We staan op, drinken koffie.
Verdrijven schimmen met cafeïne
en daglicht tot we min of meer
functioneren.
Triëren wat noodzakelijk is of uit te stellen.
We stoffen foto ’s af waarop we vrolijk lachen.
Denken aan wat achter het beeld verscholen.
Zorgeloze dagen, gestolen blikken,
jouw eerste lach.
Als de avond valt, sluiten we
schemering buiten. Draperen
kleren over de leuning van een stoel,
schouders opgetrokken.
Hoog in de lucht
trekken twee vliegtuigen
een kruis door de dag.