefte plots dat ik de weg helemaal niet wist. Mijn belwaarde was op, ik had geen internet. En ik was zo boos op haar. Op hem.
Uiteindelijk bleek ik vlak bij het appartement te zijn en vond ik het snel. Daar heb ik wakker gelegen, gehuild. Ik hoorde hen nog thuiskomen. We sliepen alle drie in de living, zo klein was het. Ik hoorde de vriendin in haar slaapzak kruipen naast de mijne en de jongen in het bed wat verderop. Oef, er zal wel niets gebeurd zijn. Al die drama. Voor niets. De volgende ochtend besliste ik om het eraf te wandelen. Even blokje om. Mijzelf bijeenrapen. Al die drama. Voor niets!
Maar na dat blokje om, betrapte ik het tweetal en opnieuw kreeg ik het overweldigende gevoel van overbodig zijn, van boosheid. Ik pakte mijn spullen, boekte een bed in een hostel en ontdekte de volgende twee dagen de stad alleen. En eigenlijk deed mij dat goed. Even enkel rekening houden met mezelf. Even verwerken van gedachten en gevoelens en de barstende hoofdpijn die ik had. Toen we nadien aan de auto afspraken om onze reis verder te zetten, was ik afgekoeld en wilde ik er het beste van maken. Niets was nog hetzelfde, maar we hadden nog plezier en zagen nog mooie plaatsen.
Eens thuis vertelde ze het verhaal aan onze andere vriendinnen alsof het een goede mop was. En het maakte mij steeds opnieuw oneindig kwaad. Zelfs nu, nu ik dit verhaal schrijf, meer dan twee jaar na die reis heb ik het lastig. Maar ik besef intussen dat ik vooral boos was op mijzelf. Op mijn verwachtingen van die reis en mijn verwachtingen van haar. Want ik had nood aan weg zijn van alles en nood aan vertrouwen en vriendschap, maar zij had nood aan troost en liefde en de armen van een man. En het is niet eerlijk geweest mijn noden boven de hare te plaatsen. Ik was niet de enige met verdriet.
Maar ik voelde mij alleen en onbegrepen. En ik voelde mij steeds meer vervreemden van het groepje meisjes waar ik een maand ervoor nog hechter dan ooit mee was. Ik voelde mij anders. Anders dan hen. Ik paste er niet meer bij. En de maanden erna werd dat steeds vaker bevestigd. Door soortgelijke voorvallen. Door opmerkingen over dat ik overdreef. En waarschijnlijk overdreef ik ook. Het is maar hoe je het bekijkt uiteindelijk. En ik zat in een tunnel zonder veel perspectief. Het is raar hoe een vriendschap zo snel zo anders kan aanvoelen. Misschien had ik nooit op die reis moeten vertrekken. Niet op dat moment, niet met die verwachtingen.
Ik zie die vriendinnen niet meer. Het lukte mij niet om bij hen te helen. Maar dat wil niet zeggen dat ik hen niet mis, nu mijn perspectief zich opnieuw verbreedt en ik alles van meerdere kanten kan bekijken. Toen ik hier even geleden over praatte met mijn vriend zei hij: “Ik denk dat er weinig filter is in wat er door jou heen stroomt.” Ik hou ervan hoe hij mij soms duidelijker ziet dan ik mijzelf. En vooral hoe hij niet wegloopt van mij, maar zegt dat hij trots is, wanneer ik weer eens in een put zak en mijzelf eruit sleur.
Het is niet onlogisch om mensen te verliezen in je leven. Ik veranderde, zij veranderde. Vaak houden mensen vast aan relaties die niet meer werken. Ik heb geen idee of ik nog bevriend zou zijn met die meisjes, moest ik die reis niet gedaan hebben. Misschien liep dan alles anders. Maar misschien had er wel een ander voorval onze vriendschap verbrod. En daarbij geloof ik nog steeds dat alles wat gebeurt voor een reden is. Als ik nooit op die reis was vertrokken, had ik nooit die avond gehad waarop ik in die diepte ben beland. Als ik nooit die avond had gehad, was ik nooit gaan inzien hoe slecht het eigenlijk met mij ging. Ik zou nooit vragen zijn gaan stellen bij hoe ik mijn leven leid en met wie ik het deel. Ik zou nooit in die donderwolk zijn beland en ik zou nooit de moed hebben gehad om te stoppen met alles. Ik zou nooit de stappen hebben genomen die ik nu heb genomen om mijzelf terug in handen te krijgen. Ik zou nog steeds lijstjes maken, proberen iedereens vriend te zijn, mijzelf achternahollen en veel te veel energie besteden aan dingen die er niet toe doen.
