sinds de laatste stembusgang
ben ik monddood en jaag ik mijn honden
naar de verborgen tiran die achteroverleunt
de handen op zijn buik legt
zijn kapitaal wordt uur na uur afgeroomd
voor een taart waar hij alleen van schrokt
de kruimels laat hij aan zijn beul
die mijn honden neerschiet
de tiran houdt mij in een wurggreep
ik wurm me los, kom overeind en schik
mijn kleren, in de verte hoor ik zijn orgie
de lome roes, de plons in het zwembad
hij is arm aan argumenten
mijn bezwaren werp ik als stenen
over zijn hek, veroorzaak een vals alarm
monddood keer ik me van hem af