(doelgroep: 10-jarigen)
Klas 6B was een heel normale klas tot op de dag waarop Berkje Mos binnenstapte.
“Hallo,” zei ze, toen ze in het deurgat van de klas verscheen. “Ik ben Berkje. Is dit 6B? Ik kom hier les volgen.” Alle kinderen keken op en staarden haar met open mond aan. Ze was het vreemdste meisje dat ze ooit hadden gezien. Om te beginnen zag haar jurk eruit alsof een gekke grootmoeder een hoop sjaals lukraak aan elkaar had genaaid.
“Wat zijn dat voor kleren!” riep Emma, die altijd volgens de laatste mode gekleed ging.
“Haar kleren?” lachte Eduardo. “Heb je al eens naar dat haar gekeken?”
“Emma, Eduardo, zo is het genoeg,” zei juf Katrien streng.
Maar Eduardo had gelijk. Het meest bizarre aan dat nieuwe meisje was haar dikke, zwarte haar. Het was ontzettend véél haar, en het zat ongelooflijk in de war. Het wolkte in dikke bossen om haar hoofd, als een soort donkere suikerspin waarvan het meisje zelf het stokje was.
Juf Katrien probeerde kalm te blijven en deed alsof er niets aan de hand was.
“Jij bent dus de nieuwe leerling?” vroeg ze vriendelijk.
Het meisje knikte. Daarbij bewoog haar enorme haardos van voor naar achter als een boom in een stormwind. De kinderen van 6B hielden allemaal hun hand voor de mond om het niet uit te proesten.
“Wat was je naam ook weer?”
“Berkje Mos, juffrouw.”
“Berkje?” Juf Katrien trok een wenkbrauw op. “Berk, zoals in berkenboom?”
“Jawel, juffrouw. En Mos zoals in mos.”
Nu schaterden de kinderen het uit, en juf Katrien moest heel streng rondkijken om de klas weer stil te krijgen.
“Welkom in onze klas, eh, Berkje,” zei de juf uiteindelijk. “Je zal je hier vast snel thuis voelen. Maar ik zou het wel op prijs stellen als je morgen wat verzorgder naar school komt. Je haar ziet er niet bepaald netjes uit.”
“Ik denk wel dat ze het gewassen heeft,” zei Benny, die op de eerste rij zat. “Zodra ze binnenkwam, rook ik shampoo.”
“Dat is bosgeur!” riep Lien, die naast Benny zat. “Ik herken het, want ik ben vorig weekend met mijn ouders naar de Ardennen geweest. We hebben in de bossen gewandeld, en daar rook het ook zo."
Met grote, groene ogen keek Berkje de juf aan.
“Mijn haar is verzorgd, juffrouw,” zei ze rustig.
Juf Katrien schudde het hoofd.
“Je hebt het niet gekamd, zoveel is duidelijk.”
“Mijn haar kan je niet kammen.
“Dat is onzin.”
De kinderen van 6B keken gespannen van hun juf naar Berkje, en van Berkje naar de juf. Alsof ze naar een tenniswedstrijd zaten te kijken. Een nieuwe leerling die al meteen op haar eerste dag de juf dierf tegenspreken! Dat kon nog interessant worden.
Juf Katrien was echter verstandig genoeg om het gevecht niet vooraan in de klas uit te vechten. Ze zei: “Ga maar achteraan zitten, zodat je niemand het zicht belemmert met al dat haar,” en ze besloot met de directeur te gaan praten, zo gauw ze de kans kreeg.
Na de middagpauze had 6B turnles met meester Tom. Dus zodra de laatste leerling de klas uit was, trippelde juf Katrien naar het kantoortje van de directeur. Ze zag hem niet meteen toen ze er binnenstapte. Maar directeur Dekkers was er wel: hij zat achter zijn bureau in kleermakerszit op de grond. Daar zat hij te mediteren, met zijn ogen dicht.
“Mijnheer de directeur?” vroeg juf Katrien.
Het kale hoofd van de directeur kwam boven het bureau uit piepen.
“Juffrouw Plattermans,” zei de directeur, terwijl hij overeind kroop. “Waarmee kan ik u van dienst zijn?”
Even wist de juf niet goed wat ze moest zeggen.
“Wel… Ik heb een nieuwe leerling in mijn klas.”
“Dat weet ik,” knikte de directeur. “Daar ben ik reeds van op de hoogte gebracht. Ik ben immers de directeur van deze school, nietwaar?”
“Ze zegt dat ze Berkje heet,” zei juf Katrien, “Berkje Mos. Is dat echt haar naam?”
“Jazeker,” zei de directeur. “Een charmante naam, vindt u niet? Beetje vreemd, maar charmant. Wat is het probleem, juffrouw Plattermans?”
Juf Katrien beet even op haar onderlip.
“Ze heeft zoveel háár...” zei ze uiteindelijk.
Bedachtzaam streek de directeur over zijn kale schedel. “Des te beter, juffrouw. Ik zie niet in waarom dat een probleem is.”
“Het is niet verzorgd. Ze zegt dat het niet gekamd kan worden.”
De directeur haalde zijn schouders op. "Er zijn belangrijker zaken in het leven dan je haar kammen."
“Jamaar… Ze belemmert anderen het zicht!” Juf Katrien klonk nu behoorlijk wanhopig.
“Dan zet u haar toch gewoon achteraan?”
“Dat heb ik gedaan.”
“Wel dan?” lachte de directeur. “Dan is het probleem toch opgelost?” Hij liep om het bureau heen en leidde juf Katrien vriendelijk de deur uit. “Laten we geen problemen maken waar er geen zijn, beste juffrouw Plattermans. Ontspant u zich een beetje. Alles is in orde.” En voor juf Katrien het wist, stond ze weer op de gang.
