Sofie,
Het was al warm toen we mekaar zagen. Kortemouwen- en blotetenenweer.
Jouw tenen.
Er moet me iets van het hart, Sofie. Je nagellak verraadt mijn lievelingskleur.
Toeval bestaat niet, zegt mama. En je zal het met me eens zijn dat mama's doorgaans gelijk hebben.
Daarom schrijf ik je in het geniep. Volgens mij kijk je, net als ik, behoedzaam de kat uit de boom.
Tot je op me valt - en ik op jou. Als een rijpe vrucht.
De reis die ons zal samenbrengen, Sofie, vertrekt in juli. Le temps des cerises ...
Ik schrijf je dit met een aprilse gril tegen het vensterraam, maar met een zwoele zeebries in het achterhoofd.
Αντίο! Tot ziens!
Ingemar