Maar ik besef dat ik moeilijk ben geweest om mee om te gaan. Wie verdriet heeft kan je troosten. Wie bang is kan je geruststellen. Wie boos is kan je kalmeren. Een gevoel benoemen maakt het tastbaar, doenbaar. Is het eenzaamheid? Een soort moeheid misschien? Misschien is het een beetje van alles. Misschien is het niets.
5. Vorige zomer, de zomer na mijn ziekteverlof, voelde ik mijzelf herleven. Ik was de laatste maand van het schooljaar opnieuw gaan werken en had beslissingen gemaakt. Bijvoorbeeld wou ik deeltijds werken, deeltijds schrijven. Ik had allerlei plannen en voelde mijn energie terug vloeien. Maar eerst was het vakantie en iets wat ik al jaren wilde proberen, durfde ik eindelijk te doen. Surfen. Ik vertrok op surfkamp. Bang maar ook open. Open voor de nieuwe ervaringen, voor de nieuwe lessen. Bang voor net dezelfde dingen.
Toen de surfinstructeur aan iedereen vroeg waarom we wilden leren surfen, antwoordde ik dat het was om te leren omgaan met wat er op mij afkwam. “To learn how to go with the flow.” En ik herinner mij die eerste les nog goed. Ik had mij voorgenomen niets te verwachten (behalve dat ik veel in het water zou belanden). Na een korte instructie stapte ik de zee in met mijn surfplank onder de arm. Voor het eerst. Kloppend hart. Maar ik wist nu: dit was niet omdat mijn lichaam wou zeggen dat ik mij terug moest trekken. Wel om te laten weten: onthoud dit maar goed. Dit is een belangrijk moment.
De eerste drie of vier keer belandde ik in het water. Zoals verwacht. Zoals iedereen rondom mij. De zee heeft iets wat je nederig maakt. Je heb geen keuze, je moet doen wat het je vraagt. Die les had ik nodig. Alles wat ik tijdens mijn maanden thuis had geleerd over mijzelf werd getest. Probeer de zee niet in hokjes te stoppen. Maar ga mee met wat het je te bieden heeft.
En na die paar keer in het water te belanden, stond ik recht. Plots. Dat was zo leuk. Het was zo anders dan alles wat ik hiervoor gedaan had. Geen controle. Leren aanvoelen. Aanvoelen op welk moment je moest beginnen peddelen, op welk moment je moest gaan rechtstaan. Hoe je moest gaan rechtstaan.
Wil je controle? Dan beland je in het water. En de dag na die eerste les, wilde ik controle. Ik kon het, vanaf nu ging het alleen maar beter gaan. Ik voelde de druk opkomen. De druk die ik mijzelf oplegde. En de zee gooide mij meedogenloos van mijn plank. Opnieuw en opnieuw en opnieuw. Tot ik mijzelf herinnerde waarom ik daar was. ” To learn how to go with the flow.” Van de zee kan je veel leren. Dat alles komt en gaat. De storm, de golven. Dat elke dag anders is. En dat dat oké is. Dat je niets mag forceren. Zo werkt het niet. De zee is als een samenvatting van alles, van het leven.
Het schooljaar na die zomer moest de start zijn van mijn nieuwe leven, van mijn nieuwe zelf. Ik had intussen een relatie, voelde mij goed in mijn vel, had een soort energie die ik nog nooit gevoeld had. Ik plande zelfverzekerd voor de klas te gaan staan en mij niet druk te maken in dingen waar ik niets aan kon veranderen. Maar dat geplan was nergens goed voor. Natuurlijk kon ik niet plots heel anders in het leven staan. Ik was even goed iets aan het forceren. Ik deed alsof. Net als ervoor.