Een uur later kwamen de kinderen bijzonder opgewonden terug van de turnles. Ze riepen allemaal door elkaar.
“Juf, het was zó cool!”
“Ik heb nog nooit zoiets gezien!”
“Zo snel als een raket!”
“U raadt nooit wat Berkje gedaan heeft!”
Het kostte juf Katrien heel wat moeite om de kinderen stil te krijgen. Toen zei ze: “Sander, vertel jij eens wat er gebeurd is.”
Sander was een kleine, stille jongen. Hij stond helemaal achteraan, en iedereen draaide zich als één man naar hem om. Hij leek een beetje te groeien van de plotse aandacht.
“Het was heel bijzonder,” zei hij. “We moesten aan een touw omhoog klimmen. Dat is best moeilijk. Maar Berkje vlóóg naar boven. Alsof het niets was. Op een paar tellen zat ze helemaal bovenaan.”
Iedereen knikte heftig, en Hadjira, die erg goed was met moeilijke woorden, zei: “Ja, het was echt spectaculair.”
Toen keek de juf naar Berkje. Alle kinderen draaiden hun hoofd mee. Het nieuwe meisje stond tegen de muur geleund en keek alsof er niets aan de hand was.
“Het was niet spectaculair,” zei ze. “Jullie kunnen gewoon niet klimmen.”
“En wat zei meester Tom?” vroeg de juf.
“Die heeft het niet gezien!” riep Eduardo. “Hij stond met zijn rug naar haar toe. Het ging echt heel snel.”
Juf Katrien wist niet goed wat ze ervan moest denken. Daarom gebaarde ze de kinderen maar gewoon de klas in, en veranderde zo snel mogelijk van onderwerp.
“We hebben nog een uurtje,” zei ze, zodra iedereen op zijn plaats zat. “Laten we nog even verderwerken aan ons zee-project.” Ze startte de computer op en zette het interactieve schoolbord aan.
DE NOORDZEE QUIZ verscheen er in grote letters op het bord.
“Laten we eens kijken of onze klimkampioen ook iets afweet van de zee,” zei juf Katrien, en wenkte Berkje naar voren.
“Ik weet alles van de zee,” zei Berkje. “Vraag maar raak.”
De kinderen lachten en riepen: “Nee, Berkje! Je moet de vragen op het bord beantwoorden!”
Op het elektronische bord was ondertussen de eerste vraag verschenen. Die luidde: Welk land ligt er aan de andere kant van de Noordzee? Eronder stonden drie mogelijke antwoorden: Frankrijk, Spanje en Het Verenigd Koninkrijk.
“Het Verenigd Koninkrijk, natuurlijk,” mompelde Berkje.
“Aanklikken, Berkje!” riepen de kinderen door elkaar. “Je moet het juiste antwoord aanklikken, anders kan je niet verder naar de volgende vraag!”
Maar Berkje bleef staan en keek verwonderd naar haar medeleerlingen. Zo snel als ze in de turnzaal dat touw was opgeklommen, zo traag van begrip leek ze nu.
Emma hield het niet meer uit. “Mag ik het tonen, juf?”
Juf Katrien knikte, en Emma stapte naar voren.
“Kijk, zó,” zei ze, en drukte met haar wijsvinger op het elektronische bord, recht op de balk met de woorden Verenigd Koninkrijk. De balk lichtte groen op, en daarna veranderde het beeld en verscheen de volgende vraag. Berkje had staan toekijken met een zeer bedenkelijke blik in haar ogen.
“Je kan die vragen toch ook gewoon voorlezen, en gewoon het antwoord zeggen,” mopperde ze. Maar haar klasgenoten zaten haar vanaf hun stoelen toe te juichen: “Komaan! Je kan het! Vraag nummer twee!” Berkje zuchtte en las de tweede vraag hardop voor.
“Welk dier komt niet voor in de Noordzee? Garnaal, dolfijn of goudvis.”
Ze keek naar de juf en zei: “De goudvis natuurlijk. Da´s een zoetwatervis.”
Juf Katrien knikte. “Klik maar aan,” zei ze.
Heel langzaam stak Berkje haar vinger uit. En net op het moment dat haar vingertop het bord raakte, klonk er luid KNETS, en weg was het beeld op het elektronische bord. Ook de computer was uitgevallen. De juf probeerde alles wat ze kon om de boel weer aan de praat te krijgen, maar niets werkte. Ten einde raad stuurde ze Benny naar het secretariaat om hulp te vragen. Even later kwam de jongen terug met de boodschap dat er pas morgen iemand naar de computer kon komen kijken. Juf Katrien zat er een beetje verslagen bij.
“Mogen we buiten op de speelplaats ons eindejaarstoneeltje oefenen?” stelde Alexia voor.
“Vooruit dan maar,” zuchtte juf Katrien. De kinderen juichten, pakten snel hun spullen bij elkaar, en liepen naar buiten, de speelplaats op. Tussen de speelplaats en het voetbalveld was er een berm waarop een boom stond. Het was een grote eik met dikke takken, waaraan je al de eerste groene lenteblaadjes kon zien. De kinderen legden hun jassen en boekentassen onder de boom neer, en verzamelden zich in groepjes.
Het eindejaarstoneel was iets waar de kinderen apetrots op waren. Ze stonden dan ook te popelen om het aan hun nieuwe klasgenootje te tonen.
"Ik zal je het verhaal vertellen," zei Emma, en legde haar arm om Berkjes schouder. "Kijk, ik ben de koningin, Benny is de koning, en wij hebben tien kinderen. In de tuin van ons paleis groeit een magische bloem. Daar gaan de prinsen en prinsessen elke dag aan ruiken. Zo worden ze nooit ziek..."
