Ik slenter door de stad zonder ergens heen te gaan, zonder veel gedachten - niet meer dan een paar rafels van haar stem die door mijn hoofd nevelen. Twee jonge vrouwen lopen pratend voor me uit; hun stemgeluid blaast het laatste restje van haar ijle echo’s weg.
Dat ze afgesproken hebben dat seks met iemand anders wel moet kunnen, zij en haar lief -een jaar mekaar niet zien is nu eenmaal lang. Of ze het ook aan mekaar zullen vertellen achteraf, daar hebben ze het wel nog niet over gehad, die vraag blijft tussen hen beiden hangen - voelbaar, tastbaar, onuitgesproken hoorbaar en alsmaar luider klinkend hangt ze daar. Maar geen van beide die ze durft te grijpen - wat als ze stellen al als ontrouw wordt aanzien?
De ander wringt zich in het hoofd van haar vriendin, kruipt in haar huid, dwaalt doorheen de onverlichte gangen van haar hart: "En wat als hij verliefd wordt?"
Ik volg op gehoorsafstand, nieuwsgierig naar hun antwoord op de vraag die ons onzichtbaar en ongeweten met elkaar verbindt. Gedrieën slaan we ter hoogte van het stadhuis dezelfde straat in.
Een knal!
We schrikken. Als synchroonzwemmers buigen we het hoofd en knijpen instinctief de ogen dicht: een regen van applaus en rijstkorrels stort als een zomers onweer op ons neer. Hun stemmen zwijgen. De stem in mijn hoofd zwijgt.
Of ze nog even tijd heeft om haar te helpen bij het schoenen kiezen, hoor ik haar vragen. Ze slaan linksaf, ik ga rechtdoor. Ritueel gewassen volgen we dezelfde weg.