De klas die ik kreeg, bleek erg zwaar. En dat deeltijds schrijven lukte mij niet helemaal. Ik werd er opnieuw onzeker van. Ik twijfelde en stelde het uit. De druk moest er af. Eerst mijn weg vinden met de kinderen in de klas, dan het schrijven terug oppikken, dacht ik. Maar na twee maanden zwoegen, beterde het niet op school. En ik twijfelde nog harder, maar gaf niet op. Ik bedacht elke dag weer nieuwe manieren om met de kinderen in communicatie te gaan, om ze aan het werk te krijgen, om een sfeer te creëren waarin zowel zij als ikzelf graag en goed konden werken. Blijven proberen. Tot het mij opviel dat ik na school weer enkel op de zetel wou liggen en diepvriesmaaltijden kocht om in de oven te stoppen. Onderweg naar school, voelde ik hoe ik automatisch langzamer ging stappen naarmate ik dichter bij de school kwam. En al snel zat ik weer thuis met een ziektebriefje en wekelijkse migraineaanvallen. Opnieuw.
Toen ik met een van mijn beste vriendinnen had afgesproken, voor een koffietje en een wandeling door de stad, voelde ik mij huilerig en op. Meestal resulteerde dat in het afzeggen van de afspraak en op de zetel liggen. Maar ergens voelde ik ook de nood om te praten. Om iemand te zien. Al was het niet om te praten en enkel om te luisteren. En ik ben blij dat ik gegaan ben. Niet alleen voor mijzelf, maar ook voor haar. Zij zat blijkbaar evengoed in de knoop en had evengoed nood aan praten en luisteren.
Uiteindelijk hebben we allebei ons verhaal gedaan, eens goed gejankt, een knuffel gegeven en iets warms gedronken. En ik voelde mij stukken beter. Niet alleen door het vertellen maar ook door het luisteren (en de chocolademelk met slagroom).
We verschillen allemaal niet veel van elkaar. Dat is belangrijk. Het is belangrijk dat te weten. Zeker wanneer je je alleen voelt en niet weet tegen wie te praten. Het maakt allemaal niet uit, zo lang je dat maar doet. Want weet dat we niet veel verschillen van elkaar. En dat praten en luisteren alles zijn.
Maar alles bleef uiteindelijk. De rusteloosheid bleef. De onzekerheid en de angst. Waarvoor? Waarvoor was ik bang? Ik heb het mijzelf afgevraagd en kwalijk genomen. “Waarvoor ben ik in hemelsnaam bang?” En alles kwam uiteindelijk terug naar een ding. Datzelfde ding. Dat ik niet goed genoeg was. Als ik niets schreef, was ik dan wel goed genoeg? Als ik geen toetsen verbeterde die avond, was ik dan wel goed genoeg? Als ik een pizza at en heel de avond televisie keek, was ik dan wel goed genoeg?
Was het oké om gewoon af en toe niets te doen? Om eventjes, heel eventjes, enkel te zijn. Al is het maar om een brokje verdriet of frustratie of een brokje van iets anders te zijn dat maar niet in staat is om iets te creëren of te doen? Was dat oké? Als ik opnieuw uitviel, stopte, op de rem stapte. Was ik dan wel goed genoeg? Ik snapte het niet, dacht dat ik veranderd was, beter was, dat ik er was. Daar waar ik al jaren verlangde te geraken.
Maar ik had iets achter de hand, wist wat ik moest doen en had dit allemaal al meegemaakt. Ik gaf mij een maand of twee om terug tot mijzelf te komen. Ondertussen ging ik stappen ondernemen. Mediteren, terug naar de kinesist, proberen sporten, accepteren, positief denken, enzovoort. Maar door dit te-doen-lijstje af te handelen en ondertussen te focussen op beter worden, was ik weer exact bezig zoals ik bezig was voor ik dit lijstje had opgesteld. Iets afratelen, mij ondertussen concentreren op iets anders en hopen dat het snel in orde is zodat ik verder kan. Opnieuw het plaatje waar ik zo graag wilde inpassen. Zeker omdat ik die zomer ervoor ervaren had hoe het was om oprecht content te zijn. En dus werd ik niet beter. En ik begreep niet waarom. Ik was langer en vaker in paniek, stond dagelijks op met pijn, zag er niet uit. Ik had nooit veel last van puistjes, maar nu stond mijn gezicht vol, mijn vertering viel stil, ik kwam bij. Wat gebeurde er en waarom werkten mijn stapjes niet meer?