"Het helpt zelfs tegen allergieën," merkte Benny op.
"En tegen zweetvoeten," zei Lien.
"Jaja," zei Emma verstoord, "en tegen reuma en kanker en waterpokken. Máár...!" Ze keek Berkje aan en stak dramatisch haar wijsvinger in de lucht. "Op een dag wordt de bloem gestolen door twee dwergen." Ze wees naar Nicky en Sander. "Zij zijn de dwergen. De koning stuurt natuurlijk meteen een stel ridders achter hen aan..."
"Dat zijn wij!" wuifde Tim, en hij wees naar Alexia, Benny en zichzelf. "Wij vangen de dwergen, en dan blijkt dat ze er een ziek jongetje mee wilden genezen."
"Dat zieke jongetje ben ik!" riep Eduardo, die er allesbehalve ziek uitzag.
"Inderdaad," zei Emma, die snel weer het woord nam. "En dan besluiten de koning en ik om de bloem in een park te planten waar iedereen eraan kan ruiken. En zo blijven alle mensen in het land gezond."
"Wat een mooi verhaal," zei Berkje.
"En jij krijgt natuurlijk ook een rol," zei juf Katrien. "Zou je graag iets zeggen op het toneel, of blijf je liever op de achtergrond?"
"Dat weet ik nog niet," zei Berkje. "Mag ik eerst gewoon toekijken?"
"Geen probleem," zei juf Katrien. "Kom maar hier naast mij in het gras zitten. Jongens en meisjes opgelet, iedereen op zijn plaats!"
En zo eindigde Berkjes eerste schooldag in klas 6B buiten in de zon.
De volgende morgen was de computer nog steeds niet hersteld en zat Berkjes haar nog even hopeloos in de war als de dag voordien. Juf Katrien wist niet welke van de twee ze het meest vervelend vond. Maar het meisje gedroeg zich voorbeeldig, dus besloot de juf haar voorlopig maar met rust te laten. De andere kinderen werkten die dag trouwens ook bijzonder flink mee. Flinker dan ooit, leek het wel. Zelfs Eduardo was de hele voormiddag braaf op zijn stoel blijven zitten. En hij had zijn hand opgestoken om te vragen of hij zijn potlood mocht gaan slijpen. Dat was nog nooit gebeurd.
Maar al snel keerde de onrust weer. Toen na de middagpauze juf Katrien haar klas ging ophalen op de speelplaats, stond iedereen in de rij, behalve Berkje. Net toen de juf aan de kinderen wou vragen waar hun nieuwe klasgenootje was, weerklonk over de speelplaats een schreeuw. Het was mevrouw Willekens van het secretariaat. Ze stond onder de grote eik en wees met een bibberende vinger naar de kruin van de boom.
“Ze zit helemaal bovenin!” gilde mevrouw Willekens.
In de top van de boom, daar waar twee dikke takken als een V uit elkaar gingen, zat Berkje. Ze wuifde vrolijk naar alle kinderen op de speelplaats, die zo´n zeven meter lager met open mond naar haar stonden te kijken. Meteen stoof een vijftal leerkrachten op de boom af, waaronder juf Katrien en meester Tom. Maar nog vóór iemand de boom bereikt had, was Berkje reeds lenig als een eekhoorn naar beneden geklommen. Daar stond ze naast de stomverbaasde mevrouw Willekens, met een blik alsof er niets gebeurd was. Juf Katrien kwam hijgend aanlopen.
“Jij gaat nu meteen naar de directeur,” zei ze met trillende stem.
Bij aankomst in de klas bleek dat de computer tijdens de middagpauze gemaakt was. Dat stelde juf Katrien weer een beetje op haar gemak. Ze startte de computer op, en het elektronische bord floepte aan net op het moment dat Berkje de klas binnenstapte.
“En?” vroeg juf Katrien, met haar handen op haar heupen. “Wat heeft de directeur gezegd?”
“Dat ik het niet meer mag doen,” zei Berkje, en ze wandelde neuriënd naar haar plaats achteraan in de klas. Even stond juf Katrien met haar mond vol tanden. Toen wees ze boos naar het elektronische bord en zei: “Hier. Noordzee quiz. Daar ben je nog niet van af.”
Berkje haalde haar schouders op en slenterde naar voren.
“Welk dier komt niet voor in de Noordzee: garnaal, dolfijn of goudvis,” las Berkje luidop.
Ze zuchtte en duwde op het woord goudvis.
KNETS.
Weer viel het beeld uit.
De kinderen schreeuwden van opwinding; juf Katrien staarde vol ongeloof naar het lege bord.
En toen schoot er een vogeltje uit Berkjes haar.
Het was een koolmeesje. Geschrokken fladderde het diertje door het lokaal en landde uiteindelijk op de boekenkast. Nu waren de kinderen helemaal niet meer te houden. Ze sprongen opgewonden op en neer, en tierden door elkaar.
“Een vogel!”
“Berkje heeft een vogel in haar haar!”
“Heb je dat gezien?”
“Daar zit hij!”
Het leek alsof ze in een ballenbad zaten in plaats van in de klas.
“STILTE!” bulderde juf Katrien.
Meteen was het muisstil.
Vanaf de boekenkast fladderde het vogeltje weer de klas in, maar niemand durfde nog iets te zeggen. De hele klas keek ademloos toe hoe het diertje in de gigantische haardos van Berkje dook. Het wrong zich een weg naar binnen en verdween tussen de zwarte lokken.
“Berkje,” zei juf Katrien, zo beheerst als ze kon. “Wist jij dat er een vogel in je haar zat?”
“Natuurlijk,” zei Berkje.
“En waarom precies, als ik vragen mag?”
“Gewoon, het is mijn vogel. Hij woont bij mij.”
Juf Katrien staarde het meisje aan. Ze had veel geleerd tijdens haar opleiding, maar niemand had haar ooit verteld wat ze moest doen met kinderen die het normaal vonden dat er vogels op hun hoofd woonden. Gelukkig stond er wel iets over dieren in het schoolreglement.
“Je weet toch dat je geen huisdieren mee naar school mag brengen?”
“Dit is geen huisdier,” zei Berkje oprecht. “Het is een háárdier. Hij woont niet in een huis, maar in mijn haar.” Een paar kinderen begonnen te grinniken.
“Als ze beestjes in haar haar heeft, dan heeft ze vast ook luizen en vlooien,” zei Eduardo plots.
Nicky, die naast Berkje zat, sprong gillend op van haar plaats.
“Wat een onzin!” riep Berkje. Ze zag er diep beledigd uit. “Als ik dat soort ongedierte op mijn hoofd had, dan at de vogel het toch meteen op? Het is net andersom: als er hier één iemand in de klas is die géén luizen of vlooien heeft, dan ben ik het wel!”
Gerustgesteld ging Nicky weer zitten.
Juf Katrien keek de klas rond.
Daarna keek ze naar de computer.
En toen naar Berkje.
“Kom,” zei ze uiteindelijk, “laten we maar weer naar buiten gaan. Jullie eindejaarstoneel wordt vast het beste van alle zesdejaars. Met al die extra repetities.”
Terwijl de kinderen van 6B onder de grote eik het schooltoneel oefenden, nam juf Katrien Berkje apart.
“Ik zou graag een keer met je ouders praten,” zei ze. “Geef me jouw agenda, dan schrijf ik er mijn telefoonnummer in. Zeg dan aan je ouders dat ze me opbellen.”
“Verloren moeite, juf,” lachte Berkje. “Mijn moeder heeft geen telefoon. Maar waarom loopt u na school niet even met me mee? Ik woon vlakbij.”
Geen telefoon? dacht juf Katrien. Wie heeft er nu geen telefoon? En hoe zit het met haar vader?
Maar ze keek in de grote, groene ogen van het vrolijke meisje met de vogel in het haar, en het enige wat ze kon uitbrengen was: “Okee.”
En zo kwam het dat na schooltijd juf Katrien naast een huppelend Berkje door de straten van de stad liep. Het meisje loodste haar naar een wijk met kleine arbeidershuisjes en bleef staan voor een huisje met een gele deur. Het was het enige huisje in de straat dat bijna volledig overwoekerd was door planten. Het vreemde was dat er in de straat helemaal geen plaats was voor planten: de huisjes hadden geen voortuin, maar grensden direct aan de stoep. De struiken die Berkjes huis inpakten, waren tussen de tegels van het voetpad opgeschoten. Hun stammen duwden de tegels omhoog, waardoor de stoep op die plaats erg hobbelig was. Berkje zag hoe de juf naar het voetpad stond te staren.
“Ja, de buren klagen erover,” zei ze.
“Waarom haalt je moeder die planten dan niet weg?” vroeg juf Katrien.
Berkje lachte hartelijk en zonder de vraag te beantwoorden, duwde ze de voordeur open.
“Mama! Mijn juf is hier! Ze wil met je praten!”
Juf Katrien bleef in het kleine halletje staan, terwijl Berkje de trap op rende met de woorden: “Ze komt zo, hoor!”
Dus wachtte juf Katrien.
Plots verscheen er een gestalte aan het einde van de gang. Het was een vrouw in een lange, groene jurk en met een enorme bos blond haar op het hoofd. Een toren van rommelig haar, nog drie keer hoger dan dat van Berkje. Er zaten bloemen in, en takken met blaadjes, en terwijl de vrouw langzaam vooruit schreed, zag juf Katrien hoe een muisje zijn kopje uit de haardos stak. Het snuffelde even rond en verdween toen weer tussen de blonde lokken.
“Welkom,” zei de vrouw, zodra ze vlak voor juf Katrien stond. “Ik ben Berkjes moeder. Mijn naam is Camelia. Wat fijn dat u komt kennismaken.” Haar stem klonk zacht en zangerig. Ze nam de handen van de bezoekster in de hare, en juf Katrien voelde tot haar verbazing hoe opeens haar hele lichaam zich ontspande. Ze liet zich als een kind naar de tuin leiden, waar Berkjes moeder haar een tuinstoel aanbood. Juf Katrien ging zitten en keek rond. De tuin achter het arbeidershuisje was erg klein, maar stond barstensvol bloemen en struiken. Het zag eruit alsof iemand een heel park had samengeknepen tot een bal, die daarna in dit tuintje ontploft was.
“Wat woont u hier leuk…” stamelde juf Katrien.
Berkjes moeder knikte en ging op een stoel naast die van de juf zitten.
“Ik weet waarvoor u komt,” zei ze. “Mijn dochter is niet als alle andere kinderen. U hebt vast nog nooit een leerling gehad met koolmeesjes in het haar.”
Juf Katrien knikte verbaasd. Ze probeerde ongezien in haar arm te knijpen, want ze was er zeker van dat ze droomde.
“Ik zal u iets vertellen wat veel zal verklaren,” zei Berkjes moeder, en keek de juf strak aan. Haar ogen waren blauw als vijvers. “Berkje is een bosfee. Net als ik. Wij zijn net verhuisd en proberen hier onze plek te vinden. Dit is geen ideale omgeving voor ons, maar wij hebben geen keuze. Er zijn nog maar weinig plekken waar we heen kunnen.”
“Zo zo,” zei juf Katrien. Een bosfee? Ze had er geen idee van wat dat precies betekende, maar als er iemand bij het woord "bosfee" paste, dan was het Berkje wel. En ook deze bijzondere vrouw met muizen op haar hoofd en de geur van bosviooltjes om zich heen.
“Waar is Berkjes vader?” vroeg ze opeens. Ze hoorde zelf hoe onbeleefd die vraag klonk, maar ze wist niet hoe ze het anders moest vragen.
Het blauw in de ogen van Berkjes moeder leek te bevriezen.
“Zoals ik al zei, is dit geen ideale wereld voor bosfeeën,” zei ze. “Mijn man is gestorven.”
“Het spijt me,” mompelde juf Katrien.
Toen staarden ze allebei een tijdje de tuin in, waar dikke hommels tussen de paarse bloemenkegels van de vlinderstruik zoemden.
“Het is niet gemakkelijk voor mijn dochter,” zei Berkjes moeder na een tijdje. “Ik hoop dat u haar kan helpen zich thuis te voelen op school.”
“Maakt u zich geen zorgen,” zei juf Katrien, en ze legde haar hand op de arm van Berkjes moeder. “Ze doet het heel goed in de klas. Zolang ze maar niet weer in een boom kruipt.”
De mooie bosfee glimlachte en knipoogde. “Daar zal ik het eens met haar over hebben.”
Even later stond juf Katrien weer op straat, en terwijl ze omkeek naar het overwoekerde huisje, kneep ze zich nogmaals in de arm.
Ze droomde niet.
De volgende morgen kreeg klas 6B onverwacht bezoek. Het was de directeur, die meteen op het bureau van juf Katrien toeliep en met zijn wijsvinger een paar keer op de computer tikte.
"Is dit de computer die al voor de tweede maal kapot is? Wat spookt u er toch mee uit, juffrouw Plattermans? U moet wat voorzichtiger met dit dure materiaal omspringen, hoor!"
Meteen stak Sander zijn hand op. Dat was heel vreemd. Sander was de stilste jongen van de klas, hij stak nooit zijn hand op. Juf Katrien gaf hem meteen het woord, want ze wist toch niet wat ze de directeur moest antwoorden.
"Mijnheer de directeur," begon Sander beleefd, "het is niet de schuld van onze juf. We hebben helemaal niets onvoorzichtigs gedaan met de computer. Bovendien is ook het interactieve bord kapot. Dus waarschijnlijk ligt het aan de verbinding tussen beiden of aan een probleem met het elektriciteitsnetwerk van de school." De hele klas keek Sander bewonderend aan, en ook juf Katrien was onder de indruk van zijn wijze woorden.
"Aha," mompelde de directeur, en hij wreef even over zijn kale schedel. "Dan zal ik eens met de klusjesman gaan praten. Werken jullie zolang maar lekker verder met het krijtbord." Hij was bijna weer de klas uit toen hij zich omdraaide. "Da´s waar ook: ik heb nog een belangrijke mededeling. Volgende week komt de inspectie." Hij liet even een stilte vallen om te laten merken hoe belangrijk die mededeling was.
"Er komt een inspecteur hier in de klas, die dan een uurtje achteraan komt zitten om een les mee te volgen. Mag ik erop rekenen dat iedereen zijn beste beentje zal voorzetten?"
Iedereen knikte en Nicky stak haar hand op.
"Ja, Nicky?" zei de directeur.
"We zijn heel goed bezig, hoor," zei Nicky ernstig. "Zelfs Eduardo steekt tegenwoordig zijn hand op om te vragen of hij zijn potlood mag gaan slijpen."
"Zo is dat!" zei Eduardo fier.
"Mooi zo," knikte de directeur. Toen gleed zijn blik van Nicky naar Berkje.
"Juffrouw Plattermans," zei hij, zonder zijn ogen van Berkje af te wenden, "zou u mij even willen volgen naar de gang?" Daarna groette hij de kinderen en liep de klas uit, gevolgd door de juf.
"Dat kind met dat ontplofte haar, is dat Berkje Mos?" fluisterde de directeur, zodra hij en juf Katrien alleen op de gang stonden. Juf Katrien knikte. "Daar zal vóór volgende week iets aan moeten gebeuren," zei de directeur beslist. "Dat kind ziet eruit alsof ze met haar hoofd in een spinnewiel heeft vastgezeten. Zoiets laat geen goede indruk na bij de inspectie."
Om nog maar te zwijgen van het koolmeesje dat erin woont, dacht juf Katrien, maar dat zei ze natuurlijk niet hardop.
"Wat wilt u dat ik doe?" vroeg ze.
"Geen idee," zei de directeur, "maar ik ben er zeker van dat u een elegante oplossing zal vinden. Uiteindelijk is het maar voor een dagje. Maandag om precies te zijn, de inspecteur komt op maandag. U hebt dus nog een heel weekend de tijd. Veel succes."
Toen gaf hij de juf een schouderklopje en liep fluitend de gang uit.
Juf Katrien keek erg zorgelijk toen ze de klas weer binnenstapte.
"Wat heeft de directeur gezegd?" vroeg Alexia.
"Ik weet het al," zei Berkje. "Hij had het over mijn haar. Nietwaar, juf? Hij is vast bang dat het de inspecteur een slechte indruk zal geven."
Juf Katrien knikte.
"Het spijt me, Berkje," zei ze zachtjes. "We zullen er een oplossing voor moeten vinden."
"Maakt u zich geen zorgen," zuchtte Berkje. "Ik blijf volgende week gewoon een dagje thuis wanneer de inspectie komt."
"Geen sprake van," zei juf Katrien plots ferm. "Jij hoort bij deze klas. En de komst van één of andere inspecteur verandert daar niets aan. We vinden er wel iets op."
"Als we nu eens een grote muts voor haar breien," stelde Tim voor. Lien schudde haar hoofd.
"Dat zou dan een enorme muts moeten zijn," zei ze. "Dat zou er nog steeds erg vreemd uitzien. Zo´n enorme bult op haar hoofd."
"Of een tulband!" riep Eduardo.
"Nee!" riepen een paar kinderen. "Da´s nog vreemder!"
"Juf," zei Emma, "mag ik iets proberen?"
"Ga je gang," zei juf Katrien.
Emma haalde uit haar schooltas twee borstels en drie kammen. "Deze is speciaal om knopen te ontwarren," zei ze, terwijl ze een van de borstels omhoog hield. "Als het hiermee niet lukt, dan lukt het nergens mee."
"Ik heb het al gezegd, mijn haar kan je niet kammen," zei Berkje, "en ook niet borstelen. Maar als je het wil proberen: doe gerust."
En zo werd er achteraan in de klas een mini-kapsalon ingericht. Berkje zat braaf op haar stoel, Emma woelde in het dikke, zwarte haar, en Nicky gaf Emma haar kammen en borstels aan. Het koolmeesje zat ondertussen op Berkjes pennenzak te wachten tot het werk gedaan was.
Het was geen succes.
Berkjes haar leek wel een eigen leven te leiden. Telkens wanneer Emma een geborstelde lok losliet, draaide de hele boel weer in de war. Ze verloor zelfs een van haar kammen.
"Berkje, jouw kapsel heeft mijn kam opgeslokt!" riep ze verbaasd uit. "Ik geef het op. Er is niets mee te beginnen." Ze grabbelde haar overgebleven spullen bij elkaar en liep verslagen terug naar haar plaats. Het koolmeesje schurkte zich tevreden weer tussen Berkjes lokken.
Toen ging de bel voor de speeltijd.
Op de speelplaats troepten alle kinderen van 6B om Berkje heen.
"Waarom ben jij zo anders?"
"Hoe komt het dat jij zo´n bijzonder haar hebt?"
"Hoe doe je dat toch, zo snel klimmen?"
"Waarom valt het bord altijd uit wanneer jij het aanraakt?"
Het waren allemaal vragen die ze niet dierven stellen in het bijzijn van de juf. Ze vonden hun nieuwe klasgenootje geweldig, maar er waren dingen die ze niet begrepen. En nu wilden ze een antwoord.
"Ik zal het jullie vertellen," zei Berkje. Maar laat me jullie eerst iets tonen. Anders geloven jullie me vast niet. Breng me wat aarde."
"Hoe bedoel je, wat aarde?" zei Alexia, maar Tim was al onderweg naar de grote eik. Bij de stam van de boom groef hij wat grond op, en rende ermee terug naar het groepje. Met haar handpalmen omhoog vormde Berkje een kommetje, en Tim liet de aarde erin vallen.
"Goed opletten," zei ze, en sloot haar ogen.
De kinderen dromden nog dichter om haar heen, en keken gespannen naar het zand in haar handen. Eerst gebeurde er helemaal niets.
"Als je die grond in goud gaat veranderen, mag je er wel eens mee opschieten," zei Eduardo, die ongeduldig begon te worden.
Maar toen riep iemand opeens: "Ik zie iets bewegen!"
En inderdaad: uit het hoopje aarde schoot een dun, groen steeltje op. Het groeide en groeide. Met open mond keken de kinderen toe hoe aan het uiteinde van het steeltje een knop ontstond.
"Het is een bloem..." fluisterden ze ademloos.
Berkje had ondertussen haar ogen weer geopend. Ze glimlachte. En net op dat moment barstte de kleine knop open. Witte bloemblaadjes vouwden zich uit elkaar als de vingers van een open hand.
"Dat is een madeliefje," zei Hadjira verbluft, "een echt madeliefje. Berkje, hoe doe jij dat toch?"
"Ik ben een bosfee," zei Berkje. "En bosfeeën zijn verbonden met de kracht van de natuur."
De kinderen knikten. Het klonk hen allemaal heel logisch in de oren.
"En waarom doe jij de computer dan altijd uitvallen?" vroeg Sander.
Berkje haalde haar schouders op. "De natuur is erg krachtig," zei ze. "Computers kunnen daar niet zo goed tegen, veronderstel ik. Mijn moeder heeft ooit een gat in een gsm gebrand."
Daarvan was iedereen sterk onder de indruk.
"Zeg, die truc met de bloem," zei Benny, "zouden we dat in ons toneeltje kunnen gebruiken? Dat zou wel heel erg cool zijn, niet?"
Tim schudde meteen het hoofd. "Ben je gek?" zei hij. "Dit is ons geheim. Als iemand erachter komt dat Berkje dit kan, dan komt ze vast in de problemen. Zelfs haar kapsel is hier een probleem. En dat is niets vergeleken met wat ze ons net heeft laten zien."
"Ons toneel!" riep Hadjira plots uit. "Natuurlijk! Dat is de oplossing! Ik weet wat we moeten doen wanneer de inspecteur komt!"
Iedereen keek haar verrast na terwijl ze wegspurtte over de speelplaats. Ze liep recht naar de leraarskamer. Daar vertelde ze haar plan aan juf Katrien. Die luisterde aandachtig, en zei toen: "Hadjira, dat is een schitterend plan."
Toen de inspecteur die volgende maandagochtend op school aankwam, stond de directeur hem al op te wachten aan de schoolpoort.
