Beschaving

24 feb 2015 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Een nieuw subject is geboren. Ontstaan uit de spontaniteit waarmee zijn docenten lesgeven en uit de spiritualiteit hoe hij deze interpreteert. Doorheen zijn hele traject, wandelt hij als een opnieuw verhevene, gevallen engel. Hij leest gedachten van mensen die zijn pad kruisen en hij weet dat het échte gedachten zijn, omdat ze zijn eigen bestaan betekenis geven. Misschien is het toevallig dat vandaag de eerste zon schijnt na een lange, donkere, koude winter. Misschien is het toevallig dat hij net nu ziek is en dat hij geen vijf woorden over zijn tong krijgt zonder dat zijn neus een hoop snot uitscheidt. Hij haat dat hij dit niet onder controle heeft. Elk beschaafd mens moet dit op zijn minst kunnen controleren. Eens gehabitueerd in zijn vervoersmiddel, passeert de eerste persoon die getuige is van zowel zijn ongecontroleerdheid als zijn haat ervoor. Een willekeurige controleur controleert zijn vervoersbewijs en na een formele "alstublieft", komt er een "dank u", vergezeld van een luidruchtige onstopbare nies die tot gevolg heeft dat de controleur z'n hele gezicht beklad is met een vettig pak slijm.

"Stommerik! Stommerik! Ik haat je." De controleur vergeet plotseling zijn beslijmde gezicht en gaat helemaal op in de man die zijn eigen hoofd tegen de venster bonkt als een wildeman. Hij neemt zichzelf onder handen alsof hijzelf met zijn eigen vrouw in bed gelegen heeft. Het raam kent een grove diepe barst en hij? Hij bekijkt zichzelf. Zijn hoofd in de weerspiegeling, terwijl de controleur stokstijf blijft staan uit verwondering en afgunst over wat er net gebeurde. In die spiegeling ziet hij een gedrochtelijk gezicht beklad met bloed. De barst splijt zijn eigen gezicht in twee, als een eeuwig litteken waarvan hij gedoemd is altijd mee geconfronteerd te worden. Hij verdiende het, denkt hij bij zichzelf, voor hij de controleur een glimlacht gunt. Ondanks al het bloed dat uit zijn hoofdhuid vloeit, neemt hij zorgeloos een zakdoek uit de binnenzak van zijn jas en kuist er zorgzaam alle bloed mee op dat zich op het raam bevindt. Hij kijkt verder dan de weerspiegeling, naar buiten, waar de zonnestralen zich richten tot de kerk van zijn geboortedorp. Vervallen gronden, verkavelingsgebied, vergane glorie van de ooit florerende industrie, opslagplaatsen en magazijnen, depots van autohandelaars, de rottigheid van de stadsrand die hem heeft getekend voor het leven. Hij stelt zichzelf een ultimatum. Wil hij verdergaan, dan rijdt hij verder. Afstappen zou betekenen opnieuw te kiezen voor verval. Een terugkeer naar de verderfelijkheid. Blijven zitten en genieten van de weg naar het onbekende was datgene waar hij zich op wou richten. Een willekeurige weg door beelden, woorden, teksten en gedachten. Hij neemt afscheid van zijn vertrouwde habitat en waagt zich aan een wereld voorbij de verbrandingsovens die de wolken maken, die op hun beurt de regen maken die de grond voedt waaruit zijn wortels, ajuinen en aardbeien ontspringen. De zuurheid werkte als een verslavend, slapend gif dat zijn leven trachtte te overwinnen, net als een sigaret en de gewoonte sluipend het leven domineren van een roker. Maar de strijd was nog niet gestreden. De gewoonte is een stoute, op lust beruste minnares die niet liever doet dan neuken, met het gevaar dat we onszelf in de bittere zaligheid verliezen en dat onze ogen niet meer voorbij haar oppervlakkige schoonheid kunnen kijken.

Na de zurigheid van de fabrieken, floreren buiten de bossen, de weides en de rivieren. Zowel de zure gewoonte als de gewoonte der eenzaamheid zijn hier aanwezig. Door de grens met de stad ziet hij met zijn eigen ogen hetgene waarvan hij elke nacht droomt maar hij merkt te laat dat hij helemaal alleen is in een dichtbegroeid bos met enkel eekhoorns waarvan hij de gedachten kan lezen. "Eikels.", zegt hij en hij wil de blauwe lucht zien die is ingepalmd door de kruinen van de verrotte zilverberken. "Meneer, is alles OK?", vraagt de nog altijd op dezelfde manier staande controleur. "Ja hoor.", zegt hij en hij staat op, neemt zijn schoudertas op zijn schouders en stapt uit.

