‘Botermelksepap,’ ik lust het niet en zus moet ervan huilen. Iedere morgen hetzelfde ritueel. Zuster Imelda die met de handen op de rug de tafels één voor één langsloopt. Het bord moet leeg. Ik neem een grote schep uit mijn bord, knijp mijn neus toe en slik het door. Om zus te helpen neem ik ook een schep uit haar bord, maar als Zuster Imelda niet kijkt krijgt de plant die naast me staat een flinke geut. Met mijn lepel frutsel ik de dikke brei onder de aarde. De plant gedijt goed, zus en ik iets minder.
Eens in de week is het feest. Vlees, een dunne schel en drie sneden wit brood.
‘Opa, één plak vlees voor drie sneden brood dat is toch niet genoeg,’ zeur ik als ik weer eens naar huis mag. Opa zit vol verhalen over zee en varen en over zwarte mensen die arm zijn.
‘Wees blij,’ vermaant hij. Sommige mensen hebben niks. Opa heeft voor alles een truc. 'Als je eerst het brood opeet en dan pas het vlees dan geniet je er dubbel van.' Ik ben het daar niet mee eens. Soms heb ik al genoeg na twee sneden brood en dan heb ik het vlees niet eens aangeraakt. Ik pak het nu anders aan. Ik schuif het stukje vlees iedere keer een beetje achteruit. Een grote hap brood en een klein hapje vlees.