Een vriend gaf mij de naam van een goede loopbaancoach. Ze zat in Antwerpen, vlakbij, en ze wist echt waar ze mee bezig was. Ik maakte enthousiast een afspraak en kon er heen op een dinsdag net na de middag. De ochtend zelf controleerde ik alvast het adres op haar website, maar vond enkel een praktijk in Heist-Op-Den-Berg. Ik probeerde de vrouw te contacteren, mailde en belde, maar er kwam geen respons. Een uur voor de afspraak ging ik er dan vanuit dat het in Heist-Op-Den-Berg zou doorgaan en belde overstuur naar mijn ouders met de vraag of ik de auto mocht lenen. Ik fietste gehaast en met stijgende nervositeit naar mijn ouders thuis om daar in de auto te springen. Het adres in de gps invoeren ging niet vlot, mijn handen leken maar niet rustig te worden. “Dit kan toch niet waar zijn.” Bleef ik in mijzelf herhalen. De geschatte tijd van aankomst gaf aan dat ik te laat zou zijn, maar dat had ik al verwacht en doorgestuurd naar de vrouw met wie ik een afspraak had.
Toch bleef ik mijzelf opboeien over heel de situatie. Net voor ik de autostrade opreed, belde de coach. Ze zei dat onze afspraak in Antwerpen was en excuseerde zich dat ze het niet duidelijk had doorgegeven. Met versnelde ademhaling en in tranen keerde ik de auto en reed ik als een bezetene terug naar mijn ouders thuis. Mijn ademhaling begon zo fel te versnellen dat ik mijn handen voelde tintelen en ik merkte hoe mijn zicht verslechterde. Het voelde alsof mijn beeld zich ging vernauwen, alsof alles zwart ging worden. En ik zat achter het stuur, wat het extra beangstigend maakte. Maar op dat moment kon ik plots helder denken. Nog steeds overstuur maar iets gecontroleerder probeerde ik mijn hartslag naar beneden te krijgen door traag te gaan ademen en het raampje van de wagen een beetje naar beneden te laten. Ik hield in het oog waar ik indien nodig langs de weg kon staan, maar bleef rijden omdat ik geen tijd wou verliezen.
Het moment dat ik plots achter de vuilkar aan tufte, begon ik opnieuw te panikeren. Maar het huis van mijn ouders was iets verderop. Als ik daar gewoon kon geraken, bekeek ik de rest wel verder. Ik had nu even nood aan de kalmerende en nuchtere woorden van mijn moeder. En inderdaad: eens bij haar thuis, werd er over mijn rug gewreven en een tas soep aangeboden. Meer had ik niet nodig. Gek toch, hoe een volwassen vrouw van zesentwintig nog haar moeder nodig heeft om uit een paniekaanval te geraken?
Eens afgekoeld, sprong ik weer op mijn fiets en koerste opnieuw naar Antwerpen, waar de loopbaancoach nog tijd over had omdat haar volgende afspraak pas een uur later was. Uiteindelijk was er geen probleem, hadden we een aangenaam gesprek en kon ik nadien uitgeput op mijn zetel rusten. Het voelde alsof ik iets groots had meegemaakt. Mijn lichaam was uitgeput, ik voelde overal spierpijn en had barstende hoofdpijn. En toch was er helemaal niets aan de hand geweest.
Ik was terug van nul af aan begonnen, misschien wel van min tien. Wat nu? Alles heropstarten? Met wat? Als mijn stappenplan niet meer werkt, met wat moet ik dan starten? Mijn lijst met stapjes kon geen oplossing bieden als ik het zo zag: als een af te vinken lijst.
6. Voor ik verder kon, moest ik eerst accepteren dat er gewoon veel verdriet en paniek in mij zat. Ik wist nog niet helemaal waarom, maar ik wist dat ik er wel weer achter zou komen. En dus voegde ik een stapje toe: ik moest dieper graven dan mijn lijstje. Het spreekt zichzelf tegen, op je lijst zetten dat je voorbij je lijst moet kijken, maar ik moest een soort nieuw niveau erin ontdekken. Want als ik niet onderzocht wat mij al twee keer in deze situatie had gedwongen, zou het blijven gebeuren. Ik mocht gewoon niet weer de fout maken alles hier en nu op te willen lossen. Te gaan voor de oppervlakkige oplossing, die maar tijdelijk zal werken.