Hij heeft honger. Hij beslist om zichzelf niet te voederen. Verbeelding en creativiteit zijn zijn onuitputbare voedingsbronnen. Toch is hij voorzichtig en geduldig opdat hij geen maagzweer zou krijgen van zijn overmatige vraatzucht voor woorden en beelden. Daarnaast is informatie een belangrijke secundaire bron. Het is de rijkdom en de luxe van ons bestaan. Is kunst dan geen soort van informatie? Een soort van rijkdom? Hij beeldt zich in een stuk uit haar been te bijten. Ze heeft haar voeten in bruine botjes verstopt en haar bovenbenen stellen zich tentoon als de pieken van een smeltende ijsberg onder een ultramarijnen rok.

"Waarom rijden auto's op sporen?", vraagt hij haar.

"Omdat het teveel zou kosten om ze te vervoeren via de openbare weg.", antwoordt ze.

Er rust een korte pauze tussen het geprek.

"Spijtige zaak dat er zoveel oorzaak en gevolg toegeschreven wordt aan de financiële voordelen die een overweging met zich meebrengt.", stelt hij. "Ik zou je perfect willen neuken, hier en nu op deze kramikkelige bank, zonder dat er een reden voor bestaat, zonder dat iemand er een voordeel uit haalt, enkel en alleen om het neuken zelf zou ik het willen doen. Ik zie aan je gezicht, je reactie en je gedachte dat je van dezelfde mening bent dus waarom beginnen we er niet meteen aan?"

"Omdat neuken met een vreemde nu eenmaal niet sociaal geaccepteerd is.", zegt ze weerwillend (zowel weerstandig als welwillend). "Trouwens, heb jij geen honger?", vraagt ze hem met een tuitlip, en twee hongerige ogen.

Ze zitten samen op de trein richting het zuiden, de trein der traagheid, waar ze tijd en ruimte hebben om ontelbare spelletjes te spelen, om elkaar op te eten, en waar het wachten op de treinen niet ingevuld wordt met de gedachte om met elkaar te neuken. Ze kijkt door de weerspiegeling van zijn ogen naar buiten en ziet er een grote machinale constructie die containers van links naar rechts verplaatst.

"Een container als huis zou nog eens een goed idee zijn.", zegt ze.

Hij beslist haar naïeve gedachte te negeren en zich te focussen op de trein die steeds sneller en sneller rijdt. Buiten zien ze samen een zoo, gevuld met mensen en dieren. Dat biedt stof tot nadenken. Zijn het de mensen die toeschouwer zijn van de dierlijke beelden? Of zijn zij zelf de toeschouwers van een dierlijk fenomeen? Het rollenpatroon van mens en dier wordt zeer courant gewijzigd. Gaan we weg uit de zoo en keren we weer naar de gebruikelijke habitat, die nu zichtbaar is dankzij de illustratie van opgesloten dieren, dan zien we onszelf als toeschouwer van objecten die deel uitmaken van een zoölogisch project. De dieren laten zich vrijwillig opsluiten in kooien en klagen dat de beer z'n neus door de draad steekt en snuffelt aan de billen van de hinde. Het enige rationele tegenargument dat geboden kan worden is dat de beer veel te bruut is voor de souplesse en natuurlijke finesse van de hinde. De irrationele driften nemen echter de bovenhand en de beer verslindt de jonge hinde, scheurt haar vlees van het lijf en kauwt haar billen in alle richtingen die denkbaar zijn. Hij bijt haar in de nek zodat ze helemaal geen weerwerk meer kan bieden en hij haar kan consumeren tot op het bot, vanbinnen en vanbuiten. Alleen haar geest blijft over. Deze leeft voort en is gedoemd een leven te leiden in functie van anderen. De beer kent geen racunes, geen tristesse voor hetgeen hij gedaan heeft.

