Bofkonten

3 nov 2014 · 10 keer gelezen · 0 keer geliket

Toen ik om halfzeven bij de Turk stond, gebeurde er iets wonderbaarlijks.

Vooreerst: ik kom daar graag. Het is een vriendelijke man, die Turk. Hij maakt heerlijke dagschotels, ze zijn direct klaar, ze kosten niks, en ze zijn lekker.
En daarbij is hij nog eens heel vriendelijk.
Heerlijk.
Hij is ook het soort man die zegt dat twintig euro goed is, terwijl drie dagschotels eenentwintig euro kosten. Neenee, zei ik. Just is just, declameerde ik. (Waarom ik dat nu zo precies zei, weet ik nog altijd niet, maar het kon wel op bijval rekenen bij de Turk, en het kan maar bijdragen tot een nog erg lange en goede commerciële relatie die ik sinds kort met de man heb. Of eerder een gastronomische relatie, eigenlijk.)
Honger dat ik had. Man.

En toen ik daar zo wat stond te wachten, met een lege brooddoos in mijn buik, terwijl er drie man in de weer waren met mijn dagschotels, kwam er een jongeman binnen.
Als men me zou vragen om hem te beschrijven na een gewapende overval, ik zou het niet meer goed weten, maar het kwam me voor dat hij van het Indische type was. Een wat donkere dikke haardos, en enige baardgroei. Zwarte broek en shirt.
Niet vriendelijk.
Hij liep achter me door, en staarde enkele ogenblikken naar de eetwaren in de glazen etalage. Hij leek me te twijfelen wat hij wilde bestellen.
En toen stapte hij plots terug naar buiten.

Mijn blik kruiste met die van de man van het voortreffelijke Turkse etablissement en we moesten beiden glimlachen.
Ik keek hem vervolgens vragend aan, maar hij pikte meteen in:
‘Dat doet die elke dag.’
‘Elke dag?’ vroeg ik.
‘Ja, elke dag.’
‘En hij bestelt niks?’
‘Nee, hij heeft nog nooit iets besteld.’
‘En zegt of vraagt hij niks?’
‘Nee, hij komt binnen, kijkt in de etalage, en stapt terug naar buiten en loopt verder.’
De twee andere mannen die nu druk in de weer waren met het netjes verpakken van mijn drie dagschotels, knikten bevestigend met een minzaam en beleefd lachje.

Heerlijk.
De twee studenten die met hun pukkels midden in hun pittabroodje zaten bij de ingang, hadden het ook gevolgd.
Ze proestten het uit, waardoor hun huid nu een mix van pukkels en saus was.
Er heerste een uitgelaten sfeer in dit eenvoudige restaurant, waarbij de neonreclame aangaf dat het ‘open’ was. Alle zes moesten we lachen.
Fijne momenten.

Ik liep enkele ogenblikken later vrolijk over de smerige doch doorleefde voetpaden van deze stad, met in mijn hand een plastieken zakje met daarin drie dampende dagschotels.

Bofkonten, dat zijn we, elke dag weer opnieuw.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

3 nov 2014 · 10 keer gelezen · 0 keer geliket