Leuven, 1 april 2018
Dag X,
Ik schrijf je op de eerste zondag na de volle maan. Er liggen geen eitjes in de tuin, waar het desalniettemin lente zal worden. Gisteren spotte ik de eerste hommel, maar die heeft nu vast gedesillusioneerd het loodje gelegd. De zon houdt zich alweer mokkend achter de wolken schuil. Pasen laat hem Siberisch koud. Mijn vader heeft naar eigen zeggen nog steeds de handen vol met de houtkachel en dat is heus niet alleen omdat hij stilaan tot de derde leeftijd behoort – als ik me tussen neus en lippen laat ontvallen dat het bij opa en oma ook altijd zo warm was, dan mag hij dat vooralsnog met een korreltje zout nemen. Het is lastig balanceren op de eindeloze uitlopers van de polar vortex.
Ach, tegen dat jij deze brief leest, blaast de merel als vanouds hoog van de toren en nip ik van mijn wekelijkse latte macchiato met de deur wagenwijd open. Je moet weten dat mijn weekend pas begint als men tegen een uur of half negen mijn klantenkaartje heeft afgestempeld en ik beslag heb kunnen leggen op de krant. Die telt ’s zaterdags gelukkig zoveel bijlagen dat je hem makkelijk kunt delen met een klant of drie. Het is zo dat ik Hilde en Dirk heb leren kennen. ‘Hilde en Dirk, ook met een i!’, zoals zij verrukt opmerkte toen ze het koffiemeisje naar mijn naam hoorde vragen. Wat we behalve die bijzondere letter en een zwak voor de juiste latte op de juiste plaats verder nog gemeen hebben, laat ik graag over aan de fantasie. Op een manier volstaat het dat we luisteren naar dezelfde Latin jazz en elkaar van lectuur voorzien. Een beetje zoals ik jou en jij mij van een brief.
Liefs,
Ingemar