Mijn dokter benadrukte mij niet te haasten hierbij. “Denk niet dat je al moet weten wat je volgende stap is. Denk niet dat je al terug goed moet kunnen mediteren of ver moet kunnen lopen. Zelfs een paar pagina’s uit een boek lezen is een overwinning. Doe het rustig aan.” En mijn therapeute zei mij: “Dat is weer typisch iets voor jou: meteen nadenken over hoe je beter kan worden.”
Langs de andere kant vroegen mensen wat ik dan deed als ik thuis was. En in een vingerknip had ik weer het gevoel dat ik moest bezig zijn met uit deze tussenperiode te geraken, nuttige dingen moest doen, verder moest. Ik voelde mij op momenten met schuldgevoel vervuld. Maar ik besefte nu dat ik moest rusten tot ik uitgerust was, niet tot ik vond dat ik eindelijk maar eens uitgerust moest zijn.
Toen ik naar ander werk begon te zoeken, omdat ik besefte dat ik niet in het onderwijs kon blijven ploeteren, kwamen er frustraties boven van een paar jaar geleden. Nadat ik Journalistiek had gestudeerd, geraakte ik maanden lang niet aan werk. En ik snapte niet waarom. Ik had hard gewerkt. Heel hard. Ik had een succesvolle stage afgerond, had een schrijfwedstrijd gewonnen en ben hoofdredacteur geweest van een buurtkrantje. Mijn CV zag er goed uit, wat was toch het probleem? Was ik wel goed genoeg? Diezelfde vraag met dezelfde bijbehorende frustraties. Als in een vingerknip, zo snel.
Het feit dat ik niet nadacht over andere factoren dan enkel of ik genoeg mijn best had gedaan om werk te vinden, zegt op zijn beurt weer heel veel over mij en waarschijnlijk over dingen die gebeurd zijn. Maar wat mijn graven al had opgeleverd was het besef dat mijn migraine toen gestart is. Toen ik geen werk vond, na mijn eerste studies, net voor mijn opleiding Leerkracht lager onderwijs, werkte ik als tussenoplossing in een kledingwinkel. Toen ik daar T-shirts stond te plooien, begon ik mij weer af te vragen of ik wel goed genoeg was voor de arbeidsmarkt. Of ik wel hard genoeg mijn best had gedaan.
Soms zijn de dingen ook gewoon wat ze zijn, niet? Ik heb sinds die job in de kledingwinkel, nu meer dan 5 jaar geleden, dus last van migraine of clusterhoofdpijn. Soms duurt het dagen aan een stuk. En ik probeer steeds positief te blijven, vol te houden, maar het is vaak moeilijk. Ik kan mij niet concentreren op mijn werk, een gesprek voeren –hoe boeiend ook- kan mij niet interesseren. Ik wil slapen, maar mijzelf ook afleiden. Ik probeer niet weg te lopen van de pijn maar kan er tegelijkertijd ook niet bij blijven stilstaan. Diëten, pillen, voedingssupplementen. Mediteren, bewegen, rusten. Mijzelf afleiden, er niet aan denken of er juist op focussen, accepteren, doorzetten? Veel pillen, weinig pillen? Ik wist het niet meer. Had ik er überhaupt wel iets over te zeggen? Nog steeds zijn dit momenten waarop ik herinnerd word aan hoe mijn lichaam soms een eigen leven lijkt te leiden.
7. Ik heb intussen een job gevonden (buiten het onderwijs) die ik echt graag doe en waar ik goed in ben. Ik heb een appartement en het liefste lief. Ik heb niet heel veel vrienden, maar wel de beste vrienden en een familie waar ik altijd bij terecht kan. In plaats van te focussen op de dingen die ik wil veranderen, moet ik misschien dankbaar zijn voor de dingen die ik heb?