"Tentoonstellen van gedachten is niet wijselijk.", zegt hij. Na diep rochelen spuwt hij haar recht in het gezicht. Zij blijft hier vreemd genoeg koelbloedig bij. Ze geeft geen kik. Haar ogen zijn nog steeds gericht naar de zoo van mensen. Buiten. Hij draait zijn hoofd en kijkt haar via de weerspiegeling in de ogen. Zijn slijm baant zich een weg van het tipje van haar neus naar beneden. "Wat ben je mooi.", zegt hij gemeend, terwijl hij wegdroomt in haar groenbruine mysterieuze ogen. Hij ziet dat ze het helemaal niet erg vindt wat er zojuist gebeurd is. Ze vindt het zelfs leuk, ziet hij. Ze geniet bijna van zijn slijmerige lichaamssap op haar gezicht. Een druppel slijm tart de zwaartekracht en vormt een lange sliert die steeds langer en langer wordt en verticaal zijn weg baant naar beneden. Hij zoekt ongeduldig zijn weg naar haar bovenbenen. Recht daar tegenover zit hij te staren, te dromen en te fantaseren over het moment dat dit werkelijk zou gebeuren. Het moment dat zijn slijm zou landen op haar prachtige benen, die strak tegen elkaar, recht tegenover hem geëtaleerd staan. Hij focust zich op die potentiële samenkomst van slijm en vel, op onbezorgde wijze, zonder schroom en zonder schaamte, al was hij alleen met haar op de wereld en dit de normaalste zaak was. Hij beleeft elke seconde, elk moment waarop de druppel het lichaam nadert, in een onwaarschijnlijke extase. Hij heeft geen oog meer voor de zoo, voor haar onmiskenbare gedachten, maar alleen voor de druppel en haar strikt gesloten benenpaar. Glijden. Schuim. Sap. Het maakt hem gek. Gedachten, ideeën, beelden flitsen door zijn hoofd. Plotseling opent ze haar benen. Door de schok valt de lange sliert recht naar beneden tussen haar twee voeten.

"Verdomme!", schreeuwt hij uit terwijl hij naar de groene slip kijkt die overduidelijk zichtbaar is geworden door de plotselinge sprijding.

"Ik haat u!", schreeuwt hij verder uit. Hij kletst haar één keer zo hard hij kan in haar aangezicht. Het slijm vliegt alle richtingen uit. De ramen, het tafeltje en de bank worden ermee beklad. Hij veegt zijn hand af aan zijn broek en bekijkt haar. Haar wang is rood. Haar ogen tranen.

Door de tranen heen ziet ze zijn ondertussen gekalmeerde maar teleurgestelde gezicht. Ze wist dat hij maar al te graag wou meemaken wat er zou gebeuren wanneer ze haar benen niet spreidde. Dat was gemeen van haar. Moet ze zich nu vernederd voelen omdat ze een klets in het gezicht heeft gekregen? Moet ze kwaad zijn omdat hij haar op die manier heeft terechtgewezen? Ze had geen zin om ergens anders te gaan zitten of van het hele ding een scène te maken. Ze zat nu eenmaal goed waar ze zat. "Mag ik eens in je zak kijken?" vraagt ze hem, dit keer met een pruillip. Wanneer ze hem zo'n gespeelde bedelende blik geeft kan hij niet anders dan eraan toegeven. Het enige alternatief zou zijn om haar keel met twee handen vast te nemen en haar mooie gezichtje tegen het raam te bonken tot ze bewusteloos op de bank ligt. Wanneer ze in schoonheid slaapt heeft hij echter niets aan haar. Hij wou haar niet bewusteloos, hij wou dingen met haar uitwisselen. Hij wou haar dingen geven, zoals speeksel snot en slaag. Hij wou ook dingen van haar krijgen, beelden en woorden, komende uit de glorie van haar vrouwelijke pracht. Plat op de bank zou hij dus (bijna) niets aan haar hebben.

Ondertussen vraagt ze hem: "Vind je me écht mooi?"

"Ik zou niet eens meer met jou naar bed willen gaan.", antwoordt hij en hij gaat verder met zijn spontane betoog: "Dat is het mooie aan de hele situatie. We zitten hier samen rechtover elkaar. Moest je me vragen om te neuken, om te kussen of om te vrijen (in hoeverre dat mogelijk is op ons niveau) zou ik meteen rechtstaan en wegstappen. Mijn interesse voor jou zou plotseling zo laag staan als voor die van de zoo. Hetgene dat me hier intrigeert is de spanning die we samen opbouwen. We zijn geen haantjes en kippen die elkaar naderen en meteen pronken met alles dat ze in hun mars hebben, neen, wij zijn het soort mensen dat verder kan kijken dan de façade, zelfs verder dan de woonkamer wanneer we iemand gelijkaardig leren kennen. Al is het leuk eerst te kijken of die façade en de fundamenten voor de woonkamer stevig in elkaar zijn gegoten. Jouw grond achter die constructie is er één dat ik wil bevochtigen, één dat ik wil vermurwen. Dankzij mijn water en dankzij mijn zaden zal er een bloem bloeien binnenin jouw muren en daar zal je me dankbaar voor zijn. Je bent me nu al dankbaar dat ik dit allemaal met jou wil doen. Je wist ook al langer dat ik het met jou wou doen. Daarnet, toen ik je gezicht onderspuwde en je niet wegliep, liet je me weten dat je niet liever had dan dat ik je grond zou bevochtigen. "

Er volgt een ijzige stilte die niet ongemakkelijk maar eerder noodzakelijk is. Ze kijkt hem recht in de ogen. Dit keer niet via de weerspiegeling.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

24 feb 2015 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket