Ik schrijf alles op mijn tijd
- vroeg of laat - dat maakt niet uit.
Verdriet slijt met de jaren,
net als de klok die de druppels weg tikt
als het regent en het gras dat nat wordt
van de dauw die elke ochtend een nieuwe dag
versmelt met het vallen van de avond.
Ik kijk en zie een open hemel,
tussen de sterren staat geschreven
dat wie hopen blijft op een dag
de top van de berg bereikt
en alles bijeen geraapt de moed vindt
om af te dalen naar het diepst van de aarde.
Of ik er nog iets van waarde vind
is twijfelachtig. Maar de tijd rijpt er trager
zoals fruit dat zich in de schaduw verstopt
niet opgegeten wordt. Als ik lang genoeg
op mijn honger blijf zitten,
valt er misschien iets uit de lucht.
Dan kan ik het plukken. Of in stukken snijden
voor later. Een rantsoen zorgvuldig bewaard geluk
voor als het voorbij is op een dag.
Als de tijd rijp is.