Moet ik dan nog blijven wachten met mijn leven tot ik alles op een rijtje heb en mij voel zoals die mensen op die terrasjes? Soms zal ik perfect in dat plaatje passen. Soms ook niet. En dat mag. Want waar ik niet bij stilstond bij die mensen op die terrasjes is dat zij waarschijnlijk ook niet elke dag gelukkig wezen op die terrasjes. Hoe kon ik dat niet zien?
Ik ben intussen 27 geworden, heb voor het eerst geen doelen die ik dit jaar wil bereiken. Het enige wat ik wil is alles laten komen zoals het komt. Stoppen met worstelen en vechten en de wereld zijn gangetje laten gaan. Want hoe meer ik mijn best doe, hoe harder ik zoek, hoe verder weg ik lijk te geraken van dat geheim van die mensen op die terrasjes.
Ik ben in die extreme dip beland, juist omdat ik er alles aan deed daar niet te belanden. Men zegt dat je tegen komt in je leven waar je het meeste energie aan geeft. En ik dacht dat ik energie gaf aan gelukkig zijn. Maar niets was minder waar. Ik gaf energie aan wegvluchten van ongeluk. En hoe harder ik vluchtte, hoe dichterbij ongeluk kwam. Ik gaf heel veel energie aan de manieren waarop ik mogelijk pijn zou kunnen ervaren, zodat ik recht in alle pijn belandde. Maar tegelijk geloof ik nog steeds dat ik erdoor moest en kan ik zelfs dankbaar zijn voor alles. Want zonder dat verloren gevoel, had ik nooit gestaan waar ik nu sta. Ik had nooit mijzelf leren kennen zoals ik ben en ik had mijzelf nooit aanvaard. Ik had blijven rondlopen met een beeld van mijzelf dat er een betere versie is. Dat mijn kracht in een betere versie van mijzelf lag, dat ik daar wel ging geraken.
Niet altijd alles valt op te lossen door méér te doen. Meer kopen omdat ik denk dat ik bepaalde spullen nodig heb om gelukkig te zijn, niet méér doen omdat ik vind dat ik bepaalde doelen die ik voor ogen heb nog niet bereikt heb. En ik ben zo hard bezig geweest met mijn leven verbeteren dat ik niet eens doorhad dat mijn leven eigenlijk meer dan goed is zoals het is.
Ik loop al zo lang ik mij kan herinneren rond met een dubbel gevoel: ik kan echt hard lachen met mijn lief, met mijn familie, ik kan enorm ontroerd zijn door de onbevangenheid, kindsheid van mijn nichtje en neefje, ik kan immens genieten van de zon of van lekker eten, en toch heeft er altijd een soort sluier voor gehangen. Een sluier van een gevoel dat ik niet eens kan beschrijven. Alsof dat beeld van die terrasjes nog steeds op de loer ligt. Er zit frustratie in, ontevredenheid, spanning. En dat is omdat ik ondanks mijn geluk, nog steeds meer verwacht van het leven. Van mijzelf ook. Misschien nog meer van mijzelf dan van het leven. Dus ik stop. Als laatste vakje om af te vinken. Ik stop met wachten, met forceren, met vakjes afvinken, ik stop met denken dat het niet goed genoeg is. Dat IK niet goed genoeg ben.
Ik moet dus toegeven dat ik zelf niet zo goed ben geweest in het opvolgen van mijn lijstje. Want de twee burn-outs gepasseerd, heb ik soms nog steeds een gevoel van moeheid over mijn leven. Nog veel te vaak spring ik in verbeter-modus als er iets niet gaat zoals ik wil. Ik probeer een maand lang -en hopelijk nog langer- niets te veranderen aan mijn leven. Ik doe alles zoals ik het de laatste maanden heb gedaan. Ik sta op, mediteer –niet lang, maar lang genoeg-, ga werken, probeer wat aan beweging te doen, doe mijn huishouden, spreek af met vrienden en familie, enzovoort. Ik ga niet meer of minder kopen, niet meer of minder eten, niet meer of minder sporten, niet meer of minder uitgaan. En eens beginnen met gewoon vol te houden zoals ik het nu doe. Hoe verwacht ik dat alle ritueeltjes die ik intussen heb ontwikkeld mij helpen, als ik ze niet de kans geef iets voor mij te doen? Ik spring al snel op een ander idee en laat nog sneller iets vallen als het niet werkt.