"Laten we eerst klas 6B bezoeken," zei de directeur. "Die zijn met iets interessants bezig, dat wilt u vast zien." En hij trok de inspecteur mee aan zijn mouw, de gangen door. Bij 6B aangekomen, liet hij de inspecteur eerst binnenstappen. In het klaslokaal waren alle stoelen en banken aan de kant geschoven. Achteraan in de klas stonden alle kinderen bij elkaar in een grote, bontgekleurde troep. Ze droegen verkleedkleren en bijna de helft van hen had een kroontje op het hoofd. Juf Katrien kwam op de mannen toestappen. "Wat fijn dat u ons vandaag komt bezoeken, mijnheer de inspecteur. Wat een aangenaam toeval! We zijn net aan het repeteren voor het schooltoneel." Ze liet Maartje en Lien twee stoelen vooraan plaatsen, met de rug naar het bord.
"Gaat u zitten, dan krijgt u een privévoorstelling," zei ze.
"Nou, ik ben benieuwd," zei de inspecteur vriendelijk, en hij nam plaats op een van de aangewezen stoelen. De directeur ging naast hem zitten, en fluisterde hem in het oor: "Heel creatief, hoor, deze klas.Veel talent en rare ideeën. We vervelen ons hier geen moment." Toen klapte juf Katrien kordaat in haar handen, waarop de kinderen hun plaatsen innamen. En zo kreeg de inspecteur een toneelstuk te zien over een koning en een koningin, en een heleboel prinsen en prinsessen. Er was een magische bloem (die duidelijk van papier gemaakt was), waar al die koninklijke kinderen aan gingen ruiken. En er waren drie boswezens die de bloem stiekem kwamen stelen. Het waren wezens met rafelige kleren en vleugels van ijzerdraad en nylon. Ze droegen enorme pruiken op hun hoofd, waarvan het haar geweldig in de war zat. Er staken pluimen, takken en bloemen in hun pruiken, en even dacht de inspecteur zelfs een vogeltje te zien . Maar dat kan natuurlijk niet, dacht hij. De boswezens namen de bloem mee naar een ziek jongetje, dat als een springveer overeind schoot zodra hij aan de bloem geroken had.
"Jeeej, ik ben weer beter!" gilde het jongetje wild. "Joepie, joepie!"
Toen zag de inspecteur hoe de trotse koningin de bloem in het midden van de klas neerzette. Iedereen ging in een rij staan om eraan te ruiken, en eigenlijk had de inspecteur zin om mee in de rij te gaan staan. Enthousiast klapte hij in zijn handen en riep: "Bravo! Bravo!"
Juf Katrien liep naar hem toe. Ze zag er een beetje zenuwachtig uit.
De inspecteur nam haar hand en zei: "Dat was zeer knap, juffrouw. U levert goed werk met deze klas."
Toen richtte hij zich tot de kinderen. "Wat een schitterende prestatie, beste jongens en meisjes. Hartelijk gefeliciteerd. Dit is een zeer fijne manier om de dag te beginnen."
Daarna werd hij door de directeur weer naar buiten geleid. Maar net voor de inspecteur de klas uitstapte, draaide hij zich nog even om. Hij stak zijn neus in de lucht en mompelde: "Je zou toch zweren dat het hier naar... bos ruikt."
Zodra de twee mannen de deur uit waren, vielen de kinderen elkaar juichend om de hals. Sander en Nicky namen de enorme pruiken van hun hoofd, Emma gooide haar kroon in de lucht, en iedereen danste om Berkje heen. Die stond in het midden van de rondedans te glunderen.
"En driemaal hoera voor Hadjira!" riep juf Katrien.
"Hip hip hip... HOERA!" bulderden de kinderen drie keer achter elkaar.
Daarna liet de juf hen alle stoelen en banken weer op hun plek zetten. Vóór de kinderen het goed en wel beseften, zaten ze weer op hun plaats. Het leek opeens weer een gewone lesdag, al hadden ze nog steeds hun verkleedkleren aan.
"Wat nu, juf?" vroegen ze.
Juf Katrien zag er opeens ook een beetje verloren uit.
"Tja..." zei ze, en staarde een tijdje naar de computer.
"Aan ons interactieve project over de Noordzee kunnen we niet verder werken. We zullen een andere manier moeten vinden om over de zee te leren."
Sander stak zijn vinger op.
"Juf," zei hij ernstig, "waarom gaan we er niet gewoon naartoe?"
Het was woensdagochtend, twee weken na de komst van de inspecteur. Voor de schoolpoort stond een bus met draaiende motor te wachten.
"Allemaal instappen!" riep juf Katrien. Met rugzakjes, zonnepetten en drinkbussen stapten de kinderen de bus op, en zochten zich een plaatsje. Dat gebeurde erg luidruchtig, en het was een heel gepuzzel voordat iedereen eindelijk neerzat. Juf Katrien stond vooraan naast de buschauffeur, en sloot de microfoon aan. Terwijl de bus zich in beweging zette, verkondigde ze door de microfoon: "Noordzee quiz! Waar waren we gebleven? Oja, welk dier komt niet voor in de Noordzee: garnaal, dolfijn of goudvis?"
"De goudvis!" riep Tim vanaf de achterste bank doorheen de bus. "Want dat is een zoetwatervis! Dat heb ik goed onthouden, hé?"
"Inderdaad," knikte juf Katrien. "Volgende vraag. Hoe noem je de periode waarin het verschil tussen hoogtij en laagtij het grootst is? Springtij, schanstij of supervloed?"
Er volgde een doodse stilte.
"Nicky?" probeerde juf Katrien.
Nicky schudde haar hoofd.
"Hadjira? Sander?... Iemand?"
Geen reactie.
Ergens halverwege de bus begon een grote, zwarte haardos hikkend op en neer te bewegen. Onder dat haar zat Berkje te lachen.
"Berkje, weet jij het antwoord?" vroeg juf Katrien.