En meteen al vanaf dat ik dit inzicht heb gehad, deze beslissing heb genomen, besef ik hoe hard ik soms voor mezelf ben. Ik sta op en realiseer mij dat meestal mijn eerste gedachte was dat ik vroeger uit mijn bed moest geraken. Terwijl ik al vroeger dan nodig opsta om te mediteren en gezond ontbijt te maken. Tijdens dat mediteren ben ik meestal meer gefrustreerd dan rustig omdat het niet zo goed gaat als ik zou willen. Ik kom in de badkamer en denk bij het kijken in de spiegel meestal dat ik meer moet sporten en beter moet eten, terwijl ik dagelijks beweeg en best gezond leef. En zo gaat het heel de dag door. Op mijn werk vind ik dat ik beter, productiever, harder kan doen, na mijn werk vind ik dat ik langer moet bewegen, mijn tijd nuttiger moet besteden, ’s avonds vind ik dat ik meer ontspannen moet zijn, minder series moet kijken, vroeger in mijn bed moet.
Maar ik kijk niet zo veel series. Ik ben productief. En lig echt wel op tijd in mijn bed. Ik ben eigenlijk best goed bezig. Waarom zie ik dat vaak niet? Er is niets mis met mezelf te willen verbeteren of doelen te stellen en ze behalen, maar het is een gewoonte geworden mijzelf te bekritiseren en alles beter te willen doen. Ik vergelijk mijzelf met iedereen rondom mij. Wie is beter in yoga? Wie ziet er slanker uit? Wie klopt meer uren op het werk? Alles kan altijd beter, maar alles is ook goed zoals het nu is.
Ik moet mijzelf eraan blijven herinneren. Alles kan altijd beter, maar alles is ook goed zoals het nu is. Vooral dat laatste. Het is goed zoals het is. Het is goed zoals het is. Het is goed zoals het is. En soms nog trap ik in de val van meer doen, meer zijn, meer hebben, meer bereiken. Al twee keer sukkelde ik bijna opnieuw in een burn-out. Sommige momenten zit ik weer volledig vast en wil ik alles en niets. Wil ik verdwijnen, weet ik geen blijf met mezelf. Maar ook dat is oké. Het is goed zoals het is.
Wie en wat ik hier nu heb in mijn leven, is het enige dat ik ooit nodig zal hebben. Ik hoef geef Greta Thunberg of Oprah te zijn, om iets te betekenen. Ik hoef enkel dankbaar en zelfzeker te zijn over het kleine stukje leven dat ik hier nu in mijn handen heb liggen. En dat kleine stukje leven alles te geven wat ik in mijn mars heb.
8. Ik dacht na mijn eerste dip dat mijn verhaal dat ging zijn: over hoe ik faalde en er weer beter uitkwam. Dat moest zo. Ik vond dat wel oké. Want in onze maatschappij zijn we niet geïnteresseerd in wie in de put zit. Wie zonder job zit of zonder lief. We willen de verhalen horen over wie succesvol is, het goed heeft, over wie een voorbeeld kan zijn. Maar zo werkt het niet. Na dit alles weet ik dat het nooit een afgesloten hoofdstuk zal zijn. Het werk is nooit gedaan en er zijn altijd ups, maar ook downs. Maar is dat niet zo met alles in dit leven? Dag versus nacht. Inademen versus uitademen. Zomer versus winter. Het is als de golven. Ze komen op en trekken terug. En je leert surfen. Net zoals je leert dat je je ’s nachts overgeeft aan de duisternis en gaat slapen, of zoals je weet dat je in de winter een extra laag moet aantrekken. Je kan er niet tegen gaan vechten. Maar je kan je beschermen. Tegen de donkerte en de koude.
Mijn hoofd gaat nog vaak genoeg met mijn gevoel aan de haal. Voel ik mij vrolijk, gaat mijn brein zeggen: ben je wel zeker dat alles oké is? Voel ik mij trots om iets wat ik heb bereikt, ga ik meteen denken aan alles wat nog moet gebeuren. Kijk ik uit naar iets leuks? Dan ga ik er meteen vanuit dat hoe het nu is, niet goed is. Ik verlies en vind mijzelf terug, opnieuw en opnieuw. Wereldberoemde motivatiecoach Tony Robbins zei eens in een van zijn filmpjes: "Niemand kon van de eerste keer zijn veters strikken, maar nu doe je het heel de tijd en zonder problemen. Waarom? Omdat je het heel de tijd doet."
De groei ging niet om ergens uit te komen als een nieuwe, betere persoon. De groei ging om het omarmen van de persoon die ik al was, die ik ben. Om daar eerlijk over te zijn en dat te aanvaarden. Opstaan met zin in de dag, en gaan slapen met een voldaan gevoel, dat was mijn doel. Het lukt mij niet elke dag, maar steeds vaker wel.
En hier zit ik dan, na dit alles, mijn verhaal te schrijven. Regelmatig word ik overvallen door onzekerheid. Opnieuw en opnieuw. Ik vraag mij af waarvoor ik het allemaal doe. Wie zich gaat interesseren in mijn verhaal. Elke keer als ik achter mijn computer ga zitten, komt er weer een stemmetje boven dat zegt dat het allemaal niet goed genoeg is. En ik blokkeer. Ik wacht. Ik twijfel. Ik adem… En ik beslis om door te zetten. De angst en onzekerheid te voelen en toch te schrijven. Ze gaan er altijd zijn. En ik weet dat nu, en ik stop met vechten.
Ik moet afstappen van de gedachte dat alles van buitenaf moet komen. Om mij te voelen zoals die mensen in dat ene beeld van de terrasjes, moet ik genoeg vrienden hebben, moet de zon schijnen, moet ik tijd hebben, moet het moment juist zitten. En eigenlijk gaat het al lang niet meer om dat ene beeld. Het gaat om het gevoel dat erbij hoort. Het warme, vrolijke, zorgeloze, verbonden, positieve gevoel. En ik wil dit niet enkel voelen als ik met mensen ben, als de zon schijnt, als ik tijd kan maken.
Omdat de zon niet altijd schijnt en er niet altijd mensen om mij heen zijn. Omdat het soms verdomd druk kan zijn en ik zelden een perfect moment vind. Het gevoel moet van binnenuit komen. Ik moet het zelf creëren. Ik moet zelf die glimlach creëren. En soms zal het een onzekere glimlach zijn, soms een ontroerde glimlach en hopelijk vaak een uitbundige glimlach. Maar ergens vanbinnen bewaar ik ze. Om ze zo altijd mee te kunnen nemen. Om aan te kunnen wat er ook op mijn pad komt. Ik wil gewoonweg het gevoel hebben dat de wereld aan mijn voeten ligt. Wanneer ik loop, wanneer ik werk, zelfs wanneer ik iets simpel doe als de afwas. Ik heb er genoeg van om voor minder te gaan dan dat. Ik kan dat. Zolang ik luister naar mijn lichaam, denk aan mezelf. En dan alle verwachtingen loslaat en laat komen wat komt. Ik moet vertrouwen. En rusten en falen en leven en groeien. Opnieuw en opnieuw enzoverder enzovoort.
Ik was een tijd geleden aan het koken met een tof liedje op de achtergrond en een glaasje rosé in de hand. Ik had gedaan met werken, maar had geen nood aan in de zetel ploffen en iets uit de diepvries te ontdooien. Ik had zin om te koken. Dat was zeldzaam, het voelde fijn. Buiten regende het, maar ik danste, droog en warm, door de keuken. Ik had een douche genomen, liep rond in mijn badjas en dacht: “Zalig.” Niet alles was perfect en dat zal het nooit zijn. Maar zolang ik af en toe die gedachte kan oproepen, komt het allemaal wel goed met mij.
Zelfs nu ik dit schrijf, zit ik in een gezellige koffiebar van een thee te slurpen en een groot stuk chocoladecake te eten en ja: ik heb straks plannen om een terrasje te gaan doen met een van mijn beste vriendinnen. Het weer is wisselvallig, niet alles is perfect en soms zal dit mij tegenhouden. Maar nu? Nu voel ik mij opgewekt en hoopvol.
En ik denk: “Hoe kan ik niet van dit leven houden?”