"Natuurlijk," zei Berkje, terwijl ze rechtop ging staan. "Dat is springtij. Ben ik echt de enige die dat weet? Jullie moeten nog veel leren, hoor. Stadskinderen!" Daarop kreeg ze onder luid gejoel een paar zonnepetjes naar het hoofd gegooid, en lachend dook ze weer naar beneden.
"Zou jij zelf misschien een paar vragen willen stellen?" vroeg juf Katrien.
"O ja!" riep Berkje, en schoot naar voren.
"Juf, opgepast, ze mag de microfoon niet vastnemen!" waarschuwde Sander. En hij had gelijk, want zodra Berkje naast de juf stond, klonk er door de luidsprekers een knisperend geluid. Daarom bleef juf Katrien de microfoon zelf vasthouden en richtte hem vanop een veilige afstand naar Berkje.
"Dit is mijn vraag," zei de kleine bosfee. "Hoe oud kan een zeester worden? Vijf, dertien, of vijfendertig jaar?"
"De juf moet antwoorden!" riepen de kinderen. "Juf, zeg het! Wat denkt u?"
Juf Katrien keek alsof ze diep nadacht, en zei toen: "Vijf jaar. Dat lijkt me lang genoeg voor een zeester."
"Fout!" riep Berkje in de microfoon. "Het juiste antwoord is vijfendertig jaar!"
De kinderen juichten "Één- nul voor Berkje!" terwijl het meisje glunderend weer naar haar plaats liep. Ze ging weer zitten en Hadjira, die op de bank voor haar zat, boog zich over de rugleuning van haar stoel naar Berkje toe.
"Hoe komt het dat jij zoveel over de zee weet?" vroeg Hadjira. "Je bent toch een bosfee? Het lijkt me logisch dat je veel over de bossen weet, maar over de zee...?"
Berkje knipoogde. "Ik heb zo mijn contacten."
"Wat voor contacten?" vroeg Hadjira.
Maar het bosfeetje haalde haar schouders op en zei niets meer.
Na de quiz mochten de kinderen één voor één naar voren komen om een grap te vertellen. Dat deden ze met veel plezier, al hadden ze sommige grappen al honderden keren gehoord.
Alleen Emma kon niet meteen op een mop komen.
"Laat Eduardo er maar één in mijn plaats vertellen," zei ze, en toen vertelde Eduardo er vijf achter elkaar. Op dat moment draaide de bus een parkeerterrein op.
"Het is wit en het ontploft!" riep Eduardo ondertussen door de microfoon. "Een boemkool!"
De chauffeur parkeerde en zette de motor af.
"Het is geel en het gaat op en neer?... Een kuikentje in een lift!" ging de jongen vrolijk verder.
"Het is wit en het valt omhoog?... Een gek sneeuwvlokje!"
"Goed, Eduardo, dat is wel voldoende," zei juf Katrien en trok voorzichtig de microfoon uit zijn handen. "Kinderen, maken jullie je klaar om uit te stappen? Lunchpakketten meenemen, maar de jassen mogen blijven liggen. Het ziet er behoorlijk warm uit buiten."
Zodra ze waren uitgestapt, riep Lien: "Ik kan de zee al ruiken!"
En inderdaad, achter een paar straten met vakantiehuizen lagen de duinen en de Noordzee op hen te wachten. Zodra de kinderen de zee in het oog kregen, begonnen ze te hollen, door de duinen en het strand op. Daar trokken ze hun schoenen uit, stroopten hun broekspijpen op, en renden de zee in. Ze liepen spetterend door het ondiepe water en spatten elkaar nat. Alleen Berkje bleef wat achter. Maar zodra ze de branding bereikte, trok ook zij haar schoenen uit en stak voorzichtig een teen in het water. Juf Katrien kwam naast haar staan.
"Ga jij niet in het water?" vroeg ze.
"Liever niet," zei Berkje. "Ik hou wel van de zee, hoor. Ik kijk er graag naar. Maar pootjebaden is niet echt mijn ding. Ik klim liever in een boom."
Juf Katrien lachte. "Dat kan ik me voorstellen," zei ze.
Ze speelden de hele voormiddag op het strand, en na de lunch gaf juf Katrien les. Het was de fijnste les die de kinderen ooit hadden gehad: met de geur van zeezout in hun neus, de wind in hun haren, en krijsende zeemeeuwen boven hun hoofden. Na de les keek juf Katrien op haar horloge en zei: "We hebben nog een uurtje. Laten we het er nog maar even van nemen."
"Mogen we doen wat we willen?" vroeg Alexia.
"Ja," zei de juf. "Behalve klasgenoten ingraven in het zand. Ik heb geen zin om jullie te moeten uitschudden voor je de bus weer opstapt." Benny, Tim en Eduardo keken een beetje beteuterd, want dat was exact wat ze van plan waren geweest.
En zo spendeerde 6B de rest van de namiddag op het strand: onder een blauwe hemel, aan de blauwgrijze Noordzee. Sommige kinderen raapten schelpjes, anderen bouwden zandkastelen (maar niemand werd ingegraven). Juf Katrien liep met Maartje, Mathijs en een paar anderen op blote voeten langs de vloedlijn. Berkje zat in kleermakerszit in het zand, vredig voor zich uit te kijken.
Hadjira kwam naast haar zitten.
"Zeg, Berkje," zei ze, "als bosfeeën bestaan, bestaan zeemeerminnen dan ook?"
Berkje haalde haar schouders op, en glimlachte geheimzinnig.
Toen zei ze: "Wat komt er niet voor in de Noordzee: dolfijnen, goudvissen of zeemeerminnen?"
Daarna sloeg ze haar arm om Hadjiras schouders, en zo zaten ze een tijdje samen naar de zee te kijken. Even dacht Hadjira dat ze in de verte, waar de zon de golven deed glinsteren, de staart van een zeemeermin zag.